Pierre Palla
HEMCHBÖLL
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 10 OKTOBER 1959
van óocialiótióck realióme^,
HET klinkt voor de Westerling allemaal heel
erg vreemd. Men gelooft het niet omdat
de politiek zo heel anders schijnt. Omdat Go-
moelka toch een communist is. En omdat Polen
door de politici tot de oostelijk communistische
landen wordt gerekend. Maar de kunst spreekt
een heel andere taal, veel duidelijker. De kunst
geeft echt weer wat er in Polen gaande is. En
die kunst heeft zich volledig afgewend van
het socialistisch-realisme van Sowjet-Rusland.
Die kunst heeft zich losgemaakt uit een dwang
buis, voorzover ze daar overigens ooit in heeft
gezeten. De beeldende kunst van Polen is ge
heel door het Westen geleid, heeft zich met
de westelijke kunst mee ontwikkeld. Heeft alle
„ismen" doorgemaakt. Het gevaar van een wes
telijk epigonisme is men niet altijd ontkomen.
Maar daarnaast staan er ook weer uitingen van
een volslagen eigen persoonlijkheid, van een
eigen Poolse persoonlijkheid. Die kan zich nu
weer in volkomen vrijheid demonstreren, om
dat er geen kunst meer verboden wordt, om-
is men over het
algemeen slecht in
gelicht. Toch is
Polen in de loop
der eeuwen niet
alleen een land van
muziek geweest. De
schilderkunst heeft
er steeds in hoog
heeft talenten ge
toond, die een ver
gelijking met de
grote buitenlandse
figuren gemakke
lijk kunnen door
staan. Om uit de
vroegere periode
enkele namen te
noemen: een Ber
nardo Bellotto, ge
naamd Canaletto
(1720—1780), heeft
de meest waarde
volle stadsgezich
ten gemaakt; Jan
Piotr Norblin (1745
—1830) gaf een on-
tick; Maksymilian
Gierymski (1846
1874) maakte rui-
terstukken die onze
Breitner in de scha
duw stellen; Piotr
Michalowski (1800
—1855) liet de
schoonste Rembrandtieke portret
ten na; Jan Matejko (18381893)
kan de grootste nationale schilder
van allegorieën worden genoemd;
Josef Simmler (18231868) gaf een
verrukking in kleur en materie-
behandeling; Olga Boznanska (1865
1942) onderging sterk de invloed
van het Franse impressionisme en
Wladyslaw Slewipski (18541918)
stond heel dicht bij Vincent van
Gogh. Stanislaw Lentz (1863
1920) en Jacek Malczewski (1854
1929) waren meer op het realisme
van het Oosten ingesteld.
)e in 1932 overleden
Poolse schilder T adeusz
Makowski voelde zich sterk
tot het kind aangetrokken
dat hij in een zeer vereen-
oudigde vorm verbeeldde,
met een haast kinderlijke
expressie.
Repertoire:
10.000
heeft zich vrijgemaakt
Bij exposities in Warschau en Amsterdarr
dat er geen kunst meer (om een Duitse nazi
uitdrukking te bezigen) „entartete Kunst" wordt
genoemd. In 1952 was dat nog wel het geval.
Een der meest toonaangevende kunstenaars
was toen Wladyslaw Strzeminski, geboren in
1893. Hij was de vertegenwoordiger van het
zgn. unisme. Maar hij vond geen genade in de
ogen van de bezetter en in 1952 is hij van
honger omgekomen.
Maria Jarema
heeft in
haar tempera's ee
heel fijn
en doorzichtig spe
men en kleuren
weten te
bereiken.
zeldzame lyriek die kinderen in
zijn voorstellingswereld betrokken,
(zie afbeelding).
Het kubisme was ook van be
tekenis voor Karol Hiller *1891
1939), de kunstenaar die door de
nazi's werd vermoord, terwijl
Henryk Stazewski (geb. 1894) heel
sterk de invloed van de Neder
landse Stijl-groep onderging, een
voortzetting van het pedagogische
werk van Strzeminski (.hierboven
genoemd). Een heel bijzonder ta
lent is ook Waclaw Taranczewski
(geb. 1903, lid van de Pryzmat-
groep en organisator van de Sa
lon 35 te Poznan). Hij begint zijn
werk natuurgetrouw op te zetten
en gaat dan hoe langer hoe meer
abstraheren. Eén onderwerp put
hij als het ware helemaal uit en
maakt er talrijke verschillende
voorstellingen van, zeldzaam van
kleur en vorm, heel fijn van sfeer
en soms dicht bij de lyriek van
een Matisse. Jonasz Stern (geb.
