GOM Frederik van Eeden clc iSp&anóe óchilcler en cjralicuó LEONARD BERNSTEIN (I) dirigeert en speelt ZONDAGSBLAD ZATERDAG 2 APRIL 1960 llliiiliiiliiiil!: EXPRESSIONISME IN DE KUNST EENZAAM was Greco, die zgn visioenen en inner lijke sensaties zonder voor behoud in zjjn kunst uitstort te en daarvoor een nieuwe vormtaal en kleurenwereld moest opbouwen, die zijn eigen tijd vreemd en zonderling vond. Eenzaam ook, omdat hij een laat gekomen middeleeuwse geest, een ware mysticus en dromer was, die nader tot de byzantijnse ikoonschilders stond, dan tot de realistische pracht der Renaissance, maar ook tot het koele intellectualisme der manieristen en tot de sensuele pathos van de Barok. Maar eenzaam en groot rijst ook tweehonderd jaren later de figuur van de Spaanse schilder Goya boven zijn eigen, woelig-gespleten tijd op. Ofschoon niemand dieper in zijn eigen land en tijd wortelde en niemand ook een dermate betoverende weerspiegeling en tevens een zo onverbiddelijke ontmaskering ervan kon geven dan hij, bleef ook hij eenzaam, een Titaan die tegen een hele wereld heeft gestreden. Gracieuze rococo-idyllen en bloedige revolutie-episoden Weliswaar werd hij in zijn eigen tijd al gewaardeerd met uiterlijke eer en vaak met bewon dering omgeven, maar zijn ware grootheid en wezen, zijn onverge lijkelijke eigen aard en zijn felle genialiteit werden toch pas later volop begrepen. En dit is helaas het lot van zo vele grote geesten, in 't bijzonder van vele expres sionisten, dat wij het haast als een historische noodzakelijkheid moe ten beschouwen. De kunst van heden Is eigenlijk meer een kunst van morgen! En daarom begrijpen we haar minder, dan de knnst van giste ren. Immers, ons mankeert de historische afstand, die nodig is, om een tijdperk in al zjjn schep pingen enigszins juist te beoorde len. Daarom begrijpen zo vaak de generaties van morgen eigen kunst beter, haar vaak hoger, maar soms uur lager, dan wijzelf. Niets is wonderlijker dan heden ten dage te realiseren wie de tijdgenoten van Goya waren en wie onder dezen niet slechts het meest in de mode-smaak vielen, maar ook als boven iedereen uit blinkende grootheden gevierd wa- maken. Goya was evenmin „impres sionist" als Michel angelo, barok kunstenaar was. al hadden ze ook bei den grote invloed op de latere gene- de grens waarderen Zo de lege ,,fin de siècle" rococo-schil- der Fragonard (17321806) en zijn tegenstelling, de koude, histo riserende klassicist, David (1748 1825). Daarnaast werd vooral in Spanje de academisch-strenge Duitser Raphael Mengs (1728— 1779) opgehemeld. een onbedui dende figuur, evenals de academi sche, pedante Spanjaard Bayeu, eerst leermeester, later ook zwa ger van Goya, met wie hij onver mijdelijk zware conflicten moest krijgen, en die zowel officieel, als in de algemene beoordeling nog lange tijd boven Goya gesteld werd. Al deze feiten spreken voor zichzelf. Eenzaamheid rvE EENZAAMHEID van Goya LJheeft verschillende diepere oor zaken. Niet alleen was hij veel groter dan al zijn tijdgenoten, maar hij was ook zijn tijd ver vooruit. Zijn kunst wijst in de toe komst, en zijn historische missie is enorm. Want niemand was zo diep verbonden met de glorieuze voorlopers Velasquez en Rem brandt. en niemand anders kon deze grote erfenis, de tradities van de 17-de eeuw. redden, bewaren, en aan een betere tijd overbren gen. aan de tijd van opleving en vernieuwing der schilderkunst, in de latere 19de eeuw. Het waren dan ook de mees ters van deze vernieuwing: Dela croix, Daumler en Manet, die hem her-ontdekten, en hem op de juiste plaats stelden. Helaas werd hij echter daarom ■o vaak tot „vader van het Im pressionisme" gestempeld, even als Michelangelo zo vaak als „va der van de Barok" genoemd werd! Noch het ene, noch het an dere is waar. Deze „vaderschap pen" (legaal of illegaal!) berus