De schipbreuk NIEU-HOORN Ie! Hemden Avontuurlijke reis van Willem Y. Bontekoe ER 1» ZONDAGS BLAD brieven aan de Hieuwe Cciterlje (Courant ZATERDAG 28 SEPTEMBER 19571 TRAAG BPf ANTWOORD De klein K«tw«k Hmmioo ngelse J zelf >glng$. e meisjesvereniging Esther, sen Zee (p.a. mej. G. G. Karei Doormanlaan 14 E iou »o graag een Bijbels *n antwoordspel willen BELGISCH TRAKTAAT In de Groene Amsterdammer jaren geleden een artikel g. over het Belgisch traktaat. CORRESPONDENTIE Butch Marie Alindogan, 1023 In- itrucrion St., Sampaloc, Manilla, Philippines, wil graag met een Ne derlander, evenals hjj plm. 17 jaar oud in liet Engels corresponderen. Liefhebberijenpostzegelverzame- len en schilderijen. Et VOGELVLUCHT In vogelvlucht de volgende aan vragen: L. Slager, Tollensslr. 96, Gouda, zoekt „En het leven gaat verder" (uitg. E. B. Woerden) en „Het meestershuis van Terhorst" door H. Gordeau. Mevrouw J. M. Veldhuis—Taal, Larensestraat 15, Den Haag: „De kluizenaar", door Ebba Pauli. A. van Dalen, Steenbokstraat 76, Zwyndrccht: „De rechtvaardige", door A. Janse (uiig. 1937 of '38). H. Snikkers, Verbo. 106 a. dam-Z. De heer Bokma, Nachtegaallaan 14, Leiden: boek over Willem de Clercq, uit de Libelleserie 197, Bosch en Keuning.en verder H. R. Juch, Ch. de Bourbonlaan 33, Rotterdam, theol. stud, te Kam pen, vraagt ter overname dr. H. Bsvinck „Gereformeerde dogma tiek" 2e druk of latere, dat niet meer in de handel is. „Doleren, doleren, de kerk die gaat kapot", rend. Dat gebeurt ii uw M. Verwei Klapwijkschei WA JONGSPEL De heer J. G. Hoving, Go ver t i Vjjnkade 11, Maassluis, kent g< 'f, wel Frans, Duits of i circu- rond. vindt £6545 want :r dan er ook dc Uw bij n boek, dat S'icuwenhui- 33, Pijn- wil lezen. J Alphenlaan 103, Den Haag zoekt: „La langue usuel- lt", door P. de Geus en H. J. Schoo, uitg. Meulenhoff, Amst?r- IN de kranten stond een foto van een woelige zee. Uit het water rijst een stukje mast waaraan mensen zich vastklampen. Het onderschrift luidde: „Niet minder dan 46 uren moesten dertien schip breukelingen in het touwwerk en de mast van hun gezonken bootje hangen voordat zij konden worden gered." Een dag, nadat de foto was gepubliceerd, ging het bericht door de wereld, dat het Duitse zeilschip „Pamir" op zee was gebleven. Van de vroegste tijden af, zolang er schepen hebben gevaren, zijn er schepen vergaan. Er waren er, die nog noodseinen door de ether konden uitzenden, er zjjn er geweest, waarvan niemand ooit meer iets heeft gehoord. Die uit een haven vertrokken naar een andere haven, maar daar nooit zijn aangekomen. Een ontelbaar aantal schepen, grote en kleine, rust op dc bodem der zee. Daaronder zijn vele en vele Nederlandse. Ons land heeft zijn tol aan de zee ruimschoots betaald, zo royaal, dat de tijd de namen der schepen bijna alle heeft doen vergeten. Maar één schipbreuk is als onvergetelijk de geschie denis ingegaan en tot op de dag van vandaag, ook door het spraakgebruik, het klassieke voorbeeld van de gevaren, die het zeemansberoep aankleven, gebleven. naar Oost-Indië van de Nieu-Hoorn onder Willem Ys- brantsz. Bontekoe uit Hoorn was zo avontuurlijk en zo rampspoedig, dat nu nog de uitdrukking „Een reis van Bonte koe" wordt gebruikt om te beklemtonen, dat een onderneming de meest verrassen de tegenslagen heeft ondervonden. Bontekoe heeft aan al zijn rampspoeden in grote kring bekendheid gegeven door er in toe te stemmen, dat zijn journaal, waarin hij zeer uitvoerig zijn belevenis sen had opgetekend, werd gedrukt. En de 17de eeuw vooral moet van dat journaal hebben gesmuld. Meer dan vijftig durkken zijn er bekend. Hoe kan het ook anders! De