1904 en oprichter van de Krakau-
groep in 1932) heeft zijn geome
trische verbeeldingen toch altijd
0 in een zuiver plastische wijze we-
een bepaald kubistische trek. niet ten weer te geven. En dan is ze-
vreemd was. Zijn voorstellingen ker nog te noemen de in 1958
hebben heel vaak betrekking op overleden schilderes Maria Jare-
Hij speelde Bach in de nacht om erkenning als ernstig musicus
„Wat kan ik meer willen?" vroeg Pierre Palla mij die geen leven. Elke middag en avond,
avond, toen ik hem bezocht. „In 1931 kwam ik bij de radio hij op*d^Wurlitzer"bij3dè stom"
als pianist in een band. Ik zorgde ervoor, dat ik steeds meer
naar de ernstige muziek toeschoof. En nu? Nu heb ik m'n
begeleidingen, audities, eigen recitals zelfs
publiek." Palla toont me een volle map met muzikale vragen band ^met^de^ we^keüjke^muziek
voor zijn veel beluisterd programma: „Uit Pierre Palla't m,,"m
Brievenbus".
Behalve dat heeft hij een lieve echtgenote, een gezellig fn°°re p"0jec[i'i!i!Sie?pvan ide*bios.
huis en t.i -- - -
film de sentimentele „Wunsch-
musik". Het is een moeras waar
in men wegzinkt. ,,Ik móest hieruit
71 eigen proberen weg te komen
band met de werkelijke
vast te houden". Elke morgen c
fende hij met zijn klassieke Trio.
Avonds, tussen de voorstellingen
gehouden te studeren,
tuin, waarin hij naar hartelust kan spitten. Hij coop. "„Ais ik ook
zou er trouwens moeilijk nog meer bij kunnen doen. „M'n dag ment van die zeven jaren had op
is volkomen gevuld met muziek. Ik sta nu al
op
Breuk met- de
wurgende" muze
En dan nog snabbels! We gaan
nu een stapje terug en Pierre Pal
la vertelt mij, dat hij in mei drie
hele nachten heeft moeten
teren. „Fontana" had 40 platen no- iV1 geweigerd? Eenvoudig, omdat
dig voor het buitenland, mèt hii voor klassieke muziek alles
halfzeven ioren geweest."
Hoe begrijpelijk dus, dat deze
man, die tenslotte aan de over
kant van -het moeras de muziek
heeft bereikt, eenvoudig zegt:
„Wat kan ik meer willen!" Waar-
uitgangspunt terug
i hij heeft met
uiterst subtiele klei
is ook satiricus
In de ban
IMPRESSIONISME en symbolis-
J- me waren aan de kunst van de
voor-oorlogse periode niet vreemd,
waarbij namen zijn te noemen als
Witold Wojtkiewicz (18801909) en
Zygmunt Waliszewski (18971936).
Zij brachten nieuwe invloeden in
de Poolse kunst, invloeden die la
ter nog meer verwerkt werden en
tot grotere consequenties leidden.
Die verwerking ging analoog met
de kunstontwikkeling van het Wes
ten, totdat plotseling elk formalis
me in de ban werd gedaan en het
dogma van het socialistisch-rea
lisme als het enig bestaanbare
moest worden aanvaard.
