Zomermiddagwandeling ZONDAGSBLAD EEN HANDVOL PAS VERSCHENEN BOEKEN m iüi Het avontuur op de grienddijk 5^ ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1959 ONZE BRIEVENBUS Gevecht om God, enkele over wegingen van het boek Job, door ds. J. L. Wielinga. Uit gaven J. H. Kok, Kampen. Dit boekje van zestig pagina's bevat de (hier en daar wat gewij zigde) tekst van een aantal over denkingen die de gereformeerde predikant ds J. L. Wielinga het vorige jaar voor het ziekenpro- gramma van de N.C.R.V. heeft gehouden. Op fijnzinnige wijze geeft ds Wielinga enkele momen ten weer uit de strijd van Job, een gevecht om zijn God. Het is goed, dat in deze tijd van lijden en angst de kerk weer te ruggrijpt naar het oude Bijbelse boek van geloof, strijd en levens wijsheid, waarin het lijden niet met goedkope woorden afgedaan wordt, maar volkomen tot de bo dem toe serieus wordt genomen. Deze meditatieve overdenkingen van ds. Wielinga, die overigens exegetisch weinig nieuws bevat ten, kunnen bij het verstaan van het boek Job zeer goede diensten bewijzen. Met name voor de be nadering van de randkerkelijken, die met het probleem van Gods rechtvaardigheid en liefde «worste len, zijn zij uitstekend geschikt. 's Mensen schaakspel, door Nevil Shute. Uitgave Ad. M. C. Stok, Zuid-Hollandse Uitgeverij, DeD Haag. John Turner werd tijdens de jongste oorlog als Brits kapitein ernstig aan het hoofd gewond en toen hij, jaren later, een specialist raadpleegde, vertelde deze hem, dat hij nog maar en.Kel in te leven had. Dit gegeven gebruik te Nevil Shute voor,zijn Cultuur serie-roman 's Mensen schaakspel. Shute slaagde er ook thans weer in, ondanks een zekere oppervlak kigheid in zijn schrijftrant en een nogal zakelijke weergave van dit mensenleven, een aanvaaiciu; beeld te schilderen van de laatste maanden uit het leven van John Turner. Zijn huwelijk werd inniger hij hervond de oorlogsmakkers, met wie hij destijds in het zieken huis lag en vooral zijn ontmoeting met de piloot Morgan, die in Bir ma een nieuw leven begon, werd een der meest aangrijpende epi soden uit deze roman, evenais trouwens de wederwaardigheden van de negersoldaat Lesurier, en de commandotroeper Brent. Shute liet zijn hoofdpersoon leren, dat alle mensen, hoe verschillend van ras ook, gelijk zijn en daartussen door weefde hij ook nog iets van de boeddhistische leer, die hem kennelijk zeer heeft aangetrokken. Operatie Amsterdam, door David E. Walker. Uitgave Van Holkema en Warendorf N.V., Amsterdam. Het verhaal speelt in ,de eerste dagen van de oorlog, als Neder land bij de vijandelijkheden be trokken is. Een geheime Engelse missie krijgt opdracht de in Amsterdam aanwezige industriediamanten on der de neus van de Duitsers weg te kapen. De opdracht slaagt en ieder keert behouden in Engeland Zoals de auteur zelf in het voorwoord schrijft, heeft hij het verhaal opgetekend uit de monden van de twee nog in leven zijnde personen die deze actie hebben meegemaakt en door het naslaan van een onnoemelijke hoeveelheid documentatiemateriaal. Het ware ons liever geweest als de schrij ver zijn kostbare tijd had ge bruikt om er een goed gedocu menteerd historisch overzicht van te schrijven Inplaats daarvan is het eeh slechte avonturenroman geworden. Je lieve knoeipot, door Jan Koopman. Uitgave J. N. Voor hoeve, Den Haag. In ,,Je lieve knoeipot" worden de dagelijkse dingen van het le ven bezien in het licht van de bij bel. Als men het boekje leest, wordt men er zich terdege van bewust, dat het leven, dat men leidt, vol zonde is. Wij zijn allen knoeipotten voor het aangezicht van God. Hoe wij soms ook ons best doen, wij zijn als een kind, dat zijn melk omgegooid heeft en tegen zijn moeder