ten meestal op uiterlijkheden en missen elk dieper inzicht. Boven dien is het fout, de „vaders" met de kinderen te identificeren en voor hen verantwoordelijk te Goya leefde twee tijdperken van twee werel den die van elkaar door een die pe kloof gescheiden waren. Hij moest alle stormen, alle tragische schokkende gebeurtenissen mee maken, hij zag het ergste, waar toe mensen in staat zijn; corrup tie en revolutie, burgeroorlog en terreur, geweld en moord. Zijn ziel en zijn kunst zijn er van doordrongen en soms tot aan wanhoop toe versomberd. Hij heeft veel geleden en gestreden (ook met zichzelf), moest door vele beproevingen heen gaan. Hij leefde in een tijd die op zich zelf een beproeving was, geen rustig, tevreden leven was hem gegund. En toch was Goya evenmin een ongelukkig mens als Rembrandt, die hij zo vereerde en begreep. Want ook hij was koning in zijn rijk alles wat hij zag en be leefde en leed, kon lfij in zijn kunst als in een toverspiegel op vangen en met meeslepende kracht uitstralen. En dat is het geheim en de zegen van weinigen. Zijn leven cVerkoor3 vanwaar zo vraagt men mij ik weet het niet en haal mijn schouders op wanneer geboren en wat doet je vader ik wist niet dat ik al geboren was nu ben ik nummer 13 op de lijst van onbekenden of vermisten verdachten wel misschien wat doet het er ook toe ik ga eens informeren naar mijn domicilie ANNEKE GELUK Francisco goya y lucien- TES is in de buurt van Sara" gossa, in Fuendetodos, in 1746 f;eboren. Zijn vader was een arme andbouwer, doch later vergulder, zijn moeder kwam echter uit een adellijke familie. Zijn jeugd viel nog in een tijd. dat wij „rococo" noemen, een begrip dat in ons een sfeer van parfum-geuren, witte-kruilen-pruiken, en fijne ma nieren oproept, begeleid door zachte fluit- en clavecimbelmu- ziek. Het leven: een pastorale idylle, de kunst: een marionettenspel. En ofschoon een krachtige onder stroming van nieuwe geestelijke bewegingen, een zucht naar vrij heid. aanwezig was. oppervlakkig in het gekunstelde, verwende leven van de hoogste klassen, merkte men slechts een verwaande en cynisch-sarkastische toon en eeri psychisch woordenspel. Het ontwaken uit deze gepar fumeerde droom was bitter, en de ontmaskering van de verrotte kruin onder de bekoorlijke krulle tjes, was gruwelijk. Het uiterlijke leven van Goya, na een arme. maar avontuurlijke en vrije jeugd, toont al vroeg een opstijgende lijn. Getrouwd met Josefa Bayeu, krijgt hij door de invloed van zijn zwager konink lijke opdrachten tot ontwerpen voor gobelins. Een grote reeks charmante taferelen ontstaat, weliswaar nog in de geest van de tijd, doch met meer kracht en stralender kleuren dan bij ande ren. Hij maakt dan ook eindelijk „carrière"; in 1789 hofschilder directeur van de Academla San Fernando, en in 1799 de hoogste onderscheiding, die sinds Velas quez een schilder toebedeeld was: „Pintor del Rey", eerste hof schilder. Ook als portretschilder genoot hij de gunst van hof en aristo cratie, die zich aan hem uitlever den, niet bemerkend, dat hij hen allen meedogenloos tot aan de kern van hun wezen ontmasker de. Maar vaak waren deze por tretten een hulde aan de bekoor lijkheid van zo vele pittige, ver rukkelijke Spaanse schoonheden, uitingen van oprechte bewonde ring voor hoogstaande persoonlijk heden en van innige liefde voor familieleden en intieme vrienden. Hij kan scherp en onverbidde lijk zijn. maar ook vol ontroering en poëtische tederheid. Het is voor ons nog steeds raadselachtig, hoe het mogelijk was. dat hij de gunst van de ko ninklijke familie kon behouden, nadat hij in 1800 de opdracht kreeg een reusachtig tableau van de hele familie te schilderen. Twaalf mensen staan hier nogal stijf opgesteld in groot gala. met een overdaad aan schitterende ju welen en onderscheidingen volge hangen. Een