DE ROMAN ALS GETUIGENIS Herbert Tichy "daar sta je dan..." CANTATE 147 VAN BACH HEL Men wil vóór alles eerlijk en waar zijn jongleur van ACHTER U OPNIEUW TÉ BEGINNEN Cultureel venster BOEIENDE ROMAN VAN TlZèCCT. iïk;zns,ï *°;d De glans van het leven ZONDAGSBLAD ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1958 heeft zin, de beschou wingen over bepaalde fi guren of afzónderlijke werken op het gebied van kunst en literatuur nu en dan af te wis selen met een kort stukje var Mede op verzoek van de kant dit dan ook reeds verschijning algemene aard. n onze lezers is tijd tot tijd geschied. De paar nieuwe romans van protestants-christelijke auteurs, te weten „Mensen Onderweg" van Aart Romijn (uitg. Bosch Keu- ning N.V. Baarn) en „De hordenloop" van J. Kobald (uitg. J. H. Kok N.V., Kampen), die in het Cultureel Venster reeds afzonderlijk besproken zijn, geeft mij hiertoe gerede aanleiding, te meer omdat deze besprekingen, waarmee ik het van harte eens was, niet van mij afkomstig waren. De wijie waarop een roman ge schreven wordt, verraadt de tijd waarin hij Is ontstaan. Een goe de vijftig Jaar geleden sat het In de lucht In een christelijke roman min of meer ideale voorbeelden te tekenen. Zeker Is althans dat het publiek en de kerkbodere censenten dit verlangden. Een ro man was alleen duldbaar als exemplarische lectuur. Ik heb in het begin der der tiger jaren er nogal wat over te horen gekregen dat de predikant uit mijn „Koningskinderen" af en toe wel eens driftig werd. Men de beoordeling van de literaire kwaliteit grondig gewijzigd. Men wil vóór alles eerlijk en waar zijn. Er is tijdens de oorlog zoveel ontstellends en demonisch moge lijk gebleken, dat niet spoedig goed durft noemen Bo vendien heeft de wetenschappelijke zielkunde op de bodem van ons zieleleven fraais gevonden. Daarbij komt dat gezocht de kerkelijke situatie i a schappij bepaald geen succesnum- weaenand mer en VQorts Qok nJet al te ze niet be- ker van zjchzeJf. Voortdurend Op een avond, verziekt en moe, sloeg hij neer voor de kloosterdeur. Pelgrim noch heilige was hij, hij was een versleten jongleur die langs alle wegen van Frankrijk zijn matten had uitgerold, in herbergen en op pleinen op zijn hoofd had gestaan: de lange lenige benen hun vaardig spel bedrijvend, de goudglinstrende bollen dansend zo r Maar een bol en een leven rolt snel. De prior vroeg naam noch Hij kreeg een eigen plek bij het vuur, een slaapplaats in de dortoir. Maar hij genas pas na weken, toen de zon in de kloostertuin scheen. Zoemend als een bijenkorf stond het klooster over hem heen. De zwaluwen bouwden haar nesten aan de balken der zoldering, de merels zaten elkaar achterna in de druif aan de muur van de tuin. De broeders, vrolijk bedrijvig, verzorgden klooster en hof, schreven, verluchtten, bespeelden het orgel, psalmodieerden, studeerden bijen-nijver: Jongleur, waarom heb je geschreid? Om je leven van kermis en kroeg, je matje, ontrold en inééngevlijd, je behendigheid, nooit groot genoeg om een vrouw voorgoed aan je hart te nemen? Vergeet alle vrouwen voor éne: zij is der gratia plenae. i korf, die gonsde der Koningin, der ene der gratia plenae. lof paald aanleiding geeft tot roemen, hangt hem zijn ontslag boven het De esthetische levenshouding hoofd. Toch weet hij zijn zuster heeft zich niet kunnen doorzetten, van zelfmoord te weerhouden (op nu in de oorlog zoveel schoons en het uiterste ogenblik) en redt hij waardevols met één slag vernie- een opgeschoten, verwaarloosd j de mogeiijkheid meisje uit een verderfelijke om geving. In deze beide boeken gebeurt alles vol komen ontheatraal en zonder enige pose tigd werd Geloof en daad zal het misschien vinden ondergronds verband zoeken met de middeleeuwse hei ligenlevens. Zeker is op de ach tergrond van dat verlangen naar edelaardige voorbeelden de na werking te bespeuren van de romantiek, die de mendheld liefst in schur ken en heiligen zou wil len indelen. Ook hier speelde mee een verouderde pedago giek. die modellen wilde voorhouden, waaraan men cich maar had op te trek ken. Deze idealiserende schrijfwijze is nergens «O aanvaardbaar vol,.