GOM
Frederik
van Eeden
clc iSp&anóe óchilcler
en cjralicuó
LEONARD BERNSTEIN
(I)
dirigeert en speelt
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 2 APRIL 1960
llliiiliiiliiiil!:
EXPRESSIONISME
IN DE KUNST
EENZAAM was Greco, die
zgn visioenen en inner
lijke sensaties zonder voor
behoud in zjjn kunst uitstort
te en daarvoor een nieuwe
vormtaal en kleurenwereld moest opbouwen,
die zijn eigen tijd vreemd en zonderling vond.
Eenzaam ook, omdat hij een laat gekomen
middeleeuwse geest, een ware mysticus en
dromer was, die nader tot de byzantijnse
ikoonschilders stond, dan tot de realistische
pracht der Renaissance, maar ook tot het
koele intellectualisme der manieristen en tot
de sensuele pathos van de Barok.
Maar eenzaam en groot rijst ook tweehonderd
jaren later de figuur van de Spaanse schilder
Goya boven zijn eigen, woelig-gespleten tijd op.
Ofschoon niemand dieper in zijn eigen land en tijd
wortelde en niemand ook een dermate betoverende
weerspiegeling en tevens een zo onverbiddelijke
ontmaskering ervan kon geven dan hij, bleef
ook hij eenzaam, een Titaan die tegen een hele
wereld heeft gestreden.
Gracieuze rococo-idyllen en bloedige revolutie-episoden
Weliswaar werd hij in zijn
eigen tijd al gewaardeerd met
uiterlijke eer en vaak met bewon
dering omgeven, maar zijn ware
grootheid en wezen, zijn onverge
lijkelijke eigen aard en zijn felle
genialiteit werden toch pas later
volop begrepen. En dit is helaas
het lot van zo vele grote geesten,
in 't bijzonder van vele expres
sionisten, dat wij het haast als een
historische noodzakelijkheid moe
ten beschouwen.
De kunst van heden Is eigenlijk
meer een kunst van morgen! En
daarom begrijpen we haar
minder, dan de knnst van giste
ren. Immers, ons mankeert de
historische afstand, die nodig is,
om een tijdperk in al zjjn schep
pingen enigszins juist te beoorde
len. Daarom begrijpen zo vaak
de generaties van morgen
eigen kunst beter,
haar vaak hoger, maar soms uur
lager, dan wijzelf.
Niets is wonderlijker dan heden
ten dage te realiseren wie de
tijdgenoten van Goya waren en
wie onder dezen niet slechts het
meest in de mode-smaak vielen,
maar ook als boven iedereen uit
blinkende grootheden gevierd wa-
maken. Goya was
evenmin „impres
sionist" als Michel
angelo, barok
kunstenaar was. al
hadden ze ook bei
den grote invloed
op de latere gene-
de grens
waarderen
Zo
de
lege ,,fin de siècle" rococo-schil-
der Fragonard (17321806) en
zijn tegenstelling, de koude, histo
riserende klassicist, David (1748
1825). Daarnaast werd vooral in
Spanje de academisch-strenge
Duitser Raphael Mengs (1728—
1779) opgehemeld. een onbedui
dende figuur, evenals de academi
sche, pedante Spanjaard Bayeu,
eerst leermeester, later ook zwa
ger van Goya, met wie hij onver
mijdelijk zware conflicten moest
krijgen, en die zowel officieel, als
in de algemene beoordeling nog
lange tijd boven Goya gesteld
werd. Al deze feiten spreken voor
zichzelf.
Eenzaamheid
rvE EENZAAMHEID van Goya
LJheeft verschillende diepere oor
zaken. Niet alleen was hij veel
groter dan al zijn tijdgenoten,
maar hij was ook zijn tijd ver
vooruit. Zijn kunst wijst in de toe
komst, en zijn historische missie
is enorm. Want niemand was zo
diep verbonden met de glorieuze
voorlopers Velasquez en Rem
brandt. en niemand anders kon
deze grote erfenis, de tradities van
de 17-de eeuw. redden, bewaren,
en aan een betere tijd overbren
gen. aan de tijd van opleving en
vernieuwing der schilderkunst, in
de latere 19de eeuw.
Het waren dan ook de mees
ters van deze vernieuwing: Dela
croix, Daumler en Manet, die
hem her-ontdekten, en hem op de
juiste plaats stelden.
