er ét één, teen twee, claarna drie ZATERDAG 11 APRIL 1959 ,Dank" zij de Algerijnse zeerovers Toen wt enkele weken ge leden, op een schone voor jaarsdag, in het hartje van Zierikzee stonden te dromen voor één van die oude pa triciërshuizen, welde langzaam de gedachte bij ons op, dat hier dan misschien zo'n rijke reder had gewoond, wiens schepen het rood-wit-blauw over alle wereldzeeën hoog hielden, dus ook over ,,de oude wereldzee", tussen Spanje en de Levant. Maar zo rustig als het thans was op de plek waar we ons bevonden, zo rumoe rig en gevaarlijk waren soms de streken, waarlangs die Zeeuwse schepen met hun bollende zeilen werden voortgestuwd. Met name langs de kop van Afrika, die met zijn Algerijnse rovers menige zeeman uit die dagen tot een ware obsessie werd. Want die ruwe kapers hadden het niet alleen voorzien op onze sterke en fraaie schepen met hun kostbare la'dingen, maar even goed op de stoere bemanningen, die zij voor veel geld als slaven verhandelden. Soms slaagde men erin deze schepelingen weer terug te ko pen. soms ook voerde een straf expeditie tot enig succes, maar altijd kwam het er toch op neer. dat met die strijd tegen de ka pers enorme bedragen waren ge- Onze man in Havana DE ENGELSE schrijver Graham Greene weet Engelands goede naam op het gebied der psycho logische thriller hoog te houden. Nu weer verbaast hij de lezers van zijn spionnageroman ,,Our man in Havana" (in Nederland se vertaling van J. W. J. Schaap verschenen bij Uitgeverij Contact te Amsterdam) zowel door het ..verhaal", als door de tekening De spitse Engelsman brengt ons ditmaal naar Cuba, waar een En gelse vertegenwoordiger in stof zuigers door de Secret Service tot spion wordt benoemd (nolens vo- lens). Hij heeft niets te melden, maar hij fantaseert „nieuws", want de goede beloning kan hij uitstekend gehrulkon voor zijn enige dochter Milly. Het is opwin dend nieuws, zodat andere spion- nage-organisaties er achter aan gaan en onze man in Havana wer kelijk in het wereldnieuws raakt. Opmerkelijk gevat weet Gra ham Greene de psychologische re acties in dit geinventeerde wereld je te tekenen. Men leeft voor eni ge tijd volkomen tussen deze men sen en met deze mensen en dat alles bij de gratie van Greene's fantasie. Het aloude „mundus vult decipi" gaat hier in dubbele zin op, zowel t.a.v. de spionage- affaires van „onze man" als t.a.v. het boek zelf. Door Graham Gree ne voelt men zich graag bij de neus genomen, want hij weet het op zo'n intelligente wijze te doen. EV. G. Archivaris P. van Bevcren by dc kist van de Slavenkas, die circa :e eeuwen geleden werd gestichi i Zierikzeese zeelieden, die in handen van Algerijnse kapers wa ren gevallen, vry te kopen. Daar op Schouwen-Duiveland was men zodoende met het idee van een sociale verzekering zyn t\jd vér moeid. De roversnesten bleven eeuwen lang onuitroeibaar en de kapers verlangden steeds grotere geldsommen alvorens zij onze zee lui hun vrijheid wilden schenken. Zo kon het gebeuren, dat de no tabelen langs de Oosterschelde de hoofden eindelijk vastberaden bij elkaar staken om een stevig fonds te vormen, waaruit te allen tijde kon worden geput. Dat was in 1734. in welk jaar de zoge naamde Slavenbeurs of Slavenkas werd gesticht. Daarbij werd be paald, dat iedere zeevarende, die in Zierikzee aan boord stapte, zich verplichtte een klein percen tage van zijn gage in die kas te storten, terwijl ook de reders en hét gemeentebestuur voor de no dige bijdragen moesten zorgen. Dat ook van gemeentewege voor dit doel offers werden ge bracht lag wel erg voor de hand. daar de koopvaardijvloot van Zie rikzee maar liefst zo'n honderd schepen telde en het wel en wee der hele burgerij van die vloot afhankelijk was. Na 72 jaar Intussen waren er toch 72 jaar verstreken, voordat de Slavenkas