De kleindochter b inn O ZWEDEN HEEFT 9-JARIGE EENHEIDSSCHOOL „De waaghals" ach> die arm, bruide. ZONDAGSBLAD ZATERDAG 23 MEI 1959 IN het huis viel geen geluid te horen, en de stilte en de rust deden de man ineens schrikken. En tegelijkertijd werd hij zich ervan bewust, dat zijn ogen over het papier en over de zwarte letters waren gegleden zonder dat de betekenis van de woorden tot hem was doorgedrongen. Hij wist ook, dat hij die avond niet meer aan lezen zou toekomen. Het gesprek met de dokter had bezit van zijn gedachten genomen en liet voor niets anders meer plaats. Geen woord van het gesprek was hij ver geten. Een uur lang had de dokter hein onderzocht, minutieus onderzocht en hem toen verteld, wat hij zelf al lang vermoedde. „Ach, ja, ziet u eens", zo had hij gezegd, „uw leeftijd in aanmerking genomen.... nog niet zo heel erg. wat voorzichtig aanniet helemaal gevaarlijk maar toch...." De man lachte schamper toen hij zich de woordenvloed herinnerde waarmee de dokter hem had willen geruststellen. Hij schudde het hoofd. „Nee, notaris Van Veen", mompelde hij voor zich heen, „nee man, laat je niets wijsmaken. Je leven gaat een einde nemen." moeten gaan regelen. Nu is voor mij het ogenblik aangebroken om dat te doen wat ik wel een duizend keer voor anderen heb gedaan. Dat is zo 's levens loop. Niemand ontkomt er aan. Ook niet de notaris. Een ogenblik sloot hij de ogen. Hij wist, dat hij beslissingen moest nemen, die hij tot dusver niet had willen nemen, omdat hij daarvoor de tijd nog niet gekomen acht te. Hij dacht: Maar nu is de tijd rijp. Ik kan het niet meer uitstellen. HIJ wist wat hij had te doen. Nauwkeurig omschrijven wat er moest gebeuren met zijn geld en met zijn goederen. Gelukkig maar, dacht hij, dat er geen familieleden zijn, die na mijn dood over de erfenis ruzie kunnen maken. Familie had hij niet meer. Zijn enige broer was twee jaar geleden, kinderloos, gestorven. En neven en nichten waren er niet. Naar de letter van de wet was er niemand, die aanspraak kon laten gelden op zijn bezittingen. Uitgesloten, zei hij hardop. Volkomen uitgesloten. Ik kan er mee doen wat ik wil. Hij leunde achterover in zijn stoel en hij dacht: Het is goed, dat er niet over mijn nalatenschap wordt getwist. Er is genoeg strijd in de wereld. Ik behoef er niets aan toe te voegen. Een ogenblik staarde hij onbestemd voor zich uit. Toen pakte hij de draad van zijn gedachten weer op. Niemand zal me mis sen, dacht hij. Nee, niemand zal me mis sen. Op een morgen zal de tijding door het dorp de ronde doen, dat de notaris is over leden. En de mensen zullen zeggen: „Zo, is de notaris dood", en na een paar minu ten zullen ze doorgaan met hun werk alsof er niets is gebeurd. En na enige tijd zal mijn opvolger worden benoemd. Hij zal mijn werk voortzetten. Testamenten ma ken, raad geven, geld beheren. Misschien krijgt hij nog een enkele keer te horen: „Ja maar, de vorige notarismaar ook dat gaat voorbij. HIJ haalde de schouders op en dacht: Wat wil je? Maar hij wist dat hij verstoppertje met zichzelf speelde. Hij wist precies wat hij had gewild. Het is beter zo, dacht hij. Niet meer aan denken. Maar hij moest er aan denken. Hij greep zijn portefeuille en haalde er een foto uit, een bijna geheel vergeelde foto van een jong meisje, dat hem lachend toewuifde. Hij knikte haar toe en zei: Je was mooi, Liesje, je was mooi en lief. Waarom ben je niet bij mij geble ven? Je had het toch beloofd! Hij streek met zijn hand over zijn ogen alsof hij het verleden wilde uitwissen. Lan ge tijd was het hem gelukt haar uit zijn gedachten te verbannen, maar de laatste jaren was er geen dag voorbij gegaan, dat hij niet aan haar had gedacht. Ja, die kleine Liesje. Niemand