Wie schrijft of tekent mee?
PRINSESJE
<=3$loeme.n voor juUrouwt^oló
mmmm
(3233
KERSTBIJLAGE 1957
Voor Ria ter Horst was er heel wat
gebeurd, voordat ze aanbelde met
„Ga een beetje vóór me zitten", fluisterde Ria. Gehoorzaam duwde Marjan haar rug in de leuning van haar
bank en probeerde zich zo breed mogelijk te maken. Maar juffrouw Pols leek wel door alles héén te
kunnen zien.
„Nee-nee-nee!" riep ze op het opgewekte toontje van iemand
die zich lekker niet laat beetnemen. „Kom maar tevoorschijn,
hoor Ria ter Horst, ik zie je toch wel. Geen schort bij je zeker?"
De rug van Marjan zonk moedeloos inéén, 't Hielp nu toch
niet meer. En Ria zei deertnoedig ze hoopte tenminste dat het
deemoedig genoeg klonk: M'n moeder was nog niet kla§r
met strijken, juf.
„Je weel best dal je niet zonder
schort de lessen mag bijwonen." zei juf
frouw Pols vastberaden. „Of je moeder
nog met strijken bezig is of dat ze nog
gewassen moeten worden of wat dan
ook, HET DOET ER NIET TOE!" Dal
laatste sprak ze met zo'n stemverhef
fing, dat een meisje op de voorste bank
van schrik inéénkromp. Een ander kind
schoot in de lach en toen werd juf
frouw Pols kwaad.
„Kinderachtige méiden die jullie
zijn," zei ze. „Altijd met die goedkope
smoesjes aankomen, hè? 't Moet maar
eens uit zijn, hoor! Ga naar de direc
trice, Ria en zeg maar dat ik jou zo
niet in de klas wil hebben."
Ria was zo verbluft, dat ze vergat op
te staan. „Naar de directrice?" vroeg
ze. „Omdat-ik mijn schort vergeten
heb?" Marjan mompelde uit solidariteit
„Komt er nog iets van?" riep juf
frouw Pols. „Vooruit, schiet op! Vertel
de directrice maar dat je moeder nog
niet klaar was met wassen of strijken.
Ik wens die uitvluchten niet langer te
slikken!"
Ria ging de klas uit met een nadruk
kelijk schouderophalen, dat haar bij de
andere meisjes nog wel enig succes be
zorgde. Maar het was een schrale
troost want ze moest naar de direc
trice en die zou haar allesbehalve grap
pig vinden. „Belachelijk", gromde Ria
bij zichzelf. „Da's nog nóóit vertoond:
naar De Bie omdat je je schort ver
geetMet een nijdige ruk zwiepte
ze haar paardestaart naar achteren en
stevende de gang door, naar de kamer
van de directrice.
Ze klopte op de deur, en hoopte één
moment, dat juffrouw De Bie zelf er
gens aan het lesgeven was. Maar de
stem van de directrice klonk vrijwel on
middellijk: „Ja. binnen".
Als 't dan moet. dan maar ineens,
dacht Ria en ze stapte haast blindelings
de kamer in en flapte er meteen uit:
„Ik heb m'n schort vergeten en daar
om ben ik er uitgegooi uit de klas
gezet. Door juffrouw Pols."
BEP HAD die avond heel wat te
stellen met haar jongere zus, want Ria
was door het dolle heen. Det was geen
manier van die lui uit haar klas, om
haar zó te kijk te zetten. Want natuur
lijk zou juffrouw de Bie wel eens naar
juffrouw Pols gaan kijken, en dan zou
ze die bloemen zien en natuurlijk zou ze
lezen van wie die wel afkomstig wa
ren... „Die snertmeiden,huilde Ria
„ik had best mee willen doen voor dat
stomme dubbeltje, maar als je die ge
zichten gezien had
„Nou, bedaar nou maar, 't is ge
beurd." zei Bep. Maar Ria stampvoet
te van drift en begon toen ineens zó on
bedaarlijk te snikken, dat moeder uit de
huiskamer naar boven kwam. Er was
uit Ria geen goed woord meer te krij
gen. Bep moest het hele verhaal doen.