werkelijkheid werd. Reeds in 1688 immers waren er stemmen opge gaan om iets in deze geest tot stand te brengen. Maar de re ders zowel als de andere notabe len hoewel overtuigd van de noodzaak dronken herhaaldelijk een glas en lieten de zaak zoals ze was. Dat wil zeggen, dat vrou wen van zeelieden, die gevangen genomen waren, van het gemeen tebestuur een vergunning konden krijgen, om onder de ingezetenen een inzameling voor de losprijs te houden. Toen de Slavenkas er eenmaal was. kwam aan deze toestand ge lukkig een einde en kon Zierikzee er zich op beroemen, dat het zijn tijd enkele eeuwen vooruit was. Deze kas toch, voor het vrijko pen van zeelieden van de Algerijn se galeien, was niets meer en niets minder dan de eerste sociale ver zekering hier te lande. Over dit en over nog: aller lei andere zaken kan men heel wat lezen in een der vertrek ken van het Zierikzeese raad huis, welke kamer als archief is ingericht. Daar wordt de scepter gezwaaid door de heer P. van Beveren, archivaris van de gemeente, die tevens als se cretaris-boekhouder van de Sla venkas fungeert. Het was onder zijn leiding, dat we op die stralende dag in maart via diverse zware deuren en langs onverwoestbare stenen wenteltrap pen ook een bezoek mochten bren gen aan het zo rijk gevulde ge meentemuseum, hetwelk gevestigd is op de indrukwekkende zolders van het uit 1550 daterende stad huis. Daar staat nl. nog altijd die met ijzer beslagen kist. waarin de gelden van de Slavenkas zorg vuldig werden bewaard. En daar staat het oude carillon van de raadhuistoren, daar staan de oude Zeeuwse arretikkers in soorten, daar staat oud zilver dat enig is ter wereld, daar vindt men delen van dierenskeletten uit de oertijd opgevist of opgegraven. En nog talloze andere zaken, die de heer Van Beveren er als conser vator beheert. Doch we willen ons thans bepalen tot de Slaven kas en u verder vertellen wat die self-made-archivaris er nog meer over wist te vertellen. Vrijgekocht Tientallen zeelui zijn met het geld uit deze kas vrijgekocht, vooral kapiteins en stuurlieden, omdat men nu eenmaal gemak kelijker aan nieuwe matrozen kon komen om schepen te be mannen dan aan hogere functio narissen. Totdat op den duur de zeeroverij een einde nam en er aan die kas geen behoefte meer was. Maar ze was goed gevuld en daarom werd besloten aan het fonds een andere bestemming te geven. Men kwam op het denk beeld voor bejaarde zeelieden proveniershuizente stichten, opdat zij van een rustige oude dag konden genieten en ging tevens met het storten van gel den door. Later, tegen het einde van de achttiende eeuw, kon er zelfs gesproken worden van een pensioenfonds, daar zowel aan de oud-zeelieden als aan hun we duwen periodieke uitkeringen uit de Slavenkas werden verstrekt. Deze toestand duurde tot 1870, het jaar, waarin het laatste schip van de steeds kleiner geworden Zierikzeese vloot ophield te be staan. Het ging bij IJsland ten onder en vormde aldus een wei nig roemrijk einde van de mach tige koopvaardijvloot, die zoveel jaren aan de Oosterschelde haar thuishaven bezat. Met dat al kwam er aan het storten van nieuwe gelden in de Slavenkas natuurlijk ook een ein de. En daarom ging men er toe over, het nog aanwezige kapitaal in staatsfondsen te beleggen. Dat was een wijze daad. Want hier door leed men geen schade tij dens de Duitse bezetting, zodat men na de februariramp van 1953 in staat was wooncertificaten te kopen voor ingezetenen, die hun huis door de stormvloed verloren zagen gaan. Bovendien kon die oude Slavenkas die nog ruim een ton bevatte verleden jaar de middelen verschaffen voor de bouw van twee kleuterscholen, een openbare en een christelijke. Of die stap van 1734 dus ook een gelukkige mocht heten! Boffers Zo zijn er in het verleden óók nog wel eens