zegt, dat het toch haar lieve knoeipot is. God behandelt ons ook als knoeipotten. Hoe zondig wij ook zijn, hij neemt ons altijd weer in genade aan. Het werkje van Jan Koop man, dat 75 bladzijden telt, is de moeite van het lezen zeker waard. Het is verlucht met treffende te keningen. De Wedloop, door Geoffry Wil- lans. Vertaald door Age Berg man; uitgave Hollandia, Baarn. Een jong journalist, Gervase Champion, die oorspronkelijk kol derstukjes voor zijn krant schrijft, wordt overgeplaatst naar de afde ling luchtvaart en moet in deze functie schrijven over de Arrow, een straalvliegtuig, dat zijn tijd ver vooruit is en aan de deugde lijkheid waarvan menigeen twij felt. Champion wordt beschouwd als een luchtvaartdeskundige, die hij echter niet is, en hij raakt nogal eens in een moeilijke situa tie, temeer daar hij enigszins on beholpen is. Deze situaties be schrijft Willans met een wat cyni sche humor. Het boek is, vooral aan het eind, wel spannend. Men krijgt een goede indruk van de concurrentiestrijd in de wereld van de luchtvaart. Jammer is. dat de schrijver de ruwe taal niet heeft vermeden. „Even wachten tot pappie beneden is!" vermaande de gemoedelijke buschauffeur terwijl hij mijn jongste weerhield van een onberaden sprong naar de lokkende vrijheid. „Zo Eén twéé hüpsakeel" Deze strijdkreet zal U niet vreemd in de oren klinken, want reeds in onze prilste jaren voerden conducteurs ons, peulebroeken, met dezelfde aan sporing in de armen van, aan het treetje wachtende verwanten I Met Keesje aan de hand wandelde ik de belommerde laan af, die van het eindpunt van de bus naar het beloofde land voerde. „Ga es een eindje om met het kind!" had mijn vrouw gezegd, „je hebt tóch een vrije middag en dan kan ik eens lek ker opschieten!" Waarmee ze bedoelde dat ik dan niets nuttigers uitvoerde dan haar voor de voeten te lopen, voelt U? In elk geval voelde ik het zo en dus wandelden vader en zoon onder een licht-doorzeefd blader dak de vrije natuur binnen. In plotse vreugderoes wilde mijn larf zich losruk ken, doch ik gebood hem om ordentelijk naast mij te blijven lopen. Ik weet niet hoe u in zulke dingen bent maar mij lijkt het nuttig wanneer een kind van dit soort wandelingen iets opsteekt en zijn prille aandacht uitdrukkelijk gevestigd wordt op de onvolprezen wonderen van flora en fauna. Energiek nam ik zijn geestelijke opbouw dan ook ter hand. „Kijk, hier Keesje..een boterbloempje! Nee..dat gele..zie je wel? En daar.., in de verte een koe.., bij dat hoge hek, kijk maar langs pappie's vinger! Weet je wat dit voor een boom is, Kees? Zie je al die kleine beestjes hier? Dat zijn nou mie ren, waarvan zo'n mooi plaatje' in je prenteboek staat! De ijverigste beestjes die er bestaan..ze leven met een héle massa bij elkaar in een groot huis, dat ze zélf bouwen.." Het joch gedroeg zich voorbeeldig! Hoewel hij popelde van verlangen om weg te hollen en zich op zijn eigen ma nier te vermaken, bleef hij geduldig naar mijn pedagogisch gezanik luisteren en probeerde met aandoenlijke ijver belang te stellen in alles wat ik hem wees. TV/"AT verder, bij een nonchalant opge- worpen molshoop, ontwaakte de op voeder eerst récht in mij en begon ik Keesje'in welgekozen bewoordingen de levenswandel van dit lichtschuw gedierte te schilderen. Met voldoening zag ik in zijn blik oprechte belangstelling gloren, doch mijn enthousiasme kreeg een ge voelige deuk toen hij mijn leerzame ver handeling op het spannendste moment onderbrak, teneinde mijn aandacht te Vragen voor een scherp steentje in zijn minuscule schoen. Na dit pijnlijke obstakel deskundig verwijderd te hebben liet ik hem verder op eindelijk de vrije teugel! Nu mogen de illustraties ons aandoenlijke