Limonade, patat en slaag
voor tweejarige peuter
lar trefpunt bij vreemde
operaties van jongeren
KRAAMKAMER :p£
[oppartijen en diefstallen
J gewoonste zaak geacht
-P
Triest tafereel in lawaai-tent
„Wat is er toch met jou?"
fieuwe Leidsche Courant
Als je werkt tel je niet mee
JANNEER u in de Haagse binnenstad loopt, komt u wellicht langs de
een of andere espressobar, waarin u een aantal jongens en meisjes
van 16 tot 25 jaar ziet, vrolijk en druk pratend en hangend rond de
[kebox, waaruit schetterende muziek klinkt Vaak met een sigaret in de
[nd trachten de jongens elkaar te overschreeuwen en zij scheppen op
r hun heldendaden bij de meisjes.
Glimlachend loopt u er voorbij. Misschien moet u plotseling denken
i uw eigen jeugd en u herinnert u, dat het vroeger allemaal heel anders
is. Nog daargelaten dat er vroeger geen espressobars waren en geen
.'•zaakjes, u kon op zaterdagmiddag niet ergens in de stad rond-
gen; u had er meestal niet eens geld voor.
oneer u dit tafereeltje ziet, realiseert u zich niet dat die on-
Ituldig uitziende teenagers, nozems of hoe zij dan ook genoemd mogen
■den, geen van allen werken en er ook allerminst naar verlangen. U
iet niet, dat er binnen plannen tot diefstal worden beraamd, dat er
iuden sieraden, waarvan de afkomst duister is, worden verhandeld.
I
[et is nu zaterdagmiddag en de enke-
Tdie werken zijn er nu ook bij. Ter-
;1 ze druk praten en lachen wordt plot-
iing de deur met geweld opengegooid
een stem roept: „Jongens helpen!"
te twee woorden hebben een verbijs
terende uitwerking. Het rumoer i;
aak is plotseling verstomd, alleen hel
yaeschetter van de jukebox is nog te
ioren. Als versteend zijn de jongens blij-
ien staan. Een moment maar. Dan, als
ip een afgesproken teken, worden de
Overjassen uitgedaan en ergens op de
rond gegooid. Een man of tien rent
aar buiten, blijft even staan, zet 't dan
njp een lopen naar een bepaald punt ii
le stad. Een groot plein, waar een men
zich verdringt om een aan
vechtende jongens.
[fjToewel er zeker driehonderd mensej
in te kijken is er toch niemand die het
,—tijn hoofd haalt de vechtenden te schei-
yToch Is de strijd ongelijk. Drie nozems
weren zich uit alle macht tegen zes
SJieche jongens-
E Zelfde strijd
Bet is dezelfde strijd als enkele jaren
Siden. De strijd tussen de blanke en de
Wlne jeugd. Zij kunnen elkaar niet uit
sta en iedere gelegenheid om elkaar dal
1|b te laten voelen wordt met beide vuis-
aangegrepen. Misschien zijn de In-
che jongens jaloers op de Haagse no-
is om een paar meisjes, misschien kun-
I de nozems .,de blauwen", zoals zij do
leren noemen, niet uitstaan omdat zjj
il mooiere kleren hebben. Een prachtige
italon met zeer smal toelopende pijpen,
i gestreept overhemd met een schreeu
wende stropdas en een leren jacket
I
tf.je nieuw aangekomenen werken zich
elt de ellebogen snel door de toeschou-
Mrs en er wordt onmiddellijk op losge-
•sfgen. En hard ook. De bruine jongens,
hun drie tegenstanders plotseling zo
Sitig versterkt zien, gaan er snel van-
iee stoere agenten naar voren,
tar de arena is inmiddels veran-
rd in een vredig en rustig straat-
'ereeltje. Overal staan mensen te
aten en de nozems begeven zich
iet een achteloze houding tussen
publiek. Twee van de vechters-
zn trekken juist hun colbert-
.e aan wanneer de agenten naar
Joren komen. De knapen worden
legrepen en krijgen een plaatsje in
le politiejeep.
tan minuten later is het grote plein
er schoon. De mensen vervolgen weer
snaai htm weg. Het relletje is afge-
en, denken zij. En od het eerste gezicht
Cft dat ook zo. Er wordt althans niet
er gevoohten. Maar in feite duurt de
|jd voort en straks zal die weer opnieuw
pars ten.
enje nozems begeven zich weer op hun
bak naar de espressobar. Er wordt
gepraat-
gtWie waren het?", vraagt de barkeeper.
