c
CHRISTELIJK
1
De verdwenen
miniatuur
Een etalage voor de kerk
Subsidiëring kerkbouw
is niet gewenst
Jeugdleiders: toekomstige
bestuurders in vakbeweging
Kanttekenin
LUTCKS
Chr. vakbeweging mag
geen machtsmiddel zijn
Liever niet
Uit Belijden en Beleven de
volgende knipsels met kantte
keningen <de schaar is van prof.
dr. R. Schippers, het commen
taar ook):
studentendominee J. H. Mulder,
in Sermo. het contactorgaan voor
het studentenwerk uitgaande van
de gereformeerde itudentenpredi-
kanten. Da. Mulder zou elftnlijk
ec-. deputaatschap voor publici
teit willen. En hoe dat dan zou
moeten fungeren, maakt hij op
een leuke manier duidelijk. Hij
zou een hele etalage willen ge
bruiken en dan het volgende
doen:
Ik zou daar b.v. een keurig
heer in opatellen, in toga, voor
stellende 1000 dominees. Hij zou
de voorste plaats moeten heb
ben: ik ben ten slotte ook voor
ganger. Daarachter zou ik b.v.
zes heren willen plaatsen, in
eenvoudig donker kostuum, elk
voorstellende 1000 diakenen. En
daarachter weer tien heren, nu
in jacquet, elk voorstellende
1000 ouderlingen. Daarin was
dan heel ons ambtelijk appa
raat belichaamd. In dezelfde
etalage zou ook wat cijfermate
riaal moeten worden geplaatst.
De 1000 dominees brengen ge
durende veertig weken van het
jaar tien bezoeken per week;
dat maakt voor deze full-timers
een totaal van 10 maal 40. dat
is 400.000 bezoeken per jaar.
Die 10.000 ouderlingen brengen
b.v. gedurende 30 weken van
het jaar twee bezoeken; dat
maakt 2 maal 30 maal 10.000.
dat is 600.000 bezoeken per
jaar. Dat zou betekenen, dat ik
daarmee liet zien, dat er jaar
lijks een milliocn pastorale be
zoeken worden afgelegd.
\'U denk ik nog even aan de
vraag van ds. Mulder: „U vindt
zeg ik: Ik vind dit geen scherts.
Maar er zit voor ons allemaal
wel iets in om over na te den
ken. schrijft prof. Schippers.
En dan kom ik tot de conclu
sie al zou ik met ds. Mulder
een „ode aan de ouderling" wil
len dichten dat we toch maar
beter met onze statistiek uit de
etalage kunnen blijven.
De eerlijkheid zou nl. vragen,
niet alleen dat we onze nalatig
heden opnamen in de statistiek,
opdat we aan allerlei fouten die
in het ambtelijk werk gemaakt
worden als „zonden van bedrijf'
een plaats gaven, maar vooral
dat we de statistieken van onze
activiteit opatelden tegen de ach
tergrond van de nood; de nood
van de kerk en de nood van de
wereld. Dan zou het wel blijken,
dat we de statistiek beter konden
etaleren in onze kerkgebouwen
dan op de markt.
Daarmee ontken ik de geweldi-
Maar als ik daarover denk. schiet
mij te binnen wat Paulus eens
schreef: „Ik heb meer gearbeid
dan zij allen" En toen schrok de
apostel er zelf van en hij voegde
er aan toe: „doch niet ik, maar
de genade van God, die met mij
is". 1 Cor. 15 10.
Ds. Mulder vraagt: ,,U vindt
dit scherts?" En hij antwoordt:
„Ik niet!" Nu ik ook niet,
schrijft prof. Schippers. Het is in
derdaad niet zo overbodig om eens
precies uit te zoeken wat de kerk
doet en wat ze niet doet.
Intussen moet men hier wel
zeer reëel zijn. Want het gaat bij
wat wij dan van het kerkewerk
kunnen etaleren niet alleen om
wat dominees, ouderlingen en dia
kenen doen. De kerk is niet de
kerk van de ambtsdragers, zij is
het lichaam van de leden van
Christus.
TFT'AT MOET er in de etalage? In
W Woord en Dienst vertelt ds.
A. Dronkers van een bezoek dat
hij bij de Jehova's getuigen heeft
gebracht:
„Ik keek in de zaal om mij
heen en zag daar een groot
bord hangen waarop statistisch
was aangebracht, gerubriceerd
naar een aantal jaren: het ge
middelde, dat door ieder lid
was besteed aan: verkondiging,
bijbelstudie, persoonlijk bezoek,
lectuurverspreiding. Dit alles
aangegeven in uren of aantal.