En moÉer, die toch écht wel andere
zorgen aan haar hoofd had, moest om
dit grote probleem een beetje triest
glimlachen, terwijl
i sussend
het hoofd streek.
„Ik weet goede raad." zei
te. „Je gaat haar ook uit
Bep, omdat die een oud-leerling
ten slot-
was dat even een blunder! De broer
van juffrouw De Bie, dip af en toe wel
eens op hun dorp kwam en dan even
bij zijn zuster aanwipte, zat in een stoel
bij het raam en kon kennelijk zijn lachen
i niet bedwingen.
„Zodat is mooi", zei juffrouw De
Bie.
„Ja, nóu," zei Ria.
„Is je dat wel eens vaker overkomen?"
I Ria viel verontwaardigd uit: „Haast.
nooit nog, juf! Echt niet! Ik snap echt
niet waarom ik nou opeens naar u toe
moet. Dat hoeft anders toch ook nooit!"
Meneer De Bie scheen erg verkouden
te zijn te oordelen naar het langdurig ge-
I bruik dat hij van zijn zakdoek maakte.
Juffrouw De Bie keek naar hem en
schudde haar hoofd. „Nou enfin", zei ze
tegen Ria. „Ga jij maar zo lang in het
tekenlokaal, daar is toch geen les op
het ogenblik. Ik kom straks wel bij je."
i Maar het was niet juffrouw De Bie,
i maar haar broer, die ongeveer tien mi
nuten later met een samenzweerders-
gezicht om de hoek van de deur keek en
fluisterde: „Kun je 't nogal uithouden
„Best", zei Ria wat moest je ook
anders zeggen? Ze kende mijnheer De
Bie nauwelijks.
„Was je kwaad op juffrouw Pols?"
vroeg mijnheer De Bie. Hij ging er ge
zellig hij zitten.
„Ja, nóu", zei Ria, net als zoeven bij
de directrice.
„Je vindt haar zeker niet erg aar
dig?"
„Ik kan d'r niet uitstaan", zei Ria
naar waarheid trouwens. Maar ze schrok
toch wel een beetje van zichzelf en voeg
de er haastig aan toe: „maar dat moet
u niet tegen juffrouw De Bie zeggen,
„Natuurlijk niet," zei meneer De Bie.
j „Maar als je nu wist, dat juffrouw Pols
laat ik zeggen een beetje ziek is,
of verdriet heeft, zou je het dan ook
niet begrijpen dat ze wel eens uit haar
humeur kan zijn?"
„Daarom hoeft ze toch tegen mij niet
zo gek te doen," zei Ria mokkend.
„Nee. Dat is ook een argument, na-
tuurlijk", zei mijnheer De Bie.
Hij stond op en slenterde naar de
deur. „Nou meisje, het beste. Krijg je
„Weet ik dat?" zei Ria. Ze hoorde
beot hoe brutaal dat eigenlijk klonk,
maar het kon haar op dat moment ook
weinig meer schelen.
Hr' viel overigens mee met dat
strafwerk Ze moest om twaalf uur
bij juffrouw Pols komen, die een klas
van de kinderverzorgsters les gaf.
Stukjes inzetten. Ria wist ran Bep.
haar ouder zusje, wat een lastig werk
je dat was. Buiten op de gang hoorde
ze juffrouw Pols al foeteren. ..Dal. is
toch geen werk wat jij levert! Waar
lijkt dat nu op!"
Maar tegen Ria was ze tamelijk
vriendelijk. „Kom in het vervolg vóór
dat de les begint naar me toe en pro
beer niet zo stiekem te doen", zeze.
.Afaesproken?"