geweldig schilderij, maar in haar kern een niets ont ziende ontmaskering van een troep mensen, op de hoogste trap van de sociale ladder, eigenlijk meer een groep lelijke misdadi gers. belachelijk opgedost en niet op hun plaats als hoogwaardig heidsbekleders. Alleen dc kinderen zijn char mant en nog onschuldig (en die waren, zoals algemeen bekend is. niet van de koning! Hoe was dat mogelijk? Betoverde hun mis schien. zoals ons nu. de schitte rende kleurenpracht en het gran dioze kunnen van de kunstenaar? En dan zo. dat zij de diepste in tentie en de gevoelens van de schepper niet eens gemerkt heb ben? Of was hun ijdelheid even groot als hun domheid? Voor ons is deze schildering, zoals nog zo talrijke andere van Goya, een van de verbijsterende bewijzen van zijn moed en van de macht van zijn genie, het genie van een der grootste expressionisten. Doofheid HIJ WERKTE als bezeten, on onderbroken, verbeten, en door alles heen. Een zware ziekte overviel hem in 1792, en liet hem stokdoof achter. De tijd, de we reld pm hem heen. was als een door storm geteisterde zee, de somberste achtergrond die men zich maar kan denken. De onge kende corruptie aan het hof der Bourbon-koningen steeg te hoog. en leidde in 1808 tot een opstand. Carlos IV, een dom en zwak des poot, onder de plak van zijn im morele vrouw, Maria Louisa van Parmj een energieke, ijdele, en boosaardige egoïste zijn verdreven, in hun plaats kwam hun zoon, Ferdinand VII, een nog erger tiran. Toch greep Napoleon onmiddel lijk in, stuurde Murat met een leger en maakte zijn broer Josef Bonaparte tot koning. De Bour bons waren gehaat en het volk duldde de vreemde bezetting niet. In hetzelfde noodlottige jaar 1808, brak een revolutie uit. die tot een vreselijke guerrilla-burgeroorlog ontaardde, door de Franse solda ten bloedig onderdrukt, maar die toch nog tot 1814 duurde en het leven haast ondragelijk maakte. Toen in dit jaar Josef Bonapar te verdreven was. kwam de res tauratie en besteeg Ferdinand VU i de 1 •raakzucht en de terreur van deze koning ge steund door de op nieuw versterkte Inquisitie, dreven vele patriotten in de emigratie, naar Frankrijk. Zelfs de oude meester die zich al lang in de eenzaamheid van zijn landhuis, bui ten Madrid heeft teruggetrokken en in stille afzonde ring leefde met zijn geliefde zoon Xavier en klein zoon Mariano, voelt zich nu be dreigd en gaat in 1824 eveneens naar Bordeaux, het cen trum van de Spaan se emigranten. Hij was toen al 79 jaar oud en ver bleef in de vrij willige emigratie als „hofschilder met verlof". Nog één keer gaat hij terug naar Spanje, in 1825, doch slechts voor een maand. Ferdinand ontvangt hem genadig, verlengt zijn „verlof" en laat zelfs nog een portret van hem maken, door zijn nieuwe hofschil der F. Lopez. Dit kostbare dokument be waart zijn laatste uiterlijke ver schijning; wij zien de oude leeuw grimmig, doch ongebroken, krach tig en zoals altijd, geheel zich zelf, met zijn dierbaar palet en penselen in de hand. Zo stierf hij in 182& op vreem de bodem, omgeven door enkele beminde getrouwen, scheppend en meesterlijk tot zijn laatste krachten toe. Onevenwichtig ZIJN KUNST is even rijk en on doorgrondelijk als zijn persoon lijkheid, beide vol tegenstellin gen, zelfs ongerijmdheden: veel kleurig, onevenwichtig, hartstoch telijk, soms wild en ontembaar. Maar tevens: van diepe humani teit en medelijden vervuld, vol warme liefde, trouw en dank baar tegenover mensen, die hem dierbaar waren. En bovendien had'hij ook nog een merkwaardige, zeer persoon lijke verhouding tot God. hij die algemeen als atheïst werd be schouwd. In weerwil van zijn fel le antiklerikale houding tegen over een corrupte kerk bleef hij op zijn eigen manier mengsel van geloof en bijgeloof met de hogere machten verbonden. Dit kwam in zijn kunst zelden, maar af en toe toch