Heel merkwaardig hoe b.v. een
kunstschilder als Andrzeg Wró-
blewski (19271957) ook de invloed
van het socialistisch-realisme
heeft moeten ondergaan en een
olieverf-schilderij maakte „De
voortdurende queue" (mensen in
de wachtkamer van een dokter)
dat in volkomen strijd is met izijn
ander werk, o.a. „De schim van
Hiroshima", geschilderd in 1957 en
een volslagen vrijmaking beteke
nend. Een der belangrijke figu
ren uit de voor-oorlogse periode,
Tadeusz Makowski (18821932),
heeft nog in een geheel eigen wij
ze de schilderproblemen opgelost,
zonder beïnvloeding van Oost of
E.N.S.I.E.
voltooid
Van de E.N.S.I.E., afkorting
voor Eerste Nederlandse Syste
matisch Ingerichte Encyclopaedic,
is thans verschenen het elfde deel,
dat tegelijk het karakter draagt
van supplement. Het is, reeds
naar zijn omvang, geworden
tot een deel op zichzelf. Het be
vat, op de oorspronkelijke wijze
als in deze encyclopaedie gevolgd,
een schat van gegevens op tal
van gebieden. De brede staf van
wetenschappelijke medewerkers
vormde een afdoende garantie
voor een verantwoorde inhoud.
Het resultaat was een naslagwerk
van grootse allure, dat men niet
vaak zonder succes zal raadple-
Lagune van het geluk
Lagune van het geluk, door
Jörgen Andersen. Uitgave H. P.
Leopold N.V., Den Haag.
Jörgen Andersen, een Deense
reisjournalist, verhaalt van zijn
verblijf op de eilanden in de Stil
le Zuidzee. Hij doet dit met de
beroemde Deense humor en de
flair van een journalist, die al te
snel denkt de achtergronden van
wat hij ziet te begrijpen. Maar
toch is het een vlot boek gewor
den, dat, met de nodige korreltjes
zout genomen, best te verwerken
is. Wie echter alles wat Andersen
schrijft serieus wil nemen, doet be
ter het ongelezen te laten, wil hij
zich niet ergeren. Johan Winkler
verzorgde de vertaling uitstekend.
Alleen ontsieren enige storende
zetfouten het overigens met zorg
geïllustreerde, boek.
Böll verloochent ook als kunste
naar zijn Duitse aard niet. Hij be
handelt zware problemen, o.a. in
Und sagte kein einziges Wort en
Haus ohne Hüter. Maar hg heeft,
bij Duitsers een zeldzame eigen
schap, humor. In Dokter Murkes
gesammeltes Schweigen heeft
hij enkele satiren gebundeld, die
een andere zijde van zijn kun
nen uiterst voordelig tonen.
Daar is b.v. Dr. Murke, em
ployé bij de radio, die voor een
populair radioredenaar op de band
27 maal het woord God moet ver
anderen in: Dat hogere wezen,
dat wij vereren en die verder uit
een band alle stukjes knipt, waar
gezwegen wordt. Dit zwijgen draait
hij thuis voor zich af: vandaar de
titel. Het geheel is tevens geen
onverdienstelijke persiflage van
het Duitse radiobeleid.
Nicht nur zur Weihnachtszeit is
met zijn ironische, aan Thomas
Mann geschoolde stijl een satire
op de Ewig-Gestrigen". Een rij
ke tante, die geestelijk niet ge
heel normaal is. wil het hele jaar
door een Kerstboom hebben, dus
ook in de zomer. Allen moeten
komen, kinderen, kleinkinderen,
de geestelijke. De hele familie
dreigt psychisch daaraan te gron
de te gaan. tot men acteurs huurt,
de kinderen door wassen poppen
vervangt, cn zo dc zenuwzieke
tante kalmeert. De Hitlertijd is
bijzonder geschikt om satirisch be
handeld te worden: zo creëert
Böll een academie voor militaire
herinneringen. Maarschalk Emil
Hürlanger-Hiss is door Hitier be
schuldigd, slechts 8500 man te heb
ben verloren, nu kan gelukkig
bewezen worden, dat hij 14700
man verloren heeft, een bewijs
van zijn ongebroken heldenmoed
en weergaloze dapperheid.
Als laatste Kurzgeschichte het
verhaal van een miskend genie,
dat al in menig beroep gestrand
is, maar eindelijk een goedbe
taalde betrekking vindt als „weg
werker"; hij controleert de post
van een groot bedrijf, en gooit el
ke dag een paar honderd pro
spectussen,. reclamedrukwerken
enz. weg, waardoor hij de zaak
vele werkuren van employés be
spaart. Alle bijdragen geven amu
sante. maar beschamende illu
straties van de zinloosheid in be
paalde facetten van onze heden
daagse civilisatie.