Paar van die „blauwen", antwoordt er
1 a- „Maar we zullen ze wel vinden en
l schoppen wij ze helemaal open".
d'n deze trant wordt nog een minuut of
I doorgepraat en dan gaat de hels
ep de straat op. Twintig gezonde jon-
ls van om en nabij de twintig jaar, die
6n te belabberd zijn om te werken, zien
au niet tegenop om desnoods de hele
inenstad uit te kammen teneinde „die
te vinden. Ze verdelen zich in
!S van drie vier man, lopen
de handen in de zakken,
4&ne groepjes
Ti de zaterdagmiddagdrukte van de stad
tan zij niet op- En mócht al het oog
een voorbijganger vallen op een paar
'pen die al slenterend hun kauwgum
dan zal hij daar verder niets achter
&en. Want hij ziet niet, dat vijftig
tar verderop nog een groepje jongen»
sti óók met de handen in de zakken
k kauwgum etend. En aan de overkant
er ook vier.
Gevolgd
tak de Indische jongens die nu komen
Mlenteren zien het niet. Wel hebben
'n de gaten dat zij op een gegeveD
Went worden gevolgd door drie nozems
schenken er geen noemenswaardige
klacht aan. Wanneer even later een
de jongens een hand op zijn .schouder
«t schudt hij die driftig af.
itat had hjj misschien niet moeten doen,
want zonder dat er iets gevraagd wordt
krijgt hjj nu een stomp in zijn rug die
hem tegen de grond doet tuimelen. En
dan is plotseling het gevecht weer in volle
gang. De nozems, van alle kanten haastig
toegeschoten, sluiten hun prooi in
slaan links en rechts om zich heen.
Een wat oudere heer die de strijd Onge
lijk vindt en de gemoederen wil susset
krijgt een draai om zijn oren. Wanneer hi
zich woedend ermee blijft bemoeien dein-
zen de jongens er niet voor terug hem
een flinke aframmelihg tc geven. De
wrijft nu zijn pijnlijke wang en hoort zich
„overgrootvader" naroepen.
,,De politic moest die krengen opslui
ten", mompelt hij.
Maar de politiewagen, die na de eerste
vechtpartij nog enige tijd heeft rondge
reden, is inmiddels verdwenen. Daarop
hebben de knapen wel gewacht.
Andere operatie
In de bar is het op hetzelfde ogenblik
nog even druk. In deze kleine ruimte,
waar het altijd propvol is, worden tien
of twintig man niet gemist. Van de vecht
partij in de stad weten zij nog niets af
Bij de deur staan vier jongens die het
zoeken hebben opgegeven. Zij zijn tot de
conclusie gekomen dat zij hun tijd beter
kunnen gebruiken.
Even later lopen zij weer op- straat
Twee van hen rennen haastig terug, geven
hun colbertjasje aan de barkeeper en
trekken dan hun overjas weer aan De
colbertjasjes verdwijnen achter de bar
ergens in een klein kastje.
vier jongens slenteren op hun gemak
door de stad- Koosje is er ook bij. Hi]
vraagt een sigaret aan een van zijn vrien
den. Koosje is de enige van deze vier die
geen geld heeft. Hoe de anderen aan
eeld komen weet niemand, zij hebben het
•n ieder geval ndet verdiend met werken.