tot uiting. Niet in zijn. prachtige, doch weinig religi euze fresco's, die hij in opdracht van verschillende kerken schilder de maar in enkele bijbelse ta ferelen zoals „Christus op de Olijfberg" (uit 1819) dat de in druk maakt, alsof hij het voor zichzelf had geschilderd. Hier be reikt hij een ware extase, die zelfs aan El Greco's mystiek doet denken. Als wij nu zijn grootse oeuvre als eenheid, als geheel willen be schouwen, voelen wij, dat we voor een haast onmogelijke taak staan. Alleen al de ongekende verschei denheid van onderwerpen die hij koos, maakt het zo moeilijk een innerlijk Verband te vinden. In Goya's kunst vinden wij let terlijk alles, vanaf speelse, graci euze rococo-idyllen, tot de bloe digste revolutie-episoden. De schrikwekkende toestanden in een somber, kerkerachtig krankzinni- onmenseliik inquisitie-verhoor en terechtstellingsscènes wisselen af met betoverende „Majas" (meis jes uit het volk) op een balkon. Goya's kleinzoon Mariano, die 1824 met hem meeging m Frankrijk. met haar ridders, prachtige, ros sige „grande-dames" met haar mantillas en kleurrijke kostumes. Dan de verrukkelijke „naakte en geklede Maja" waarvan de naak te nog mooier en de geklede nog naakter is Ten slotte heeft hij in een som bere eenzame periode van zijn leven muurschilderingen gemaakt voor zichzelf, in zijn landhuis („Huis van de dove Quinta del sordo" genoemd door het volk) vol koortsfantasieën van hexen- sabbath, duivelse tovenaars, onbe grijpelijke en griezelige gedroch ten, een zijn kinderen verscheu rende en opvretende gigantische Saturnus, en dergelijke vreselijk heden. En weer een andere we reld tonen zijn talrijke tekeningen en grafische series, series van etsen en lithografieën, waarvan de meesten tijdens zijn leven niet eens gepubliceerd mochten wor den, wegens de Inquisitie. Deze zijn de beroemde, „Capri- chos" (1793 tot 1799) bestaande uit 80 bladen, die de afschuwelij ke zonden van een verrotte maat schappij in bitter-wrange voorstel lingen geselen, maar zonder pa thos en niet als politieke aan klacht bedoeld. Tijdens de burgeroorlog ont stond dan de aangrijpende serie „Los desastres de la guerra" (1808—1814) eveneens 80—82 et sen die de onpeilbare ellende, de verwording ,:i'" alle ti heeft 1 de ontwikkeling van de stierge vechten. de „Tauromachia" ge maakt, 40 bladen, die de, in Spanje zo beminde „Corrida" in dramatische scènes voorstelt. De briljante techniek, waarmede hij de massabeweging kon weerge ven, de dynamische kracht waar mede hij het zo veelvuldige, zo gespannen gebeuren tot eenheid kon toveren tot een geheel, waar in de strijdende en stervende mensen en dieren met het intens meelevend publiek als een orkest fortissimo klinkt, hebben de la- Grafisch werk TYE laatste, meest fantastische en feitèlijk onbegrijpelijke se rie is de „Disparates" (onge rijmdheden) die bestaat uit 20— 22 lithografieën, uit de jaren 1810—1824. Zijn grafisch werk geeft mis schien een nog dieper inzicht in zijn intieme, vehemente gevoe lens, in zijn haat en walging, in zijn wanbeelden en angstdromen. Als in een soort dagboek wilde hij daarin zijn spanningen afrea geren om zich ervan te bevrijden, hetgeen hem echter niet lukte. Hij is hierin geheel anders dan in zijn schilderijen. Maar Goya openbaart zich steeds in nieuw, steeds in ander licht. Het merkwaardigste is hoe zeer verschillend hij zelfs als portretschilder is. Deze portret- onsterfelijke monumenten Goya's kunst. Ze zijn haast alle meesterlijk, maar ze zijn stuk voor stuk om zo te zeggen met een ander artistiek hand schrift geschreven. Ze zijn onder ling even zo verschillend, als de persoonlijkheden zelf, die hij weergeeft. Hij leeft zich zo intens in de sfeer, in de geest van het voorgestelde model in. dat de ge hele stijl van zijn schilderij de compositie, de omgeving en zelfs