Een geheel ander karakter
draagt zijn novelle: lm Tal der
donnernden Hufe Böll vertelt
dan van twee 14-jarige jongens,
die wij tegenwoordig „nozems"
noemen. Ze hebben een onbe
dwingbare drang om te vernielen,
zichzelf, anderen of iets anders,
weten geen raad met de kerk,
speciaal met de biecht, met hun
ouders, met de andere sekse, en
vooral met zichzelf. Fantasie en
werkelijkheid spelen bij hen dik
wijls door elkaar: een van de
twee vertelt, dat hij in het dal
van de donderende hoeven is ge
weest en daar wéér heen wil om
te horen, hoe de paarden de pas
opkomen, naar het meer galop
peren en hun hoeven donderen
in de nauwe kloof in werkelijk
heid was er maar één paard in
een weiland. De in de aanvang
dreigende catastrofe een heeft
het militaire pistool van zijn va
der weggenomen en hun angst
wekkend spel gaat vlak langs de
zelfmoord heen eindigt vrij on
schuldig, nl. met het stukschieten
van een lichtreclame aan een ca
fé. Maar de overigens uitne
mend geschreven vertelling
confronteert ons met een bran
dend probleem, dat van de „Halb-
starken": zal het aan de volwas
senen gelukken, de energie van
deze jonge mensen te kanaliseren,
door hun met begrip en tact, en
tegelijk met beslistheid en vast
beradenheid tegemoet te treden?
J. H. SCHOUTEN.
H. Böll. Dokter Murkes ge
sammeltes Schweigen und an
dere Satiren 158 blz. Uitg.
Kiepenheuer und Witsch.
Köln.
H. Böll: lm Tal der don
nernden Hufe. tasel Bücherei
647 Wiesbaden geb. DM. 2.30.
ren haar tempera's uitwerkt en
daarbij in vrije vormen een
prachtig ritme en een rustige be
weging weet te verkrijgen (zie
afbeelding). Het zijn geheel eigen
expressies van Maria Jarema,
transparant en licht, zeer decora
tief over het algemeen.
Een reactie
17AN DIE nieuwe Pooi se schil-
V ders kan men thans (tot 2 no
vember) vele werken zien in het
Stedelijk Museum te Amsterdam.
Hier is een uiterst interessante
expositie ingericht, die weliswaar
het figuratieve talent in Polen
weinig kans geeft, maar toch wel
enig idee geeft van de hedendaag
se toestand van de Poolse schil
derkunst. Het figuratieve talent
van Polen is op het ogenblik trou
wens niet het sterkste talent, in
tegendeel. Dat is ook een gevolg
van de vrijmaking van de com
munistische denkbeelden ten aan
zien van de kunst. Het is de re
actie op de gebondenheid.
Het heeft geen zin hier alle na
men van de exposerende kunste
naars uit Amsterdam te noemen.
Eén naam wil ik echter wel on
der de aandacht brengen en dat
is die van Bohdan Urbanowicz
(geb. 1911i, die de tentoonstelling
mede heeft ingericht. Zijn „wit
en zwart schilderij" is een der
meest indrukwekkende werken
van de expositie. Ook een figuur
als Jerzy Nowosielski uit Lodz is
interessant daar hij eigenlijk een
veel sterkere figuur is als de
Fransman Buffet, die zo enorm
naam maakte doch in expressie
en beeldend vermogen niet aan
het werk van Nowosielski kan
tippen, ondanks de sterke ver
wantschap.
Is de tentoonstelling in het Sted.
Museum te Amsterdam nu wer
kelijk representatief te noemen?
Zoiets is altijd wel moeilijk te be
palen, vooral daar de directeur
van dit museum veelal de figura
tieve schilders over het hoofd ziet.
Voor de abstracte kunst is de
expositie zeker wel belangrijk.