Zonder dat er iets wordt afgesproken
begeven de vrienden zich naar een groot
kledingmagazijn in de binnenstad. Daar
;n zij de lift naar de derde etage,
afdeding herenkleding. Met him onver
schillige gezichten zien zij er niet uit
alsof zij iets willen kopen en zij maken
de indruk dat zij gewoon hun tijd door
brengen met een beetje slenteren.
Op de derde etage verspreiden zij zicb
Twee lopen "naar het rek waaraan prach
tige suède jasjes hangen. De anderen zoe
ken een plaatsje in de buurt op, vanwaar
zij kwasi naar kleren blijven rondkijken.
Inmiddels schijnen de twee hun keus ge
maakt te hebben. Met enkele jasjes lo
pen zij naar een spiegel en gaan passen
Ze trekken hun overjas uit en het valt
niet op dat zij géén colbertje dragen
Een suèdejasje wordt gepast- Het schijn'
niet erg te bevallen, want ze nemen
weer een ander. Dat gaat zo een tijdje
door, totdat zij blijkbaar tot de koop
besloten hebben. Met hun keuze-jasje
aan lopen zij terug naar het rek en han
gen de andere jasjes weer op hun plaats.
Bij de spiegel pakken zij onverschillig
him overjassen van het haakje.
Dan worden ze opgemerkt door een ver
koper. De jongens zien er tevreden uit
alsof zij het jasje reeds gekocht hebben
de verkoper denkt, dat het voor hem
nog slechts een kwestie is van een bon
netje schrijven.
Maar voordat hU bij de twee jongens
is komt één van de twee „uitkijken" In
„Ach mijnheer, ik ben al een lielc tijd
op zoek naar 'n behoorlijk kostuum, kunt
u mij mlschien even wijzen?" Eén moment
is dc aandacht van dc verkoper afgeleid
Als hij weer opkijkt staan dc twee jon
gens met de suède jasjes niet meer bij de
„Zeker door een collega geholpen.
denkt de verkoper en hij neemt zijn nieu
we klant mee naar de afdeling herenkos-
Maar de verkoper vergist zich. De twee
knapen zijn niet door een andere verkoper
geholpen, o nee Van het korte ogenblik
dat him vriend de verkoper afleidde heb
ben zij gebruik gemaakt om snel hun
overjas over het suède jasje aan te trek
ken. Nu slenteren zij weer onverschillig
verder.
De brutale diefstal is door niemand opge
merkt en de knapen voelen zich zó op
hun gemak dat zij er niet aan dénken
de benen te nemen. Eén van de „uit
kijken" heeft zich weer bij hen gevoegd
en gedrieën wachten zij kalm totdat de
vierde de verkoper heeft afgepoeierd.
Het gaat nu weer met de lift naar een
andere afdeling. In een hoek staan grote
rekken met stapels overhemden. Een
van de vier zoekt even tussen de over
hemden naar de juiste maat. De dri°
andere gaan in een kringetje voor hem
staan, zodat niemand ziet dat de vierde
snel een overhemd onder zijn jas laat
verdwijnen.
De hele diefstal heeft zich in misschien
tien minuten of een kwartier afgespeeld
In deze tijd is het kledingmagazijn byna
driehonderd gulden armer geworden
Zaterdagavond om half zeven is het al
weer vol in de espressobar- Achterin de
zaak staat een aantal jongens bij de juke
box, voorin staan er weer enkelen U
schreeuwen en in het midden zitten eer
paar rustigen aan de bar. Het is weei
hetzelfde toneel als vanmiddag.
Een afschrikwekkend toneel, wanneer
men weet, dat al deze knapen pa
rasiteren op de maatschappij. Dat
zij het allemaal eenvoudig vertik
ken om te gaan werken, en dat, ter
wijl ze allemaal gezond van lijf en
leden zijn. Hoewel het leven dat
deze jongeren leiden beslist geen
gezond leven genoemd kan worden.
Lichamelijk zijn zij gezond, ja,
maar hun innerlijk is verdorven.