had er aan getwijfeld, of ze zouden met elkander trouwen. Al in hun jeugd werd het als vanzelfsprekend aangenomen, dat zij als man en vrouw door het leven zouden gaan. Van hun schooljaren af waren ze al tijd samen geweest. Ze hadden ook samen gestudeerd en ze hadden zich verloofd. En niemand was gelukkiger dan zijzelf. Hij was al candidaat-notaris en het het zich aanzien, dat zijn benoeming tot notaris niet lang op zich zou laten wachten. Het huis, waarin zij zouden gaan wonen, was al ge kocht, en het meubilair al uitgezocht. Het wachten was slechts op een oom van Lies je, die het huwelijk wilde bijwonen en daarvoor uit Amerika zou overkomen. En toen was de slag gevallen. Op een morgen vond hij bij de post een briefje Een briefje van Liesje. Ze schreef hem, dat ze van gedachten was veranderd. Ze wilde hem geen verdriet doen, maar hun huwelijk kon niet doorgaan. Als hij het briefje zou ontvangen, zou ze het land al hebben verlaten. Hij moest geen moeite doen uit te vinden, waar ze verbleef. Het zou geen zin hebben, want ze kon niet op haar besluit terugkomen. En tenslotte wens te ze hem het beste toe, en een betere vrouw, dan zij ooit voor hem zou kunnen zijn. De laatste regel luidde: „Je zult het wel niet kunnen begrijpen, maar tot mijn dood zullen mijn gedachten bij jou zijn, en bij jou alleen". HIJ had het ook niet begrepen. Hij niet en zijn familie niet, en ook niet de familie van Liesje. Maandenlang had hij er over gepiekerd, wat de reden van haar plotse ling vertrek kon zijn geweest. Hij had de schuld bij zichzelf gezocht en zichzelf de heftigste verwijten gedaan. Maar het had hem niet verder gebracht. Het bleef een onopgelost raadsel. Nooit had hij een on derzoek naar haar verblijfplaats willen in stellen. Op den duur was hij zich beledigd gaan gevoelen. En zelfs toen een eerste teken van leven haar ouders bereikte en het adres hem werd gegeven, had hij het tot kleine snippers verscheurd. Met alle macht, die in hem was, trachtte hij haar uit zijn gedachten te verbannen. Hij wierp zich met volle energie op zijn werk. De plaats, die hem kort na Liesjes vlucht werd aangeboden, nam hij niet aan. Hij sollici teerde naar een vacature in een ander deel van het land, waar niemand hem ken de, en hij werd benoemd. Door zijn toewijding voor zijn werk werd hij een achtenswaardig man. Hij werd be handeld met het grootste respect. Zijn kring werd gestadig groter en zelfs in de omliggende dorpen kwam men bij hem als er zaken gedaan moesten worden. Maar hij werd een eenzelvig man. Vriendschap begeerde hij niet. Zodra een gesprek minder zakelijk werd, beëindigde hij het abrupt. Inmenging in zijn particu liere leven duldde hij niet. Toen de bur gemeester hem uitnodigde voor een intiem feestje, wees hij de invitatie beslist af. Hij sloot zich niet aan bij de notabelen van het dorp. Hij verliet zijn huis alleen voor EEN KORT VERHAAL DOOR H. J. WAALWIJK het maken van een kleine wandeling of voor het brengen van strikt zakelijke be zoeken aan hen, die hem daarvoor heten roepen. Financieel had hij geen zorgen. Het no tariaat leverde hem voldoende op om ruim te kunnen leven. En toen zijn ouders stier ven erfde hij een vermogen. Hij kocht lan derijen en belegde de rest van het geld zodat zijn vermogen alleen maar vermeer derde. Toen hij vijftig jaar werd, was hij een zeer en zeer rijk man. Hij kon doen en laten wat hij wilde en kopen waar hij zin in had. HIJ overdacht dit alles en de vraag drong zich op: „Maar ben ik ook gelukkig geweest?". Nee, gelukkig was hij niet geweest. Het geluk had met Liesje de vlucht genomen. Hij had alles in zijn leven kunnen krijgen, behalve dat ene. Of had' dat toch nog gekund? Kort na zijn vijftig ste jaar ontving