Maar toch mis ik enkele figuren,
die in het beeld van de heden
daagse Poolse kunst volkomen
thuis horen. Een Kazimieiz Kro-
likowski (geb. 1921) uit Zakopane,
met zijn prachtige abstracte
kleurlyriek, een Marian Bogusz
(geb. 1920) uit Warschau met de
heel tere stemming en beweging
op het doek, en een Tadeusz Sli-
makowski (geb. 1915) uit Kato
wice met een haast mystieke be
leving waren toch zeker wel re
presentatief geweest voor de hui
dige schilders, meer dan een Jan
Lebensztejn met zijn axiale figu-
T7EERTIEN DAGEN geleden zag
V ik in Warschau een grote ten
toonstelling van hedendaagse
Poolse kunst en daar waren ook
de hierboven genoemden. Daar
waren trouwens nog meer schil
ders, die ik in Amsterdam mis.
Men kan natuurlijk niet alle schil
ders laten exposeren en er moest
een keuze gemaakt worden. Maar
de drie bovengenoemde kunste
naars had men niet mogen verge
ten. In Warschau heb ik dus heel
wat jongeren gezien en ik heb
kunnen constateren, dat die jonge
Poolse kunstenaars vaak veel ta
lent hebben. Maar ook kon ik
•merken, dat er bij die jongeren
zwakke epigonen zijn, die zich nu
weer onder een nieuwe dictatuur
stellen: de dictatuur van het ex
periment. Alleen de werkelijk gro
ten zullen hierboven uitgroeien.
Maar hoeveel werkelijk groten
zullen er overblijven? Wil de Pool
se beeldende kunst haar werkelij
ke waarde blijven behouden dan
zal allereerst een bezinning op
haar eigen wezen nodig zijn, hard
nodig. En dan zal heel wat van
hetgeen vandaag de dag als een
modeverschijnsel wordt gehuldigd,
verdwijnen. De tijd zal wel zui
veren, maar het is zo jammer
als er veel moeten Worden weg
gezuiverd. Polen heeft het schep
pende talent in grote mate. Er is
dus veel te verwachten. Dat be
wees de tentoonstelling der jonge
ren in Warschau (ook op beeld-
houwgebied), dat bewijst opnieuw
de tentoonstelling in Amsterdam.
CORN. BASOSKI.
nisten-naam. „Wel, zegt Palla, waar we hem vinden i
als ze „Plomplomski" mooier vin- nuaal van een bios-
de» da» mij» »aam. i la b»»he»r. ^^fen' Ï^oöï
Hoofdzaak was dat het klassieke theater moest wor-
werken waren. den ingewijd
Hier neemt een briljant pianist Palla was toen
met een repertoire van naar schat- C29-'31) adviseur-
ting 10.000 muziekstukken dus zelfs inspeler bij de
genoegen met anonimiteit, simpel Duitse Theater-
omdat het om muziek ging, die de orgelfabriek-Bhil-
moeite van het spelen waard was. lips.
Om dit beter te begrijpen moeten Het reusachtige
we zijn levensweg terugwandelen. ding had 6000 pij-
Deze omkering geeft Palla mij als pen en was in staat
het ware in de pen door een ge- ai het gekrijs te
zijn spel ook een ieVeren, dat het
Publiek nu eenmaal
wonder-
i het r
Een wedstrijd
IK ZOU iets over zijn jeugd kun
nen vertellen. Over ziin naam,
russofiele
Ter geruststelling: de t
op hier getrapt zou kunnen 1
den, zijn inmiddels tot stof en
se vergaan. En dus mag die zaak Lue" r
uit de doeken: boome- dat
Op een concert in het Scheve-
ningse Kurhaus eiste r
Paila een modern orgelwerk.
„Maar ik kreeg geen voorberei- gefrustreerde drif-
dingstijd. Toch heb ik een razend- tige artiest zich
modern ding gespeeld, een orgel- rue^ meer inhou
den. „Wat kan ik
Stedelijk Sympho-
ie-Orkest Würt-
temberg aan zijn
„inwijding" vooraf
gaan, kon de
fantasie van Trazomaw (of zoiets).
Ec kreeg daverende recencies,
daarom heb ik dus nooit durven
opbiechten, dat ik eenvoudig een
orgelfantasie van Mozart achterste
voren heb gespeeld". De ware
prestatie zat in het feit, dat Palla wiens kop waar-
dit a l'improviste heeft gedaan, sehijnlijk omliep,
Probeert U zoiets
zoiets nog spe
len?" vroeg hij
sarcastisch, „Hoem-
pamuziek?" „Mij
een zorg", ant
woordde de ge
plaagde directeur,
Kreeftsgewijs
NAAR het voorbeeld van die
„Trazomaw" alias W. A. Mo
zart gaan ook wij ditmaal kreefts
gewijs. Naar een vorig concert,
waarbij Palla even onverdiend een
slechte recensie kreeg.