- "to houden als in het romanwerk van daartoe intussen vermenigvuldigd ook in het optreden ia- figuren in de remaps, Het Is duidelijk dat de christe- i vandaag an- ers schrijven moet dan zijn collega uit de vo- rt,. perioden. Ook d. andrr. -^T.'wold, h^'t.ïo^S^r Verzen van STEVEN MEMBRFCHT .eek ..te orthodox" wai om overspel te begaar •met zijn vroegere, inmid andere ge- verbergt zich een uit Ame s- foort afkomstige, juist meer derjarig geworden jonge man, die in zijn geboorteplaats de H.B.S. heeft afgelopen, te Am sterdam aan een school heid te bepalen. Het iangzamerhand wel bekende ora keltaal, waarin de beelden el kaar overlappen of over elkaar heen duikelen. De meeste verzen de vijftiger school vergeet snel. Ook blijft het moeilijk atschappelijk werk studeert bij dit soort werk kaf van koren binnenkort zijn militaire dienstplicht moet vervullen. Toen hij nog op de lagere huwde, verloofde, hoewel school ging, heeft een onderwij- bereik zer hem eens te verstaan ge- geven, dat hii wel nooit Ne- dit bundeltje heeft de lezer te scheiden. Maar een echte dich ter verraad: zich niet. Zo meen ik ook bij Membrecht het accent van de dichter, en niet het vlot- le praten van de epigoon, te her kennen. Met twee gedichten uit Wilma met haar diepe inzicht i zonde en genade. Haar edele per soonlijkheid vermocht zo te idea- lljke romancier liseren. dat er een sterk appèl ders schrijft, a van uitging. Kunstwaarde 'J'OEN de protestantse jongeren in de tijd tussen de beide wereld oorlogen de culturele achterstand van ons volksdeel wilden inhalen, legden zij sterk de nadruk op de eis van kunstwaarde, van letter kundig peil. In die tijd overheers te nog de min of meer vanzelf- i-mediteer, ets „vanzelfsprekends" in hun doen en laten, waar het op daden an geloof en naastenliefde aan komt. Ze zijn geen modellen van christelijkheid, maar in bepaald: derlands zou leren. In deze Amersfoortse jongen is echter de dichter ontwaakt. Waagstuk fëOMIJN en Nijenhuis zijn pas na 1945 als auteurs opge komen Zij schrijven beide po sitief-christelijke boeken. Dit is ophef tot daad. Hier vervult de christelijke ro mankunst in alle eenvoud een roe ping. Want zulke mensen zijn er nog. Romijn en Nijenhuis hebben récht te schrijven zoals zij doen. Hier schiet mij een regel Het atelier Kunst N.V. te Laren N.H heeft de verzorging op zich genomen van een bundeltje verzern in eigen beheer door de dichter uit gegeven onder de titel „Achter U opnieuw te beginnen" en een vriend van Membrecht, Jan Wil lem van Vugt, een jonge teken leraar aan het Vossius-gymna- sium te Amsterdam, heeft de om slag ontworpen en een vijftal illus traties bij de verzen gevoegd. middellijk contact, t.w. „Waar om geef je mij straten 's nachts om drie uur" en voorts met het slotvers. dat ik hier voor u grafische overschrijf. IK BEN GESTENIGD DOOR MIJN WOORDEN ik de toneelknecht Maar waag je niet in de kapel! Daar is wierook- en leliëngeur en Maria glanst er te hel voor jouw ontstoken ogen. Het puikje der mannen in pij zingt haar lof in uitnemend latijn. En jij, je weet toch wat je bent geweest? Een rotte druif in de wijn, uitvaagsel in monnikenogen en je werk een ijdel spel! Want al dansten je bollen zo sierlijk en snel je soms van vreugde weende: gooien je kunst met stenen In de kelder, tussen de vaten waar de wijn tot goud vergeelt staat een ander Mariabeeld. Zij is verstoten, als jij, ze hoort geen enkel lof liedren noch psalmen, geen plukt haar