hij een brief. Liesje schreef hem uit Pretoria, waar ze woonde. Haar man was gestorven en had haar een en, dat doe met erg gezond meer was. Wat ze nodig had was een bedrag aan geld. dat haar in staat zou stellen enkele hoognodige aanschaffingen te bekostigen. Hij behoefde niet bevreesd te zijn, dat hij het geld zou verspelen, want er waren vol doende borgen aanwezig. Als hij dat wilde, zou ze graag naar hem toekomen om de zaak mondeling toe te lichten. „Ik heb", zo schreef ze. „jou veel te vertellen. Mocht je na al die jaren nog bereid zijn mij aan te horen, laat het dan weten. Ik wacht met spanning op je antwoord". Dat antwoord had hij nooit geschreven. Hij had dit wellicht nog gedaan, als er in de brief een toon van berouw te beluiste ren was geweest. Maar die toon ontbrak, en dat had hem doen besluiten op haar verzoek niet in te gaan. Heimelijk leefde in hem de hoop, dat op de eerste brief een tweede zou volgen, maar die hoop werd na een paar maanden de bodem ingesla gen. Liesje zweeg. En hij leefde zijn leven eenzaam voort. Hij was de notaris, voor wie de inwoners de pet afnamen, maar niemand probeerde zijn genegenheid te winnen. Hij was een vreemde cn men kreeg daar vrede mee. Zelfs de huishoudster wist, toen ze haar zil veren jubileum bij hem vierde, niet meer van hem dan een ander in het dorp. Ge sprekken voerde hij nooit met haar of het moest Zijn over het witten van het huis of over de aanschaffing van huishoudelijke artikelen. Zij ging haar gang. Hij gaf haar huishoudgeld en zij zorgde er voor. dat al les reilde en zeilde, zoals zij dacht, dat het moest. OVER Liesje hoorde hij nog eenmaal maar toen was ze al gestorven. Zijn huishoudster was. met het klimmen der ja ren. het werk te zwaar geworden en ze had hem gevraagd een meisje als hulp te mogen aannemen. Hij had zijn toestem ming verleend en het meisje was gekomen. Ze was al dagen in zijn huis en toen had hij haar nog nooit gezien. Hij had dit niet nodig gevonden, en de huishoudster had haar wellicht zoveel over hem verteld, dat ook van haar kant de behoefte ontbrak met haar werkgever kennis te maken. Op een avond echter kwam hij ongewild met haar in contact. Hij had een wande ling gemaakt en toen hij zich in de vesti bule van zijn jas ontdeed, hoorde hij in de keuken aan het eind van de gang stemmen. Een stem herkende hij als die van zijn huishoudster, de andere was hem vreemd. Geërgerd over een luidruchtigheid, die hij in zijn huis niet duldde, liep hij naar de keuken om zijn ontstemming te luchten. Bij de deur gekomen, ving hij flarden van een gesprek op, en hij bleef verschrikt staan, toen hij hoorde zeggen: „En die Lies Verstraete was mijn grootmoeder". De volgende morgen had hij zijn huishoud ster gevraagd wat minder luidruchtig te zijn en terloops geïnformeerd naar de re den van die luidruchtigheid. Toen werd hem het hele verhaal gedaan. Het dienstmeis je had bericht ontvangen, dat haar groot moeder was gestorven. Die grootmoeder was van goede kom-af had het dienstmeis je meegedeeld. In haar jeugd was ze ver loofd geweest met een candidaat-notaris en ze zou zelfs met hem trouwen. Haar va der en moeder hadden haar altijd voorge houden, dat hij een goede partij voor haar was en dat ze voor elkander bestemd wa ren. En dat had die grootmoeder ook ge loofd. Maar toen de trouwdag naderde, was ze gaan nadenken over haar toekomst en tot de ontdekking gekomen, dat ze hele maal niet van die candidaat-notaris hield. Omdat ze niet de moed had hem dat te vertellen, schreef ze hem een briefje en ze vertrok naar het buitenland. Ze trouw de in Zuid-Afrika met een Engelsman, die eigenaar was van een scheepswerf. Toen die Engelsman was gestorven bleek, dat het bedrijf er