Dr. MUL JLLIi
jt
en drinken
voor het vaderland
ZATERDAG 7 NOVEMBER 1959
„Eén stam vergt al een mensenleven"
twintig maai naar czA\rilza voor de wetenockap
Artikelen en boeken
ontstaan onder
pianospel van
„Toen ik er een keer of vijf geweest was dacht ik dat ik
Afrika wel kende. Maar nu ik twintig expedities achter de rug
heb blijkt dit net voldoende te zijn om te begrijpen, dat je het
Zwarte werelddeel nooit leert kennen want voor het leren
kennen van één stam is al een mensenleven nodig."
Deze woorden, gesproken door dr. Paul Julien in zijn woning aan
het Burchtplein te Wassenaar („het is geen burcht en het is geen
plein"), gaan vergezeld van een beminnelijke glimlach en worden nog
eens onderstreept met een fikse klap van zijn rechterhand op de houten
leuning van zijn fauteuil, waar hij zich tegelijkertijd even achterin laat
rollen.
We zitten tegenover een niet zo lange, maar stevig
gebouwde, gezond aandoende figuur, met een frisse
blos op de kaken, zwart achterover gekamd haar dat
al wat begint te grijzen, een paar donkere, tempe
ramentvolle ogen in het gladde, ronde gezicht, grote
oren, een flinke neus, met eronder een kortgehouden
kneveltje, dat de bovenrand van de lip nog juist vrij
laat.
Ondanks de rust, die veelal
van rokers van grote sigaren
pleegt uit te gaan. vormt zo'n
tabakstorpedo in zijn vingers
eerder een beweeglijke diri
geerstok. Maar niet alleen die
sigaar neemt telkens een an
dere positie in. Hij zélf doet
daaraan zó dapper mee. dat
het bijna „fraglich" wordt hoe
zulk een man zich de tijd gun
de. talloze wetenschappelijke
artikelen te schrijven voor in
ternationale tijdschriften, en
daarnaast nog een aantal vlot
en populair geschreven boeken
over zijn verkenningsreizen het
licht te doen zien.
..Floep" hij is verdwenen,
naar de zolder, om foto's voor
ons op te sporen. Floep, daar
duikt hij al weer in zijn stoel.
Floep, nu schiet hij weg in de
achterkamer, om ons nóg iets
aardigs te tonen, floep, hij zit
opnieuw in z'n fauteuil en als
hij met ons praat geeft hij on
bewust zulke prachtige staal
tjes van gelaatsexpressie weg.
dat een acteur jaloers erop zou
kunnen zijn.
Toch doet hij met zijn be
weeglijkheid eerder denken aan
een veel-om-handen-hebbend
zakenman dan aan een auteur.
Aan een gesoigneerd za
kenman dan. Aan een direc
teur van een gerenommeerd
modehuis bijvoorbeeld.
I ABORAMUS pro patria
wij werken voor het
vaderland staat op elk
flesje bier van de Carlsberg-
brouwerijen in Denemarken.
De vreemdeling is geneigd om
dan te glimlachen, maar die
leuze is toch werkelijk ernstig
gemeend. Alleen er had bij
kunnen staan: en we drinken
voor het vaderland.
De Carlsberg-brouwerijen
zijn namelijk waarschijnlijk
de grootste maecenas, die
Denemarken heeft. In 18 76
slichtte de brouwer J. C.
Jacobson het Carlsbergfondet,
waarvan het kapitaal ge
vormd werd door een in
vestering in de Carlsberg
brouwerijen. Een belegging,
die bijvoorbeeld in het jaar
19531954 niet minder op
bracht dan 4.716.000 kronen,
dus ongeveer 2.358.000 gulden.
Deze werden besteed aan
doeleinden die zowel de
wetenschap als de kunst
dienen.
Ieder die dus zijn flesje bier
geniet, dient het goede doel.
En de Denen dienen en drin
ken op zo'n manier graag!
Maar ook in andere opzich
ten weten ze met het vullen
van de maag het vaderland te
dienen. Het is opmerkelijk hoe
de Denen, die echte smulpapen
zijn, de produkten van eigen
bodem en zee weten om te to
veren tot heerlijke gerechten.