de kleuren en de techniek, zich aan deze sfeer aanpassen en dus diep verschillend zijn. Hij openbaart, soms ontmaskert hij niet alleen het wezen van zijn model, maar even sterk en dui delijk komen zijn eigen instelling, komen zijn eigen gevoelens ten opzichte van deze personen tot uitdrukking. En dat is weer een van de wezenskenmerken van de ware expressionist! (Slot volgt) DR. M. RéVéSZ-ALEXANDER medicus,dichter,hervormer kosmopoliet „Geef me een wit paard" (Van E. bij zijn 60e verjaardag) "JI/TORGEN, 3 april, zal het honderd jaar geleden ztfn, dat Frederik (Willem) van Eeden te Haarlem werd geboren. Hij overleed op 16 juni 1932 te Bussum, waar hy als jong arts zich voor het eerst had ge vestigd en in de buurt waarvan hjj zjjn sociaal experiment, de kolonie Walden, die hem twee en een halve ton gekost heeft, had zien misluk ken. ER BESTAAT een foto. waarop i men hem, bij de huldiging ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag, april 1930, ziet zit ten tussen Henri Borel en Lode- wijk van Deyssel, en een, ge maakt een maand te voren; bei de beeltenissen verraden in de uitdrukking der ogen de achter uitgang van zijn geest en ge dachteleven. Maar nij heeft die huldiging nog kunnen bijwonen en zijn vereerders met enkele roerende woorden bedankt. Het aftakelingsproces heeft Tiem daarna nog twee moeilijke le vensjaren gegund. Kort na zijn dood kwam Hitier aan de macht en begon het voorspel van de tweede wereldoorlog, die wij straks alweer vijftien jaar ach ter ons hebben. Het gericht der historie lijkt hard. Van een idealistisch socia lisme, zoals hij dat voorstond en waaraan hij een vermogen heeft geofferd (hij die men egocen trisch heeft genoemd) Is in de wereld «iets terechtgekomen. Zijn letterkundig werk is, en dat nog voor een klein deel, examen stof geworden, beladen met de weerzin van hen die er zich noodgedwongen mee moeten be zighouden en met de verveling hen die het moeten uitleg hoeven toch alleen maar net eerste deel te lezen?") en welke bakvis (zijn die er nog?) dweept met Ellen, een lied van de smart (1889), Van Eedens gaafste dichtwerk ge noemd, of met Het lied van schijn en wezen (3 :dln.: 1895, 1910, 1922), zoals, lang geleden veel jonge en oudere meisjes hebben gedaan? Van zijn ro mans wordt alleen Van de koe le meren des doods (1900) nog wel eens genoemd. Van Eedens toneelwerk, waarvan wij noemen De broeders (1894), Lioba (1897), IJsbrand (1908). De heks van Haarlem (1915) werd destijds door Leo Simons „de donkere plek in Van Eedens leven" ge noemd. Donker voor hemzelf, omdat zijn werk, ook nadat hij een open brief aan de toneeldi recties had gericht, zelden ge speeld werd en hij vol beklag zat over de houding van de kri tiek en de directies, getuige bit tere uitlatingen in meer dan een voorrede. Van de xedicus Van Eeden kan gezegd worden, dat hij als psyeho-therapeut zijn tijd voor uit is geweest. In het Liber Ami- corum (Vriendenboek), dat hem op zijn 70ste verjaardag werd aangeboden, schreef dr. A. W. van Renterghem. met wie Van Eeden een tijdlang geasso cieerd is geweest, een uitvoerig, gedocumenteerd artikel, waarin hij zegt: „Van Eeden s verdien sten te malen staat gelijk met het schrijven van een stukje Geschiedenis der Geneeskunde". Jan Slauerhoff (scheepsarts en dichter) constateert in datzelfde boek dat vele collega's in de medische wereld rustig de ar beid van Van Eeden als medi cus ignoreerden. Maar niemand minder dan Sigmund Freud heeft getuigd, dat Van Eeden veel van de geheimen van het verborgen zieleleven heeft „vor- ausgeahnt": der soviel von den Geheimnissen des verborge- nen Seelenlebens vorausgeahnt (hat)". Hoezeer Van Eeden kosmopo liet was, blijkt uit zijn connec tie met zulke buitenlandse tijd genoten als Hermann Bahr, Martin Buber, Auguste Forel, sprietjes de draak te steken met