verre van rooskleurig voor stond. De grootmoeder had toen de can didaat-notaris om geld gevraagd, maar die had geweigerd. Het gevolg was geweest, dat het bedrijf failliet ging en de laatste levensjaren van de grootmoeder zeer zorge lijk waren. Ze was ten slotte gestorven in een tehuis voor oudelieden. HET verhaal had hem meer aangegrepen, dan hij wilde toegeven. Liesje, die uit zijn gedachten was. kwam daarin weer te rug. Hij betrapte zich er op, dat hij pro beerde in het gezicht van het dienstmeis je trekken te ontdekken, die aan Liesje zouden herinneren. Hij werd in zijn werk minder nauwkeu rig, en hij werd vergeetachtig. Men schreef het toe aan zijn ouderdom. Men zei: „De notaris wordt te oud. Hij zou moeten gaan rentenieren en het notariaat overdragen aan een jongere kracht". Hij ging klagen over hoofdpijn en hij, die nooit ziekte had gekend, kwam onder doktersbehandeling. De dokter schreef absolute rust voor, voor lopig voor een paar maanden. Maar hij wilde niet luisteren. Hij bleef doorwerken, zo goed en zo kwaad als het ging. Tot hij op een morgen door een duizeling werd be vangen en tegen de grond sloeg. Hij liet de dokter waarschuwen, maar het was fei telijk niet nodig, want hij wist, dat die hem niet meer kon helpen. En de uitslag van het onderzoek stelde hem in het ge lijk. In voorzichtige bewoordingen vertel de de dokter wat er aan de hand was. Hij knikte. Hij vond het goed. t er moet gebeuren als ik er niet meer ben. Ik kan doen en laten wat ik wil. Het zijn mijn bezittingen en er is niemand, die er recht op heeft. Hij keek naar de foto, die hij in zijn hand hield, en hij zag een jong meisje, dat niet van hem kon houden en de moed had een eigen leven te gaan leiden. Hij zei: Waar om ben je niet bij mij gebleven? Het had misschien best goed kunnen gaan. Je was rijk geweest en je zou nooit zorgen hebben gekend. Jij zou alles hebben gekregen, jij en onze kinderen. Wat moet ik doen?, dacht hij. Liesje zou op alles récht hebben gehad. Liesje, de kin deren of misschien de kleinkinderen. Hij dacht: kleinkinderen? Liesje had een klein kind. Hij hoorde zijn huishoudster zeggen: maar die candidaat-notaris weiger de haar te helpen Hij wist, dat hij niet een tweede maal in eenzelfde fout zou vervallen. Hij drukte op de tafelschel. Kort daarop werd de deur geopend. Liesje's kleinkind vroeg: „Heeft meneer gebeld?" En hij antwoordde: Ja. kind, kom binnen en ga zitten. Wij moeten eens met elkander praten. Zweden is bezig zijn onder wijssysteem. te vernieuwen et aan te passen aan de veranderde De leerlingen hebben allerlei tijden en behoeften. In de op- als de middelmatige leerlingen hun deel krijgen. In de zevende klas heeft men van de 37 weke- de interesses lijkse lesuren 32 verplicht ge- de leerlingen. „.«.O. ook de langzame. De leiding van de moderne jeugd. ,7„heidsschool is „ameiijk se- die verder wil studeren, moeten grond op een grote differentiatie. meer eenheid en grotere ver- Elke scholier kan scheidenheid worden gebracht. Met de invoering van de negen jarige examenvrije eenheids- school meent men een flinke gelijkheden, niet alleen de snugge- steld. Alle kinderen moeten hier, behalve de gewone u.l.o.