Helaas werd hij echter daarom
■o vaak tot „vader van het Im
pressionisme" gestempeld, even
als Michelangelo zo vaak als „va
der van de Barok" genoemd
werd! Noch het ene, noch het an
dere is waar. Deze „vaderschap
pen" (legaal of illegaal!) berus
ten meestal op uiterlijkheden en
missen elk dieper inzicht. Boven
dien is het fout, de „vaders"
met de kinderen te identificeren
en voor hen verantwoordelijk te
Goya leefde
twee tijdperken van twee werel
den die van elkaar door een die
pe kloof gescheiden waren. Hij
moest alle stormen, alle tragische
schokkende gebeurtenissen mee
maken, hij zag het ergste, waar
toe mensen in staat zijn; corrup
tie en revolutie, burgeroorlog en
terreur, geweld en moord. Zijn
ziel en zijn kunst zijn er van
doordrongen en soms tot aan
wanhoop toe versomberd. Hij
heeft veel geleden en gestreden
(ook met zichzelf), moest door
vele beproevingen heen gaan. Hij
leefde in een tijd die op zich
zelf een beproeving was, geen
rustig, tevreden leven was hem
gegund.
En toch was Goya evenmin een
ongelukkig mens als Rembrandt,
die hij zo vereerde en begreep.
Want ook hij was koning in zijn
rijk alles wat hij zag en be
leefde en leed, kon lfij in zijn
kunst als in een toverspiegel op
vangen en met meeslepende kracht
uitstralen. En dat is het geheim
en de zegen van weinigen.
Zijn leven
cVerkoor3
vanwaar
zo vraagt men mij
ik weet het niet
en haal mijn schouders op
wanneer geboren
en wat doet je vader
ik wist niet
dat ik al geboren was
nu ben ik nummer 13
op de lijst van onbekenden
of vermisten
verdachten wel misschien
wat doet het er ook toe
ik ga eens informeren
naar mijn domicilie
ANNEKE GELUK
Francisco goya y lucien-
TES is in de buurt van Sara"
gossa, in Fuendetodos, in 1746
f;eboren. Zijn vader was een arme
andbouwer, doch later vergulder,
zijn moeder kwam echter uit een
adellijke familie. Zijn jeugd viel
nog in een tijd. dat wij „rococo"
noemen, een begrip dat in ons
een sfeer van parfum-geuren,
witte-kruilen-pruiken, en fijne ma
nieren oproept, begeleid door
zachte fluit- en clavecimbelmu-
ziek.
Het leven: een pastorale idylle,
de kunst: een marionettenspel.
En ofschoon een krachtige onder
stroming van nieuwe geestelijke
bewegingen, een zucht naar vrij
heid. aanwezig was. oppervlakkig
in het gekunstelde, verwende leven
van de hoogste klassen, merkte
men slechts een verwaande en
cynisch-sarkastische toon en eeri
psychisch woordenspel.
Het ontwaken uit deze gepar
fumeerde droom was bitter, en de
ontmaskering van de verrotte
kruin onder de bekoorlijke krulle
tjes, was gruwelijk.
Het uiterlijke leven van Goya,
na een arme. maar avontuurlijke
en vrije jeugd, toont al vroeg een
opstijgende lijn. Getrouwd met
Josefa Bayeu, krijgt hij door de
invloed van zijn zwager konink
lijke opdrachten tot ontwerpen
voor gobelins. Een grote reeks
charmante taferelen ontstaat,
weliswaar nog in de geest van de
tijd, doch met meer kracht en
stralender kleuren dan bij ande
ren. Hij maakt dan ook eindelijk
„carrière"; in 1789 hofschilder
directeur van de Academla San
Fernando, en in 1799 de hoogste
onderscheiding, die sinds Velas
quez een schilder toebedeeld was:
„Pintor del Rey", eerste hof
schilder.
Ook als portretschilder genoot
hij de gunst van hof en aristo
cratie, die zich aan hem uitlever
den, niet bemerkend, dat hij hen
allen meedogenloos tot aan de
kern van hun wezen ontmasker
de. Maar vaak waren deze por
tretten een hulde aan de bekoor
lijkheid van zo vele pittige, ver
rukkelijke Spaanse schoonheden,
uitingen van oprechte bewonde
ring voor hoogstaande persoonlijk
heden en van innige liefde voor
familieleden en intieme vrienden.
Hij kan scherp en onverbidde
lijk zijn. maar ook vol ontroering
en poëtische tederheid.
Het is voor ons nog steeds
raadselachtig, hoe het mogelijk
was. dat hij de gunst van de ko
ninklijke familie kon behouden,
nadat hij in 1800 de opdracht
kreeg een reusachtig tableau van
de hele familie te schilderen.
Twaalf mensen staan hier nogal
stijf opgesteld in groot gala. met
een overdaad aan schitterende ju
welen en onderscheidingen volge
hangen. Een geweldig schilderij,
maar in haar kern een niets ont
ziende ontmaskering van een
troep mensen, op de hoogste trap
van de sociale ladder, eigenlijk
meer een groep lelijke misdadi
gers. belachelijk opgedost en niet
op hun plaats als hoogwaardig
heidsbekleders.
