CHRISTIAN HERTER Mammoet op zolder YVONNE PETIT IN ZIERIKZEE ZATERDAG 2 APRIL 1960 1895 28 Maari 1960 „Haast je vooral niet terug naar Washington. Als je dat doet, zal men misschien den ken, dat ik er slechter aan toe ben, dan in werkelijkheid het geval is. En als ik inderdaad ernstig ziek ben, dan zal je wat rust nodig hebben om al mijn werk over te kunnen ne men." De man, die zich niet moest haasten was Christian Archibald Herter, onderminis ter van buitenlandse zaken van de Verenigde Staten. Hij was aan de telefoon geroepen, toen hij van een welverdiende rust genoot in zijn buitenverblijf in de staat South Carolina. Aan de andere kant van de lijn stond John Foster Dulles, de chef van Herter, die op het punt stond, zich naar het Walter Reed zie kenhuis in Washington te bege ven voor een hersenoperatie. Zij begrepen elkaar, ook al had den zij wel eens onenigheid gehad: Herter nam de lopende zaken geruisloos over, weigerde perscon ferenties te geven en gedroeg zich steeds als de zaakwaarne mer, die de terugkeer van zijn chef verwacht. Maar Dulles kwam niet terug. De ziekte, die zijn li chaam had aangetast, was zo ern stig, dat een herstel niet meer mogelijk bleek. Het telefoonge sprek vond in het midden van fe bruari van het vorig jaar plaats. Slechts enkele maanden daarna belde Dulles president Eisenhower op om hem mede te delen dat hij had besloten, af te treden als mi nister van buitenlandse zaken. En slechts weinige weken, nadat Her ter hem was opgevolgd, stierf Dul les, terwijl in Genève de minis ters van buitenlandse zaken van de Grote Vier over het Duitse vraagstuk vergaderden. Beloning Dulles had Herter al eens eer der opgebeld om hem een belang rijke mededeling te doen. Dat was in februari 1957, toen de Ameri kaanse presidentsverkiezingen goed en wel achter de rug waren en Dulles hersteld scheen van de ziekte, die hem ruim twee jaar later geheel zou uitschakelen. Voordat er zekerheid bestond over het verloop van Dulles' ziek te werd reeds rekening gehouden met de mogelijkheid, dat Herter tot minister van buitenlandse za ken zou worden benoemd. Dit laatste was hem toegezegd, nadat hij geweigerd had zijn naam te la ten gebruiken in een campagne tegen een nieuwe kandidatuur van Richard Nixon voor het vice- presidentschap. Toen Dulles van zijn ziekte her stelde en daarmee zelfs zijn dok toren verbaasde, werd een char mante oplossing gevonden. Dulles belde Herter op. die toen nog gou verneur van de staat Massachu setts was en vroeg hem of hij er iets voor voelde naar Washington te komen als onderminister van buitenlandse zaken. En Herter, die al in 1916 een actieve belangstel ling voor de buitenlandse politiek aan de dag legde, accepteerde dit aanbod onmiddellijk. Later heeft hij daar wel eens spijt van ge had, omdat Dulles niets aan hem wilde overlaten. Maar ook hierin kwam verandering en langzaam maar zeker groeiden de invloed en het prestige van Herter. En zo werd Herter tenslotte mi nister van buitenlandse zaken in een periode, waarin de Ameri kaanse buitenlandse politiek aan een herwaardering onderhevig was. Kort na zijn benoeming be gon de ministersconferentie in Ge nève, waar hij zijn eerste proeve van bekwaamheid moest afleggen. En al is het resultaat van die be sprekingen bepaald negatief ge weest, Herter, die vaak last heeft van rheumatische aandoeningen en dan op krukken loopt, heeft tij dens deze marathonbesprekingen bewezen, uit het goede hout te zijn gesneden. Het is eigenlijk nooit de bedoe ling geweest, dat Christian Archi bald Herter het glibberige pad der