I:fmoi^rFLoddgeEFrïnz%k^n: orthodox «.oinituch „eloo,. heimer. Else Otten, Romain Rol- werd een der Tachtigers maar dan ook wel de Hollandse Tol stoi genoemd. Van Eedens uiterlijke levens gang weerspiegelt zijn innerlij: ke verdeeldheid. Dr. Ritter zei in een rede op 3 april 1930: „Hij begon met in zijn Gras land, Milos Seiferi, Upton Sin clair, Rabindranath Tagore, Stefan Zweig en anderen. vocht zich van hen vrij, begon zijn kolonie Walden en kwam in r recht- botsing met allerlei soorten i enking? rondom socialisten, ging in vnjwill de figuur van Van Eeden tot ballingschap en dineerde met «Jd2?z8enbrïeven „eltmawaten, was niet scherp hij een fel omstreden fi- tegen de oorlog gekant, verde digde het toetreden van Italië tot de Entente, werd een voorstan der van vrijwillige landstorm, hetwelk,IDbepaaldè dSSjïï Komercondidoot stel- gestalten, ondanks hun voor een ien van de Algemeene Staatspar tij en ging ten slotte tot het Katholicisme over." guur. Het antwoord moet lui den: we behoeven maar Bilderdijk te denken om te ten, dat er nu eenmaal iets omschrijfbaars is, kfachti ieder zichtbare tekortkomingen en gebreken, in de herinnering blijven voortleven. Hij was veelzijdig en kon veel werk verzetten. In één Wèl kan hij met Lioba zeggen: wAËé '"ifiLcoE. VIA NAALD ÉN PLAAI in zeer korte tijd beroemd den. Een gelijke figuur is o.a. Lorin Maazel. die echter nog aanmerkelijk jonger is. Leonard Bernstein werd op 25 augustus 1918 in Lawrence (Massachusetts) geboren, studeerde aan de Harvard University compositie bij Walter Piston en Edward Burlingame Hill. Tevens studeerde hij piano bij Helen Coates en Heinrich Geb- hard. In 1939 studeerde hij af en bezocht toen het Curtis Institute of Music te Philadelphia, waar hij werkte onder Fritz Reiner (directie) en Randall Thompson (orkestratie). Zijn pianostudies vervolgde hij bij Isabella Vengerova. Gedurende de zomermaanden werkte hij in Tanglewood (de Berkshire Festival School) onder Koussveitzky, wiens assistent hij werd in 1942. Voor het seizoen 19431944 werd hij door Arthur Rodzinski geëngageerd als assistent-dirigent van het New York Philh. Symphony Orchestra en toen Bruno Walter plotseling ziek werd, nam Bernstein diens concerten met een enorm succes over. Na die tijd werkt Bernstein als zelfstandig dirigent, èn in Ameri ka, èn in Europa. Ook dirigeerde hij geruime tijd het Israëlisch Filharmonisch Orkest en het mu- ziekseizoen in Scheveningen heeft hem enkele malen als gastdirigent gehad. Ik herinner me nog een concert op 2 juni 1948 in het Kur- haus te Scheveningen. Vóór de pauze in een haast pantheïstische musiceerwoede de Zevende Sym fonie van Beethoven en na de pau ze, vlak achter elkaar. Bachs 5e Brandenburgse Concert (Bernstein zelf zat aan de vleugel) en de „Rhapsody in Blue" van Gershwin ook van de vleugel uit gedirigeerd. Bernstein was toen 30 jaar en wel licht nog wat ongebolsterd. Zo'n combinatie is nu niet de best-denk bare en het musiceren van Bern stein was overrompelend, verfris send. maar niet altijd helemaal stijlvol. Bornstrin is inmiddels ouder ge worden en heeft zich aanmerkelijk verdiept. Nog vorig jaar heeft men dat kunnen merken toen hij een gespeeld door het Columbia Sym phony Orchestra, is wat de piano klank betreft voortreffelijk. De or kestklank heeft soms een kleine de Russische ziel. vertekening, maar de uitvoering J gespan enkel concert in Nederland leidde, met zijn nieuwe orkest, de New York Philharmonic. Ja, de tijd maakt wijzer, doet ook wel eens van inzichten veranderen en maakt bovendien wat beheerster. Bernstein is daar het levend voor beeld van. Natuurlijk, hij heeft nog die bruisende muzikaliteit, dat enorme elan en de sterke mu- siceervreugde, maar het is alles toch anders geworden, het heeft meer inhoud gekregen. EN NU is er PHILIPS die twee platen