zee had haar grote belangstelling, en het avontuur zat onze voorouders in het bloed. Reizen naar verre landen, ontmoe tingen met vreemde volken, en verhalen over een flora en een fauna, die anders was dan zij kenden, prikkelden hun fantasie. Voor vreemde dingen stonden hun oren altijd open. En van vreemde gebeurtenissen stond Bontekoe's reis journaal vol. Uit de beschrijving blijkt, dat Je Nieu-Hoorn een schip was dat er zijn mocht. Het mat 1100 ton en had een bemanning van 206 koppen. En met hen werd de ver re- reis naar Oost-Indië aanvaard. Van begin af aan waren er moei lijkheden. De eerste dagen van het jaar 1619 werd er nog een „stijve koelte" genoteerd. Maar ,,den 5. Januarij, 's nachts, kre gen wij drie worpen waters in, dat het bovenste boeve-net by- kans half vol waters was; waer door het volck begon te roepen: ,,Wy sincken, wy sincken, de boeghpoorten zijn op." Ick dat hoorende liep metter haast nae vooren in 't galjoen, ende be- \ondt dat de boegh-poorten noch toe waren; riep derhalven: „wy hebben gheen noodt." en sey: ,,knap-handigh een man nae d'urck en besiet of er geen wa ter in t ruym is", 't welck date- lijck gheschiede, doch bevonden geen water in 't ruym; stelden da erom datelij ck ordre om het water uyt te baliën met leeren emmers. Maer het volck haer kisten, door 't rumoer van 't wa ter, schobbelden en dreven heen en weer, dat men qualijck schrab konde komen orr: te ba- VAN DE Wonderlyck. DE titel van het boek was al suggestief genoeg om er met beide handen gretig naar te grijpen. Hij luidde: „Journae l ofte Gedenck- waerdige beschrijvinghe van- de Oost-Indische Reyse van Willem Ysbrantsz. Bontekoe van Hoorn. Begrijpende veel wonderlycke en gevaarlijcke saecken hem daer in weder- De reis begon op een van de laatste dagen van het jaar 1618. Bontekoe schrijft op de eerste bladzijde van het journaal: ,Jn 't Jaer ons Heer en 1618, den 28. December, ben ick Wil lem Ysbrantsz. Bontekoe van Hoorn, Tessel uytgevaren voor schipper, met het schip ghe- naemt: Nieu-Hoorn, ghemant I met 206 eters, groot omtrent I 550 lasten met een Oostenwint." !>.C. en I.T.V beginnen schoolielevisie :n ver* koopt Euro* achinc vanaf LS Van onze Londense correspondent Het was te verwachten en is nu gekomen; school televisie. BBC en Asso ciated Rediffusion, de TV- maatschappij die de com merciële uitzendingen in Londen en omgeving ver zorgen, zijn nu niet alleen in de huiskamer maar ook in het schoollokaal slaags geraakt. Vijf dagen per week verzorgt de BBC een schooluitzending van 2.05 tot 2.30 uur, de ITV van 2.45 tot 3.15 uur, zodat de onderwijzers kunnen kie zen tussen beide program ma's öf ze allebei de kin deren voorzetten. ITV (Independent Television) 1« reeds in het voorjaar met ex perimentele uitzendingen begon nen, louter om de BBC voor te kunnen zijn. Zij werden echter door niet meer dan 130 scholen gevolgd, terwijl nu niet minder dan 1000 scholen hebben toege zegd de schooluitzendingen in I hun lesrooster te zullen opne men. Dit is evenwel nog slechts 0.1 van het totale aantal scho len voor kinderen tussen 11 en 15 jaar, die er in Engeland zijn. Engeland is niet het eerste land dat schooltelevisie introdu ceert: in Amerika bestaan er reeds sinds jaren 28 televisie stations, die niets anders dan educatieve programma's uitzen den, niet slechts voor schoolkin deren maar ook voor hen die een universitaire graad willen halen. Frankrijk verzorgt sinds 1951 twee uitzendingen vooi scholen .per week, die door leer lingen van 800 scholen worden gadegeslagen. En in Canada zijn enkele plaatselijke TV-sta- tions sinds enkele maanden be zig met experimentele