-vakken (Duits en Frans worden niet ge- Selectie trekken komen. Geen barrière leren. Vijf lesuren zijn hiervoor vrijgehouden Het mag Duits zijn of ook een practische les in mo ortechniek. keramiek, machine- In de hoogste klas wordt het vrije vakken ernst. Het is de springplank voor jjfi u:~*" het laatste stadium van het mid delbaar onderwijs. Men heeft er drie afdelingen, de algemene, de gymnasiale en de practische rich- schrijven, fotografie e.d. De tijd ting. De toekomstige gymnasias- mag ook gebruikt worden i hebben het 't zwaarst te 1 0f bepaald verplicht vak in te halen, duren. Ze hebben nu geen tijd stap dichter bij het doel te zijn hebben doorlopen, gaan gew gekomen. ljik naar de ..rea1". een ,so?rt u.l.o. met een drie- en vierjarige cursus. Of ze kiezen de „practi sche real" of de meisjesschool, een meer gespecialiseerde oplei- Omstreeks 1962 zal het hele ding voor allerlei maatschappelij- land de eertheidssdiool hebben, ke fur.cties. De selectie is tame lijk scherp, wat o.a. tot uiting Goede ervaringen olksschool °P school krijgen de kinderen dus de geleger.tieid eventuele techni sche belangstelling te bevredigen en iets te leren, waarvoor ze aan leg hebben. In overleg met de ouders wordt vastgesteld, welk lesuren. Zij kunnen hiktst •- I keuzevakken. Op drukt het volle gewicht van alle vakken (inclusief Engels, Duits, wiskunde, natuurkunde en schei kunde I. uitgesmeerd over alle 37 keuzevak het geschik heidsschool rechtstreeks i de i het niet mals toelatings- overd. Hier zijn negen lesuren keuzevakken. keuzevakken gereserveerd. een obligato- Het lijkt een vrij korte tijd, ^ómt maar een goed aantal gemeenten examen. De lagere schoolopleiding heeft het eenheidstype reeds in- sluit hier niet precies op aan. De Engels is niet gevoerd. Na ermee te hebben ge- eenheidMiïlool ondervangt dit be- risehvak 6 zwaar. Tussen de volksschool en Leerling expenmenteerd, hebben een 150 de real is er geen examenbarriè- gemeenten de onderwijsknoop di- re meer. Met een beetje goede reet maar doorgehakt. Autoritei- «1 kan elke leerling thans tot het gen ook ei j voorbereidend hoger onderwijs, de of anderj handelsschool of de vakschool universiteit. De ande twee afdelingen houden hun algemene, die die hun sterkte talen zoeken, kunnen Engels Duits als keuzevak de middelbare handelsschool en het kantoorleven enz. opleidt, heeft 27 lesuren met de gymnasi umafdeling gemeen, terwijl de practische groep. onderwijspersoneel, ouders en kinderen waren ermee overgaan. In de hoogste drie klas- ingenomen. Intussen volgen vele sen van de eenheidsschool, dus i- scholen het voorbeeld, want ook vakscholen en de technische be- jractisch vak of een roepen doorvloeit, er slechts 12 van liefkoosde bezigheid hoeft te volgen. De vrijgemaakte de vrije lesuren tijd wordt gebruikt voor keuzevak ken en bezigheden, die in de lijn van beide richtingen liggen. Uit deze uiteenzetting kan mogen ze ook vakken, niet goed mee kunnen, ophalen. Er zijn allerlei combinaties i conclu- in het belang de de zevende, achtste en negende. kunnen leraren en ouders bekij- gelijk. Hoofdzaak is dat de tijd deren, dat de Zweedse eenheids- het parlement heeft besloten de ken wat er jn zjf -f Spreekt 1 1"1J eenheidsschool op te werken. De vanzelf dat de organisatoren van reorganisatie van het onderwijs de eenheidsschool de meeste j„,„ moeite hebben gehad met 'net sa- moet zich binnen een jaar of drie, mensteuen van effectieve en tege- vier voltrekken. Op 't ogenblik soepele lesroosters teneinde te. Het leerplan is soepeler telt de nieuwe basisschool ruim te bewerken dat de goede zowel minder acuut geworden. Reke- ïlang wordt besteed. Intelli- scholieren krijgen de kans flink schepje op te doen. Achterblijvers krijgen ademruim- school behoorlijk gevarieerd en in sterke mate tegemoetkomt aan de eisen van de praktijk en het bedrijfsleven, terwijl de we tenschappelijke vooropleiding is ontlast. De selectie verloopt haast automatisch. een jeugdverhaal door Peter Barry (Vervolg van vorige week) Wit van angst, zich wanhopig vastklemmend aan de dikke touwen, hing Joep in het omgekiepte stoeltje en staarde, wee en misselijk van ontzetting, in de adembe nemende diepte! Hulpeloos tastten zijn benen naar hou vast. in