Alleen dc kinderen zijn char
mant en nog onschuldig (en die
waren, zoals algemeen bekend is.
niet van de koning! Hoe was
dat mogelijk? Betoverde hun mis
schien. zoals ons nu. de schitte
rende kleurenpracht en het gran
dioze kunnen van de kunstenaar?
En dan zo. dat zij de diepste in
tentie en de gevoelens van de
schepper niet eens gemerkt heb
ben? Of was hun ijdelheid even
groot als hun domheid? Voor ons
is deze schildering, zoals nog zo
talrijke andere van Goya, een
van de verbijsterende bewijzen
van zijn moed en van de macht
van zijn genie, het genie van een
der grootste expressionisten.
Doofheid
HIJ WERKTE als bezeten, on
onderbroken, verbeten, en door
alles heen. Een zware ziekte
overviel hem in 1792, en liet hem
stokdoof achter. De tijd, de we
reld pm hem heen. was als een
door storm geteisterde zee, de
somberste achtergrond die men
zich maar kan denken. De onge
kende corruptie aan het hof der
Bourbon-koningen steeg te hoog.
en leidde in 1808 tot een opstand.
Carlos IV, een dom en zwak des
poot, onder de plak van zijn im
morele vrouw, Maria Louisa van
Parmj een energieke, ijdele,
en boosaardige egoïste zijn
verdreven, in hun plaats kwam
hun zoon, Ferdinand VII, een nog
erger tiran.
Toch greep Napoleon onmiddel
lijk in, stuurde Murat met een
leger en maakte zijn broer Josef
Bonaparte tot koning. De Bour
bons waren gehaat en het volk
duldde de vreemde bezetting niet.
In hetzelfde noodlottige jaar 1808,
brak een revolutie uit. die tot een
vreselijke guerrilla-burgeroorlog
ontaardde, door de Franse solda
ten bloedig onderdrukt, maar die
toch nog tot 1814 duurde en het
leven haast ondragelijk maakte.
Toen in dit jaar Josef Bonapar
te verdreven was. kwam de res
tauratie en besteeg Ferdinand
VU i
de 1
•raakzucht
en de terreur van
deze koning ge
steund door de op
nieuw versterkte
Inquisitie, dreven
vele patriotten in
de emigratie, naar
Frankrijk. Zelfs de
oude meester die
zich al lang in de
eenzaamheid van
zijn landhuis, bui
ten Madrid heeft
teruggetrokken en
in stille afzonde
ring leefde met
zijn geliefde zoon
Xavier en klein
zoon Mariano,
voelt zich nu be
dreigd en gaat in
1824 eveneens naar
Bordeaux, het cen
trum van de Spaan
se emigranten.
Hij was toen al
79 jaar oud en ver
bleef in de vrij
willige emigratie
als „hofschilder
met verlof". Nog
één keer gaat hij
terug naar Spanje,
in 1825, doch
slechts voor een
maand. Ferdinand ontvangt hem
genadig, verlengt zijn „verlof" en
laat zelfs nog een portret van hem
maken, door zijn nieuwe hofschil
der F. Lopez.
Dit kostbare dokument be
waart zijn laatste uiterlijke ver
schijning; wij zien de oude leeuw
grimmig, doch ongebroken, krach
tig en zoals altijd, geheel zich
zelf, met zijn dierbaar palet en
penselen in de hand.
Zo stierf hij in 182& op vreem
de bodem, omgeven door enkele
beminde getrouwen, scheppend
en meesterlijk tot zijn laatste
krachten toe.
Onevenwichtig
ZIJN KUNST is even rijk en on
doorgrondelijk als zijn persoon
lijkheid, beide vol tegenstellin
gen, zelfs ongerijmdheden: veel
kleurig, onevenwichtig, hartstoch
telijk, soms wild en ontembaar.
Maar tevens: van diepe humani
teit en medelijden vervuld, vol
warme liefde, trouw en dank
baar tegenover mensen, die hem
dierbaar waren.
En bovendien had'hij ook nog
een merkwaardige, zeer persoon
lijke verhouding tot God. hij die
algemeen als atheïst werd be
schouwd. In weerwil van zijn fel
le antiklerikale houding tegen
over een corrupte kerk bleef hij
op zijn eigen manier mengsel
van geloof en bijgeloof met de
hogere machten verbonden. Dit
kwam in zijn kunst zelden, maar
af en toe toch tot uiting. Niet in
zijn. prachtige, doch weinig religi
euze fresco's, die hij in opdracht
van verschillende kerken schilder
de maar in enkele bijbelse ta
ferelen zoals „Christus op de
Olijfberg" (uit 1819) dat de in
druk maakt, alsof hij het voor
zichzelf had geschilderd. Hier be
reikt hij een ware extase, die
zelfs aan El Greco's mystiek doet
denken.