politiek zou gaan betreden. Hij stamt uit een kunstenaarsgeslacht en zijn ouders lieten hem, nadat hj de Harvard-universiteit had be zocht, voor architect studeren. Zijn in Duitsland geboren groot vader Christian August Ludwig Herter was in het midden van de vorige eeuw een zeer bekend ar chitect. Toen deze een miljoen dol lar bij elkaar had gebouwd, ver trok hij naar Parijs om zich aan de schilderkunst te wijden. Toen hij in 1883 overleed was er van al dit geld niet veel meer over. Niet- UIT HET GOEDE HOUT GESNEDEN illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Waardig opvolger van FOSTER DULLES liiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiii temin vestigde zijn zoon Albert zich eveneens als schilder in Pa rijs, waar hij trouwde met een veelbelovende Amerikaanse schil deres, Adele McGinnis. Op 28 maart 1895 werd uit dit artistenhuwelijk een zoon geboren: Christian Archibald, die een lan ge, uit zijn krachten gegroeide jongen was, toen zijn ouders in 1904 naar de Verenigde Staten te rugkeerden. De Herters komen uit Burgfel- den in Schwabenland. Een van Herters voorvaderen was de in 1734 in Burgfelden geboren Jo- hann Melchior Hérter. Deze was wever van beroep, maar verliet zijn geboortedorp om zich in het nabijgelegen Pfeffingen te vesti gen. Zijn kleinzoon Christian, die in 1807 werd geboren, werd meu belmaker en verhuisde naar Stutt gart, dat toen al een grotere stad was. Diens zoon Christian August Ludwig emigreerde in 1859 naar de Verenigde Staten,, waar hij als architect naam maakte o.a. met de paleizen van Morgan en Vanderbilt aan de Fifth Avenue. Een jaar nadat Christian Archi bald Herter In 1915 naar de archi- tcctenschool In New York was ge gaan, haalde een studiegenoot uit de Harvardtljd hem over, mee te gaan naar Berlijn, waar een post op de Amerikaanse ambassade va- kant was. Hij brak zijn studie af, ging naar Berlijn, maar moest naar de Verenigde Staten terugke ren, nadat zijn land Duitsland de oorlog had verklaard. Op de te rugweg werd hij in Brussel gear resteerd wegens „spionage", maar weer op vrije vóeten gesteld, na dat hij een nacht in een Duitse ge vangenis had doorgebracht. Herter heeft toen geprobeerd, dienst te nemen in het leger. Men vond hem echter te lang en te mager en hij werd afgekeurd. Zijn broer Everitt, die een jaar ouder was, sneuvelde in Frankrijk in gevechten mét de Duitsers. Dit' verlies heeft destijds een diepe indfuk op hem gemaakt en hem gesterkt in zijn voornemen, actief te gaan deelnemen aan alle vor men van internationale samenwer king. Zo maakte hij deel uit van de Amerikaanse delegatie naar de vredesconferentie van Versailles en maakte hij zich na de tweede wereldoorlog verdienstelijk als rapporteur over de hulp, die aan door de oorlog getroffen landen moest worden verstrekt. In de tot standkoming van het Marshallplan speelde hij een belangrijke rol In 1951 reisde Herter naar Euro pa om generaal Eisenhower te be zoeken. Hij vertelde hem onom wonden, niet te moeten verwach ten, dat de kandidatuur van de Republikeinse partij hem zo maar in de schoot zou rollen. Herter spoorde de generaal aan, duide lijk uit te spreken, of hij zich als kandidaat beschikbaar wilde stel len en vervolgens de handschoen op te nemen tegen zijn voornaam ste rivaal, Robert A. Taft. Als ad viseur nam Herter deel aan de verkiezingscampagne, maar zelf dong hij met verrassend suc ces naar de gouverneurszetel van Massachusetts. Tot begin 1957 heeft hij deze post bekleed. Toen werd hij nadat hij zich niet her kiesbaar had gesteld benoemd tot