met Bernstein heeft doen opnemen. Bernstein als dirigent en als pianist. Nog niet Bernstein als componist. Ook op dat terrein heeft hij bijzondere werken ge maakt. Philips heeft allereerst een stereofonische opname ge maakt van de Vierde Symfonie van Tschaikowsky door de New York Philharmonic o.l.v. Leonard Bernstein (30 cm stereoplaat 835 515 AY). In die Vierde Symfonie van Tschaikowsky herkent men all* zou kunnen zeggen dat Tschai kowsky hier een stuk autobiogra fie heeft gegeven. Het is Bern stein gelukt een volop levende en gespannnen vertolking te bereiken, die zich toch ook door rust ken merkt. In 1948 zou Bernstein het werk waarschijnlijk veel onstui miger hebben gebracht. Wie nu het Andantino hoort of het pizzi cato-Scherzo zal van een zeldza me beheersing kunnen spreken. De stereo-opname is heel mooi van klank en heel ruimtelijk. En het orkest is subliem. DE andere PHILIPS-plaat brengt Bernstein als dirigent-pianist. En zijn de opnamen van het Pia noconcert in G-dur van Ravel en het Pianoconcert no. 2 van Sjo- stakowitsj, wahrvan ik ook de ste reo-opname beluisterde (30 cm. stereo 835525 AY). Hiervan bestaat ook een monaurale opname. Bei de werken heeft Leonard Bern stein dus van achter de vleueel ge dirigeerd. Ravel schreef twee Pia noconcerten, één van de linker hand (geschreven voor de Oosten rijkse oorlogsinvalide Paul Witt genstein) en het bovengenoemde. Dit laatste concert noemde hij aanvankelijk Divertissement, ge zien het luchtige karakter. Invloed gewekt vrolijk deel wordt breed-uitgezongen Adagio. ATs Fi nale schreef Ravel een levendig rondo, sprankelend en gespannen. De stereo-opname van dit werk, xeeslepend, nen, zo verfrissend, dat opname-zwakheid graag vergeet en geboeid luistert naar wat Bern stein hier als pianist en als diri gent heeft gedaan. Het hoogste niveau. Het Pianoconcert van Sjostako- witsj heeft een haast primitieve sfeer, een volksachtig ritme en een eenvoudig-opneembare melo die: Men kan bij Sjostakowitsj echt wel invloeden van de Duitse romantiek vinden, maar toch heeft ook zijn muziek een Russische sfeer. Dit nationale element uit zich in een soort lyrische pathe tiek. Naast durf in instrumenta tie en ritme. Wat niet Russisch is in deze muziek is de satire, want de echte Rus kent de satire niet. Het 2e Pianoconcert, dat Sjosta kowitsj schreef voor zijn zoon Maxim toen deze pianostudent was aan het Conservatorium te Moskou, is een fris en ritmisch markant werk dat geen grote diepte heeft maar wel een muzi- kanteske geest ademt. De eerste uitvoering verzorgde Maxim op 10 mei 1957 in Moskou. De uitvoering door en onder lei ding van Leonard Bernstein is ab soluut meeslepend. Hier is een su bliem spel van het New Yorks Filharmonisch Orkest en een enorme virtuose beheersing van de piano door Leonard Bernstein. Een werk waarnaar iedereen kan luisteren zonder te worden opge schrikt door erge dissonanten. Op muziekgebied houden de Russen nu eenmaal niet van dissonanten. CORN. BASOSKI zelfde winter schreef hij het „Ik heb op aarde wonderlijk ge- sprookje De kleine Johannes, hel Uijspc! Dé student thuis en zijn proefschrift. Wat die veelzijdigheid be treft: ze is te groot genoemd, „te groot mischien voor de krachten van één mens". Felix Ortt merkte op: „Behalve op de schoolrappor ten, waar nog de ouderwetse maat staf geldt, heeft de moderne mens liever in één vak een tien en voor alle andere een nul, dan dat hij een groot aantal ach ten en negens heeft." H. Heyenbrock schreef aan Van Eeden: „Je hadt te veel lief. Om te sla gen in het leven eist de wereld een spe ciale gezichtsveren- g)ng." Zeker is, dat die veelzijdig gerichte belangstelling het hem in de kring van de Tachtigers te be nauwd heeft ge maakt. Bij Kloos, Tideman, Van Deys sel ging het om zui vere literatuur, zui- kunste'naarschap. Alles