Hij werd aangezocht op zeer
korte termijn (ook dit was voor
de oorlog) het 10e orgelconcert van
Handel te spelen met Sir Henry
Wood als gastdirigent. Palla, die
wist dan HSndel wel vier verschil
lende versie's van dit concert heeft
geschreven,
Bachrepeteer
desnoods om 12
uur vannacht als
de werklui weg zijn".
„Wie speelt daar in de nacht
mogen voorbijgangers zich wel heb- kent.
PIERRE PALLA
jgangers
afgevraagd. Wel, het
Hollander, Pierre Palla, niet al
leen ten prooi aan heimwee
'aarom nog verder
teruggaan, nu we de mens ach
ter zijn werk hebben ontdekt.
Maar wanneer heeft Palla zich-
i heimwee zelf ontdekt? Wie zal het zeggen?
--- zijn
ken van de tros, die hem jarenlang Tuschinski-tijd (plm. 1924) werd
Palla uitgedaagd door
had verankerd,
n, wereld van celluloid-dromen densportliefhebber,
schijnmuziek, die hem
trok er een volle nachtmerrie geworden was.
nacht voor'uit om ze alle vier in Daar zat een mens te midder-
te studeren, en waande zich ge- nacht, bij een lampje aan een
dekt. Maar Wood kwam met een reusachtig instrument,
stemd was
zekere
Tissen. En Palla hield een wed
strijd op zijn knallende Harley-
Davidson tegen Tissen's racepaard
Van Alkmaar naar Koedijk. Een
gebeurtenis waarvan de symboliek
dat be- hem stellig te denken gaf. Palla's
te gillen en te mekke- geraasmakend en proestend ma-
overbouwde geit. Maar Shien moest hf* ..af}e?gen_te-
JANACEK EN ZIJN
SLAVISCHE MIS
vijfde versie opdravi
gen bewerking! Een volledige c
kestpartituur die bovenop het c
gel moest staan en waaruit Palla dit keer kwamen andere registers. .„c„ iüvvhhi ner er
wKPhariiim0eSmi trnh''H,etrd?! En ander. muziek. Want Palla aflegt Weik£ÏÏ5&f"of
hel leek, of ik ^jnder het spelen speelde.. Bach. Een' van diens '-Me hij toch al zijn Wurlitzer
vergeestelijkt in de lucht zat te meest grootse muzieken: de Toe-
De recensenten, die me cata und Fuge in d-moll.
De volgende avond, in et
vulde zaal, na het Stedelijk Or
kest, kwam: Bach. Golven aanrui-
-ft send uit de verte als fijn pianis
simo, van lieverlee aanzwellend
tot een storm van muziek, gese
lend de hoofden en harten van een
publiek dat er verbouwereerd bij
zat. Het was inderdaad: een inwij
ding.
Door een moeras
afkraakten, hadden wel gelijk, al
leen zij wisten niet alles.
VIA NA At P
£N PLAAT
Hoe dit ook zij: Pierre Palla
geeft U alle vermaaks-muziek
sindsdien gaarne cadeau voor de
simpele eenvoud van een kleine
Mozart-sonate.
CARL LANS.
Hoe het geworden is
:n mild leed doordrenkt is
lyrische schoonheidszang is.
i dit opzicht leeft hij ge-
de sfeer van het Moravi-
Myslivecek, Benda, Dussek (enige tijd organist in Bergen op Zoom
geweest) en vooral ook Leopold Kozeluh (de h uitspreken als een
zachte g) een internationale faam hadden? Kozeluh schreef o.m.
30 symfonieën en 13 pianoconcerten.
NA Dvorak e
er weer tal
ponisten, van
leen maar r
(1854—1928)
rfSJECHOSLOWA-
1 KIJE heeft in de
loop der eeuwen ik
schreef dat al meer
heel wat goede com
ponisten opgeleverd en ook thans zijn er tal van vooraanstaande
figuren, wier scheppende arbeid niet onderschat mag worden.