onderminister van buitenlandse zaken. Enkele dagen gelegen is Herter 65 jaar geworden, de leeftijd waarop de meeste mensen van een rustige oude dag gaan genie ten. Op Herter ligt nog heel wat werk te wachten. Hoe lang h\j nog minister van buitenlandse zaken zal zijn, weet niemand. Dat hangt in de eerste plaats af van het re sultaat van de presidentsverkie zingen in november van dit jaar. Winnen de Democraten dit jaar de race naar het Witte Huis, dan kan ook Herter op zijn lauweren gaan rusten. Verliezen zij opnieuw dan bestaat de mogelijkheid, dat het optreden van Herter nog wordt geprolongeerd. Tenzij de nieuwe president anders beslist. HET BEGON MET EEN RADIO-UITZENDING In een geïmproviseerde toespraak van vijf minuten moest Yvonne haar mening over de fanclub ge ven. Ogenschijnlijk zonder enige moeite formuleerde ze haar zin nen. Ze deed het werkelijk goed. Zo goed dat haar woorden op dinsdag 15 december in het jeugd- oprichtster van Albert Schweitzer-jeugddub stoelen schieten zc uit de grond. Iedere zanger of zangeres, die voor het z.g. lichte genre wordt ontdekt, krijgt reeds spoedig te horen, dat er een fanclub voor hem of haar in het leven is ge roepen. Het stichten van een der gelijk „instituut" is in de meeste gevallen onafhankelijk van de vo- calistische kwaliteiten van de zan- Ser of zangeres in kwestie. De eugd wil domweg met haar tijd meegaan en dus moet er een fanclub komen. Toch zijn er wel jongeren die inzien dat deze fanclubbeweging eigenlijk allemaal flauwe kul is: verering van personen, van wie het vaak schijnt, dat ze de puber teit nog niet te boven zijn geko men. Eén van deze jongeren, die een fanclub taboe vinden, is Yvon ne Petit, leerlinge van een nij verheidsschool te Amsterdam. Zij kan alleen een dergelijke club waarderen als de persoon, waar voor „gefand" wordt, ook werke lijk iets te betekenen heeft. „En met vele moderne zangers, zoals Elvis Presley, Bill Haley en an deren. is dat nu niet bepaald het geval", zo vindt Yvonne. „Voor een man als Albert Schweitzer, daarvoor zou een fan club moeten worden opgericht." Dit zei Yvonne op donderdag 10 december toen ze voor de Minia tuur Jeugdomroep Nederland in Hilversum een stemproef aflegde. programma „De Peperklip" wi den uitgezonden. Vele jongeren van Nederland hebben die dag het plan van het Amsterdamse meis je kunnen horen: „Waarom geen fanclub voor Albert Schweitzer?" De reacties bleven niet lang uit. Uit alle delen van het land stroom den er brieven bij Yvonne Petit binpen. Bijna alle brieven waren geschreven in enthousiaste be woordingen. Gestimuleerd door deze reacties begon Yvonne voor bereidingen te treffen voor de op richting van de Albert Schweitzer Jeugdclub. „Ik gebruik met opzet het woord jeugdclub, omdat ik fanclub zo denigrerend vind klin ken voor een man als Albert Schweitzer." Voor men echter tot de oprich ting van de jeugdclub kon over gaan, moest hiervoor toestemming worden gevraagd aan Albert Schweitzer. Enige dagen geleden ontving Yvonne ccn brief van de „dokter van Lambarene", waarin stond dat het plan zijn volle in stemming en sympathie had. „De jeugd van Nederland verricht hiermee- een goede daad", waren de woorden van Albert Schweit- In een extra radio-uitzending in begin januari sprak ook ds. D. A. Werner uit Huizen, voorzitter van de vereniging „Vrienden van Lambarene". zijn waardering uit over het initiatief van mejuffrouw Petit. „Wij zullen u, indien dat nodig mocht blijken, met raad en daad terzijde staan", zo zei ds. in toe, dat de jeugdclub van een zo groot mogelijke vrij heid