Bokking
De bokking bijvoorbeeld, bij
ons het stiefkind onder de vis
sen. die we vaak achteloos be
handelen en waarbij we nau
welijks verder komen dan ro
ken of bakken, wordt in De
nemarken met eerbied behan
deld. Gerookt zijn ze sappig
en worden warm geserveerd,
gekookt of in het zuur. omge
ven door frisse sla of rode ra
dijsjes. De Denen eten ook
met net oog en sieren hun
schotels op tot kleurrijke volks
tuintjes. Ze snipperen de rode
biet en oranje worteltjes,
strooien royaal met tuinkrui
den en komen daarbij heel
wat verder dan wij, die nau
welijks meer kennen dan pe
terselie of selderij.
Sterrekers
In iedere Deense keuken
vindt men een klein bakje of
kistje 'het kan gewoon een af
gedankt sigarenkistje zijni met
sterrekers. De huisvrouw knipt
daar frisse toefjes af om haar
schotels te versieren en het
goedje groeit gehoorzaam weer
aan. Het kost praktisch niets,
maar doet uitstekend dienst.
In een cocktail vindt men in-
plaats van de olijf, die immers
geïmporteerd zou moeten wor
den. een minuscuul dun schil
letje van de groene komkom
mer en inplaats van mayonai
se weet men kwark te kruiden
tot een heerlijke saus.
Wie roomboter te duur vindt,
misprijst de reuzel niet en in
plaats van een zakje frites kan
men hardgebakken spek-
zwoerdjes kopen. Het zijn stuk
voor stuk maar kleinigheden,
maar allemaal met elkaar we
ten de vier miljoen Denen op
die manier de consumptie in
derdaad tot een nationaal werk
te maken en kunnen de kost
bare deviezen prima gebruikt
worden voor het importeren
niet alleen de kunstkenners wil
trekken.
Louisiana
Hij kocht een oude buiten
plaats Louisiana. in Hum-
lebaek. een veertig kilometer
ten noorden van Kopenhagen,
liet het moderniseren, nieuwe
vleugels aanbouwen, het park
aanleggen en een zwembad ma-
En het goede doel wordt
if graag en veel gediend
ken.
Het bezoek v
een vermoeiende aangelegen-
Dus wilde hij zijn bezoekers
dit gevoel van ..te veel" be
sparen. De schilderijen zijn
dan ook niet in lange rijen op
gehangen. maar in nissen ge
plaatst.
De beeldhouwwerken zijn zo
geplaatst, dat een rustige be
schouwing mogelijk is en het
decor wordt gevormd door
groene grasvelden en boom
groepen.
Het merkwaardige is, dat
wie de schilderijen, die alle
zeer modern zijn, niet kan
waarderen, toch graag naar
Louisiana gaat. Hele families
zitten
van de grondstoffen,
het land arm is.
Intussen redden landbouw en
veeteelt het zonder een enkele
subsidie, een feit waarop De
nemarken uitermate trots is.
Gezelligheid
De Denen zijn een nuchter
volk. dat echter bijzonder goed
de kunst verstaat om gezellig
heid en vrolijkheid te schep
pen. Hun eet- en drinkgewoon
ten zijn hiervan wel het beste
voorbeeld.
Het is onbestaanbaar, dat
iemand een kopje koffie of
thee bestelt, tot in het eenvou
digste cafeetje langs de weg.
wordt een gezellig kannetje
gebracht met een bordje, mes
vork en papieren servetje. Wie
immers drinkt er één kopje en
wie zou er niet een hartige of
zoete beet bij wensen?
Denen gaan niet zoals de En
gelsen in het gras
te picknicken. Zij
stoel, een tafel en een behoor
lijk bestek. In elk toeristenoord
of buitencafé vindt men dan
ook de bemoedigende aankon
diging ..Madpakker medbren-
ges" oftewel ..neem gerust uw
smörrebrot mee. Uit keurige
kartonnen taartjesdozen komen
dan de heerlijkheden, in vet
vrij papier verpakte dunne
sneetjes rogge, bruin, wit of
zwart brood met bergjes sma
kelijkheid erop. Wie thuis geen
tijd had iets klaar te maken,
vindt bovendien in de steden
automaten waar voor enkele
kronen zo'n gevulde doos uit
tevoorschijn kan worden geto-
Kaas
vele varianten gemaakt zijn.