Als wij nu zijn grootse oeuvre
als eenheid, als geheel willen be
schouwen, voelen wij, dat we voor
een haast onmogelijke taak staan.
Alleen al de ongekende verschei
denheid van onderwerpen die hij
koos, maakt het zo moeilijk een
innerlijk Verband te vinden.
In Goya's kunst vinden wij let
terlijk alles, vanaf speelse, graci
euze rococo-idyllen, tot de bloe
digste revolutie-episoden. De
schrikwekkende toestanden in een
somber, kerkerachtig krankzinni-
onmenseliik inquisitie-verhoor en
terechtstellingsscènes wisselen af
met betoverende „Majas" (meis
jes uit het volk) op een balkon.
Goya's kleinzoon Mariano, die
1824 met hem meeging m
Frankrijk.
met haar ridders, prachtige, ros
sige „grande-dames" met haar
mantillas en kleurrijke kostumes.
Dan de verrukkelijke „naakte en
geklede Maja" waarvan de naak
te nog mooier en de geklede nog
naakter is
Ten slotte heeft hij in een som
bere eenzame periode van zijn
leven muurschilderingen gemaakt
voor zichzelf, in zijn landhuis
(„Huis van de dove Quinta del
sordo" genoemd door het volk)
vol koortsfantasieën van hexen-
sabbath, duivelse tovenaars, onbe
grijpelijke en griezelige gedroch
ten, een zijn kinderen verscheu
rende en opvretende gigantische
Saturnus, en dergelijke vreselijk
heden. En weer een andere we
reld tonen zijn talrijke tekeningen
en grafische series, series van
etsen en lithografieën, waarvan
de meesten tijdens zijn leven niet
eens gepubliceerd mochten wor
den, wegens de Inquisitie.
Deze zijn de beroemde, „Capri-
chos" (1793 tot 1799) bestaande
uit 80 bladen, die de afschuwelij
ke zonden van een verrotte maat
schappij in bitter-wrange voorstel
lingen geselen, maar zonder pa
thos en niet als politieke aan
klacht bedoeld.
Tijdens de burgeroorlog ont
stond dan de aangrijpende serie
„Los desastres de la guerra"
(1808—1814) eveneens 80—82 et
sen die de onpeilbare ellende, de
verwording ,:i'"
alle ti
heeft 1
de ontwikkeling van de stierge
vechten. de „Tauromachia" ge
maakt, 40 bladen, die de, in
Spanje zo beminde „Corrida" in
dramatische scènes voorstelt. De
briljante techniek, waarmede hij
de massabeweging kon weerge
ven, de dynamische kracht waar
mede hij het zo veelvuldige, zo
gespannen gebeuren tot eenheid
kon toveren tot een geheel, waar
in de strijdende en stervende
mensen en dieren met het intens
meelevend publiek als een orkest
fortissimo klinkt, hebben de la-
Grafisch werk
TYE laatste, meest fantastische
en feitèlijk onbegrijpelijke se
rie is de „Disparates" (onge
rijmdheden) die bestaat uit 20—
22 lithografieën, uit de jaren
1810—1824.
Zijn grafisch werk geeft mis
schien een nog dieper inzicht in
zijn intieme, vehemente gevoe
lens, in zijn haat en walging, in
zijn wanbeelden en angstdromen.
Als in een soort dagboek wilde
hij daarin zijn spanningen afrea
geren om zich ervan te bevrijden,
hetgeen hem echter niet lukte. Hij
is hierin geheel anders dan in
zijn schilderijen.
Maar Goya openbaart zich
steeds in nieuw, steeds in ander
licht. Het merkwaardigste is hoe
zeer verschillend hij zelfs als
portretschilder is. Deze portret-
onsterfelijke monumenten
Goya's kunst. Ze zijn haast alle
meesterlijk, maar ze zijn stuk
voor stuk om zo te zeggen
met een ander artistiek hand
schrift geschreven. Ze zijn onder
ling even zo verschillend, als de
persoonlijkheden zelf, die hij
weergeeft. Hij leeft zich zo intens
in de sfeer, in de geest van het
voorgestelde model in. dat de ge
hele stijl van zijn schilderij
de compositie, de omgeving en
zelfs de kleuren en de techniek,
zich aan deze sfeer aanpassen en
dus diep verschillend zijn. Hij
openbaart, soms ontmaskert hij
niet alleen het wezen van zijn
model, maar even sterk en dui
delijk komen zijn eigen instelling,
komen zijn eigen gevoelens ten
opzichte van deze personen tot
uitdrukking. En dat is weer een
van de wezenskenmerken van de
ware expressionist!