gebruik wenste te maken. „Op die manier kunnen dc jonge ren zonder „inmenging" van vol wassenen. tonen wat ze waard zijn", zei Yvonne. De bedoeling van de jeugdclub is Albert Schweitzer en zijn werk een zo groot mogelijke bekendheid geven onder de Nederlandse jeugd. Hiertoe zullen verschillen de manifestaties op touw gezet worden. Men is van plan lezingen, film- en toneelavonden en orgel concerten le organiseren. ..De mensen, die we hiervoor willen aantrekken", zo zegt Yvonne, moeten mensen zijn, die bekend zijn." ..De jeugd moet namelijk getrokken worden We hebben al verschillende bekende mensen op het oog", zo zegt Yvonne. „Mo menteel hebben we contact ge zocht met ds. Werner en dr. Paul Julien, bekend door zijn boeken over Afrika. Verder heeft Aad Verhoeven uit Schiedam, die zich als lid voor de jeugdclub heeft opgegeven, zich bereid verklaard een orgelconcert te verzorgen." Het voorlopig bestuur van de Albert Schweitzer Jeugdclub be staat uit de volgende personen: Yvonne Petit, voorzitster; Gerard Knibbe. vice-voorzitter; Floris Hijmans. secretaris; Rinus 1 der Duijn, penningmeester. On langs heeft Yvonne Petit haar plannen voor dc televisie uiteen gezet. Zij heeft toen verteld dat ze aan de jeugdclub een grote lan delijke bekendheid wil geven. Dit zal moeten gebeuren door in de verschillende delen van ons land afdelingen te stichten. In Den Helder is zo'n afdeling reeds op gericht. Als overkoepelend orgaan van de afdelingen zal de centrale afdeling in Amsterdam worden gevestigd. Ook uit België zijn er reacties gekomen. Julliams Roger uit Brasschaat wil ook voor België een Albert Schweitzer Jeugdclub oprichten, zo vertelde hij in i opgetogen brief aan Yvonne. Al deze plannen werden vanmid dag besproken, want vandaag werd in gebouw Westeinde aan het West einde 3 te Amsterdam, de eerst vergadering gehouden. Jonge Ne derlanders, die lid van de Albert Schweitzer Jeugdclub wensen worden, kunnen zich opgeven Yvonne Petit, Weismullerstraal 14 II Amsterdam. Degenen, die de club financieel willen steunen, kunnen hun bijdragen storten op nummer 3888 van de Amsterdam se girodienst. Met 'n vondst van Jaap Schot begon het En om ons te overtuigen nam hij ons mee via een zwaar lo- pende stenen draaitrap naar de hanebalken van het oude stad huis of liever, naar de laat- Gothische overkapping, die met haar spanten doet denken aan een omgekeerd scheepsruim en enig in Nederland heet te zijn. Via enkele deuren en een trap je belandden we op de maritie me afdeling, waarvan een ge deelte vol lag met stukken van dierlijke skeletten zoals wervels, kaken, tanden, boven- en onder benen, schedels etc., die vaak nog duidelijk van vorm waren, maar overigens geheel ver steend. Allemaal met visnetten opgehaald in de Zeeuwse stro- Vissen Het was in 1951 dat de mossel- visser Jaap Schot een eigenaar dig voorwerp ophaalde, dat zijn a.s. schoonvader, de onderwijzer De Nooyer te Renesse, herkepde als een tand van een walvis. Jaap Schot toog ermee naar de heer Van Beveren, die dat be vestigde. En toen wist deze met zijn kennis van zaken de visser zo te boeien, dat het besluit ge nomen werd op een rustige zo merdag, bij een lage water stand, met de kotter Z.Z. 8 op beenderen inplaats van op gar nalen te gaan vissen. Hetgeen in 1952 inderdaad geschiedde. De heer Van Beveren verzekerde zich daarbij ook nog van de me dewerking van enkele weten schapsmensen, die zich weldra bereid verklaarden mëe aan boord te gaan, om gezamenlijk gedurende 10 12 uur op de bo dem van de Oosterschelde (30 meter diep) hun geluk te her