De kaaswijsheid hebben de
Denen uit het buitenland ge
haald. maar ze hebben die
kennis geperfectioneerd en hun
leermeesters overtroffen. Op
het ogenblik is Denemarken de
derde kaasexporteur ter we
reld. Enige jaren geleden
roquefort en Deense Tilsiter nu
niet zo best klonk op de markt
en dus kwamen er echte Deen
se namen. Hun Edammer werd
Molbo, hun Goudse Fynbo. de
roquefort werd Danabiu en de
Deense Zwitserse kaas luistert
Met dat al heeft de kaas
Denemarken ook al weer een
museum opgeleverd. En wel
een museum, dat met alle tra
ditie op dit gebied heeft ge
broken.
Het is de kaaskoning Knud
W. Jensen, die van zijn hobby,
het verzamelen van moderne
schilderijen, gekomen is tot
de inrichting van een museum,
dat vooral „iedereen" en dus
de kindci
in het zwembad of g:
lijk knutselen
gezellige
zich
boetseren in
limte.
vriendelijke meisjes hen van
al het nodige voorzien.
Wie moe van het drentelen
wordt kan uitrusten in de bi
bliotheek of zich laven met een
smörrebrot en een espresso.
Geen wonder daf
ulke oogewekte etei
t ple-
Of aan een befaamd juwelier,
die intuïtief weet. hoe hij iedere
klant benaderen moet. Want aan
alles merk je, dat je hier te ma
ken hebt met een man van fijne
smaak, met iemand die houdt van
mooie dingen, met iemand die
persoonlijk charmant is.
mede dank zij z'n artistieke ges
ticulaties. zijn onderhoudende flux
de parole en zijn esprit.
Het geheim van dit alles?
De wieg van zijn grootvader
stond in ,.la douce France".
„Ja. hoe begon ik met die ex
pedities?", zegt hij. de kin tussen
pink en duim drukkend. „Ik stu
deerde in Utrecht schei- en natuur
kunde. Tijdens de colleges van
professor Van den Broek kreeg ik
tevens belangstelling voor de an
thropologic leer van de men-
king voor een studiereis en toog
naar het "oormalige Ned. Oost-
Indië. Toen ik huiswaarts keerde
ging ik anthropologisch werk
doen. En in 1927 volgde m'n eer
ste expeditie naar Afrika.
heb ik al zo'n dertig-
i.seii ,.geprikt". En op
rl gebracht."
Studeren
Zó A t
artikel i
boeken
wetenschappelijke
meer populaire
grote-publiek in
in huize Julien lot stand. ..Ik
oet er altijd piano bij spelen",
•gt zijn echtgenote, finders gaat
het gewoonweg niet."
Daarna weer studeren. Weer een
expeditie etcetera, etcetera. Alles
om de wetenschap een heel klein
stukje vooruit te helpen. In 1930
afgestudeerd. In 1933 gepromo
veerd tot doctor ln de natuurwe
tenschappen, op een fysisch-clic-
mlsch onderwerp. Doch ik bleef
ln Utrecht assistent, omdat me
dat veel vrije tijd liet voor onder
zoekingswerk en verdere expedi
ties. Totdat de oorlog uitbrak, ik
niet meer weg kon. leraar werd
aan een meisjeslyceum, en trouw
de. Voila!"
Nu steekt hij één been rechtuit,
brengt een scherpe vouw van het
zwaar geperste grijze costuum
vlug op z'n plaats, twinkelt een
ogenblik met zijn donkerbruine kij
kers en gaat voort:
,.'k Ben laat getrouwd. We heb
ben geen kinderen. Dus kon ik
op m'n tochten. Neen. zij heeft in
deze richting helemaal geen op
leiding gehad. Zij was musicienne
van beroep. Heeft het staatsdiplo-
ma piano. Treedt nóg wel eens
op maar dan bij vrienden of
kennissen."