draaide wankeld her en der." Van Eeden om het artiest zijn, het woord- was dan ook volkomen onbur- kunstenaar wezen. Kloos en Van gerlijk bij soms een schijn van Deyssel hebben -hierin volhard; het tegendeel. Op velen maakte de eerste eindigde in verval, de zijn bekering tot het Rooms-Ka- tweede in steriliteit. Van der tholicisme in 1921-22 meer de in- Goes en Gorter wendden zich druk van een vlucht dan van een tot het socialisme, Verwey tot werkelijk gevonden vrede. Zelf „de idee". Het is hier niet de vertelt hij ergens, dat hij, bid- vraag in hoeverre Gorter en dende in een kerk, bij zichzelf Verwey, elk op hun wijze, hun dacht: „Wat zouden mijn vrien- dichterschap buiten de schoon- den ervan denken als ze me zo heidscultus van De Nieuwe Gids zagen?" Men heeft hem ijdel en om zoveel beter hebben verwe- egocentrisch genoemd; zeker is zenlijkt. Maar hun impuls, even- dat hij niet, als velen onzer, de als die van Van Eeden, was kunst verstond zijn gebreken te juist. Zij hebben hun tijd be- verbergen. Alleen zijn profeterige ter begrepen. Terwijl de impres- houding werkt te allen tijde irri- sionisten opgingen in de gestal- terend, te van de verschijnselen, hield iemand als Van Eeden aan- Ult deze wirwar van lijnen dacht voor het gehalte over. De wordt ten slotte ongeveer duide- innerlijke verdeeldheid in Van lijk wat Van Eedens betekenis is Eedens geestelijke structuur geweest: in geestelijke structuur, in leven en in werk uitdrukking te hebben gegeven aan de bot sing der geestelijke stromingen zijn tijd; zijn tijd, die van de overgang naar de twintigste in Holland tamelijk volledig te hebben vertegenwoordigd; aan zijn tijd geleden te hebben en een Het weekblad „De uare Jacob" wijdde op 21 maart 1903 een hele voorpagina aan Frederik van Eeden, Heer van Walden. heeft merkwaardigerwijze juist verhinderd, dat hij niet meer zou zijn dan een, zij het hoog begaafd, kind van zijn tijd. In 1C93 keerde Van Eeden in een rede te Groningen het slag woord van de materialisten, „Ohne Fosfor keine Gedanken", reeds om in de toenmaals c Je bewering: „H Gedanken kein Fosfor." Zijn in tuïtief >veten, dat de geest pri mair is ten opzichte van de stof, worstelde tegen de destijds in de geneeskunde gangbare be grippen. Als medicus begreep hij dat bij de genezing ook het geestesleven van de patiënt be trokken moest worden; hij expe rimenteerde met suggestie en hypnose, interesseerde zich voor occulte verschijnselen en wat la ter parapsychologie is genoemd. Zijn sociaal gevoel was echt; in een brief schreef hij in juni 1890: „Ik ben dezer dagen ge heel en al vervuld met het boek óver Siberië. Het bele digd rechtsgevoel en het vree- selijk lijden dier verbannenen laat mij nacht noch dag rust." Maar de oplossing van het menselijk lijden en van het maatschappelijk vraagstuk zocht hij niet in een doctrinair, op het historisch materialisme stoelend socialisme. Dat was hem te wei nig geestelijk. Wat hem ten diep ste bezielde was een religieuze impuls. Men heeft Van Eeden dit laatste misschien het witte paard, waarnaar hij heeft ver- C. RIJNSDORP Maandblad E Het Orgel Het maandblad Het Orgel (vat. de Ned. Organisten Vereniging; L opent het maart-nummer met een n goed gedocumenteerd artikel van je Harry Mayer over de orgelcom- F ponist Willem Vogel. Lambert Er- P né schrijft over „De bouw van [J het orgel te Roden" en over „Uit L de geschiedenis van het grote or- L gel in de St.-Laurenskerk te Alk- É0 maar" en Cor Edskes heeft het K over „Oude orgels in noordwest K Duitsland". Ten slotte is er een p beschouwing van J. F. Rootlieb r over „De herziening van woord T' en toon onzer psalmen". Het blad L bevat wederom een serie fraaie L orgelfoto's. Het adres van Het Or- (li gel is: Soetendaalseweg 39b, Rot- j ter dam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 22