proeven. Het succes was al ter stond verbluffend. Men haalde zoveel interessante dingen naar boven, dat het ganse gezelschap van oordeer was dat een derge lijke bottënvisdag moest worden herhaald. Én zo voer men in 1953 opnieuw een keer uit en in 1954 wederom, waarna men geen jaar meer heeft overgeslagen, zodat in de komende zomer reeds de tiende bottënvisdag ge houden zgl worden. Ook dan weer met zgn. mosselkorrèn, die aan weerskanten van de kotter wor den neergelaten om daarna over de bodem te worden gesleept. Men kiest daarvoor steevèst een zaterdag, die reeds enige tijd van te voren moet worden vastgesteld.' Dit is helaas nood zakelijk, want men loopt zo doende altijd het risico, dat de weèrsomstandigheden voor dat werk toevallig minder gunstig zijn. Maar men neemt dit risico dan maar, daar niemand van de vaste deelnemers die avontuur lijke dag meer zou willen missen. In de eerste plaats de gebrs. Jaap en Benjamin Schot niet. de heer Van Beveren niet, maar ook dé Leidse geoloog prof. Van der Vlerk, de Utrechtse antropo loog dr Huizinga en de burge meester van Zierikzee, de heer Fr. Th. Dijckmeestcr niet, welke laatste steeds de leiding van de tocht op zich neemt. Wat de resultaten van de tien de tocht zullen zijn weet'men na tuurlijk nog niet, maar er zijn wel dagen geweest, dat de vangst met eèn vrachtauto naar het museum moést worden getrans porteerd. Hier haalt de heer Van Beve ren volgens een van meet af aan gemaakte afspraak er eerst al datgene uit, wat hij in het belang van zijn verzameling acht. Al het andere schenkt hij weg aan het Geologisch Museum te Leiden. En dat is meestal nog heel wat Trouwens Leiden mag niet klagen, omdat men daar ei- génlijk al heeft, waar de heer Van Beveren zo gaarne naar streeft. De Leidse mammoet is aleen wat aan de kleine kant. Mammoeten Hoogst interessant is het, de Zierikzeese conservator tussen ai zijn botten te zien neerhurken cn hem de onmisbare commentaren erbij te horen geven. „Mammoe ten", zo vertelt hij dan, „leefden op de toendra's van Europa, dus in een tijd, dat de oerbossen er nog niet waren, waaruit later de steenkolenvelden zijn ontstaan. Nog niet lang geleden is irt Ita lië een veertien meter lang ge raamte van een mammoet ge vonden. En nog slechts een goe de maand terug kon men in de kranten lézen, dat in een ijslaag in Siberië een mammoet was ontdekt, waarvan het vlees nog eetbaar was. Er stond zelfs bij vermeld, dat tussen dc tanden cn in de maag bladgroen was aan getroffen. Wat stellig niet uitge sloten is. Af en toe komen dc vissers ook 's winters wel met een vondst bij me aanzetten. Een paar maan den geleden brachten ze mc een stuk van de onderkaak van een mammoet. Ik laat die dingen eerst een tijd buiten liggen, om de zeewaterlucht kwijt te raken en dan ontdoen m'n helpers ze van allerlei schelpen e.d. die er soms met dikke lagen op zitten." Als de heer Van Beveren een staartwervel van een uitgestor ven walvissoort wil optillen, om hem ons beter te kunnen lonen, blijkt die zo zwaar te zijn. dat hij ?ich amper staande kan hou den. Het bot heeft afmetingen Zo zagen de olifantachtige monste genoemd. Kortgeleden vond men skelet van zo'n beest. Het liad als een stuk boomstam dat voor hakblok pleegt te worden ge bruikt. Aan de ivoren mammoet- slagtand, die wel tien centime ter dik is en een meter lang, heeft de conservator eveneens de vracht. En dan liggen daar voorts tanden van potvissen (van naar schatting 3Va miljoen jaar en één „van recente datum" (2000 jaar oud). Verder een stuk skelet van een snavelwalvis, beenderen