Storm in een glas water." zei Mar
jan later eigenwijs En Ria zei heel
vinnig iets heel onaardigs over juf
frouw Pols ..Hééééé zeg!" riep Mar
jan. ..Nou ja laat se opvliegen
dan. voor mijn part," zei Ria.
Pols inderdaad op van Dijn name
lijk. Ze was met haar bromfiets tegen
een boom gebotst en had behalve een
gebroken enkel en een lichte hersen
schudding, schaafwonden en blauwe
plekken opgelopen. De hele huishoud
school was er ondersteboven van.
„Je moet er niet aan dénken wat er
gebeurd was als er misschien net een
auto voorbij gekomen was," zei een
meisje uit Ria's klas hoofdschuddend en
een beetje huiverend. Ria vond dal ze
zich aanstelde en ze zei het ook. Maar
ze had niet verwacht zó'n commentaar
te krijgen. Het was alsof de hele klas
zich als één man tegen haar keerde,
zelfs Marjan deed verongelijkt.
„Ja, jij kunt haar nu eenmaal niet uit
staan," zei een van de meisjes, „omdat
je toen zo op je kop hebt gehad. Dat
was toch zeker je eigen schuld? Had je
maar niet zo stom moeten doen.*' Je
weet best dat je altijd een schort bij
je moet hebben."
„Moet je dat horen!" riep Ria veront
waardigd. „Ben je zelf soms altijd zo'n
lieverdje?"
Arme Ria! Haar klasgenootjes sche
nen juffrouw Pols ineens allemaal een
schat van een mens te vinden, die altijd
o zo aardig was. En het was zó
zielig voor haar, want ze zou
in de Kerstvakantie naar de
wintersport gaan en dat ging
nu natuurlijk ook niet door t
En Ria was een akelig kind
dat ze het helemaal niet zielig
vond voor juffrouw Pols. „Zég
het nou maar", kefte een
meisje, „jij vind het eigenlijk
nét goed voor haar, hè""
Of Ria er nu boven stond of niet
de manier waarop Nettie en Gré de dag
vóór de vakantie naar haar toe kwa
men met hooghartige gezichten en de
afgemeten vraag, of ze soms mee wilde
doen aan de bloemen voor juffrouw
Pols, maakten Ria wel duidelijk dat
haar klasgenoten zelf ook lang gedubd
hadden over de vraag of Ria, die juf
frouw Pols immers tóch niet kon uit
staan, eigenlijk wel in aanmerking
kwam.
„Als 't op die manier gaat: nee", zei
Ria. Het leek wel of de klas de adem
inhield. Marjan zei: „Sukkel." En Bep
Een grijs stenen bakje met een paar
dennetakjes en wat hulst; daartussen
heel behoedzaam nog verscholen in hun
groene blaadjes, een paar tuipeknop-
jes. Ria liep er voorzichtig mee. Haar
hart bonsde heftig ze zag erg op te
gen de ontmoeting met juffrouw Pnls.
Maar meer nog dan dat hield haar be
zig wat moeder die morgen, toen ze dï
tulpjes kocht, gevraagd had.
„Weet je nu ook waaróm je die bloe
men gaat brengen?"
„Dat heeft u toch zelf gezegd, dat ik
dat doen moest!"
„Móest?" vroeg moeder nadrukkelijk.
„Nou ja kan," zei Ria korzelig.
„Luister eens, lieverd," zei moeder,
„het gaat mij maar hierom: als je die
bloemen alleen maar naar juffrouw
Pols brengt, omdat je je eigenlijk ge
neert, dat jouw naam niet op dal kaar
tje van de hele klas stond dan is er
eigenlijk iets mis. Vind je zelf ook niet?"
Ria had willen vragen, heel dom en
heel onnozel: „Hoe bedoelt u?" maar
ze wist dat ze met zoiets bij moeder
niet hoefde aan te komen.
..Nou?" vroeg moeder.