(Slot volgt)
DR. M. RéVéSZ-ALEXANDER
medicus,dichter,hervormer
kosmopoliet
„Geef me een wit paard"
(Van E. bij zijn 60e verjaardag)
"JI/TORGEN, 3 april, zal het honderd jaar geleden ztfn, dat Frederik
(Willem) van Eeden te Haarlem werd geboren. Hij overleed op 16
juni 1932 te Bussum, waar hy als jong arts zich voor het eerst had ge
vestigd en in de buurt waarvan hjj zjjn sociaal experiment, de kolonie
Walden, die hem twee en een halve ton gekost heeft, had zien misluk
ken.
ER BESTAAT een foto. waarop
i men hem, bij de huldiging ter
gelegenheid van zijn zeventigste
verjaardag, april 1930, ziet zit
ten tussen Henri Borel en Lode-
wijk van Deyssel, en een, ge
maakt een maand te voren; bei
de beeltenissen verraden in de
uitdrukking der ogen de achter
uitgang van zijn geest en ge
dachteleven. Maar nij heeft die
huldiging nog kunnen bijwonen
en zijn vereerders met enkele
roerende woorden bedankt. Het
aftakelingsproces heeft Tiem
daarna nog twee moeilijke le
vensjaren gegund. Kort na zijn
dood kwam Hitier aan de macht
en begon het voorspel van de
tweede wereldoorlog, die wij
straks alweer vijftien jaar ach
ter ons hebben.
Het gericht der historie lijkt
hard. Van een idealistisch socia
lisme, zoals hij dat voorstond en
waaraan hij een vermogen heeft
geofferd (hij die men egocen
trisch heeft genoemd) Is in de
wereld «iets terechtgekomen.
Zijn letterkundig werk is, en dat
nog voor een klein deel, examen
stof geworden, beladen met de
weerzin van hen die er zich
noodgedwongen mee moeten be
zighouden en met de verveling
hen die het moeten uitleg
hoeven toch alleen
maar net eerste deel te lezen?")
en welke bakvis (zijn die er
nog?) dweept met Ellen, een
lied van de smart (1889), Van
Eedens gaafste dichtwerk ge
noemd, of met Het lied van
schijn en wezen (3 :dln.: 1895,
1910, 1922), zoals, lang geleden
veel jonge en oudere meisjes
hebben gedaan? Van zijn ro
mans wordt alleen Van de koe
le meren des doods (1900) nog
wel eens genoemd. Van Eedens
toneelwerk, waarvan wij noemen
De broeders (1894), Lioba
(1897), IJsbrand (1908). De heks
van Haarlem (1915) werd destijds
door Leo Simons „de donkere
plek in Van Eedens leven" ge
noemd. Donker voor hemzelf,
omdat zijn werk, ook nadat hij
een open brief aan de toneeldi
recties had gericht, zelden ge
speeld werd en hij vol beklag
zat over de houding van de kri
tiek en de directies, getuige bit
tere uitlatingen in meer dan een
voorrede.
Van de xedicus Van Eeden
kan gezegd worden, dat hij als
psyeho-therapeut zijn tijd voor
uit is geweest. In het Liber Ami-
corum (Vriendenboek), dat hem
op zijn 70ste verjaardag werd
aangeboden, schreef dr. A. W.
van Renterghem. met wie Van
Eeden een tijdlang geasso
cieerd is geweest, een uitvoerig,
gedocumenteerd artikel, waarin
hij zegt: „Van Eeden s verdien
sten te malen staat gelijk met
het schrijven van een stukje
Geschiedenis der Geneeskunde".
Jan Slauerhoff (scheepsarts en
dichter) constateert in datzelfde
boek dat vele collega's in de
medische wereld rustig de ar
beid van Van Eeden als medi
cus ignoreerden. Maar niemand
minder dan Sigmund Freud
heeft getuigd, dat Van Eeden
veel van de geheimen van het
verborgen zieleleven heeft „vor-
ausgeahnt": der soviel von
den Geheimnissen des verborge-
nen Seelenlebens vorausgeahnt
(hat)".
Hoezeer Van Eeden kosmopo
liet was, blijkt uit zijn connec
tie met zulke buitenlandse tijd
genoten als Hermann Bahr,
Martin Buber, Auguste Forel, sprietjes de draak te steken met
I:fmoi^rFLoddgeEFrïnz%k^n: orthodox «.oinituch „eloo,.
heimer. Else Otten, Romain Rol- werd een der Tachtigers maar
dan ook wel de Hollandse Tol
stoi genoemd.