En dit was nog nader gespeci
ficeerd naar de maanden, op
dat ieder maar duidelijk zou
zien, of er stijging of daling in
zat en kon nagaan, of hij of zij
een aandeel genomen had in de
verantwoordelijkheid.
We hebben ook slappe leden,
zei de voorganger, en daarom
is het gemiddelde dat u ziet
aangegeven dus lager dan wat
we doorgaans opbrengen.
Toen dacht ik ineens: als in
de kerk eens zo'n bord zou wor
den opgehangen: zouden we de
moed hebben om de getallen in
te vullen of ons alleen maar
een beetje moeten schamen?"
College van advies A.R.P.:
Overheid betale zelf wat zij aan
extra voorzieningen eist
Subsidiëring van kerkbouw is ongewenst wegens de geheel eigen aard
van de eredienst en wat daartoe behoort. Deze eigen aard maakt gronden,
waarop overheidssteun voor andere activiteiten nog zou kunnen worden
verdedigd, ondeugdelijk als het gaat om het scheppen van een noodzakelijke
voorwaarde voor de verzorging van de eredienst, want de dienst van God
ls uit zijn aard een dienst, die vrijwillig moet worden verricht.
Kerkelijke zending in
Duitsland
In Duitsland waar men de zending
steeds heeft overgelaten aan de zendings
genootschappen wordt thans de ker
kelijke zending ter hand genomen. Als
eerste Duitse kerk nam de Evangelisch-
an Ltibeck woensdag
kerkelijke zendingsar-
Lutherse Kerk
het besluit twi__
beiders uit te zenden.
Het bovenstaande citaat is uit een zo
juist verschenen rapport van het colle
ge van advies der Anti-Revolutionaire
Partij inzake de subsidiëring van kerk
bouw. Dit rapport werd voorbereid door
een commissie bestaande uit de heren
J. J. G. Boot. voorzitter, mr. W. Aan-
tjes, mr. D. H. Okma, mr. C. J. Ver-
planke, mr. H. D. van Wijk en mr. J.
H. Prins, secretaris. Aan het rapport
is toegevoegd een nota van mr. Aantjes,
die zich met de inhoud van het betoog
i willen ifie-
Wanneer het gaat over subsi
diëring, raakt het wezenlijke ele
ment van het overheidsoptreden ge
makkelijk uit het gezicht. Men ziet
de milde hand, waarmee de over
heid geeft, maar niet de sterke arm,
waarmee zij neemt.
Toch dient steeds te worden
gen, zo heet in het rapport, dat
hetzelfde bedrag, waarmee de overheid
gehoord op een medisch congres
„Waarom zou die praktijk van tandarts Spoelmans opeens zo
geweldig lopen„Ook een vraag! Kijk maar eens welk tijdschrift
hij in zijn wachtkamer heeft liggen.'*
(Zó boeiend is nu PANORAMA I)
Nogmaalsde hervormde
belijdenisgeschriften
Enkele weken geleden hebben wij
naar aanleiding van het verschijnen
van „De belijdenisgeschriften der Ne
derlandse Hervormde Kerk" enkele
vragen gesteld. Het kwam neer op deze
vraag: Is dit nu de interkerkelijke uit-
Rave, waartoe de Gereformeerde, de
ervormde en enkele andere kerken
besloten?
In Hervormd Nederland geeft ds. F.
H. Landsman een geruststellend ant
woord. „Het boekje dat nu op tafel ligt,
is als een bijdrage van hervormde zij
de. in de komende arbeid die ongetwij
feld enkele Jaren zal vragen, bedoeld.
De deputaten van de Gereformeer
de kerken zijn van deze hervormde po
ging niet onkundig gelaten. Ze zal onge-
Er is een duidelijke ontwikkeling
aanwijsbaar, dat onie jeugdorganisa
tie vele leidsters en leiders voor de
vakbeweging van morgen sal leveren.
Deze belofte voor de toekomst deed
vanmorgen de voorzitter, de heer Tj.
Pel in zijn operingsrede op de twee
de algemene vergadering van de chris
telijk sociale jeugdorganisatie Wer
kende Jeugd, die vandaag in Utrecht
werd gehouden.
Deze ontwikkeling ten gunste van de
christelijke vakbeweging, aldus de heer
Pel. wordt door ons bewust gestimu
leerd. omdat het doel van de organisatie
vervulling van de christelijk sociale roe
ping in de wereld. Tevens ontstaat hier
door een afgeronde mogelijkheid voor
het vormings- en scholingswerk. Grote
aandacht wordt er daartoe besteed aan
de scholing en vorming van de jeugdleid
sters en -leiders.
Het is niet de bedoeling, dat deze lei
ders tot hun pensionering jeugdleider
twijfeld de interkerkelijke arbeid kun
nen dienen en bespoedigen.