Ze kennen eenvoudig geen normen
Niet meer gesproken
De barkeeper is inmiddels afgelost en
de nieuwe gaat koffie bijzetten. Over de
vechtpartijen van vanmiddag wordt niet
meer gesproken. Twee jongens laten hun
suède jasjes bewonderen. „Mooi he", zegt
er een ,,Kost maar effetjes honderdvijf
endertig gulden".
Ook over de diefstal wordt met geen
woord meer gerept. Dat hoeft immers niet-
Ze wéten toch van elkaar dat zij geen
geid hebben? Althans geen geld om Iets
te kopen. Hier vraagt niemand hoe je
aan iets komt
Ook niet als Jan met een paar achttien
karaats gouden halskettingen komt
dragen. Het is mooi spul. Jan wil het
kwjjt. Hjj heeft schulden gemaakt met
pokeren in een danstent. Toen hij niet
kon betalen is hjj eruit gegooid. HU mag
er niet meer komen. Maar Jan gaat zijn
schulden wel betalen. Eerst even iets ver
kopen. De afkomst van de gouden kettin
gen is duister, maar dat interesseert nie
mand. De barkeeper neemt de sieraden
cn taxeert ze deskundig. HU weifelt even,
weegt ze nog eens op zijn hand en doet
dan een bod: „drie meier", ofwel driehon
derd gulden.
Jan lacht schamper: ,,Het is wel vijf
honderd waard, ik heb het laten taxeren"
„Nou!', zegt de barkeeper, „verkoop het
Commentaar
Slechts één stap
"PVE „gangs", zoals er hier één uit
eigen waarneming wordt be
schreven én de onderwereld liggen
beangstigend dicht bij elkaar. Er is
zelfs op een enkel punt direct
tact. Willen de jongeren uit de door
ons beschreven groep namelijk hun
gestolen waar kwijt, de barkeeper,
die, naar uit onze onderzoekingen
naar voren kwam, een notoire re
cidivist blijkt te zijn, speelt daarbij
dan onder meer de rol van de man.
„die er wel raad mee weet".
Het behoeft geen betoog van welk
een gevaar ér hier sprake is! Im
mers van zo'n „jeugdgang" naa:
onderwereld, ook wel de Penoz#
genoemd, is maar één stap. Vandaar
de titel van deze serie: „Kraam
kamer van de Penoze", met andere
woorden: Hier worden geboren of
kunnen worden geboren de mis
dadigers van de toekomst.
HET is of deze jongeren trachten
te balanceren op een slap
koord met de grootste kans dat ze
hun evenwicht helemaal verliezen
en terechtkomen in de duistere
spelonken van deze Penoze. Voor de
jongens, waarvan de meesten al
eens in aanraking kwamen met de
politie, of zelfs de justitie, houdt de
toekomst dam het „beroeps"-misda-
digerschap in; voor de meisjes het
volledig afglijden tot prostitutie.
MEN zal het woord „nozem"
slechts enkele keren, en dan
nog met tegenzin gebruikt, in deze
kolommen aantreffen. In de eerste
plaats omdat het een niet ten on
rechte aangevochten aanduiding is,
ten tweede omdat het „pro
bleem" van degenen die door dit
woord worden gedekt typisch ge
klede jongelui met een eigen ge-
en een van anderen afwijken
de mentaliteit - beslist minder
alarmerend geacht moet worden
dan het vraagstuk van de hier be
sproken jongelui.
J JET beeld in de espressohar is altijd hetzelfde. Maandag, dinsdag,
woensdag, enzovoorts. Maar zaterdag is liet wel het drukst,
't Is vreselijk om de muziek aan te horen. In een uur wordt zeven
maal dezelfde plaat gedraaid. En het geschreeuw van de jonge be
zoekers boven de muziek uit doet denken aan een indianenstam
op bet oorlogspad. Maar de jongelui schijnen er geen last van te
hebben en ook de barkeeper niet. Zij allen houden van lawaai,
kunnen in feite niet tegen rust en stille.