bloemen uit de hof, geen kaarslicht brandt er, de fusten walmen, haar kleed is verschoten van kleur Voor hóór kun je spelen, jongleur. Op een dag sloop de prior hem na, bezorgd voor zijn ziel en de wijn, en toen hij zag wat zijn gast daar deed werd de kraag van de pij hem te klein. Maria stond hoog op het wijnvat, gerepareerd en gekleurd, de mat lag op de stenen daar stond op zijn hoofd de jongleuri de lange lenige benen bedreven aandachtig het oude spel en de glinstrende bollen dansten zo mooi in de rinze walm van de kelderkapel Maar juist toen de prior bevend de magere hand opstak was zij (iet zelf, die toegevend- glimlachend haar lof onderbrak. Ze gleed voorzichtig van 't wijnvat zo bedreven of zij het dagelijks deed, en wiste haar speelman het voorhoofd af met een slip van haar hemelsblauw kleed Ach, dacht de prior wenend, hoe is zij der gratia plenael LIDY VAN EYSSELSTEIJN Paul Het werk staat duidelijk Ostayen te binnen, die der de invloed van de vijftigers. □iemen waren. Het schoonheids element was van primaire beteke nis Over de verhouding van schoonheid. Waarheid en goedheid werd veel nagedacht '*"?t enkele kunstenaars. Ieren glimlach aan mij opdringt: „Dat Campert. Vinkenoog en Mulisch. n die is het recht van deze beide he-| s allen, indien wij Maar zonder dat men het besef te openbaarde zich ook hier iets opzettelijks, niet meer een opzet telijk idealiseren van de figuren, maar toch evengoed een opzette lijk streven naar het aparte en bijzondere. Van dit streven is J. K. van Eerbeek de markantste vertegenwoordiger geweest. Om dat hij als mens en schrijver apart cn bijzonder was. Onlangs herlas ik zijn „Gesloten Grenzen en begreep toen waar- dit boek nooit populair gewor- er dus tóch zekerheden, e er dus werkelijk nog meii deze zekerheden belijden van scepticisme te doordringen? Kan een boek hier iets verrich ten? Is het niet voorbehouden aan massabijeenkomsten als t>an Billy Graham en Osborn om de P«l«> On publieke aandacht op Christus te vestigen? schrijven lijk leven van deze tijd weerspie- geheel geit. Voor défaitisme is geen en kele reden. Evenmin om van meesterwerken te spreken. Laten het dan Toch wil hij zich niet geheel tot deze Amsterdamse school reke nen. Wat hem daar niet aan trekt is een zeker negativisme, ■een tot houding geworden passie ve instelling. Ook het over het eligieus karakter de toneelknecht by een angstige premiète van woeden de dansen met op huilende muziek die ontkent op lachende muziek die bevestigt het ritme van een aarzelend zoiris op zoek naar totale vrijheid ik lig nu gestenigd in de coulissen IK DE STOMME DODE hie Ook het werk der vijftigers heeft zijn gedicht behoort nstemming niet. In Membrecht organisch De Oostenrijker Herbert Tichy. behoort tot die gelukkige men sen, die werkelijk reizen kun- vier nen, d.w.z. mensen die landen TONEELKNECHT zien en volken ontmoeten en er de illustratie zo °°k iets van begrijpen, iets vingen, maar oo/c in een oe- langrijke roman, getiteld „Ri- duizend oogsten" China zijn leven sleet voor Westerse houtmaatschappij schilderes miss Gardener. EeD iier van auizenu verhj>al geladen van tragiek. ertaling uitgegeven door de Achtergronden dat RIJNSDORP. duikt het na de jongste oorlog in belangstelling disci- brede kringen verlaten persoon- 1 lijkheidsideaal weer op. Het is niet gemakkelijk de daarmee geheel vormt. Met _.ig is af te wachten, hoe dit jonge dichttalent zioh verder zal ontwikkelen. bij het de correlatie tussen landschap 311 pagina's telt, heeft Tichy volksziel. Tichy. die lange tiid door schapen zich een bijzondere kans ge- d® m'ssi°"a nm iets tp laten r.ien "ng ?re®t" iets te laten van ae wonderlijke Oosterse Eü iJita niet al- mentaliteit, die ons we,terlinten C. R. den ook het. ondanks bepaalde stunteligheden en