Van Eedens uiterlijke levens
gang weerspiegelt zijn innerlij:
ke verdeeldheid. Dr. Ritter zei
in een rede op 3 april 1930:
„Hij begon met in zijn Gras
land, Milos Seiferi, Upton Sin
clair, Rabindranath Tagore,
Stefan Zweig en anderen.
vocht zich van hen vrij, begon
zijn kolonie Walden en kwam in
r recht- botsing met allerlei soorten i
enking?
rondom socialisten, ging in vnjwill
de figuur van Van Eeden tot ballingschap en dineerde met
«Jd2?z8enbrïeven „eltmawaten, was niet scherp
hij een fel omstreden fi- tegen de oorlog gekant, verde
digde het toetreden van Italië tot
de Entente, werd een voorstan
der van vrijwillige landstorm,
hetwelk,IDbepaaldè dSSjïï Komercondidoot stel-
gestalten, ondanks hun voor een ien van de Algemeene Staatspar
tij en ging ten slotte tot het
Katholicisme over."
guur. Het antwoord moet lui
den: we behoeven maar
Bilderdijk te denken om te
ten, dat er nu eenmaal iets
omschrijfbaars is, kfachti
ieder zichtbare tekortkomingen
en gebreken, in de herinnering
blijven voortleven.
Hij was veelzijdig en kon veel
werk verzetten. In één
Wèl kan hij met Lioba zeggen:
wAËé '"ifiLcoE.
VIA NAALD
ÉN PLAAI
in zeer korte tijd beroemd
den. Een gelijke figuur is o.a.
Lorin Maazel. die echter nog
aanmerkelijk jonger is. Leonard Bernstein werd op 25 augustus 1918
in Lawrence (Massachusetts) geboren, studeerde aan de Harvard
University compositie bij Walter Piston en Edward Burlingame
Hill. Tevens studeerde hij piano bij Helen Coates en Heinrich Geb-
hard. In 1939 studeerde hij af en bezocht toen het Curtis Institute
of Music te Philadelphia, waar hij werkte onder Fritz Reiner
(directie) en Randall Thompson (orkestratie). Zijn pianostudies
vervolgde hij bij Isabella Vengerova. Gedurende de zomermaanden
werkte hij in Tanglewood (de Berkshire Festival School) onder
Koussveitzky, wiens assistent hij werd in 1942. Voor het seizoen
19431944 werd hij door Arthur Rodzinski geëngageerd als
assistent-dirigent van het New York Philh. Symphony Orchestra
en toen Bruno Walter plotseling ziek werd, nam Bernstein diens
concerten met een enorm succes over.
Na die tijd werkt Bernstein als
zelfstandig dirigent, èn in Ameri
ka, èn in Europa. Ook dirigeerde
hij geruime tijd het Israëlisch
Filharmonisch Orkest en het mu-
ziekseizoen in Scheveningen heeft
hem enkele malen als gastdirigent
gehad. Ik herinner me nog een
concert op 2 juni 1948 in het Kur-
haus te Scheveningen. Vóór de
pauze in een haast pantheïstische
musiceerwoede de Zevende Sym
fonie van Beethoven en na de pau
ze, vlak achter elkaar. Bachs 5e
Brandenburgse Concert (Bernstein
zelf zat aan de vleugel) en de
„Rhapsody in Blue" van Gershwin
ook van de vleugel uit gedirigeerd.
Bernstein was toen 30 jaar en wel
licht nog wat ongebolsterd. Zo'n
combinatie is nu niet de best-denk
bare en het musiceren van Bern
stein was overrompelend, verfris
send. maar niet altijd helemaal
stijlvol.
Bornstrin is inmiddels ouder ge
worden en heeft zich aanmerkelijk
verdiept. Nog vorig jaar heeft men
dat kunnen merken toen hij een
gespeeld door het Columbia Sym
phony Orchestra, is wat de piano
klank betreft voortreffelijk. De or
kestklank heeft soms een kleine
de Russische ziel. vertekening, maar de uitvoering
J gespan
enkel concert in Nederland leidde,
met zijn nieuwe orkest, de New
York Philharmonic. Ja, de tijd
maakt wijzer, doet ook wel eens
van inzichten veranderen en
maakt bovendien wat beheerster.
Bernstein is daar het levend voor
beeld van. Natuurlijk, hij heeft
nog die bruisende muzikaliteit,
dat enorme elan en de sterke mu-
siceervreugde, maar het is alles
toch anders geworden, het heeft
meer inhoud gekregen.