foto's brengen van, rond het moederschaap dai*telende lammetjes of van het, naast de merrie stuntelende langbenige veulen geef mij maar de vertederende poëzie van het om de vader hollende mensen kind! De enige die in ons geval zijn blikken aan dit schilderachtig tafreeltje kon ver gasten was een ijsman, die op een kruis punt verveeld tegen zijn rijdende koelcel hing, doch deze koude nuchterling toon de bij onze nadering geen merkbare ont roering. Anders was het met mijn jong ste, die bij het ontwaren van de oogver blindend witte ijssalon onverwijld zijn gedartel onderbrak en smeekte; „Pappie..ik heb zo'n dorst.., mag ik een ijsje?" En reeds repten zijn minia tuur beentjes zich naar de, zich traag uit zijn sombere overpeinzingen loswik- kelende ijsman. "IVTU kan men zo'n kind wel onder het oog brengen dat het van dit soort ver frissingen nog méér dorst krijgt, maar +enslotte heb ik, als alle vaders, een klein hartje en mijn hand dook dan ook automatisch naar de geldbuidel. Terwijl de ijsman in de kille ingewan den van zijn karretje rommelde gelaste Keesje gul; „Ook een ijsje voor pap pie!" doch ik wees dit aanbod glimla chend van de hand. Zoiets doet men im mers niet wanneer men, op mijn jaren, in het knellend corset der conventie ge klemd zit! „Geef de jongen er nóg maar één!" verzocht ik de restaurateur breed en even later vervolgden wij onze wande ling. Mijn kind huppelde ijverig likkend en morsend naast mij voort, het tweede ijsje met aandoenlijke zorg in zijn warm linkerhandje meevoerend. Om de hoek, uit het gezicht van het ijskarretje, ont lastte ik het arme joch van zijn smeltend vrachtje en, ik moet het eerlijk beken nen, je frist van zo'n koele versnapering toch wel even op! Ook Keesje ontleende aan de bevroren consumptie weer volop levenslust en draafde als een jonge hond om me heen, terwijl ik in bespiegelende stemming on ze weg koos langs een pittoresk slootje, dat met een wijde boog in de richting van de bewoonde wereld terugvoerde. Ik kon echter niet nalaten om zo nu en dan een bezorgde blik op het, allengs betrek kend uitspansel te werpen, waarvan het dreigend aanzicht mij mijn telg tot wat meer spoed deed aanzetten. Bij de kruising met de rijksstraatweg moest ik ten tweede male Keesje te voet vallen en zijn schoentje lospeuteren, ten einde er een binnengeglipt steentje uit te schudden en nauwelijks honderd meter verder hees mijn stamhouder zich moe deloos op een laag hekje, verklarend dat pappie hem maar verder dragen moest, omdat er wéér wat in zijn schoen zat! Zoals dat een zorgzame vader past, knielde ik opnieuw in het mulle zand en ving mijn derde worsteling met de onwillige veters aan. „Je moet je voeten beter optillen!" sprak ik wat geïrriteerd, „je sloft, in plaats van dat je loopt!" J^"A de operatie zette ik de kleine man weer op z'n beentjes en comman deerde; „Zo..en nu behoorlijk lopen Als Je zo blijft zeuren komen we nooit thuis en zo- meteen begint het nog te regenen ook!" Dapper hield mijn zoontje enige tijd een soort ganzepas vol, doch na luttele minuten vertelden zijn gestrompel en pijnlijk vertrokken snuitje dat het wéér mis was. „Wat? Alwéér! Da's de vierde keer al!" riep ik getergd uit. „Nee... nou wordt vader wérkelijk boos! Ik geloof dat jij nooit een grote jongen wordt..je bent nog niet eens in staat om een eindje te wan delen! Zometeen begint het te regenen en dan is het jouw schuld als we door nat worden!" Nadat ophieuw het schoentje was los gepeuterd, uitgeschud en weer aange trokken wandelde hij stil en beschaamd naast mij voort. Intussen was het gaan regenen en in mineurstemming volgden wij de rechte, open weg. Het kleine va- derhartje, waarover ik het zopas had, be gon