Daarbij komt dat de hervormde sy
node reeds enige malen op het ver
schijnen van een bundeling van de
belijdenisgeschriften in Art. X van de
kerkorde genoemd had aangedrongen,
omdat het toch eigenlijk wel wat vreemd
was, dat deze nergens was te verkrij
gen.
Naar het blad voorts verneemt is het
de bedoeling dat de deputaten va?
andere kerken gelegenheid krijgen deze
hervormde proeve te bestuderen en
dat zij daarmee aan hun gezamenlijke
arbeid beginnen.
zullen blijven. Hun scholing en ervaring
zullen zij ook ten dienste van de vakbe
weging moeten stellen.
Er zal een gezonde- doorstroming van
kader van Werkende Jeugd naar de af
delingen van de christelijke vakbeweging
(maar ook binnen Werkende Jeugd zelf)
moeten ontstaan. Daartoe zullen steeds
nieuwe krachten aangetrokken moeten
worden en zullen er steeds geschoolde
krachten afgestoten moeten worden.
„Wij rekenen dan ook op de volle me
dewerking van de beweging, het werk
van Werkende Jeugd binnen eigen kring
overal zo veel mogelijk te stimuleren",
aldus de heer Pel.
stelde tweede jeugdleider, de heer J.~"c.
Gordeau, voorheen werkzaam bij het
C.J.M.V. De heer Gordeau gaf een beeld
van de aanpak van het werk en verdui
delijkte de positie van de moderne jeugd.
Op deze jaarvergadering kwamen
Ds. J. A. Schep theol. drs.
Aan de Vrije Universiteit te Amster
dam slaagde voor het doctoraal examer
theologie ds J. A. Schep, docent aar
de theologische school van de Reformed
Churches of Australia in Geelong.
Ds. Schep was een van de eerste pre.
dikanten, die uit Nederland vertrok
voor de geestelijke verzorging van emi-
-erzoek van enkele
jonge mannen begon hij met de oplei
ding tot predikant. Hieruit groeide de
theologische opleidingsschool van de
Reformed Churches, die gevestigd werd
te Geelong in Victoria. De plaatselijke
Ierse predikant rev. A. Bacley was
namelijk bereid naast zijn gemeente
werk docerende arbeid te verrichten
De school onderging een uitbreiding
door de komst van dr. K. Runia
Dokkum.
Advertent»»
subsidieert, zij anderzijds aan de bur
gers de vrije beschikking over hun inko
men of vermogen ontneemt, waardoor
zij hun eigen verantwoordelijkheid kun
nen beleven. Ten aanzien van de kerk
klemt in het bijzonder de eis. dat de
overheid ruim baan moet laten voor be
leving van deze verantwoordelijkheid.
Daarnaast spreekt de aard van de te
subsidiëren instelling een rol.
Het rapport zegt voorts, dat uit het
feit, dat er in ons land een veelheid van
kerken bestaat, een bezwaar temeer
voortvloeit tegen het verstrekken van
subsidie. Door tussenkomst van de over
heid worden de van de burgerij ver
kregen gelden Immers ook besteed voor
de oprichting van die gebouwen, waar
voor een deel der burgers geen finan
ciële verantwoordelijkheid zou willen
en naar diepste overtuiging soms ook
niet zou mogen dragen.
Zelf opbrengen
Vervolgens wordt in het rapport de
vraag bezien, of de overheid wel tot taak
heeft te onderzoeken, of subsidiëring
passend is voor de kerk, nu het initia
tief in de regel niet van de overheid,
maar van de kerk uitgaat. Opgemerkt
wordt, dat de overheid haar eigen ver
antwoordelijkheid heeft, waarmee niet
Strookt, dat zij passief het oordeel van
de steunaanvragende organisatie aan
vaardt. Wanneer de juiste weg is, dat de
leden van de kerk zelf opbrengen, in
vrijwilligheid, als offer, wat voor de
eredienst nodig is. dan is de keerzijde
noodzakelijk, dat het niet passend ls, dat
de overheid daartoe bijdraagt. Het een
en^het ander is uit dezelfde normen af
Het rapport bespreekt ook enkele ar
gumenten. welke dikwijls voor een sub
sidiestelsel voor kerkbouw worden aan
gevoerd. Deze worden alle als niet-door-
slaggevend afgewezen.
Tenslotte wordt niet ln strijd geacht
met hetgeen ln dit rapport is gesteld,
dat de overheid zelf die voorzieningen
van openbaar nut bekostigt, welke zij
met de bouw van een openbaar gebouw
ombineerd wenst te zien, b.v. een
schuilkelder, een toren enz. Ook wan-
esthetische eisen de grens van het
lale overschrijden, zou een financiële
tegemoetkoming te verdedigen zijn. De
bepaling van deze grens zou incidenteel
moeten plaatsvinden, aldus het rapport, opleiding.