Wist u dat Bohemen in de 17.e eeuw „het conservatorium van
Europawerd genoemd en dat nog vóór Dvorak componiste» als X vol5fu|IdMrzoS«'dat
rwoL- D— 17een volkslied-motief als thema
geheel citeert. Hij laat zijn me-
lodiek in het volkslied-type leven.
Dit is sterk merkbaar in zijn in
1926 gecomponeerde „Msa glagol-
skaja" (zijn Slavische Mis), waar
van de zangliniën over het alge
meen een diatonisch karakter
hebben. Tevens maakte Janacek
een grondige studie van de
spraakmelodie, zonder echter tot
een alleen maar recitatief-achtige
melodie te komen. Integendeel,
Janécek heeft heel zangrijke can
tilenes, ook in zijn Slavische Mis
(Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus,
Benedictus en Agnus Dei). Men
kan zich deze Mis niet als een
puur kerkelijk werk voorstellen,
daar Janacek ook hier het volks
liedkarakter heeft gehandhaafd
en een geloofsvreugde demon
streerde die beschamend is. Hij
wilde daarvoor geen dode taal
gebruiken en componeerde de
muziek dus niet op de Latijnse
mis-tekst. Hij gebruikte de ver
taling in oud-Slavisch, de litur
gische taal van de Russisch Or
thodoxe Kerk. Deze taal was ont
staan door de twee Griekse mon
niken uit de 9e eeuw (Cyril en
Methodius), die als missionaris
sen het Slavische volk moesten
•gelijken met de toespreken en zelf een eigen Sla
visch dialect maakten, dat veel
overeenkomst vertoont met het oud
plaat LPV 251). De enorme sug
gestieve kracht, de echte natuur
lijke expressie en de haast volk-
zegging
hij
deze Mis maakt
ooporganist bij
tuigenis. Het is als het ware een An)ster'1™. 7 jj
oergeweld va» vocale en instru. siek-opgeleide Limburger,
mentale klanken, die te vengelij- ï1"11 een aansluiting en accep-
ken is met de visioenen va<n een teerde °m ,de" br°de in ,192
El Greco. Liturgisch is de Mis °rSamstenplaats. Maar het
niet, net zomin als Beethoven'
Missa Solemnis. Alles is in elc
Hoe het geworden is, door ds.
D. van D(jk. Uitgave Oosterbaan
en le Cointre, Goes.
De schrijver verhaalt in dit boek
bij de van 200 blz. allerlei uit de jaren
rondom de Vrijmaking. In de hem
eigen verteltrant, dus met vermel
ding van tal van persoonlijke
Palla, voorvallen. Ook blijkt duidelijk,
:ep- welke overtuiging door de Vrijge-
die maakte Geref. Kerken als bijbels
vas wordt verdedigd.
Smetana kwamen
an befaamde com-
ie ik dit keer al-
tm Leos Janacek
Moravisch com
ponist, die zijn tijd eigenlijk ver
vooruit was. Janacek werd 3 juli
1854 in Huckvaldy (Moravië) ge
boren en studeerde aan de con
servatoria te Praag. Wenen en
Leipzig. Hij kwam uit een onder-
wijzersgesilaoht en de onderwij
zers in die tijd moesten veel doen
in de dorpen; les geven aan de
kinderen, viool spelen als de boe
ren dansten en des zondags in de
kerk op het orgel spelen. Leos Ja-
nécek werd al vroeg in de gehei
men van dat musiceren ingewijd
en leerde vioolspelen, moest mee
zingen in het kerkkoor en leerde
zichzelf de weg op het orgel. Na
zijn muzikale opleiding richtte hij
in 1881 in Brno (Briinn) een or-
gelschool op en van dat moment
af heeft hij eigenlijk niets anders
gedaan dan lesgeven, dirigeren
cn componeren, zonder romanti
sche of schokkende levensfeiten.
In 1924 kreeg hij het
raat van de Praagse
Het is de meest fascinerende
feestmis die ik ooit hoorde en de
koren in ons land zullen er goed
aan doen, dit werk ook eens in te
studeren. Aan de hand van deze
grammofoonplaat, die in uitvoe
ring en opnametechniek aan de
hoogste eisen voldoet, zal men
de juiste stemming kunnen leren.