een vergeefse poging om de veilige torenwand te bereiken... „Hélp me Miel.." kreunde hij gesmoord, „ik kan niet meer terug..!" „Kun je je niet omdraaien.met je gezicht naar de to ren?" riep Miel, zich zover mogelijk uit het luikje bui gend, in de hoop één van de touwen te kunnen bereiken. Maar hoe hij zich ook inspande, de afstand was te groot. Joep trachtte het angstig schommelende bankje te keren, klemde zich dan duizelig aan de touwen vast en bleef roerloos, half huilend van schrik zitten, terwijl hij zorg vuldig vermeed om in de peilloze diepte te kijken. Tranen van zelfverwijt brandden in zijn ogen. Wat wès hij begonnen! Als hij niet zo eigenwijs was geweest en naar Miel had geluisterd stond hij nu allang weer veilig op de begane grond. Miel zon intussen radeloos op een middel om z'n roeke loze vriend te helpen, maar opeens slaakte hij een ver schrikte gil, toen hij ruw opzij werd gedrongen en een blond jongenshoofd zich naast hem door het luikje boog. „Tóón!" hijgde hij, „Joep kan niet terug.., het bankje is omgeslagen!" „Blijf rustig zitten en hou je goed vast!" klonk Toon's kalme stem. Als een haas schoot de kosterszoon het smalle laddertje op, dat hoger in de toren voerde. Miel hoorde hem hijgend worstelen met het bovenste luikje, vlak onder de torenspits. Dan kwam opeens van heel hoog Toon's bemoedigende stem; „Goed vasthouden, Joep! Trek je benen in en niet om laag kijken!" Heftig schommelde het bankje toen Toon boven hun hoofden aan de touwen rukte en huiveringwekkend kraste het langs de verweerde leien. Langzaam, met korte ruk jes. schoof het wankele bankje terug naar het veilige luik. terwijl Joep er zich benauwd en met gesloten ogen aan vastklemde. „Kalm maar, joh! Je bent er zó!" klonk het gerust stellend uit de hoogte. Dan kwamen haastige schreden langs het laddertje. Miel werd nogmaals opzij geduwd, zag met meengeklemde handen toe hoe Toon het bankje voorzichtig voor de opening trok. „Niet omlaag kijken. Joep! Geef me een hand! Ja., toe maar.. ik hou het stoeltje tegen het luik., er kan niks ge beuren!" snrak Toon de bevende waaghals toe. Ineens stond die, trillend op z'n benen, veilig tussen hen in en beet op z'n lippen om niet in tranen uit te barsten. Miel voelde een prop in zijn keel toen zijn vriend verlegen de hand uitstak naar de kosterszoon: „Toon., eh.. ik.." mompelde Joep schor, „ik., dénk je wel Toon!" De volgende morgen, toen Miel op het bekende fluitje naar buiten holde om mee naar school te gaan, stonden de „aartsvijanden" Toon Kavelaar en Joep Helman samen op hem te wachten! „Zullen we éérst nog even in de toren klimmen?" stelde Miel grinnikend voor. „Nog voor geen duizend gulden!" rilde Joep en greep Toon bij de arm, om hem haastig mee te trekken ii richting van de school EINDE ONZE BRIEVENBUS Beste neven en nichten, Deze week was de puzszel niet zo moeilijk. Horizontaal kwamen de woorden beest, anker en molen tevoorschijn, vertikaal: braam, eikel en toren. De hoofdprijs heeft Henrietta week gewonnen. De troostprijzen zijn voor Kees kapelle, N e e Itj e den Otter V lie g e nth art te Leiden. Den Haag deze Veel brieven kreeg ik de ze week niet, maar dat komt natuurlijk omdat veel neven en nichten buitenaf wonen en de brief niet voor dinsdag in mijn bezit was. Jullie brieven beant woord ik natuurlijk toch, volgende keer als jullie letter weer aan de beurt -fC c~Oakantie aan de voet van de -QiHeltoren^, Teuntje den Otter heeft Pinkstermaandag meege daan aan een wandelmars. Het was er goed weer voor Teunlje, niet te warm en geen regen. Heb ben jullie nog een prijs ge wonnen? Neeltje den Otter heeft al 17 medail les, allemaal van wandel marsen. Jacqueline Pruim is een nieuwelinge. Hartelijk