van oer ossen. van bisons, van paarden, van varkens en van vele herten. „Bisons", aldus de heer Van Beveren, „kwamen vroeger in Midden-Europa net zo goed voor als nu nog in Amerika. Dat men in de Zeeuwse wateren nu nog beenderen van die beesten op vist, moet verklaard worden uit het feit, dat het smeltwater van het ijs in Midden-Europa ze naar noorderlijker streken verdreef. Verleden zomer haalden vis sers uit Yerseke een bisonsche- del op met de beide horens er nog aan. O^k die vondst kwam hier terecht. En de omvang is wederom groter dan die van de horens der nog levende bisons. Merkwaardig, dat zoveel dier soorten vroeger beduiden J groter waren dan nu. Met de mensen is het juist andersom. Die wer den de laatste halve eeuw vijf centimeter langer". Van het paard bezit het mu seum in Zierikzee zgn. zwarte fossielen, en wel 28 zijn oer- en oeroud. Daardi kregen deze beenderen een me taalklank. Het betreft hier on der- en bovenarmen, waarvoor geleerden altijd heel veel belang stelling hebben. met dc wonderlijkst •rpen. De conservator l' «veren kan er nooit ove uitgepraat raken. Kijkje in het museum met zijn unieke zoldering, die aan een omgekeerd scheepsruim doet denkenOok dit is iets unieks in Nederland. Links de klokken van het oude carillon, dat van 1585 tot 1929 in dc toren van het Zierikzeese raadhuis hing. Oost-Indië voeren, tegen zeero verij beschermde. Daarom had heid worden genoemd, dat al het 24 kanons aan boord. In die hun namen, van 1302 af, voor dagen bezat Zierikzee een koop- het nageslacht bewaard zijn ge- Nog iets merkwaardigs op die vlMt. die ,estls gezinnen een «Si gned bestaan Wedt: en voorts 929 tvat binnenvaartscheepjcs. toren verspreidden. In 1929 werd er nL een nieuw carillon in Rotterdam, dat de aangebracht, daar het oude te .Wist u", aldus dc heer Van Zierikzeese koopvaardij tot zich weinig speelmogelijkheden bood. Beveren, „dat i Gelderland getrokken heeft i op grote diepte ook walvisbeen deren zijn gevonden? Bij de Nedeseberg. Dat houdt weer verband met de ontwikkeling, die de wereld vroeger heeft doorgemaakt. Eenmaal vormden weg gereed Engeland en het Europese vaste- zeewater bij Hoek land één geheel. Toen brak er een periode aan, dat het ijs van de Noordpool begon af te zak ken. Het sloot de Noordzee af, de stadje het water van deze Slechts de twee grootste klok- het oude carillon, die voor de uurslag en de halfuur- november 1869, toen door toe doen van Pieter Caland een waterbouwkundig ingenieur, ge- slag, bleven gehandhaafd en boren in Zierikzee! met het zijn ook nu nog de grootste van graven van de Nieuwe Water- het uit 28 (kleine) klokken be- het eerste staande nieuwe carillon. Al in Holland die oude klokken werden gego- binnenspoelde. Dat was de op- ten door Petrus v. d. Ghein uit Maasstad, maar Mechelen en zijn nog een eeuw 'oor het welvaren- ouder dan de beroemde Hemo- de Oosterschelde. nyklokken. Vandaar, dat Nóg leggen de statige koopmans- te en de gevangen geraakte wal- huizen langs de oude haven, al- tijd geleden deze oude klokken dat zoete wa- le gebouwd in het begin van de zag hangen, hij zich de opmer king liet ontvallen: „Als ik die klokken ikrijg laat ik er een to ren omheen bouwen!" Bijzonder Van de botten pen ls in dit stap. En ook de verzameling hiervan is van le gebouwd achttiende eeuw, getuigenis die vroegere weelvaart af. De be volking liep evenwel bijna met de helft terug, van 12000 tot 7000 Ook in het museum treft men bijzon- nog diverse stille getuigen het rood, wit en blauw over de Zierikzee goed heeft ge- wereld