Het orgel heeft een belangrijk
aandeel in de uitvoering en het
voorlaatste deel (Postludium) is
zelfs een gehele orgelsolo. Welk
een grote cultuur dé'monstreren
de Tsjechische musici op deze
CORN. BASOSKI.
PORTRET VAN N.K.
scherp is je- stem geslepen kracht
herken ik je glimlach en de trek rond je mond
en je vioolnauwgezette handen
en je vingers gevoeligheid
die kiezen de kleur zwart voor je kleding
tussen het grijs van de dreigrosohenoper
als uit het tijdperk van beHolt brecht
waarin je leeft
met een scherpzinnig gemak
je pijn verbergt
in een huis van reusachtig rumoer
binnen tuinen van zwijgen
PIET BOEKESTIJN
W
"CM
iAl tryl
in
foto's
■docto- Hongaar Bela Bartók, die
de ritmische, melodische
teit. Op 12 augustus 1928 overleed modale eigenaardigheden der Bal- Bulgaars. Al naar gebruik van het
hij, zonder buiten zijn land tot kan-volksmuziek slechts als
grote bekendheid te zijn gekomen.
Die bekendheid kwam pas later
toen ontdekte men dat Jana-
teriaal voor zijn artificiële
;oonlijke kunst gebruikte.
Net als Bartók was Janacek
eek de pionier der huidige Tsje- wetenschappelijk folklorist-V
volksmelodieën
vische volkslied. Zonder dit volks
lied, zonder de volksdans en zon
der het Moravische landschap is
de muziek van Janacek niet denk-
het Mora- Daarboven uit hoort hij dan de Cek
stemmen van de natuur,
vogels ook. Uit dit alles werd zijn
eigen compositietechniek geboren.
zelfdzaam gave opname
overgenomen folklore. In dit op
gemaakt door het Radio Symfo
nie Orkest en Radiokoor uit Brno
o.l.v. Bretislav Bakala en met als
solisten de sopraan Libuse Do-
maninska, de alt M, Jurenova,
direct de Moravische componist, de tenor J. Valka, de bas Jar.
direct herkent men de eigen sfeer zij- Hromédka en de organist Fran-
sfeer die veelal tisek Michalek (30
langspeel-
Jli: jij
De bekende fotograaf Ed van
der Elsken heeft bij De Bezige
Bij te Amsterdam een boekje
met jazz-foto's uitgegeven, stuk
voor stuk uitstekende opnamen,
sommige zelfs zeer fascinerend.
Dit onderwerp leent zich trou
wens wel voor fotografie, vooral
ook vanwege de actief meebe
wegende luisteraars. Men vindt
er foto's in actie van Sarah
Vaughan, Dizzy Gillespie, Lionel
Hampton, Count Basie. Dave
Brubeck, Gerry Mulligan, Duke
Ellington, Louis ArmstrongJune
Christie, Velma Middleton, Ella
Fitzgerald, Chet Baker, en vele
anderen. Het boekje bevat ver
der een bijzonder aardige bij
drage van Carmiggelt over „Sa
rah en Illinois" (Sarah Vaughan
en Illinois Jacquet), van Friso
Endt over Lionel Hampton, van
Jan Vrijman over „Een paar op
merkingen over jonge mensen
en jazz" en van Michiel de Ruy-
ter. De grammofoonplaten-op
gave bevat helaas alleen maar
Philipsplaten.
Ontmoeting
Het augustus-septembernummer
van het letterkundig en algemeen
cultureel maandblad „Ontmoe
ting" (uitg. Bosch en Keuning,
Baarn) bevat voor het grootste
deel alleen gedichten, nl. van Jar-
ry Duclay (de cyclus „Elemen
tair"), van Frank Daen (cyclus
„Kleine reis naar Marokko"),
van Luitzen Visser, van Nel Veer
man, van Frédérice Kalmijn,
van Durk v.d. Ploeg, van Henk
Kooyman, van Gerard Heederik,
van Jan D. Pienter en van Jean
A. A. Brüll. Verder is er opge
nomen een goed kort verhaal
„De overkant" van Inge Lievaart
en bevat het nummer kritieken op
boeken over toneel en film en op
verhalen van Belcampo.