BhKOKHjNUSWKRK
NEDERLANDSE HERVORMDE KERK
Aangenomen naar Meeden (toez.):
A. Weiland, voorheen predikant van de
Protestantse Kerk in Indonesië, die
bedankte voor Oldehorstwolde; naar
Oosterzee-Barttega: kand. D. W. Koel
man te Biezelinge; naar Goes: F. N. M.
Nijssen te Mijdrecht.
Aangenomen het beroep tot predikant
(arbeid onder Ned. emigranten in
voor buitengewone werkzaamheden
Australië): kand. H. C. Spijkerboer te
Utrecht.
GEREFORMEERDE KERKEN
Aangenomen naar Helpman (Gr.): W.
M. de Bakker te Maasdijk.
Bedankt voor Oud-Beijerland: K. Snoey
te Dinteloord.
Tweetal te Amterdam (wijkgemeente
1): A. Broek te Groningen-Noord en dr.
B. Rietveld te 's-Gravenhage.
CHRISTELIJKE GEREF. KERKEN
Beroepen te Artesia Cal. (Ver. St.;
Old ohr. church): M. Vlietstra te Eem-
dijk; te Kralingen: G. de Vries te Zeist.
GEREF. KERKEN (ond. art. 31)
Beroepen te Beverwijk: L. E. Ooster-
hoff te Ten Post.
Zendingsonderwijs op
Nieuw-Guinea
Door de daling van het sterftecijfer
van zuigelingen in Ned. Nieuw-Guinea
en de krachtige bestrijding van bepaal
de volksziekten is het te verwachten,
dat er over enkele jaren een grote aan
was zal zijn van schoolgaande kinderen.
Het bouwen van een eenvoudig dorps
schooltje gebeurt in Nieuw-Guinea door
de dorpsbevolking zelf. Men heeft er
veel voor over om gezamenlijk deze ge
bouwen op te trekken. De moeilijkheid
is eohter het gebrek aan onderwijzers.
Op het ogenblik zijn er nog maar twee
opleidingsscholen voor guru's (onderwij
zers) van de protestantse zending. Zoals
men weet staat het onderwijs in Ned.
Nieuw-Guinea in de dorpen geheel on
der beheer van missie of zending.
In de laatste jaren heeft men het
korps guru's moeten saneren. Doordat in
de oorlogsjaren veel guru's vermoord
waren door de Japanners en doordat de
guru's werkzaam. Bovendien was
school doorlopen hadden. Eerst i
heid verder te leren,
zeer streng, daar er nog maar weinig
vervolgscholen zijn. Een aantal
telligente leerlingen heeft men zover
onderricht kunnen geven, dat ze in staat
waren het onderwijs aan /een school in
Nederland te volgen. Op het ogenblik
worden zeventien Papoese jongens
derland opgeleid, gedeeltelijk aa
middelbare school, gedeeltelijk aan een
vakschool. Men is nu voorbereidingen
aan het treffen om ook enkele meis.'
naar Nederland te laten komen om hl
vakonderwijs te ontvangen b.v. aan e
huishoudschool of voor de verpleegsters-
RAPPORT SUBSIDIE KERKBOUW
IJ ET vraagstuk van de subsidiëring
van kerkbouw is, om redenen
die ons allen bekend zijn, een ac
tueel vraagstuk geworden. Daarom
is met belangstelling uitgezien naar
het rapport dat in a.r. kring over dit
vraagstuk is opgesteld. Vandaag is
dit rapport gepubliceerd. Wij veroor
loven ons de bekentenis dat het, ook
na herlezing, bij ons wel enkele
vragen heeft opengelaten.
Het rapport wijst subsidiëring in
elke vorm van kerkbouw af, ook sub
sidiëring in „versluierde" vorm,
wanneer bijvoorbeeld gemeenten aan
kerken bouwterrein verkopen tegen
lagere prijs. Het wijst subsidiëring
af, ook na vermelding van de
motieven die, bijvoorbeeld in het
bekende rapport van de commissie-
Sassen, gemeenlijk ter verdediging
van de subsidie worden aangevoerd.
De argumenten-pro-subsidie zijn:
het openbaar belang van een krach
tig kerkelijk leven; de snelle groei
van vele steden en dorpen; de stij
ging van de bouwkosten; de kosten
wegens herbouw; de verzwaarde
en verbrede taak der kerken; de
verzwakking van het financiële
draagvlak der kerken; de omstan
digheid dat de grond meestal in han
den van de overheid is; de eenstem
migheid op het punt van de subsi
die bij vele kerken.