gewetensvol te opponeren en met een liefkozend gebaar legde ik mijn hand op de vochtige krullen van mijn kind, pogend hem met een grapje op te vrolij ken en hem tegelijkertijd tot meerder spoed aan te zetten. Doch hoewel hij op recht zijn best deed om zijn kleine been tjes zo snel mogelijk te verplaatsen, bleef zijn gezichtje ernstig en betrokken. Eerst toen we in de lange laan beland den, aan het einde waarvan onze bus reeds stond te wachten, ontwaakte Kees je uit zijn neerslachtige stemming. Peter Barry „Ik zie de bus al staan, pappie!" wees hij levendig. „Laten we doen wie er het éérst is!" stelde ik voor. „Het begint hoe langer hoe harder te regenen en straks gaat ie nog voor onze neus weg!" Dat was een kolfje naar Keesje's hand! Zijn vermoeidheid en verdriet waren op slag verdwenen en naast elkaar zetten wij er de draf in! „Harder pappie! Anders rijdt hij zon der ons weg!" juichte hij hijgend, terwijl zijn beentjes zich voortrepten langs de druipende laan. JNDERDAAD zag ik met enige bezorgd heid hoe de busbemanning zich lan- zaam naar de wagen begaf! De regen kletterde intussen met milde overvloed op ons neer en'het vooruitzicht, om een klein halfuur in een plensbui te moeten wachten, lokte mij weinig aan! „Hup Kees! Even doorzetten, we zijn er zó!" vuurde ik mijn moedig doordra vende erfgenaam aan en vatte zijn warm knuistje. Het kind deed werkelijk zijn uiterste best, daar lag het niet aan. Doch in het gezicht van de overwinning liet ik hem ineens los en steunde; „Even wachten, Kees..stop even!" „De bus gaat wég, pappie! De chauf feur is er al in!" waarschuwde mijn zoon in benauwde spanning. In de stromende regen bukte ik mij ge jaagd om mijn rechterschoen los te peu teren, teneinde een vlijmscherp steentje te verwijderen, dat mij het lopen tot een martelgang maakte. Onbegrijpelijk dat ze aan zo'n eind punt geen wachthuisje neerzetten, in plaats van de passagiers urenlang in de stortregen te laten staan. Janek, de vluchteling 25.» De volgende dag staat de foto van Janek in alle kranten, Wie kan de politie iets vertellen van deze Pools® jongen?, wordt er gevraagd aan alle mensen ln Schotland. Nu, twee mannen weten wel iets van Janek. Het zijn Harry en Fingers, die de foto in de krant tegenkomen. Moet je zien, zegt Harry. Lees eens. Deze jongen, die zegt, dat hij Janek heet, is gevonden in de omgeving van het Internationale Kin derdorp, waar hij nu verzorgd wordt. Wie Denk je, dat hij die gouden broche nog altijd heeft, vraagt Fingers. Dat wil ik juist te weten komen. Enne ik vertel je één ding, als hij die broche nog heeft, dan zal ik hem terug halen, anders is mijn naam geen Harry. Kom mee! Die twee gaan dus op weg naar het Kinderdorp. 26. De politie in Edinburg heeft de foto van Janek ook ge zien. Een Poolse jongen? Janek? Zou die in deze stad gewoond hebben? Even later wandelt, een politie-agent naar het huis van mevrouw MacGregor. Die zit juist thee te drinken met een vriendin. Heb je eigen lijk wel eens iets van Janek gehoord?, vraagt die vriendin, Nee, zegt tante MacGregor. Maar ik vind het een schande, dat zo'n jongen zomaar wegloopt. Nu kan ik al die boodschappen doen. Er wordt gebeld. De politie-agent komt binnen. Hij heeft een krant in zijn hand. Dag dames. Wie is mevrouw MacGregor? Kijk eens, zegt de politieman. Kent u deze jongen misschien? 