„En bij hém" voegt mevrouw
eraan toe. als haar echtgenoot
weer de kamer is uitgewipt. ..Wan
neer hij aan een artikel bezig is.
of aan een nieuw boek. moet ik
altijd piano spelen; Bach Haydn.
de beschikking over veertig hei
pers. respect, dragers. Maar ook
wel eens over honderd man. onder
wie twee koks en vier tolken.
„Stonden die steeds voor u klaar
als u in Afrika arriveerde?"
„Dat is te zeggen Ik stel,
voor ik op reis ga. altijd eerst
onze regering in kennis van mijn
plannen, plannen, die ik maak in
overleg met een wetenschappelij
ke stichting. In Den Haag weet
men dus waar ik zal gaan werken.
De regering verwittigt het betrok
ken land van mijn komst. Het
geen het grote voordeel biedt, dat
ik steeds ontvangen word door
mensen van het gouvernement.
Met wie ik vervolgens mijn reis
rustig kan bespreken.
Per vliegtuig
Aanvankelijk ging ik altijd met
de boot naar Afrika. Tegenwoor
dig neem ik het vliegtuig. En
daarna maak ik. net als voor
heen. gebruik van een auto. Voor
zover er wegen zijn althans! Voor
m'n tochten door de binnenlanden
ben ik uiteraard aangewezen op
de dragers, die me door bestuurs
ambtenaren ter beschikking wor
den gesteld. Of die ik aanwerf
middels zendings- en missieposten.
Behalve het nodige proviand neem
ik microscopen mee. diverse in
strumenten voor bloedonderzoek,
lampen, kleding, schoeisel en ten
ten Soms ook géén tenten. Dan
laat ik hutten maken van bladeren.
Buiten tolken kan ik net zo min
als buiten koks. 'k Werkte de laat
ste keer onder het stammencom-
plex der Kirdie, in Noord-Kame
roen. Maar het aantal talen,
waarmee je dan te maken krijgt,
is legio. Daar heeft vaak ei e
berg zyn eigen
taalgebied. En de
doorsnede van zo n
taalgebied is dik
wijls slechts enkele
kilometers.
„En dat bloedon
derzoek?"
Daartoe zoek ik
contact met het
plaatselijk hoofd,
dat zijn onderda-
hetgeen ik kom
doen. Met spiegel
tjes of kralen kan
ik echter niet meer
terecht. Zulke din
gen maken nauwe
lijks nog enige in
druk. Wel heb ik
soms nog gemak
van een paar hon
derd kilo zout om
moeilijk, je doel te
bereiken. Met na
me in gebieden,
waar nog maar
weinig autoriteit
Mozart. Hij kan gewoonweg niet
meer werken als ik niet speel."
Door deze mededelingen is ons
meteen duidelijk, waarom er in
de grote voorkamer maar liefst
twee kostbare vleugels staan: een
Stcinway en een Broadhood. Een
exclusieve vaas met herfstbloe
men en een zilveren kandelaar
mej zeven kaarsen geven een apar
te noot aan die instrumenten. En
omdat we toch alleen zijn slaat
mevrouw Julien met een vluch
tige beweging enkele toetsen aan.
Innemend als ze is. wil ze ons
blijkbaar nog iets méér bieden dan
een paar koppen goede koffie. Ze
toont ons fraai beeldhouwwerk,
meubels met Japara-snijwerk, een
clavecimbel uit 1619 met een kleur
rijk schilderij aan de binnenkant
van het deksel, en een klavi-
chord, een oud instrument van
moderne makelijk. Ook hieraan
ontlokt ze een paar tonen. En dan
is mijnheer weer daar. om ons
meer van zijn expedities te ver
tellen.
„Altijd ging ik alleen, 'k Ben
nu bij de stammen in Noord- en
Zuid-Kameroen geweest. «Schrijf
op uw brieven steeds „Cameroun",
anders krijgt u uw post terug!
Daar was ik al eens eerder. Soms
den. Doch ook wel eens tien. Dat
hangt er geheel van af. waar ik
heenga".
24 Namen
Op onze vraag, welke delen van
Afrika tot dusver zijn belangstel
ling hadden ln deze vorm denkt
hij lang na. klemt de lippen even
vast opeen, en noemt ons dan
kort achter elkaar 24 namen. We
noteren daarvan: Liberia. Marok
ko (enige malen). Frans Equato
riaal Afrika, Belgische Congo (eni
ge malen), Algerije, Egypte, Soe
dan, Ethiopië, Nigeria, Tunesië....