bijzondere boffers geweest, aldus de heer Van Be veren. Omstreeks 1860 was er in Zierikzee een zakenman, die een reisje naar Engeland wilde ma ken. De kapitein van het schip, waarmee dit gebeuren moest, ging ermee akkoord, op voorwaarde dat de man lid werd van de Sla venkas. Aanvankelijk stribbelde hij wat tegen, doch de kapitein verklaarde dat de reglementen zulk een lidmaatschap voorschre ven. En dus stortte ook die za kenman zijn bijdrage, gelijk de zeelui dat deden. Ofschoon hij er op dat moment wel niet bij stil gestaan zal hebben, dat zijn echt genote er nog veel profijt vrouw de weduwe Gudde een halve eeuw lang 4 k 5 per week uit de Slavenkas getrokken heeft. Want toen haar man kwam te overlijden overleefde zij hem nog circa vijftig jaar, daar zij de gezegende ouderdom van 103 jaar bereikte. De familie die het laatst van de Slavenkas heeft geprofiteerd, was de familie Berwald. Eén hunner was nl., als zijnde zeevarend van uit Zierikzee, destijds ook auto matisch lid van de Slavenkas ge worden. Op zekere dag zei hij de koopvaardij echter vaarwel om ln dienst te treden bij het loodswe zen te Vlissingen. Toen hij daar gepensioneerd' werd maakte hij tevens aanspraak op een vaste uitkering uit de Slavenkas. Maar dan moest hij ook al weer vol gens de bepalingen weer in Zeirikzee komen wonen. En daar er 30 per week mee gemoeid was bedacht hij zich niet lang. Hij keerde bi 1920 prompt naar Zierikzee terug! Groot pensioen Reeds in 1734 een sociale verzekering wald, genoot een nog veel grotere uitkering uit die kas en wel f 70 per week, hetgeen een geweldig pensioen was vóór de tweede wereldoorlog. Het was mede in die donkere werkloosheidsperio de, dat het fonds haar een onbe zorgd leven schonk. Zij overleed in 1937, na welk jaar er geen zeeman (of weduwe van zeeman) meer te vinden was, die vroeger van Zierikzee uit gevaren had en in Zierikzee zijn (haar) laatste levensjaren sleet. Is het dus nu helemaal afge lopen met die Slavenkas? vroe gen we de heer Van Beveren. En hij schudde onmiddellijk „neen" met het grijze hoofd. Als men maar beantwoordt aan de eisen, die de kas stelt. Er komen hier nog steeds coasters binnenvallen, coasters uit Groningen, Delfzijl of van elders, om aardappelen, uien of andere zaken te halen. Op som mige dagen wel vijf tegelijk en alles bij elkaar een tweehonderd per jaar. Voor de bemanningen van deze schepen echter heeft de Slavenkas niets te betekenen. Zij behoeven er niets in te storten en zij zullen er ook nimmer een cent uit trekken. Maar wanneer de eigenaar of exploitant van een coaster in Zierikzee zijn domici lie zou kiezen, en dus onze haven als thuishaven zou gaan beschou wen, dan zouden hij zowel als de bemanning inderdaad weer, net als vroeger, een zeker percenta ge van zijn ontvangsten, resp. hun gage, kunnen storten m onze Sla venkas. En daarvan later een vas te uitkering kunnen krijgen. Ten zij de regering, gelet op de vele sociale regelingen van tegenwoor dig, bezwaar zou maken. We horen ten besluite nog en kele bijzonderheden over dat al oude Zierikzee, enkele maar, om dat we thans helaas geen tijd meer over hebben om er nog lan ger te vertoeven: 7200 inwoners, die leven van landbouw, visserij eu handel. Er is ook nog wat in dustrie, o.a. een machinefabriek. En de vissersvloot telt nog twaalf flinke schepen, grote kotters nl., die veel mosselen aanvoeren en aan tachtig gezinnen een bestaan verschaffen. Er zijn verder alle mogelijke scholen, zelfs aan ly ceum, en de uit 14 leden be staande gemeenteraad, met aan het hoofd burgemeester F. Th. Dijckmeester, is rechts georiën- Dan staan we eindelijk weer buiten, schudden het denkbeeldige stof der vergeelde archief-perka menten van onze kleren en kijken nog even langs die talrijke mooie gevels en geveltjes, die de