1 Dat is hem!, zegt mevrouw MacGregor. Dat is Janek. Heeft u hem gevonden? Nee, wij niet, zegt de politieman. Wij wisten niet eens, dat hij weg was. Waarom had u dat niet gezegd? Nou ja, antwoordt mevrouw MacGregor. U weet. hoe jongens zijn. Die komen wel weer terug. EnJanek was helemaal geènehaardige jongen. Enne De agent begrijpt het wel zo'n beetje. U dacht, dat hij wel terug zou komen. Jaja. U zorgt voor hem? En daarvoor wordt u betaald? Dan zult u wel blij zijn, als u Janek terug hebt. Nu, hier is het adres. U kunt hem wel ophalen En mijn reisgeld dan? vraagt mevrouw MacGregor. Dat krijgt u wel terug, belooft de agent. En zo gaat ook mevrouw MacGregor naar het Kinderdorp. De jongens (van 1—5) lopen ieder naar een boom, (ook van 15). Zy doen dit zonder dat hun wegen zich kruisen. De bedoeling is dat jullie ook de goede wegen vinden. Oplossingen insturen voor dinsdag 15 september. En dan de antwoorden op de brieven van AG. Jij hebt een goede verjaardag achter de rug Maaike van Andel. Heb je het horloge al iedere dag om? Wat een leuke naam heeft jouw nichtje Elly Blom. Heb je haar al gezien? Corrie Blom gaat nogal eens zwem men. Jullie repeteren ze ker hard voor deuitvoe ring? Schrijf je me er over? Jammer dat jullie juist die slechte week had in de vakantie Emmy v. d. Berg. Maar gelukkig heb je de andere weken toch mooi weer en ook plezier gehad. Dikkic van de Berg heeft pas meegedaan met een korfbaltournooi. Dat was ze ker een sterke ploeg Dikkie, jullie tegenstanders. Jan- nie en Corrie de Jong schreven een gezellige brief. Fijn dat je toch nog uit bent geweest Corrie. Flink je best maar doen op de huis houdschool, Jannie. Kun je al lekker koken? Jouw oplossing was niet helemaal goed Willy Bergwerff. Tot schrijfs hoor. Leuk post- postpapier waarop je me schreef Enny van Bloois. Als je me zo'n triplex-schil- derijtje wilt sturen, graag hoor Enny. Maar als het heel erg veel werk is hoeft het niet hoor, want anders komt je huiswerk misschien in het gedrang. Kijk maar. Mooi kleurde jij de op lossing Joke Baaxhoven. DOOR MEEUW VAN ROTTERDAM (Vervolg van vorige week) Peter durfde niet verder gaan. Z'n hart klopte hem in de keel. Was hij nu maar thuis, daarginds bij het veilige lichtje. Een ogenblik bleef hij staan en wachtte wat er zou ge beuren.. Het licht van de zaklantaarn doofde weer. Nu moest hij vlug en voorzichtig verder gaan. Maar juist toen hij naar beneden wilde gaan, naar de andere kant van de dijk, kwamen twee kerels naar boven. Hun voetstappen werden steeds luider, kwamen steeds dichter en dichter bij. Doodstil bleef Peter staan. Hij durfde geen voet meer te verzetten. Nog héél even en dan... Oh..., wat moest hij hier alleen beginnen. Plots rende hij de dijk af naar beneden. Maar opeens kwamen de voetstappen haastig dichterbij en het scherpe licht van de zaklantaarn flitste aan. „Halt!" riep een zware stem. Verschrikt holde Peter verder. Oh., nu ging het gebeuren. Missohien wilden ze hem wel meesleuren, meevoeren de donkere rivier op. „Ik... ik wil niet!" gilde hij. „Ik heb niks gedaan!" Toen opeens kwam daar een vriendelijke stem. „Maar jongen toch, wacht eens even jij. Wees niet zo bang! Wat doe jij hier zo alleen in het donker?" Peter bleef opeens staan en zag toen tot zijn verba zing, dat het de politieagenten uit het dorp waren. Hape rend vertelde hij zijn verhaal. Een verhaal van zijn zieke vader en de griezelige tocht naar de dokter en ook van de vreemde kerel met zijn boot. „Ah juist," zei toen één van de agenten. „En waar is die kerel toen heen gegaan? Weet je dat te vertellen?" „Daarheen", wees Peter. „Hij liep erg vlug de dijk uit!" „Ja, dat zal wel", knikte de agent. „Zo, zo..." mompelde de andere. „Dus tóch daarheen!" Ze namen hun fietsen op, die ze schuin tegen de hel ling van de dijk hadden gelegd. „Nou knaapje," begon de vriendelijke stem weer. „Zorg maar, dat je weer vlug bij moeder komt. Wij zullen wel zorgen, dat die vreemde kerel je geen kwaad kan doen." Peter knikte dankbaar. Ze stapten op hun fiets en snel reden ze de donkere dijk uit. Alleen hun