welkom hoor Henriette Pruim schreef over haar verjaardag. Wat zie je mooie gekleurde en vooral wijde pettycoats hè Henriette? Jij kreeg een mooi cadeau zeg. Lees je graag? Adrie en Gerda Ravestein en J. L. P. Rie- dé schreven alleen de op lossing, ik kan jullie dus niets schrijven Anneke Rühl is een nieuwelinge. Jij schreef een gezellige brief Anneke. Je bent na tuurlijk erg benieuwd naar de uitslag van het ver- keersexamen, nu ik ook. Je schrijft më er maar over. Schrijft Henny Schüller ook eens meer? Piet en Sjaak Stok zijn met vriendjes naar Gouda geweest op de fiets. Jullie zijn zeker hard aan 't werk voor de overgangs rapporten? Ineke zal wel in haar schik zijn ge weest met de cadeaux van schoolreis maar naar liefst jullie Adri Storm. Ga jij drie speeltuinen geweest, ook wel eens bij oma loge- Zwem je veel? Anneke ren? Jullie zijn thuis Zuidam is pas op de fiets dus aan 't feesten met al weg geweest. Weet je al die bruiloften Truusje wat je je zusje geeft? Stout. Ingrid Thierry Willy Zaalberg is met He- heeft megedaan aan melvaartsdag sportwedstrijdi een prijs gewonnen. tje a Kees Voorwirden heeft pas jullie met het schoolreisje een zusje gekregen. Hoe naar toe? Ada van Zui- heet ze Kees? Coby len schreef alleen de op- Vliegenthart heeft haar lossing, moeder flink geholpen. Ga je wel eens met Ineke rij- Zo neven en nichten, den ook? Niet» Versluys dat waren de antwoorden stuurde^ alleen de oplossing dan op jullie brieven. Er brief z^n no® steeds een aantal De bedoeling van deze puzzel is dat jullie de be tekenis van ieder plaatje opzoekt. De beginletters van de gevonden woorden schrijf je dan in de open hokjes. Er ontstaan dan weer drie nieuwe woorden. Welke? Oplossingen insturen voor dinsdag 26 mei. niet beantwoorden in dei Brievenbus. Dus voortaan' een briefje erbij hoor. Volgende week zijn de brieven van AG. weer aan de beurt. Schrijven jul lie weer allemaal naam, adres en leeftijd in je brie ven? Afgesproken, tot de volgende keer dan maar weer, dag! jongens en meisjes die al leen maar een oplossing schrijven, zonder een brief je erbij. Ik kan jullie dan schreef bij haar broer Leerdam. Jij hebt een mooie prijs gewonnen zeg. Ik ben benieuwd waar de verste ballon is terecht ge komen. Leny Vernee schreef me dat ze over het stuur van haar fiets gevlo gen is. Gelukkig is dat al les nog goed afgelopen. Zijn jullie nog naar Alphen aan de Rijn geweest? Schrijft Aartje Verstoep een volgende keer ook eens wat meer? In welk twaalf tal zit jij van de korfbal club Lies van Velzen? Jul lie spelen zeker iedere za terdagmiddag? Elsje Verbruggen schreef dat er visite was bij haar thuis, drie kinderen. Jullie zult wel fijn hebben ge speeld in de tent Elsje Nelleke Vijfwinkel is een nieuwelinge. Ze is ook lid van de kabouterclub van de padvinders. Wat stuurde jij weer een keuri ge oplossing in Nelly de Wachter. Hoe gaat het op school, ben je hard aan 't Het nichtje kreeg leren? De hele kamer wordt dus opgeknapt bij jullie Aagje van Wijk. Heb ben jullie fijn gezwom men? Jannie van Wijk heeft fnoeder geholpen met de was. Jacob Arle van de Wetering is met de Dat had In Medemblik sprak een giraf: 'k Wil trouwen met mijn nichtje. Dat nichtje had een kwis pelstaart en een giraffengezichtje. Hij vroeg: Wil je met me trouwen zeg? Dan vraag ik je hoef aan pa. en serpentinesliert. En alle dieren uit de buurt, Die stonden langs de weg En zwaaiden met hun voor pootjes en klommen in de heg. zij zongen je*. En 't nichtje dat Toen moesten ze n stadhuis, mooi versierd, andere mooie liedjes. 4 men 't stad huis ingaan, h»t toen stokte het gezang. goml nek was veel te lang. Maar net

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1959 | | pagina 18