tijd schijnen te blijven tarten. Wat zijn ze nog prachtig van vorm en wat zitten ze goed in de verf! Ja, nu begrijpen we des te be ier wat het zeggen wil je „hart in Zierikzee verloren" te hebben. We gaan er beslist nóg eens naar toe, voor het stadje als zodanig en hopen u er daarna nog wat anders van te vertellen! ZES KINDEREN IN NOG GEEN VIER JAAR TIJD „O, u bedoelt dat gezin met die eenling, die twee ling en die drieling", zei men ons op z'n goed Lim burgs ter gemeentesecre tarie van Sittard, toen we trachtten er achter te ko men, of daar werkelijk een moeder woonde, die in nog geen vier jaar tijds in deze volgorde zes kinderen ter wereld bracht. „Gaat u maar naar de Irenelaan 11, dan kunt u zich zelf van de waarheid overtuigen". En dus gingen we naar de Irenelaan, deel uit makend van een zeer fraaie buitenwijk van dat stadje, hetwelk, als zovele gemeenten in het zuiden van be doelde provincie, nauw met de kolenindustrie hebben, het i feit, dat deze W. A. Grijns stond er ot> de deur waar we graag binnen wil den. Een dienstmeisje deed open en even later stonden we tegen over mevrouw M. M. Crijns- Mestronn, een even eenvoudige als charmante blondine, geboren 8 maart 1931 te Posterholt en op 23 juli 1954 getrouwd met de heer Crijns voornoemd, inkoper voor de Staatsmijnen, die op 9 februari 1923 het levenslicht zag in Maastricht. „Jammer dat mijn man er niet is", aldus mevrouw Crijns. „Die zit voor zaken in Parijs, 'k Weet zeker, dat hij het reuze prettig gevonden zou hebben als hij van deze belangstelling voor onze familie getuige had kun nen zijn. Want hij is gek op de kinderen. Net voordat hij naar Frankrijk vertrok hadden er twee ruzie over dat driewieler- tje. Maar in plaats van ze een schrobbering te geven stapte hij meteen in de auto en kwam een ogenblik later met nog zo'n ding terug. Nu rijden ze allebei door de kamer. En als ik het goed begrepen heb zou er voor de lieve vrede nog een derde driewieler bij moeten komen.," Ofschoon het een flinke, mo derne woning is waar we gast vrijheid genieten, moeten we toch onwillekeurig de wenkbrau wen even fronsen, daar wat ver derop in de kamer al drie ande re gevallen staan geparkeerd: drie hoge kinderstoelen, met wijd uiteenlopende poten, met elkaar nogal wat ruimte :n beslag nemen. „Ja", zegt mevrouw Crijns, „wat moet ik anders? Die stoe len zijn natuurlijk voor de jong ste drie kinderen: Wim, Louis en Carolientje, stuk voor stuk geboren op 29 mei 1958. Wim was de flinkste van het trio. Die kon het zonder couveuse stellen. Bij Louis en Carolientje ging dat niet. Louis of Loek, zoals wij hem ook wel noemen, haalde zijn broertje echter aar dig in. Alleen het meisje komt nog een beetje achteraan. Maar dat zal misschien ook wel weer veranderen. Gelukkig zijn ze al ledrie erg rustig. Veel rustiger Is dit een unicum in Nederland I geboren werden. Het schien nog wel gaan met dit stel, als Petertje maar wat kal- Peter Peter, geboren 11 oktober 1955, is een blonde knaap met blau we ogen, die héél veel ondeu gendheid uitstralen. Hij springt met een zwaai op de sterk ve rende rustbank, schuift de twee lingzusjes er volgens dc rege len der kunst af, bokst met onze fotograaf en uw verslagge ver, is Oostifidisch doof als mamma hem tot de orde roept en was er óók de oorzaak van, dat de heer des huizes nog even op een holletje een tweede drie wieler aanschafte „Hij is al wél zindelijk", zegt zijn moeder, als om te verstaan te geven, dat ze van d i e zorg althans is verlost, .,'k Heb nu toch nog v ij f luierkinderen over. Dus zeg maar een goede veertig luiers per dag. Nog niet lang geleden waren het er vijf tig! 