schimmen waren Peter voelde zich opeens een heej stuk opgelucht. Wat was hij geweldig geschrokken. Als moeder- het wist. (Volgende week verder) Beste neven en nichten, De puzzel was vorige keer niet zo gemakkelijk. Jullie moesten uit dat rare tekeningetje Nederlandse letters tevoorschijn halen. De letters E, Ij Z, L, N, E en H kwamen tevoorschijn als je ie letters goed ontdekte. Hans van Es heeft de hoofdprijs ge wonnen en de troostprijzen zijn voor S jani e Berkhout, Rietje Both en Anneke Bos. Gefeliciteerd hoor. Ook Ria v. d. Berg stuurde een mooi gekleurde oplos sing in. Hoe vind je de aardrijkskundeles? Jij vindt het zeker wel leuk dat Frans bij jullie is, Joke Breederland? Schrijf je me eens hoe de winkelweek is geweest? Gera Breebaart, jij zult wel een gezellige va kantie achter de rug heb ben. Willemijn Brouwer stuurde de oplossing op een mooie gele kaart. Leuk hoor. En Els Bronsveld, heb je een prijs gewonnen? Heeft je broer z'n verjaar dag gevierd met vriendjes? Beppie Bijl zit in de vier de klas en ze is met vakan tie naar Ede geweest. Marijke en Yolanda Croese gaan op de volks-muziek- school. Mogen iullie al een instrument bespelen? Wa ren de bramen lekker? Jenneke Cornet zit in de vijfde klas. Was het festival leuk? Jullie vinden het ze ker wel fijn dat opa een paar weken blijft? Teu- nie Danker is met de vakan tie naar Hoenderlo geweest. Ze heeft daar eekhoorntjes gezien. Mooi is het op de Hoge Veluwe hè? Gerard Douma maakte een rijmpje van zijn oplossing en ook kleurde hij ze mooi. Mieke van Ee is ijverig be zig om de garderobe van de pop uit te breiden. Heeft ze al een cape? Ineke van Ee schreef over de vissen en over de vogel „Jan". Leuk dat hij naar die naam luistert. Marieke van Es zit al weer in de derde klas. Jullie hebt heel wat feesten achter elkaar zo zeg. Ada van Es zit op de grote school. Wat wordt je al groot, dat je al met inkt mag schrijven. Ik kijk naar je eigengeschreven brief uit hoor. Annie van Es gaat nu op de Mulo-school. Ge lukkig dat je weer helemaal beter bent. Het zal wel een pijnlijke geschiedenis zijn geweest. Govert Eggink, wanneer schrijf je weer? Anneke Foikertsma woont in Arnhem. Schrijf je vol gende keer eens wat meer over jezelf? Jij zult wel goed leren handwerken Nel ly Grootendorst. Zit je in een grote klas? Jij bent dus ook naar het bloemencorso I geweest Hans. Hoe vind je het weer op school? Johan v. d. Grient is met vakantie op de Veluwe ge weest. Jij hebt dus fijn ge kampeerd. Je mag de puzzel insturen als je letter aan de beurt is Aart van Gorkum. Je kunt dan tege lijk een brief schrijven. Aafje Grandia is een nieu welinge. Mooi had je de op lossing gekleurd. Bert Graafland is ook een nieu weling. Hartelijk welkom, hoor, Bert. Winifred van Geest is veel uitgeweest in de vakantie. En hoe vind je het nu weer op school? Gert Goedvolk stuurde ook weer de oplossing. Jongens en meisjes, dit waren de antwoorden op de brieven van AG. Volgende week zijn dus de letters H N weer aan de beurt. Schrij ven jullie weer naam, adres, en leeftijd in je brieven? Af gesproken. Het blijft maar mooi weer, dus jullie kunt nog fijn buiten spelen, als je uit school komt. Hebben jullie het nieuwe knikker- j spel al gezien? Een sigaren kistje met daarin vijf gaat jes gemaakt, iets groter dan een knikker. Boven elk gaat je staat een cijfer, bijv. 1, 2, 3, 4, en 5. De bedoeling is met vijf knikkers een zo hoog mogelijk aantal pun ten te krijgen, als je niets in het kistje krijgt, heb je natuurlijk geen punten. Pro beer het maar eens. Nu jon gens en'meisjes, ik ga nu werkelijk eindigen, dag al lemaal, tot de volgende week,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1959 | | pagina 18