Deze argumenten ten spijt blijkt
de a.r. commissie tegen subsidiëring
van kerkbouw. In de eerste plaats
heeft zij bedenking tegen subsi
diëring in het algemeen. Subsi
diëring leidt er toe dat men nog wel
de milde hand ziet waarmee de
overheid geeft, doch niet meer de
sterke arm waarmee de overheid
neemt. Niettemin ontneemt de over-
hied voor hetzelfde bedrag nfc
mee zij subsidieert de burgen £j
vrije beschikking over hun ge*
ren. De overheid neemt de ven
woordelijkheid over voor de bet cafr
ding van deze gelden. ®e£
Wat nader de kerkbouw betrj ^oen
de overheid, aldus het rapport, m is ëe
ruimte laten voor de verkondijj Hij
van het evangelie, ja moet daarr* e
ook financieel, ruimte maken, t i^lte
door subsidiëring, maar door h jüadl
belastingpolitiek. Zo, lezen we, fa «n P
de overheid de vrije ontplooiing r
de kerk zelfs bevorderen.
Hier echter in het bijzonder,
dus beklemtoont het rapport,
hoort de overheid zich te ontk
den van taken waarvan niet u
staat, dat zij in vrijwilligheid fc
de burgers niet kunnen worden t]
richt. Bovendien is deze overhefa
bemoeiing ongewenst wegens
heel eigen aard van de eredlu
en wat daartoe behoort. Kerkb*
is „het scheppen van een noofc
kelijke voorwaarde voor de vers
verricht moet worden.
Daarbij komt nog vervolgt
rapport, dat er in ons land
veelheid van kerken is. Als het
subsidie aankomt wordt
zich kerk noemt op voet van
lijkheid als gegadigde voor
die aanvaard. De van de bui
verkregen gelden worden datrl
ook besteed voor gebouwen
voor een deel der burgers gees
nanciële verantwoordelijkheid
dragen. Ziehier een korte samen*
ting van het rapport der a.r. ui
missie. Het heeft bij ons vnji
opgeroepen waarvan wij er hlerm
der enige willen stellen.
SUBSIDIE STEEDS ONAANVAARDBAAR?
Advertentie
MOSTERD
SINDS Coj' JAAR ONMISKENBAAR AAN DE TOP
Groep Volksgezondheid N.C.B.O.
Wy leven in een tijil, waarin het
velen moeilijk valt een keuze of
uitspraak te doen, vooral wanneer het
geloofsleven hierbij nauw betrokken
is. Gemakkelijker kiest men het aan
bidden der moderne techniek en voor
de slavernij van het materialisme. Als
vrucht brengt dit met zich mede een
levensonrust, vereenzaming en
verloren gaaii als mens in een onmete
lijke collectiviteit.
Met deze woorden opende de r
zitter, de heer P. v. d. Honing te
Rotterdam, de landelijke vergadering
van de groep Volksgezondheid van de
Nederlandse Christelijke Bond van
Overheidspersoneel die in Utrecht is
gehouden.
Hij wees daarbij op de strijd, welke
de christelijke vakbeweging nog steeds
moet voeren voor haar bestaansrecht en
57
„Maar ja, wat moet men doen? Men kan toch
niet altijd in de winkel staan en op de klanten
wachten, die niet komen. Sedert ik last van mijn
benen heb, gaat dat al helemaal niet meer!"
Hij ging zitten en liet zich uitvoerig door Me
vrouw Külz over haar pijn in de benen inlich
ten. Zij bespaarde hem niets. Toen zij al te veel
tot details overging, onderbrak hij haar en vroeg
of er iemand jarig was. „Het ruikt naar eigen
gebakken taart!"
Zij lachte tevreden. „Dat is vanwege Oskar.
Ik heb maar gauw een kersentaart gebakken.
Omdat hij weer thuis is. En nu komen vana
vond al onze kinderen en schoonzoons en schoon
dochters. En die nemen hun kinderen mee! Het
zal een klein feestje worden. Ongeveer twintig
personen."
„Geluk in een hutje," meende hij en keek in
de kamer om zich heen. „Wat gezellig hebt u
het hier!" Zijn blik bleef boven de leren sofa
hangen.
„Dat heeft hij voor mij uit Kopenhagen meege
nomen," verklaarde zij. „Ik vind het een ordi
nair portret.
Echt is het trouwens ook niet."
Daarna bekeek de jon^e man met belangstel
ling de ingelijste familie-portretten, die Anna
Boleyn omgaven-
De slagersvrouw bombardeorde hem met de
voornamen van de gefotografeerden. Hij ver
dronk in de overvloed van de familie Külz. Toen
luidde de winkelbel.