Ria zei, met een diepe zucht: „Ja.
nou ik moet het natuurlijk ook om
juffrouw Pols zelf doen."
ik," z
EEN JEUGDVERHAAL
DOOR JEA KIERS
„Och kind, dat heb ik hele
maal niet gezegd!"
„Nee, dat moest er nog bijkomen!"
„Och, houd je mond toch!"
HET WERD zo'n malle, domme ruzie,
echt iets voor meiden van twaalf
jaar. zei Bep, toen Ria het haar
's avonds vertelde op hun kamertje.
„En nou willen ze van onze klas bloe
men geven", zei .Ria zorgelijk, „maar
nou weet ik niet wat ik doen moet. Als
ik wél mee betaal, zeggen ze natuurlijk
allemaal dat ik schijnheilig ben. en als
ik ^het niet doe zeggen ze: zie je nou
„Wacht nou maar eerst eens af, of
ze wel bij je komen om het je te vra
gen," zei Bep praktisch.
„En dan?"
,Nou, dan geef jij ook je dubbeltje of
hoeveel het is! Je wilt toch zeker geen
woord hebben!"
„Wat is dat?"
Maar dat wist Bep niet zo precies.
Ze dacht dat het iets te maken had met
„er gekleurd op staan", of zo, maar in
elk geval moest Ria er bóven staan.
zei later; „Daar krijg je gezanik mee,
geloof dat maar."
Het begon Ria zo langzamerhand knap
te vervelen maar tegelijkertijd werd
ze zich bewust van een soort schuldge
voel. Nu ja het was waar: juffrouw
Pols was met de affaire van dat schortje
een beetje kinderachtig geweest, maar
daarna was ze toch wel weer heel ge
schikt. En het was toch ook wel verba
zend sneu, dat haar vakantie naar Zwit
serland nu niet kon doorgaan.
„Kan ik tóch nog niet meedoen?"
vroeg ze later op de dag aan Marjan.
Maar die zei verlegen: „Ze hebben de
bloemen al gekocht
„Nou ja," zei Ria berustend, ,,'t Gaat
toch van de hele klas uit, dus Pols
weet niet wie er niet aan meegedaan
heeft."
„Maar d'r is een kaartje bij, met de
namen," zei Marjan.
Ria verschoot van kleur. „En mijn
naam staat er niet op," zei ze.
„Nee", zei Marjan.
„Weet je 't zeker?"
„Ja, heus mams!"
„Als je bloemen brengt aan iemand."
hield moeder vol, „dan doe je dat om
die iemand een pleziertje te doen. Niet
om je zelf in de hoogte te steken. Ik
hoop niet, dat het z
RIA HAD EEN kleur als
vuur gekregen. En nóg
voelde ze een lastige blos als
ze aan dat gesprekje terug
dacht. Want eigenlijk had
moeder zo vefschrikkelijk
gelijk. Die hele ruzie met de
klas had zij, Ria, veel belang
rijker gevonden dan het on
geluk van juffrouw Pols. Na-
tuurlijk, het was wel erg
zielig allemaal, maar had dal
ene meisje eigenlijk niet een
beetje gelijk gehad, toen ze riep: „Jij
vindt het fijn, dat ze dat ongeluk ge
kregen heeft!" Nou fijn was nu ook
het woord niet, maar ze was er toch ook
niet bar bedroefd om geweest. Het liet
haar eigenlijk koud. Was het daarom niet
een beetje een béétje gemeen
die tulpjes
„Ik hoop
gaan brengen?
het niet meer", dacht Ria.
naar niet dat ze gaat vra-
mijn naam nietWeet
je wèt", bedacht ze ineens verheugd,
„ik ga zeggen dat ik die dag niet op
school was. Dat ik griep had dat
heeft tooh iedereen tegenwoordig".
Helemaal opgelucht belde ze aan bij
het huis, waar juffrouw Pols haar ka
mers had. En toen steigerde ze van
schrik haast achteruit, want het was
mijnheer De Bie, die opendeed.