zonderlingheden, geniale, on vergankelijke bladzijden te lezen geeft Eerlijk en waar jVTA de tweede wereldoorlog ls probeert Hem 1 het verlangen naar idealise in zijn tegendeel omgeslagen Hoe moeilijk is hier de positie van dc christen-auteur! Beide schrijvers hebben dit gevoeld. Hun helden zijn geen modellen, doch mensen aan wie niets menselijks Bij Romijn is de held een on geschoren. nonchalant geklede man in een volkswagen, die hart heeft dikwijls zo onbegrijpelijk voor De schrij komt. Hij heeft een Noor, eer rustig en bezonnen type, ge plaatst in het verscheurde er chaotische China. VIA NAALD £N RLAAI dat hij Confessies van Theo Olof Theo Olof. de Nederlandse violist en concertmeester van het Residentie-Orkest, heeft een hoekje met bekentenissen ge schreven. geen artistieke maar heel gewoon menselijke confes- siones. Als violist weliswaar, maar zonder de zwaarwichtig heid van de met een aureool omgeven kunstenaar. Olof bab belt even met u. heel genoeglijk, heel openhartig, heel geestig vaak. 7.o lang* i|)n neus weg vertelt h|J over zUn Jeugd, over pianisten, over zchoolconcerten. de kritiek, over zijn samenwer king met Krebbers. over diri genten en componisten. En men leest het in ééo sti* uit. Zo onderhoudend en zo spranke lend is de literator Olof. De man die telkens maar weer alt solist op het podium verschijnt, wel- komstapplaus krijgt en dan... Ja. dan staat h|j daar. met zijn viool, met heel veel mensen in de zaal. met een orkest achter zich ca «ie» de zenuwen dat die ene meneer op rU 3 nu net dat ene verkeerde nootje zal boren. Daar sU Je dan zegt Olof. Hij staat er al ?5 JuriW. id« «"veren Jubileum wordt In oktober bij het Residentie-Orkest gevierd, a I. hij dan nog maar 34 Jaar oud. Maar als »-Jarige knaap trad hU al op als solist. Wie enkele genoeglijke en muzikale ogenblikken wil hebben, ««et dit boekje „Daar sta Je danvan Theo Olof i Ooievaarboekje van Uitgeverij Daamen. Den Haagi lezen. Hij zal er ongetwijfeld plezier aan beleven en h|j zal heel veel merk waardige voorvallen meemaken, die In het leven van een uit voerend kunstenaar kunnen voorkomen. De muziekliefhebber die vaak concerten bezoekt zal tevens eens een andere k|jk op Olof krijgen, de man die niet alleen maar op zijn viool kan spelen, maar ook met woorden. Olof Is een levenskunstenaar. medemens en die /N de tijd dat Bach verbonden was aan het hof te Weimar (1708- duidelijk voor uitkomt 1 1717) heeft hij. althans tot 1714, enorm veel orgelwerken ge- God gelooft en eerlijk schreven. Dat is ook wel begrijpelijk, want Bach was er aangesteld als hoforganist en op dit terrein lag dus zijn hoofdwerkzaamheid. Eerst op 2 maart 1714 werd Bach ook aangesteld als ..Concert meister mit angezeigtem Range nach dem Vicecapellmeister Dressen". Dit betekende dat Bach maandelijks nieuwe stukken moest componeren, die bestemd waren voor de eredienst in de hofkapel, die de naam had van „Himmelsburg". Had Bach 1714 reeds een ten") twee trompetten met cantate geschreven, nl. „Gleich ken. Nooit echter gebruikte Bach der Regen und Schnee' 181 als een" soort proefstuk voor zijn benoeming als concertmees ter, in de jaren 1714. 1715 en 1716 componeerde Bach in Weimar over de 30 kerkelijke cantates. Wel een verschil met zijn tijd in Cöthen 1717-1723toen hij er maar als gevolg van de stren gere Calvinistische liturgie, waar- o.j er geen plaats was muziek drie schreef Weimar bazuinen of hoorns zelfs beperkte hij zich in het ge bruiken van hobo's en fluiten. De bekende cantate 147 „Herz und Mund und Tat und Leben". waaruit de koralen „Wohl mir dass ich Jesum habe" sus bleibet ni en te onpas illerlei bewerkingen, is de laat- ."