„Klanten", zei juffrouw Külz. „Ik moet er
heen. Ik hoop dat u zich niet verveelt!"
Hij greep naar een blad dat op de tafel lag
Het was de „Algemene Slagerskrant". „Ik zal de
Erlch KSstner:
tijd wel doorkomen!"
„Doe alsof u thuis bent", sloeg zij voor.
„Dat mag ik horen", meende hij.
Zij streek het stijfgesteven schort glad en ver
dween in de winkel.
mer van de commissaris gebracht. De ruimte
was met mensen overvuld. Bijna twee dozijn
ernstig voor zich uit kijkende mannen stonden
tegen de muren. De mannen waren paarsgewijze
geboeid.
De commissaris begroette de drie nieuwe be
zoekers. Hij was in de beste stemming. „Wilt
u korte tijd geduld hebben?" vroeg hij. „Ik
heb gasten. Maar ik wilde de heren niet laten
wegbrengen, voor u ze had gezien". Hij wendde
zich tot juffrouw Trübner en mijnheer Külz.
„De wereld is klein. Het zou me verwonderen,
als u geen bekenden aantrof."
Daarentegen stelde Oskar Külz zich wijdbeens
voor de bandieten op en bekeek ze van dichtbij.
Ten eerat was er mijnheer Philipp Achtel. Ver
der was er de kleine heer Storm met de vergle
den, afstaande oren. Er was de onaangename
man uit de hoek van de treincoupé, die had ver
klaard, dat er op het Deense traject een tweede
douane-controle zou zijn. Er was ook de valse
douane-beambte zelf! En nog ettelijke andere
medereizigers herkende mijnheer Külz. Hij draai
de zich naar het bureau om en zei: „Mijn
heer de commissaris. De wereld is werkelijk
klein! Het spijt mij. dat ik die mensen juist
hier moet weerzien. Ik had ze liever ergens bui
ten ontmoet. Daar kan men beter vrijuit spre-
nijnheer Storm. „O
ken.'
„Maar beste vriend!" z
welke wijze praat u toch
..Houd uw mond!" bromde de agent.
Külz stapte een pas terug. „Waarom moet ik
mijn mond houden?" vroeg hij verontwaardigd
,,U toch niet!" merkte mijnheer Philipp Ach
tel op. „De staatsambtenaar bedoelt ons!"
„Wegbrengen!" beval de commissaris.
„Eindelijk", zei Karsten. „Wij zijn ten slotte
toch niet in het panopticum!"
..Er uit!" riep de commissaris.
De deur ging open. En de „Rostocker visbroe-
ders" werden in voorarrest gesteld.
De commissaris opende een venster en haalde
diep adem. Daarna keerde hij naar zijn schrijf
tafel terug en reikte mijnheer Steinhövel een
pakje toe-
,Ik verheug mij", zei hij feestelijk, „u de ge
stolen miniatuur reeds zo spoedig terug te kun
nen bezorgen. Wie spoedig geeft, geeft dubbel
De oude verzamelaar nam het kostbare pakj* -
ontroerd in ontvangst .Ik dank u reer, mijn
heer de commissaris!" fflj maakte het pakje d.t .dj on. derhalve dump moet™
los. Er kwam een houten kastje te voorschijn, instellen door Invoering van nieuwe loon-
(Wordt vervolgd) methodieken en dergelijke.
haar medespreken in alle belangrijke
ken op het maatschappelijk en sociaal
terrein. Velen stellen disputabel of het
bestaan van een christelijke vakbewe
ging wel gerechtvaardigd is. In het be
sef van onze menselijke onmacht moeten
wij echter dankbaar de mogelijkheid
aanvaarden van het werken op het maat
schappelijk terrein door middel van on
ze christelijke vakbeweging. Als vrucht
van dit geloof stellen wij ons bewust op
het standpunt, dat deze organisatie geen
machtsmiddel mag zijn of worden, maar
dat wij door middel van de christelijke
vakbeweging op maatschappelijk en so-
ciaal terrein het recht Gods willen die
nen. Dit mag van allen worden ver
wacht, die op het terrein van de gezond
heidszorg werkzaam zijn. Mede op de
ze wijze is het mogelijk Christus te die
nen en Zijn Naam groot te maken.
De secretaris van de groep volksge
zondheid, de heer C. de Bruijn te
Gravenhage, hield een referaat over
onderwerp „Nieuwe richtlijnen voor
werk". Na eerst een uiteenzetting te
hebben gegeven van de werkzaamheden
en de bereikte resultaten in de afgelo
pen 2.jaar kon hij mededelen, dat sinds
1956 het lèdental van de groep Volksge
zondheid met ongeveer 600 is vooruitge
gaan. In 1956 waren 6300 leden aange
sloten. terwijl het nu vermeerderd is
tot 6900.