„Hallo", zei hij, ,van school soms?
Héééé," viel hij zichzélf in de rede.
„ben jij niet dat kind van dat schort?"
Dat kind van dat schort zo moet
je maar te boek staan. Ria wist niets
te zeggen en stond daar maar met haar
tulpjes.
HET MOOIE PLAN VAN BERTJE EN HENK
BERTJE en Henk hadden een plannetje. Ze von
den het zelf geweldig, maar ze wisten eigenlijk
niet of vader en moeder het wel goed zouden vin
den en daarom maakten ze er een geheimpje van.
Je moet weten dat Bert je en Henk iedere zaterdag
hun vader mochten meehelpen om zijn bestelwagen-
tje schoon te maken. Vader moest namelijk iedere
dag brood en beschuit en koekjes rondbrengen in
hun dorp en dat dorp was erg groot! Dat kwam door
dat de huizen zo ver uit elkaar stonden.
De wegen van het dorp waren niet zo erg best en
soms, als het geregend had, zat vaders bestelwa-
gentje onder de modderspatten. Je begrijpt dat het
echt wel nodig was, dat vaders wagentje schoon ge
maakt werd.
NAAST het huis van Bert je en Henk woonde
buurman. Eigenlijk vonden de jongens hem niet
zo erg aardig, maar dat kwam, zei moeder, om
dat buurman niet van kinderen hield. Buurman
bromde maar zo'n beetje als hij de jongens zag en
soms werd hij echt nijdig, als de jongens aan het
voetballen waren. „Denk er om dat je die bal niet
in m'n tuin schopt, want je krijgt hem niet terug!"
dreigde hij dan.
Buurman had ook een auto. Geen bestelautootje,
zoals vader, maar een klein wagentje, een Fiatje,
wisten de jongens. Buurman moest er ook hele dagen
op uit en soms kon je haast niet zien, dat zijn autootje
eigenlijk blauw van kleur was, zó stoffig en modde
rig was die wagen dan.
Meestal had buurman geen tijd om zijn wagen
„Kom binnen, kom binnen", zei mijn
heer De Bie. „Ik speel vandaag voor
portier. Je mag nog niet naar de ka
mer, want de dokter is er. Hang hier je
jas maar op. Wel wel, wat een aller
liefst bloemstukje. Daar zal ze blij mee
zijn. Kom je haar die brengen uit dank
baarheid?"
„Uit dankbaarheid?" riep Ria stom
verbaasd. „Waarom?"
„O pardon." zei mijnheer De Bie.
„Dat had ik natuurlijk niet mogen ver
tellen. Nou, ik kan je wel zeggen, dat
ze gloeiend kwaad op je was, die mor
gen. En als ik toen niet met haar ge
praat had en een beetje voor ie gepleit,
dan zat je nóu nog aan je dertig knoops
gaten, die je voor straf moest maken
..Nietwaarzei R>ia. „Knoopsgaten
hoeven we nooit voor strafMaar
haar gedachten tolden over elkaar. Juf
frouw Pols was dus echt boos geweest
die morgen en ze was van plan geweest
om Ria strafwerk te geven, of wie
weet. een strafbriefje voor thuis
Mijnheer De Bie had voor haar gerileit
en juffrouw Pols was gezwicht.Maar
dat was tooh eigenlijk reusachtig van
juffrouw Pols! dacht ze geestdriftig. Stel
je voor, dat je vlak voor je Kerstrap
port met een strafbriefje naar huis
gaat! Vader zou je zien aankomen, die
was in dat opzicht toch al niet gemak
kelijk.
DOKTER kwam de kamer uit.
sJ Mijnheer De Bie gebaarde naar Ria
dat ze maar naar binnen moest eaan.
Zelf bleef hij nog even met de dokter
praten.