."k- ste cantate die Bach in Leipzig zich <in 17,6) schreef. Bach bestemde r de vierde Advents- zelfde melodie in „Jesus bleibet meine Freude" te- V- rug De melodie is ont leend aan het lied „Jesu meiner Seelen Wonne" van Martin Jahn. Opvallend in £- het veel- terwijl ^e da capo-aria's slechts de instrumentale inleiding her- voornamelijk toelegde op kamer- de canta e voor t „„L.nnnnmesmui.ek dus Joh. I: 19—28, de getuigenis van Johannes de Doper. Tien jaar la ter zou Bach de cantate enigs zins omwerken, daar in Leipzig muziek in de adventstijd verboden was. De omwerking ging heel een voudig, de grondgedachte kon de zelfde blijven, het belijden van het geloof in Christus. Door inlas sing van enkele toepasselijke muziek, ontspanningsmuziek dus. In Weimar had Bach nu niet zo'n erg groot ensemble om mee te werken. Hij kreeg een orkest van 20 man en een koor van 6—12 zangers, die kwalitatief wel erg goed geweest moeten zijn. De ruimte van de Himmelsburg was niet erg groot en akoestisch slecht, zodat Bach er met de bezetting rekening mee moest houden. Hij kon zich niet die weelde veroor loven. die hij later in Leipzig zou genieten. Het grootste deel van de Wcimarse cantates (no's 4. 12. 16. 18. 21. 31. 54. 59. 61. 70. 132. 147. 152, 155, 158. 161, 165, 172 182. 185. nel aanroeDen van Jezus 186 en 199. is dan vrij .„oer uitvoering is volledig gehouden in de instrumentale ne- Hem met .Herz, Mund. Tat und echte Bachse gehoud. ,"w jj Leben" getuigenis af te leggen. '"J-jg| Deze zeldzaam mooie Maria- cantate heeft L'OISEAU LYRE (LONDON) uitgebracht in een Le'ipzfg vertolking door de Kantorel der Dreikönigskirche te Frankfurt, het Collegium Muslcum-orkest, de so praan Ingeborg Relchelt, de alt Sibylle Plate, de tenor Helmut Kretschmar en de bas Erich De geschiedenis iets door van de onrust, die er leeft in het hart van Frank. Staat achter dit le ven werkelijk de leiding Gods? ziet het voorlopig als i de ..ik het niet", door een „ik ge loof" op te lossen. Later wordt God, tegenover het veelgodendom van Meiling. sterk pantheïstisch weinig gedacht. De schrijver vindt dan dijk aan de Gele ten behoeve van de rijstcultuur. De eerst wantrouwende boeren zien al spoedig het belang van dit werk en spoedig krijgt de ingeni eur de hulp die hij nodig heeft totdat Japanse troepen het werk weer vernietigen, dat door de Noor is opgebouwd. Maé thema heeft de schrijver Aangrijpend wordt deze vraag zelfs en dwingend actief als de schrijver met een scherp realistisch beeld de terechtstelling beschrijft van Foe. een arme Chi nees die op een slechte dag de antiekhandelaar Tsjou vermoordt. Tichy komt tot een theorie van •n dit rechtvaardiging voor elke hande- scho- ling van het individu, het leven liefde geweven tussen de Noor als spei en tegenspel, als oorzaak J- en gevolg Maar hiermede doet hij ernstig tekort aan de persoonlijke verantwoordelijkheid van het indi- A1 deze beschouwingen doen West echter niets af van de kwaliteit deze boeiende roman, die het (Frank) en de schone Chinese dokteres Meiling. die echter even min als de dijk, stand kan houden. Maar hier juist benut de schrij ver zijn kans om de geestelijke ontmoeting tussen Oost gestalte te geven niet on-be- de ingenieur voor de vijan delijke troepen. Maar naast deze gegevens, die tezamen een boeiend relaas vor men. geeft Tichy een aarttal be langrijke beschouwende bladzij den. We denken hier aan de fi guur van de eenzame missionaris in San Men en zijn diep mense lijke strijd. Aan het verhaal dat Frank aan Meiling vertelt over Lungreen, die in dit wonderlijke HERM. STEGGERDA George Gershwin Bess". Men kent hem overal, de schep- de opera „Porgy en in de rhapsodie voor orkest „Rhapsody in Blue", van het orkestwerk „An American in Paris", van de „Cu ban Ouverture", van de „Jazz enz^ George de huidige Thomascantor uit uitvoering bij Maria's Visi tatie (2 Juliwaarbij Bach du: uitging van Luk. I 3956. zetting. Eigenlijk