Nog vele kwesties vragen de aandacht
van het hoofd- en groepsbestuur, o.a. de
nieuwe vormen van opleiding voor het
verplegend personeel, waarbij meer uit
voerig werd stilgestaan. Ook werd aan
dacht geschonken aan het vraagstuk van
de nieuwe functies welke op het terrein
van de gezondheidszorg worden geerre-
eerd, o.a. de kraamverzorgsters, de zie-
kenverzorgsters en de leiders en leid
sters van de actievere therapie in de
psychiatrische sector. Het meest be
langrijke onderdeel van zijn betoog be
trof de eventuele invoering van de mo
derne beloningssystemen, d.w.z. de werk-
classificatie, de taakanalyse en de me
rit-rating voor degenen, die op dit terrein
werkzaam ziin. In de overheidssector is
reeds een begin gemaakt met het invoe
ren en toepassen van deze systemen en
uitvoerig werd de vraag behandeld of
ook op het terrein van de particuliere ge
zondheidszorg deze moderne belonings
systemen al of niet moeten worden aan
vaard en de invoering daarvan gestimu
leerd. Daarnaast werd het vraagstuk
van het creëren van nieuwe functies uit-
•">«rig bphandpld.
DIJ de lezing van het a.r.-rapport
over de subsidie van kerkbouw
treft allereerst, dat het oproept
tot waakzaamheid voor wat betreft
overheidssubsidiëring in het alge
meen gesproken. Deze oproep ver
staan wij.
Liever is het ook ons, wanneer een
instelling of wat ook de eigen kos
ten bestrijdt rechtstreeks uit eigen
middelen, opgebracht in offervaar
digheid en verantwoordelijkheidsbe
sef.
Betekent dit dat wij onder alle'
omstandigheden tegen subsidiëring
van overheidswege stelling moeten
nemen? Stellig niet. Wij zijn te
gen overschrijding van de staats
zaak; *ij zijn niet tegen de staat
zelf en niet tegen wat de taak van
de staat is.
Bij lezing van bepaalde beschou
wingen krijgen wij wel eens de in
druk, dat men daarin geneigd is in
de staat zelf een instelling te zien,
aan het leven wezensvreemd en
daaraan zelfs vijandig. De staat
wordt dan een abstracte boze macht
waarvoor men niet genoeg op zijn
hoede kan zijn.
Deze gedachtengang is een foutie
ve. De staat is een nuttige en no
dige instelling. De staat zijn wij
zelf, zoals wij in onze menselij
ke hoedanigheid zoveel zijn. De
staat is tegelijk de staatsgemeen-
schap en de bedenking begint pas
waar de staat zijn grenzen over
schrijdt.
In onze hoedanigheid van staats-
gemeenschap hebben wij de plicht
hulp en bijstand te bieden waar
deze uit welke omstandigheden ook
ontbreken. Gaat op een school een
onderwijzer zich te buiten, dan
grijpt ook daar de staat in. Gaat in
een gezin een ouder zich aan de
kinderen te buiten, dan grijpt zelfs
daar de staat in. Wij zouden het niet
anders wensen.
Er zijn op dit ogenblik tal van
vormen van nuttige en nodige ac
tiviteit die in hun voortbestaan be
dreigd worden omdat de noodzake
lijke middelen niet meer kunnen
plaat
trol
worden opgebracht. Dit is stt|
mede te wijten aan de wijze wu l0'*"
op de staat aan zijn taken uitbn
ding heeft gegeven en ais gevi pi
daarvan zijn belastingen heeft Tl park
zwaard. Dan spreken we tend door
van staatsbemoeiing, een woa c„c
ongunstige klank heeft. E tffCj
streven dat staatsbemoeiing in i u,,:
ze ongunstige zin tegengaat verdia 'd
onze waardering.
Maar er zijn ook activiteiten i
haar voortbestaan bedrcid-
worden los van de omstandighii La
dat in onze tijd de staat
doet dan nodig en onvermijdeli{
is. Men neme het onderwijs;
neme het jeugdwerk in zovele vo^fln
nap
Natuurlijk, het ware beter
al dit werk bulten de staat i
bekostigd kon worden. Maar dit i
ook wanneer men mèt ons 1
van mening is dat de vrijwllllff. a
heid nog best kan worden aanper?
wakkerd, vandaag een feitelijke oi
mogelijkheid.
Legt men dan door subsidiërinJboui
te aanvaarden de verantwoordelijl
held uit handen? Het rapport bi
weert het en het doet dit, als nu
heel zijn inhoud, met stelligheti
een stelligheid intussen die ook hit
niet overtuigt.