Het ging opeens allemaal zo gewoon
en zo gemakkelijk. Ria liep op het bed
toe. waarin juffrouw Pols lag. „Ik kom
u een goed Kerstfeest wensen. En wat
bloemen brengen." zei ze, „ook van
Bep. En... ze haperde even „en
ik wou u nog wel bedanken, dat u toen
niet, dat ik toen met dat schort
„Och, malle meid", zei juffrouw Pols.
„En ik vind het heus echt vervelend
voor u," zei Ria. Ze wilde opeens alles
wel goedmaken, wat ze ooit fout of
naar gedacht mocht hebben van juf
frouw Pols. „Ik vind het erg vieiiu. van
die vakantie in Zwitserland, dat die nu
niet doorgaat. Enne..." Ze slikte.
Moest ze nu ook nog een verklaring ge
ven van het ontbreken van haar naam
op het kaartje? Moedig begon ze: „En
ik wilde heus wel meedoen, ziet u, maar
ze begrepen het niet
TUFFROUW POLS begreep het kenne
lijk ook niet zo best. Ze lag maar een
beetje te glimlachen en zei, toen mijn
heer De Bie binnenkwam: „Kijk eens,
Wiin, wat een beeldige tulpjes."
„De hulde van de Cupido", zei mijn
heer De Bie, die dus Wim bleek te he
ten en Ria vond het maar een raadsel
achtig geval. Maar juffrouw Pols scheen
het opperbest te begrijpen ze lag
stralend in de kussens en ze streelde
de groene, prille blaadjes van de tulp
jes.
„U mag ze geen water op de bol ge
ven," zei Ria deskundig, „alleen maar
het mos een beetje vochtig houden."
„Goed hoor kind", zei juffrouw Pols.
Ze zette het bakje voorzichtig naast
zich op het tafeltje. En ze zei: „Ik ben
er erg, erg blij mee, Ria. Het heeft zo'n
bijzondere betekenis voor ime, weet je
Ria dacht tevreden: zó is het vast
goed. Als ik dèt aan moeder vertel
juffrouw Pols is echt blij dat ik geko
men toer;. En ik vind het zelf ook fijn.
De bloemen van de klas kunnen me
niets meer schelen. Die zullen trouwens
tooh al wel verdord zijn. Tulpjes hou
den het veel langer uitNee, bestraf
te ze zichzelf, daaraan moet je nou niet
denken.
„Wat wordt het zo toch een heerlijk
Kerstfeest," zei juffrouw Pols met een
„Iets voor een boek", zei mijnheer
De Bie. „Alle misverstanden verdwenen,
geen boze gezichten meer over en weer
Hij gaf Ria een knipoogje. Die
dacht aan moeder en zei hardop: „Zo
hoort het ook. Anders kun je geen Ksrst-
feest vieren, zegt mijn moeder."
schoon te maken en dan reed hij weken achter el
kaar met een grijze inplaats van een blauwe wagen.
,,'t Is jammer, man, je moest hem toch eigenlijk
beter onderhouden," zei de vader van Bert je en
Henk wel eens. „Heb ik daar dan tijd voor?" zei
buurman korzelig. „Jij kan je jongens makkelijk aan
't werk zetten
SOMS ging buurman wel eens aan 't poetsen en
boenen en dan stonden Bertje en Henk op een
afstandje toe te kijken. Ze wilden hem best
helpen, maar ze waren bang, dat buurman weer
boos zou worden.
Maar op een dag in de Kerstvakantie, toen buur
man een paar boodschappen was gaan doen, zagen
Bertje en Henk hun kans schoon. Ze zouden buurman
eens fijn gaan helpen! Zonder dat moeder het merkte
haalden ze een emmertje water, deden er wat zeep
uit een fles bij, net als vader altijd deed, en toen
gingen ze aan het poetsen.
Nou, het dient gezegd, de auto werd prachtig
schoon! Hij begon gewoon te glimmen en werd echt
blauw!