uitdroegen, zijn model- kend. Zo prijkt er, veilig opge ien voorhanden. De pinas bij- borgen in een vitrine, een zgn. voorbeeld, uit omstreeks 1600. thesaurierenbeker, geheel met Eén echt Zierlkzees schip, de hand uit zilver gedreven in prachtig getuigd, dat in vredes- „Doch het blijft allemaal hier", zegt de heer Van Beveren, „omdat het hier nu eenmaal hoort. Jammer dat er in de to ren geen plaats was om dit oude carillon met wat nieuwe klokken aan te vullen. Want de klank van die oude is buitengewoon mooi. Gek hè, dat de toren in renaissance-stijl werd opgetrok ken en het dak van het raadhuis bS&T daarómVia het, laa,^0ÏÏShI Toc\ Vd haaldelijk ook elders werd ee- aUes 'sSeliJkertijd door Johan- exposeerd. E om. veerd: „Na IJ bevrijd te zijn herdenk ik: 1530: Met de St. Felixvloed werd heel Schouwen Duive- land geïnundeerd. - 1570: Met de Allerheiligenvloed klfne" navertellen, want dc uit- seschiedde dat nogmaals. gebreide munten- en penning- 1572: Zierikzee beleierd door verzamelingen de kostbare col- de Spanjaarden. lectie keramiek uit 2200 jaar 1575 en 1576: Zierikzee op- vo°r ChmUnh de boerekamer nieuw belegerd door de met haar artistieke tegelta- Spanjaarden bleaus' het Seweldige kachelta- i eindelijk weer op lieden), de arretikkers, koetsen de the- en velocipèdes, ze bieden adsleden) van Zie- der uitzondering aanleiding toe. ikzee opdracht gaven deze be- We willen echter eindigen met dat gemakkelijk aan de aandacht van de bezoeker ont snapt. omdat het in een klein en stampvol zijvertrek aan de erewijn uit te zoldering hangt: een vijf meter lange kajak, zoals de IJslanders ker te vervaardigen, teneinde ei om het andere jaar. op St. Ste vensdag <2-6 decemberi, als er twee nieuwe burgemeesters ge kozen werden, drinken. Zierikzee heeft met dat Ook' opgehaald uit de Zeeuwse stromei door een visser uit Yerseke. Het betreft van een reuzenbison, zoals die eem die heden ten dage nog gebrui ken als ze op de zeehondenjacht gaan. Dit kano-achtige houten scheepje, dat geheel met zee hondenhuid is bekleed om het waterdicht te houden en dc ei genschap bezit, bij omslaan uit zichzelf weer in z'n normale po sitie terug te keren, werd in 1568 uit het barre noorden mee gebracht door de koene Zierik zeese zeeman Philips Winterko ning, geboren te Colijnsplaat, die met een zgn. hoeker op dc walvisvangst was geweest. Bijna vierhonderd jaar wordt dat bootje nu al in Zierikzee be waard, met een pop van een es kimo erin, die zó getrouw werd nagemaakt dat men er even van schrikt, wanneer men er voor de eerste keer z'n blik op laat vallen. Dat is natuurlijk niet de bedoeling van de heer Van Be veren. die niets verzuimt om nog méér bezoekers te trekken. Het vorige vakantieseizoen wa ren dat er zesduizend, onder wie veel buitenlanders. Ga er dus ook eens heen. IEDERE ZOMER KOMT ER WAT BIJ toch menen we wel te mo gen zeggen, dat we in Ne derland vrij vertrouwd zijn geraakt met het beeld van ,,een koe op zolder". In Zierikzee echter woont iemand, die met de hand op het hart kan verklaren, dat hij een mammoet op zolder heeft, zo'n grote voorwereldlijke olifant die, was hij nog in leven, mede lijdend zou neerkijken op zijn zoveel kleinere naza ten uit de tegenwoordige tijd. „'k Heb hem nog wel niet compleet", zo zei ons dezer dagen de heer P. van Beve ren (65). gemeentearchivaris en conservator van het museum aldaar, „maar van de zomer gaan we weer vissen en dan hoop ik opnieuw een stapje dichter bij m'n doel te ge raken. Want ik heb er al een heleboel van."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 17