EN NU is er PHILIPS die twee
platen met Bernstein heeft doen
opnemen. Bernstein als dirigent en
als pianist. Nog niet Bernstein
als componist. Ook op dat terrein
heeft hij bijzondere werken ge
maakt. Philips heeft allereerst
een stereofonische opname ge
maakt van de Vierde Symfonie
van Tschaikowsky door de New
York Philharmonic o.l.v. Leonard
Bernstein (30 cm stereoplaat 835
515 AY).
In die Vierde Symfonie van
Tschaikowsky herkent men all*
zou kunnen zeggen dat Tschai
kowsky hier een stuk autobiogra
fie heeft gegeven. Het is Bern
stein gelukt een volop levende en
gespannnen vertolking te bereiken,
die zich toch ook door rust ken
merkt. In 1948 zou Bernstein het
werk waarschijnlijk veel onstui
miger hebben gebracht. Wie nu
het Andantino hoort of het pizzi
cato-Scherzo zal van een zeldza
me beheersing kunnen spreken.
De stereo-opname is heel mooi
van klank en heel ruimtelijk. En
het orkest is subliem.
DE andere PHILIPS-plaat brengt
Bernstein als dirigent-pianist.
En zijn de opnamen van het Pia
noconcert in G-dur van Ravel en
het Pianoconcert no. 2 van Sjo-
stakowitsj, wahrvan ik ook de ste
reo-opname beluisterde (30 cm.
stereo 835525 AY). Hiervan bestaat
ook een monaurale opname. Bei
de werken heeft Leonard Bern
stein dus van achter de vleueel ge
dirigeerd. Ravel schreef twee Pia
noconcerten, één van de linker
hand (geschreven voor de Oosten
rijkse oorlogsinvalide Paul Witt
genstein) en het bovengenoemde.
Dit laatste concert noemde hij
aanvankelijk Divertissement, ge
zien het luchtige karakter. Invloed
gewekt vrolijk deel wordt
breed-uitgezongen Adagio. ATs Fi
nale schreef Ravel een levendig
rondo, sprankelend en gespannen.
De stereo-opname van dit werk,
xeeslepend,
nen, zo verfrissend, dat
opname-zwakheid graag vergeet
en geboeid luistert naar wat Bern
stein hier als pianist en als diri
gent heeft gedaan. Het
hoogste niveau.
Het Pianoconcert van Sjostako-
witsj heeft een haast primitieve
sfeer, een volksachtig ritme en
een eenvoudig-opneembare melo
die: Men kan bij Sjostakowitsj
echt wel invloeden van de Duitse
romantiek vinden, maar toch heeft
ook zijn muziek een Russische
sfeer. Dit nationale element uit
zich in een soort lyrische pathe
tiek. Naast durf in instrumenta
tie en ritme. Wat niet Russisch is
in deze muziek is de satire, want
de echte Rus kent de satire niet.
Het 2e Pianoconcert, dat Sjosta
kowitsj schreef voor zijn zoon
Maxim toen deze pianostudent
was aan het Conservatorium te
Moskou, is een fris en ritmisch
markant werk dat geen grote
diepte heeft maar wel een muzi-
kanteske geest ademt. De eerste
uitvoering verzorgde Maxim op
10 mei 1957 in Moskou.
De uitvoering door en onder lei
ding van Leonard Bernstein is ab
soluut meeslepend. Hier is een su
bliem spel van het New Yorks
Filharmonisch Orkest en een
enorme virtuose beheersing van
de piano door Leonard Bernstein.
Een werk waarnaar iedereen kan
luisteren zonder te worden opge
schrikt door erge dissonanten. Op
muziekgebied houden de Russen
nu eenmaal niet van dissonanten.
CORN. BASOSKI
zelfde winter schreef hij het „Ik heb op aarde wonderlijk ge-
sprookje De kleine
Johannes, hel Uijspc!
Dé student thuis en
zijn proefschrift. Wat
die veelzijdigheid be
treft: ze is te groot
genoemd, „te groot
mischien voor de
krachten van één
mens". Felix Ortt
merkte op: „Behalve
op de schoolrappor
ten, waar nog de
ouderwetse maat
staf geldt, heeft de
moderne mens liever
in één vak een tien
en voor alle andere
een nul, dan dat hij
een groot aantal ach
ten en negens heeft."
H. Heyenbrock
schreef aan Van
Eeden: „Je hadt te
veel lief. Om te sla
gen in het leven eist
de wereld een spe
ciale gezichtsveren-
g)ng."