vallen de l de der enige invloed van latere stij- In haar nieuwe roman: „De Glans van het Leven" (uitg. Hollandia te Baarn) tuil Peter Jaspers ons wijzen op de nood lottigheid van -de angst en de eenzaamheid van de mens. Piano Etudes" Gershwin, de hun intemgentie ge.racht d,t al- «P, da aymlonïacha fraaie •es 21 „Ich hatte viel Bekümmer- Deze grondgedachte heeft ~%Ych len. Alles heeft Thomas '}:s 31 "uD,er iacnt- ook muzikaal geniaal gesymöoli- muzikale beweging der barok uit- die Erde jubüieret hierbuiten. seerd door lelkcns eenzelfde mo- daai zij voor een andere stad ge- tic( te iaten optreden. Bijzonder schreven zyn en Bach dus rustig schonc delen Ult dcz„ can,ate zijn een bezetting met drie trompetten. dc ait.arja „Schame dich. o Seele. vier bazuinen en pauken kon ge- nicht- met oboe d'amore en de bruiken. sopraan-aria „Bereite dir. Jesu, cantates zijn noch itzo die Bahn" met viool- strijkers met solo. Het thema voor laatstge- trictie ge- noemde aria vinden we ook terug orkest, waa geestelij- in de orgelpartita „Sei gegrüsset, wig Müller kunnen Jesu gütig". Het koraal ,,Wohl gelooflijk Zij laat „het boze" in het le- sn zich vermommen in een gro- hij heeft To vendién het te groene vlieg, die het innerlij- doorzichtig- ke leven van de mensen tot op muziek en die waardering kreeg les te verbloemen door leefregels van laI van erote serieuz» „„f op te stellen en op gezette tijden ci. Hebben niet dirigenten als de blinddoeken voor te binden en Koussewitzky. Klempcrer, Tosca- rustig' verder te leven. uitgevoerd. Toch weten eigenlijk Het sprookje van Peter Jaspers weinigen iets over deze compo- is echt geen sprookje meer. De n'st en het is daarom goed, dat ..boze" vlie, hcrfl zen het eind ?",ïld.S' heid gehouden. Het .koor heeft de bodem van hun ziel kan pei- Lt voornamelijk een enkele solo-houtblazer schreven, een von ke kamermuziek j zeggen. In de cantates 70. 147 185 wordt maar één trompet voo geschreven en als uitzondering viL JPB den we in cantate 59 („Wer mich Leipziger gewoonte wellicht wat zwakke sopranen, maar de technische beheersing is uitstekend, hetgeen zonder .-es- trictie gezegd kan worden van het waarin Adam Zeyer, Lud- Wilhelm Cremer on- resp. de trompet-, ich Jesum habc" heeft viool- en hobosoli spelen. In deze stijlvolle weergave zijn de v len en zich dan aan het eind van de dag vergenoegd op een boom blad laat neerstrijken om na t< den-ken over de ontreddering var de mensheid. Het „kwade" heeft zich tot ir de meest verborgen plekjes var de ziel kunnen nestelen, maar d« vlieg van zijn leven na al die zwerf tochten het verlangen in zich voe len groeien de mensheid te helpen door ze het contact hret elkaar te hergeven. De vlieg droomt zich als man op de wereld, maar bemerkt dan dat het te laat is. De haat en de atoombommen zijn er, alleen lief de tot de naaste kan de mens heid de glans van het leven weer teruggeven. to Met deze roman heeft Peter waarbij hij tevens het werk Jaspers ons een boek gegeven, Gershwin nader belicht. Een boek dat grote mensen, jong en oud, lat beslist niet ongelezen mag Gershwin schreef in het Neder lands is vertaald. Dat deed de onlangs overleden musicoloog en muziekcriticus Norbert Loeser (uitg. J. H. Gottmer, Haarlem, 244 blz., 8,90i. In een voorwoord wijst Norbert Loeser op de bete kenis van Gershwin, die ver uit stijgt boven zijn eens vermaarde collega's van de musical, zoals Jerome Kern, Irving Berlin, Vin cent Youmans, e a. En David Ewen geeft een heel duidelijk en prettig /leesbaar levensverhaal, liebet, der wird Wort hal- vóór en een deel van de cantate CORN. BASOSKI. „grote" op hebben door stemt riginele wijze tot nadenken blijven, vooral omdat het lijke vol liefde geschreven is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1958 | | pagina 18