Er schijnt geen eind aan te zul
len komen. Haast hadden we be
ter kunnen vragen waar ln Afri
ka hij nog niet was.
„En altijd maar weer alleen?
In elk geval toch met assistentie
van inheemsen?"
„Vanzelfsprekend. Een hele ka
ravaan Liefst! Op z'a minst had ik
bestaat.
Dit doel is, de verspreiding der
bloedgroepen na te gaan. Dat doe
ik steeds ter plaatse. Ik heb daar
voor een compleet laboratorium
bij me. Tevens voer ik onderzoe
kingen uit op het gebied der ab
normale haemoglobines, speciaal
liet sikkclccl-hacmoglobinc. dat ei
genlijk een pathologische eigen
schap vertegenwoordigt, 't Betreft
hier een erfelijke afwijking, die
ook als rassenkenmerk van bete
kenis is. Aan de hand nu van di
verse haemoglobines kunnen we
het nodige inzicht krijgen ln de
wordingsgeschiedenis van de men
sen en in hun migratle-geschtede-
Het ligt voor de hand. dat dit
werk alleen maar zin heeft wan
neer het verricht wordt onder zo
weinig mogelijk gemengde stam
men. Vandaar dat ik mij steeds
begeef naar de meest geïsoleerde
gebieden en dan herhaaldelijk ont
moetingen heb met dwergbcvol-
kingen. in casu pygmeeën, die
door de grotere randvolken - ne
gers altijd weer in de oerwou
den worden teruggedrongen.
Hoofdgroepen
Men kan bij de Afrikaanse pyg
meeën twee hoofdgroepen onder
scheiden. De ene treft men aan
in het noordoosten van Belgisch
Congo deze onderzocht ik. als
eerste, in 1933 terwijl de an
dere hoofdgroep hoofdzakelijk
wordt aangetroffen in Zuid-Kame
roen en in de aangrenzende oer
wouden van Frans Equatoriaal
Afrika. Tot dusver heb ik zo'n
•dertigduizend mensen „geprikt"
en op kaart gebracht.
Terloops zij in dit verband op-
Scmerkt. dat Afrika nog een groep
wergvolken kent. de Bosjesman-
groep. die evenwel, in tegenstel
ling tot alle andere dwergvolken
ter wereld, niet in de nabijheid
van de evenaar leven, maar veel
zuidelijker, in Zuidwest-Afrika.
Tussen de Pygmeeën en de Bos
jesmannen bestaat geen overgang,
noch territoriaal, noch volkenkun
dig. Hun woongebieden raken el
kaar dan ook nergens.
Godsdienst
Eveneens met de bedoeling, de
anthropologic te dienen, verricht
te ik onderzoekingen op het ge
bied van de primitieve godsdien
sten. En daarbij deed ik ook weer
zeer merkwaardige ontdekkingen.
Zo kreeg ik bij de pygmeeen in
Zuid-Kameroen bevestigd, dat zij
een monotheïstisch godsbegrip
hebben, dus slechts één hoogste
wezen boven zich kennen. En
voorts kwam ik tot de uiterst ge
wichtige constatering, dat er door
hen na een succesvolle jacht zgn.
primitiaal-offers. dus eersteling-
offers aan het Hoogste Wezen wor
den gebracht. Hierover is nl. in
de cthnologie «volkenkunde' lang
gestreden, daar een werkelijk be
wijs ervoor niet geleverd kon wor
den. In diverse gevallen meende
men wel de daad van het offeren
te kunnen vaststellen, maar elke
uitleg ervan bleef aanvechtbaar
als dit offeren niet vergezeld ging
van een ceremoniële toespraak,
waaruit de bedoeling bliiken kon.
Bij de door mij opgetekende ge
beden was echter maar één ver
klaring, een interpretatie, moge
lijk en wel deze: „Dank aan het
Hoogste Wezen voor wat de ja
gers door Zijn gunst verkregen".