Zeker is, dat die
veelzijdig gerichte
belangstelling het
hem in de kring van
de Tachtigers te be
nauwd heeft ge
maakt. Bij Kloos,
Tideman, Van Deys
sel ging het om zui
vere literatuur, zui-
kunste'naarschap. Alles draaide wankeld her en der." Van Eeden
om het artiest zijn, het woord- was dan ook volkomen onbur-
kunstenaar wezen. Kloos en Van gerlijk bij soms een schijn van
Deyssel hebben -hierin volhard; het tegendeel. Op velen maakte
de eerste eindigde in verval, de zijn bekering tot het Rooms-Ka-
tweede in steriliteit. Van der tholicisme in 1921-22 meer de in-
Goes en Gorter wendden zich druk van een vlucht dan van een
tot het socialisme, Verwey tot werkelijk gevonden vrede. Zelf
„de idee". Het is hier niet de vertelt hij ergens, dat hij, bid-
vraag in hoeverre Gorter en dende in een kerk, bij zichzelf
Verwey, elk op hun wijze, hun dacht: „Wat zouden mijn vrien-
dichterschap buiten de schoon- den ervan denken als ze me zo
heidscultus van De Nieuwe Gids zagen?" Men heeft hem ijdel en
om zoveel beter hebben verwe- egocentrisch genoemd; zeker is
zenlijkt. Maar hun impuls, even- dat hij niet, als velen onzer, de
als die van Van Eeden, was kunst verstond zijn gebreken te
juist. Zij hebben hun tijd be- verbergen. Alleen zijn profeterige
ter begrepen. Terwijl de impres- houding werkt te allen tijde irri-
sionisten opgingen in de gestal- terend,
te van de verschijnselen, hield
iemand als Van Eeden aan- Ult deze wirwar van lijnen
dacht voor het gehalte over. De wordt ten slotte ongeveer duide-
innerlijke verdeeldheid in Van lijk wat Van Eedens betekenis is
Eedens geestelijke structuur geweest: in geestelijke structuur,
in leven en in werk uitdrukking
te hebben gegeven aan de bot
sing der geestelijke stromingen
zijn tijd; zijn tijd, die van
de overgang naar de twintigste
in Holland tamelijk volledig
te hebben vertegenwoordigd; aan
zijn tijd geleden te hebben en een
Het weekblad „De uare Jacob" wijdde op 21
maart 1903 een hele voorpagina aan Frederik
van Eeden, Heer van Walden.
heeft merkwaardigerwijze juist
verhinderd, dat hij niet meer
zou zijn dan een, zij het hoog
begaafd, kind van zijn tijd.
In 1C93 keerde Van Eeden in
een rede te Groningen het slag
woord van de materialisten,
„Ohne Fosfor keine Gedanken",
reeds om in de toenmaals c
Je bewering: „H
Gedanken kein Fosfor." Zijn in
tuïtief >veten, dat de geest pri
mair is ten opzichte van de stof,
worstelde tegen de destijds in
de geneeskunde gangbare be
grippen. Als medicus begreep
hij dat bij de genezing ook het
geestesleven van de patiënt be
trokken moest worden; hij expe
rimenteerde met suggestie en
hypnose, interesseerde zich voor
occulte verschijnselen en wat la
ter parapsychologie is genoemd.
Zijn sociaal gevoel was echt; in
een brief schreef hij in juni
1890: „Ik ben dezer dagen ge
heel en al vervuld met het
boek óver Siberië. Het bele
digd rechtsgevoel en het vree-
selijk lijden dier verbannenen
laat mij nacht noch dag rust."
Maar de oplossing van het
menselijk lijden en van het
maatschappelijk vraagstuk zocht
hij niet in een doctrinair, op het
historisch materialisme stoelend
socialisme. Dat was hem te wei
nig geestelijk. Wat hem ten diep
ste bezielde was een religieuze
impuls. Men heeft Van Eeden
dit laatste misschien het witte
paard, waarnaar hij heeft ver-
C. RIJNSDORP
Maandblad E
Het Orgel
Het maandblad Het Orgel (vat.
de Ned. Organisten Vereniging; L
opent het maart-nummer met een n
goed gedocumenteerd artikel van je
Harry Mayer over de orgelcom- F
ponist Willem Vogel. Lambert Er- P
né schrijft over „De bouw van [J
het orgel te Roden" en over „Uit L
de geschiedenis van het grote or- L
gel in de St.-Laurenskerk te Alk- É0
maar" en Cor Edskes heeft het K
over „Oude orgels in noordwest K
Duitsland". Ten slotte is er een p
beschouwing van J. F. Rootlieb r
over „De herziening van woord T'
en toon onzer psalmen". Het blad L
bevat wederom een serie fraaie L
orgelfoto's. Het adres van Het Or- (li
gel is: Soetendaalseweg 39b, Rot- j
ter dam.