Slechts één is er op dit uur in de bar,
.e niet tegen het lawaai kan en bang
is voor al die vreemde, grote mensen,
is een klein hummeltje, een meisje
nog geen twee jaar. Zezit ergens tussen
al die grote kerels op de grond en huilt
Een van de meisjes in de zaak neemt de
kleine op schoot en vraagt: „Wat is
nou toch met jou?"
Een klein kind in een herrie-temit,
schreeuwerig en rokerig hol en dan nog
vragen wat is er met jou.
De moeder van de kleine, een meisje
van twintig jaar, doet een stap ni
voren en geeft haar kindje een klap
het gezicht.
„Doe niet zo gek", zegt ze.
Het kindje begint te schreeuwen. Eén
van de knapen neemt het op en zegt;
„Jongens, dóórgeven". Met gejuich
wordt dit voorstel begroet en hoog
boven de hoofden wordt het kleintje
doorgegeven naar achteren. De jonge
ren schreeuwen door elkaar; „Kom hier
met mijn dochter" en „Niks jouw doch
ter, het is mijn dochter, nietwaar, puk-
lei e, ik ben je vader hè?". De knaap die
dit zegt wijst op de andere jongens
vraagt: „Of is dót je vader, of die daar,
of die?"
Het kind wordt
i de moeder
De techniek van het stelen in
kledingmagazijnen. Op de foto
boven 'n jongen die snel en on
gezien 'n trui onder zijn jas stopt.
Het meenemen van een jasje is
iets gevaarlijker maar overi
gens nog vrij eenvoudig. Eén
van de jongens heeft een jasje
gepast en er komt reeds een
verkoper aanlopen. Die wordt
echter door één van de „uit
kijken" afgeleid en van dat mo
ment maakt de dief gebruik
zijn overjas over het jasje aan
te trekken (foto rechts).
Jan staat voor een dilemma. Het verschil
groot. Een juwelier geeft er wel vijf
honderd voor maar die vraagt ook waar
alles vandaan komt.
Hij zal er nog eens over denken zegt hij
en verdwijnt dan om in een naburige baT
een pilsje te gaan drinken.
Misschien kan hij daar bete-r „zaken
gegeven en krijgt opnieuw een tik. „Doe
tooh niet zo gek, met dat idiote gehuil".
Een van de jongens bestelt voor do
kleine een flesje limonade.
De barkeeper reikt het aan. netjes met
een rietje.
„Niks rietje", zegt de moeder, „zij kan
best uit de fles drinken". En Inderdaad
Verslaggever was
„een der hunnen"
Gedurende vele weken heeft
een onzer verslaggevers prak
tisch onafgebroken vele mid
dagen in een z.g.n. espresso
bar en tal van avonden tot
diep in de nacht in een nacht
club een wat de politie met
een Engels woord noemt
„g a n g" geobserveerd. Een
„gang" is een groep jongeren,
waarvan de meesten niet wer
ken, die allerlei ongeoorloofde
activiteiten ontwikkelt.
Deze observatie geldt een
Haagse „gang", maar de ver
slaggever had evengoed een
Rotterdamse of een Amster
damse kunnen nemen, omdat
men ze in alle grote steden
aantreft.
Onze verslaggever slaagde
erin door deze groep als „een
der hunnen" te worden be
schouwd. Zijn ervaringen, die
wij in een tweetal pagina's,
waarvan dit de eerste is,
hopen weer te geven, werpt
het licht op een triest ver
schijnsel, dat er altijd geweest
moet zijn, doch dat thans,
naar officieel is gebleken, in
verhevigde vorm op de voor
grond treedt.
Deze artikelen beogen een
waarschuwing te zijn. In de
eerste plaats aan de jeugd in
het algemeen, verder aan alle
opvoeders. Want uit tal van
gesprekken is ons gebleken,
dat men te simpel over deze
zaken denkt, dat men ze ener
zijds overtrekt en anderzijds
bagatelliseert. Wij hopen op
de derde pagina een poging
te doen de volgende vragen te
beantwoorden: „Hoe is dit
alles mogelijk?" en „Wat kun
nen wij er aan doen?"
zet het kleine meisje de fles aan haar
mondje cn drinkt hem achter elkaar leeg.