Cultuurbezit
Nu kan men over hun andere ge
beden denken zoals men wil, men
kan wat betreft het monotheistl-
sche godsbegrip, en zeker wat de
voorstellingen over het hierna
maals aangaat, aan christelijke
invloeden denken, hier liggen de
zaken anders. Want niemand kan
het brengen van voedseloffers, van
jacht- en andere prlmitiae, aan
invloed van zending of missie toe
schrijven: het huidige Christendom
kent deze immers niet. Deze be
vinding nu stelt omgekeerd weer
alle overige vondsten, zoals mo
notheïsme, hiernamaals, gebeden
in ogenblikken van nood. en die
vóór de Jacht, in een bijzonder
licht. De eersteling-offers zijn een
onloochenbaar feit en kunnen in
geen geval in recente tijd zijn ont
staan. Zij behoren tot oeroud
Afrikaans cultuurbezit.
Intussen blijven deze eersteling-
offers niet tot de pygmeeën be
perkt. Ze komen eveneens voor bij
vele negers, gelijk ook de Gods
naam Komba bij de pygmeeën zo
wel als bij enige negerstammen
uit hun omgeving aangetroffen
wordt."
Een vergelijking makend tussen
pygmeeën en negers zegt dr. Ju
lien: „Pygmeeën zijn de prettig
ste mensen die ik ken, niettegen
staande ze onze primitiefste me
demensen zijn. Ze zijn bescheiden,
betrouwbaar en neigen allerminst
tot de grenzenloze zelfoverschat
ting van vele moderne negers, die
alles kunnen met hun mond!
Door de circa twintig jaar. dat
ik onder pygmeeën gearbeid heb.
mag ik gerust zeggen, dat ik al
le Afrikaanse pygmeeëngrocpen
heb gezien. En ais zodanig ben ik
j j ajje onderzoekers.
de enige i
Kleine mensen
De Pygmeeën uit Afrika mag
men geen dwergnegers noemen,
al hebben ze dan ook kroeshaar.
Want ze vertonen te veel kenmer
ken. die geheel afwijken van die
der negers. Behalve dat ze veel
kleiner zijn dan de negers heb
ben ze een totaal andere mond,
andere lippen en een andere
neusvorm, terwijl ook hun II-
chaamsverhondlngen heel anders
zijn. Het zijn oerwoudjagers, met
wier oorsprong, hun plaats in de
mensheid, hun stamgeschiedenis,
hun verwantschappen en hun be
wegingen over het Afrikaanse
continent ik me intens heb bezig
gehouden. Met de Bosjesmannen
vormen ze de kleinste menteen van
de hele aardbol. Een volwassen
man is gemiddeld maar 1.44
meter lang en een volwassen
vrouw slechts 1,37 meter.
Hoe oud ze kunnen worden is
niet met zekerheid te zeggen, even
min als men dit van vele negers
weet. Wel is bekend, dat in beide
gevallen de kindersterfte veel en
veel hoger is dan bij ons. En dat
ze ook lang niet zo oud worden
als wij. Toch ligt de situatie voor
de pygmeeën weer wat minder
ongunstig dan voor de negers.
Wat de gezondheidstoestand der
Afrikaanse pygmeeen betreft kan
men zeggen, dat de longen een
der zwakke punten vormen. Velen
sterven daarom aan longontste
king en griep. En ook veel aan
pokken. Geslachtsziekten spelen
bij hen echter een veel geringere
rol dan bij de negers. De pyg
meeën waren tot dusver, anders
dan vele negers, niet produktief.
Doch ik heb in Zuid-Kameroen
mogen vaststellen, dat sinds kor
te tijd sommige pygmeeën kleine
cacaoplantages aanleggen.
Wie meer van deze interessante
mensen weten wil kunt u naar
een boek verwijzen, dat ik over
hen schreef."
Hetgeen wc hierbij gaarne doen.
Want het verscheen niet alleen in
het Nederlands maar ook nog in
vele andere talen. Onlangs ver
scheen weer van zijn hand „Zo
nen van Cham" En over „De
eeuwige wildernis" en „Kampvu
ren langs de evenaar" een der
meest verkochte boeken behoe
ven we eigenlijk geen woord meer
te zeggen. Bedoeld voor het gro-