't Is dus maar goed, dal ik een automatische wasmachi ne heb. Dat spoelt en wast en droogt allemaal achter elkaar. Vooral de drieling geeft natuur lijk veel werk. Maar je leert de dingen steeds efficiënter doen Flesjes Zo maakte ik aanvankelijk iedere avond voor die drie klein tjes flesjes voeding klaar voor de volgende dag. We bewaarden ze zolang in de ijskast. Dit bleek noodzakelijk om bruipar tijen te voorkomen. Meestal k dan twee baby's voor m'n rekening en m'n man of de dienstbode één. Dat ging prach tig. En zo verzin je van alles om de zaken zo goed mogelijk te laten reilen en zeilen. Op het ogenblik krijgt de drieling nog vier voedingen per dag. 's Mor gens een broodpapje, 's mid dags om 12 uur warm eten, om 4 uur twee sneetjes brood met melk, kalktabletten en vi taminedruppels en ten besluite om 7 uur een bord pap. Dat gaat prima en de dokter is ook tevreden". In dit verband vertelt me vrouw Crijns ons hoe de huis arts zich tot tweemaal toe ver giste. Toen de tweeling geboren moest worden en zij een sterk vermoeden had dat er twee kinderen op komst waren zei die dokter: „Onzin, het wordt een gewone bevalling van één baby". En toen de drieling in aantocht was voorspelde de medicus: „Nu krijgt u uw zin een tweeling Dat deze dokter zich in het vervolg wel onthou den zal van voorspellingen, daar aan zal nu niemand meer twij- Zowel de tweeling als de drieling werden een maand te vroeg geboren", aldus mevrouw Crijns Dit heeft tot gevolg, dat ze altijd wat ten achter zijn bij gewone kinderen. Wanneer ze evenwel twee jaar zijn gewor den merkt men daar niets meer van Moed houden dus maar. Wim heeft trouwens al een paar tanden! ..Hoe gaat u naar buiten met zo'n drieling, tweeling en een ling?" willen we weten. Wandelen Mevrouw Crijns zucht eens heel diep en deelt ons dan me de. dat dit inderdaad een pro bleem op zich zelf is. „Als we met de auto er opuit trekken is het vrij eenvoudig. Nu ja, een voudig.. Maar dan is het nog te doen. Doch met die kinder wagen de stad in., vreselijk. We hebben die wagen speciaal laten maken 1.20 meter breed. Maar je komt haast niet voor uit. Van alle kanten dringen de mensen steeds om je heen om de kleintjes te kunnen gade slaan. 't Is natuurlijk o zo goed bedoeld, doch het wandelen schiet er op die manier bij in. Gelukkig dus maar dat we een flinke tuin achter het huis heb- „Hoe mijn vader en moeder dit allemaal vinden?" „Die komen herhaaldelijk uit Roermond over, want ook zij zijn stapel op ons kroost. Ze zijn er echt trots op. En moe der is nog veel bezorgder dan ik. Het is intussen wel een groot voorrecht, dat al m'n kin deren volkomen gaaf ter wereld zijn gekomen. Dat is lang niet atlijd het geval bij tweelingen en drielingen. Laten ze dus gerust maar een beetje stout zijn. Di» pleit voor hun gezondheid. Al leen Carolientje is nog een tikje tenger. Die wordt daarom wat extra vertroeteld". 's Avonds om 7 uur, als al les doodmoe is van het ravot ten, gaan ze prompt naar bed. Eerst de grootste drie, daarna de kleinsten. En geen hunner meldt zich dan voor de volgen de ochtend 7 uur. Dat zit heus wel goed. Op die maniy blijft televisiescherm Aan de lezers Ten slotte een verzoek aan de lezers en lezeressen. Het spreekt vanzelf, dat het echtpaar Crijns zich uitermate gelukkig voelt met déze kinder zegen. Zij steken dat dan ook nimmer onder stoelen of ban ken. Ja, zij gaan er werkelijk een beetje prat op, dat hun gezin aldus werd geformeerd. Maar juist daarom zouden wij zo graag vernemen, of er meer van zulke gevallen in ons land bestaan: dus gezinnen, waar achtereenvolgens een eenling, een tweeling en een drieling werd geboren. Of wellicht het omgekeerde. Mocht men zulk een gezin kennen, of gekend hebben, dan zou mevrouw Crijns zich zeer verplicht gevoelen in- iien ze hiervan verwittigd werd. En ook wij houden ons voor :ulk een informatie aanbevolen.'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1959 | | pagina 15