„Weet je wat", zei Bertje tegen Henk, „we hebben
nog wat hulst en wat takjes van de kerstboom. We
gaan de auto van buurman versieren!" „Ja", riep
Henk, dat is leuk!"
Zo gezegd, zo gedaan. De jongens staken takjes in
de bumpers, achter de kruk van de portieren.En
toen ze bezig waren een takje hulst te steken achter
de ruitenwisser, hoorden ze de stem van buurman:
„Hééééé bengels, wat moet dat daar.
Ja, nu zijn jullie aan de beurt,
want je merkt wel, dat dit verhaal
nog niet af is. Er moet nog een
slot aan, een grappig of een blij of
een droevigdat moet je zelf
maar weten.
iiwmniaa
Jongens en meisjes van tien jaar
en ouder moeten daar hun best
maar eens op doen. Ze mogen het
vervolg van dit verhaaltje maken,
dat niet groter mag zijn dan twee
blaadjes uit een schrift (aan één
kant beschrijven Wie het mooiste
slot maakt, krijgt een prijs van
15.de tweede prijs is 12.50
en de derde is 10.Je ziet dus
dat het de moeite waard is. Stuur
je opstel vóór 10 januari aan de
redactie van onze krant.
Schrijf op de linkerbovenhoek
van de enveloppe: Opstelwedstrijd
Kerstnummer.
En wij dan? roepen nu zeker al
die jongens en meisjes beneden de
tien jaar. Stil maar, van jullie
wordt er ook heel wat verwacht.
Maken jullie nu eens een tekening
van het verhaaltje dat je zojuist
gelezen hebt. De kleintjes die nog
niet kunnen lezen horen wel van
vader of moeder waar hel om gaal.
Die tekening, die je zelf maakt, ga
je natuurlijk mooi kleuren of ver
ven. En ook die tekeningen ver
wachten we vóór 10 januari op
onze redactie. In de "linkerboven
hoek van de enveloppe moet staan:
Tekening Kerstnummer. Ook voor
jullie worden drie prijzen uitge
loofd: voor de meisjes een pop,
voor de jongens een garage en
als troostprijs een gezelschapsspel,
waar iedereen wat aan heeft
zoekt een raam
rt aan koning Saniidoor,
soft een deur met gouden s
op kleine rode belletjesschoentjes
en in een jurkje van wit fluweal.
Nat wil ze eventjes gaen zitten
aan da voorkant, of ze denkt: „Misschien
loopt ar nu juiit een haat door da moatfuin,
dan zou ik dia juist niet kunnen zien..1"
En rinkeldekinkel rent ze de gang door,
naar het raam van de deftige bibliotheek,
maar meteen draaft ze weer naar de uitkijktorai
„Alt vader nu thuiskomt, zie ik geen iteekl"
„Voor 't raam van onza zondagse eétzaal
bloeien de rozen al 'n hele tijdl
Je moet ze toch eens gaan bekijken,"
van de derde kromme bovengang,"
sprak de koningin statig, „er varer
Ach, 't prinsesje had geen tijd om te rijden,
die holde alweer door 't grote kasteel,
op haar kleine, rode belletjesschoentjos
Vandaag, op haar zeventiende verjaard
moet ze vanzelf wat kalmer zijn,
want ze draagt voor de eerste keer zi
en die doen een heel klein beotje pijn.
„Wil je wat wandelen op hit gras?"
Maar het prinsesje schudt telkens haar hoofdje,
omdat. ze nog nooit uit wandelen watl
Straks, als de kastoelklok acht heoft geslagen,
begint er een heerlijk verjaardagsfeest,
in 't park, daar stralen wel duizend lichtjes,
het is er nog nooit zó mooi geweestl
i konijntje springt vrolijk voor haa
i eekhoorntje speelt in de beukenla
te hazen komen hear eventjes gro
toningln an de koning komen
g de trap af van het kasteel.
- buiten zie 'k ólles tegelijkl"
ir wordt de verjaarstaart aangadrager