„Ik gooi er nog een flesje tegenaan",
roept één van de jongens flink. Het
kleintje drinkt nog een flesje zoetig vocht
daarna nóg een. Dan ls het mlssclUk
begint opnieuw tc hullen, wat tot ge
volg heeft dat het wéér een klap krUgt..
Moeder
De moeder, gekleed in een paarse
regenjas, zwarte nylonkousen en hoogge
hakte schoentjes, leunt onverschillig
tegen de muur. Zij rookt de ene sigaret
de andere en deelt haar sigaretten gul
In scène gezet
Ten einde misverstand te
voorkomen vestigen wij i
j aandacht op, dat alle in deze
artikelenserie voorkomende
foto's „in scène gezet" zijn.
I Uiteraard heeft de fotograaf
wel ten doel gehad de werke-
Iijkheid zoveel mogelijk te be- j
naderen.
uiit. Zij draagt geen rtng, want zij is ndet
getrouwd. Het doet haar ogenschijnlijk
niets, dat het kleine kind niemand heeft
tegen wie het pappie kan zeggen.
Wanneer één van de meisjes haar
vraagt of de kleine al gegeten heeft ant
woordt zij: „Natuurlijk, wij hebben net
patat gehaald, lékker, met mayonaise".
Zo gaat het dtis. Een ongehuwde moe-'
der van twintig jaar met een doch
tertje van bijna twee. De moeder
die nauwelijks beseft wat haar
kindje te kort komt, doordat het
geen vader kent, mist de liefde om
voor haar kindje eten klaar te ma
ken. In een patatzaakje krijgt de
kleine te eten en daarna drinkt het
drie flesjes limonade leeg in een
espressobar. Moeder maakt intus
sen lol met de andere meisjes en de
jongens.
's Avonds
's Avonds komt zij terug zónder haar
kindje. Misschien is dé kleine bij oma.
wellicht ook helemaal alleen thuis. Moe
der draagt nu een laag uitgesneden jurk.
Zij gaat met de anderen mee naar een
fuif. Twee meisjes, die op een boerderij
ergens in Leddsohendam wonen, hebben
iedereen die maar komen wil uitgenodigd.
Vader en moeder zijn het weekeinde ndet
thuis en de hele boerderij is dus ter be
schikking. Bovendien kan men het net
zo laat maken als men zelf wil
Meer meisjes van 18 tot 20 jaar gaan
naar die fuif, gekleed In gewaagde jur
ken. Jongens van 20 tot 25 jaar, in broe
ken met smalle püpen, suèdeschoentjes,
die zU „bordeelslulpers" noemen en
suède jasjes. Enkelen gaan met een wa
gen, anderen op de bromfiets. Achterin
een kleine bestelauto, waar nauwelijks
twee mensen behoorlijk zouden kunnen
zitten, gaan drie jongens cn drie meisjes.
Zij liggen wel over elkaar heen maar wat
geeft dat? Ze zijn Immers onder elkaar?
Ver na middernacht
Hoe het op de fuif toegaat behoeft geen
adere beschrijving. Tot ver na het mid
dernachtelijk uur wordt er gelachen, ge
dronken, gedanst. De ouders van de meis
jes die de fuif geven logeren ergens bui
ten de stad en zijn al lang in diepe slaap
verzonken. Zij weten niet beter of hun
brave dochters slapen al lang. Ze hebben
er geen notie van dat er een fuif wordt
gehouden en dat de uitnodiging zo is
gedaan dat er evenveel meisjes als jon
gens zijn.
In die lallende drukte op de boer
derij, diep in de nacht, denkt geen
mens meer aan de kleine peuter, die
zich die middag misselijk heeft ge
dronken aan limonade. Bij geen van
allen komt het ook maar één ogen
blik op dat de kleine nu wellicht
huilt en roept om mammie.
Zelfs de moeder is haar kindje
vergeten.
Volgende keerI
Nachtleven voor pubers i