Uiteraard legt men hier evenmi
zijn verantwoordelijkheid uit hu
den als dat men dit doet voor wi Jrot
betreft heel het overheidsbeleü fag
Ook daarvoor is men als staatsbod
ger verantwoordelijk.
Aan die verantwoordelijkheid ge«Jae"
in een democratisch staatsbesld
de staatsburger uitdrukking telken.'
wanneer hij in het stemlokaal-
het staatsbeleid aan een beoorde
ling, aan een oordeel, onderwerpt
Zijn belasting is bepaald niet hc
enige wat de burger in de stasis
gemeenschap inbrengt; hij bren(t
ook zijn stem in en die stem be
vat een aanwijzing omtrent dl
staat, omtrent de staatstaak en o
trent de wijze waarop hij wenst dit
de staat aan zijn belastinggeld bf j
steding geeft.
IS KERKBOUW ZELF EREDIENST?
De bondsvoorzitter, de beer P. Kapin-
- Rotterdam, sprak een opwekkend
l onderstreep
CTAAN wij (als hierboven betoogd)
tegenover subsidiëring vanuit de
staatsgemeenschap dus wel met re
serve, doch niet onder alle omstan
digheden afwijzend, dit geldt ook de
hulpverlening aan kerkbouw.
Ook hier verdient het uiteraard de
voorkeur, zo deze bouw geheel uit
vrijwilligheid wordt bestreden. Wij
willen niet beweren, dat in alle ge
vallen het mogelijke daartoe wordt
gedaan. Wel echter mag bekend
heten, dat in onze tijd omstandig
heden zich voordoen die ook de
bouw van kerken in bepaalde ste
den, dorpen of streken ongemeen
verzwaren, Ons dunkt, dit is buiten
kijf, al hadden wij in het a.r.
rapport voor deze situatie gaarne
meer begrip gevonden.
Tegen hulpverlening aan kerkbouw
keert dit rapport zich nu in het bij
zonder „wegens de geheel eigen
aard van de eredienst en wat daar
toe behoort". Kerkbouw vinden wij
in het rapport omschreven als „het
scheppen van een noodzakelijke
voorwaarde voor de verzorging van
de eredienst". En, in aansluiting
daarop: ,,De dienst van God is uit
zijn aard een dienst die vrijwillig
verricht moet worden."
Ons bezwaar is, dat in deze zin
sneden onderscheidene begrippen te-
zeer zonder overgang aan elkaar
gevoegd worden. Dat de dienst
van God, in de zin van eredienst,
een dienst ls die vrijwillig ver
richt moet worden, nemen wij
gaarne aan. (De dienst van God
is zelf een omvangrijker begrip.)
Maar is kerkbouw zelf ook ere
dienst-in deze eigenlijke zin?
Kerkbouw wordt in het rapport
genoemd het scheppen van een
noodzakelijke voorwaarde voor di
verzorging van de eredienst; en
zinsnede waarop, indien letterlijk
genomen, wel iets op valt af t(
dingen. Gelukkig is in de loop dei
eeuwen ook zonder kerkbouw wel
eredienst mogelijk gebleken.
Maar aangenomen dat kerkbou»
noodzakelijke voorwaarde is voor dl
verzorging van de eredienst, wordt
daarmede de kerkbouw zelf tol
eredienst? Ons dunkt, een stelre
gel waartegen zeker voor de
testant, het nodige is in te bren
gen.
Wij hebben ons afgevraagd, of hel
a.r. rapport, behalve de andere be
denkingen die wij ertegen hebben
aangevoerd, niet ook mnnk
gaat aan deze ons iets te gemakke
lijke vereenzelviging van kerkbou"
en eredienst. Dat men de eredienst
geheel uit vrijwilligheid wenst te
voldoen, achten wij begrijpelijk
alleszins respectabel. De wljrt
waarop het rapport onder de
dienst ook de kerkbouw zelf brengt
geschiedt ons met net iets te gro
te vlotheid.
Nogmaals en ten slotte: subsidië
ring zien wij niet als iets wat
leen toejuiching verdient. Vrijwillig
heid niet alleen voor wat betreft
kerkbouw is ons meer waard «e
de overheid mag niet door over
schrijding van haar bemoeiingel
aan deze vrijwilligheid in de we;
gaan staan. Doch wat het a.r. r»P-
port tegen subsidiëring in het alge
meen en tegen subsidiëring via
kerkbouw in het bijzonder, inbrengt,
doet op zijn beurt vragen rijzen.
Daarom zijn we met dit rapport
niet onverdeeld gelukkig.