uitzen dingen naar scholen bevolkingscentra. PIONIERSWERK Maar al komt Engeland dan een beetje achteraan, het ver richt toch pionierswerk door een totaal nieuwe techniek. Men maakt schooltelevisie niet tot een verlengstuk van het klassi kaal onderwijs door een onder wijzer voor de camera te plaat sen en hem met behulp van krijt en schoolbord les te doen geven. Zowel BBC als ITV heb ben hun uiterste best gedaan en geen kosten gespaard om de kinderen datgene voor te zetten wat de onderwijzers niet kunnen geven: een venster op de we reld", letterlijk en figuurlijk. Wat de BBC aan deze school uitzendingen ten koste legt is nog geheim, doch Associated grote Rediffusion heeft bekendge maakt dat zij elke week 30.000 oftewel 6000 per uitzending schooltelevisie besteedt. Bei de hebben een leidraad voor onderwijzers opgesteld, omdat het de bedoeling is dat het ge- geziene klassikaal wordt toegè- licht en besproken. ONDERWERPEN Welke onderwerpen worden er door de schooltelevisie bespro ken? Ziehier het programma der BBC: Dinsdag: „Het leven in het „Gemenebest." Woensdag: „Wetenschap en Samenleving." Donderdag: „Voetlicht" be lichting van een of ander ge bied dat ,,in het nieuws" is. Vridag: „Jonge mensen aan het Werk" bestemd om ou dere kinderen te helpen bij het beDalen van hun beroepskeuze. Maandag: Herhaling van „We tenschap en Samenleving". En dit is het programma uit gezonden door Associated Re diffusion: Maandag: „Ontwikkeling en geschiedenis van het stads- Dinsdag: „Practische toepas sing der wiskunde" Woensdag: „Publieke opinie" om kinderen die binnenkort de school verlaten aan te moe digen zich een eigen mening te vormen over film, TV, dagbla den en alle middelen om de massa te bereiken. Donderdag: „Het landbouw jaar" bezoeken aan boerde rijen' om kennis te maken met Straks ook op school? problemen van landbouw en vee teelt. Vrijdag: „Modelleren en houtsnijwerk" practisch on derricht in boetseren en potten bakkerij. Zoals gezegd: elke uitzending duurt niet meer dan een half uur, doch dat wordt dan ook gevuld op een wijze, zoals dat nooit door de onderwijzer ge daan kan worden. De camera neemt de kinderen mee over heel Engeland, het Gemenebest en de wereld. Zo begint de BBC haar schooluitzendingen met een bezoek aan Vancouver, om de kinderen te laten zien dat Cana da niet langer het land van ge vechten tussen roodhuiden en blanken is, zoals zij uit India nenboeken en cowboyverhalen zouden mogen geloven. Bernard Braden, een Canadese komiek, die door zijn „gewone" televisie shows over heel Engeland be kend is, geeft op de film mon deling commentaar. En deze films over Gemenebestlanden en andere landstreken zijn niet „zomaar films", doch zij zijn speciaal voor de schooltelevisie vervaardigd door Filmteams van de BBC. Zowel BBC als Associated Rediffusion leggen er de nadruk op dat zij deze schooluitzen dingen nog volkomen als „expe rimenteel" beschouwen. Men moet door ervaring ontdekken hoe televisie het beste als on derwijsmiddel gehanteerd kan worden. liën. Waren derhalven genoot- saeckt de kisten met koevoeten in stucken te smyten; kreghen als doen ruymte om te baliën en raeckten daardoor, met Godts hulpe, het water quijt. Dreven doen sonder seylen, doch het schip slingerden soo geweldigh, dat wy genootsaeckt waren het seyl weder by te setten, om 't slingeren van 't schip wat te stutten. Leydent al West-waert over; het weer was heel onstuy- migh, met reghen, dat het scheen dat de lucht ende zee aan mal- canderen vast en de gansche zee brandende was." Scheurbuik NEE, erg fortuinlijk begon de reis niet. En het waren niet alleen de elementen, die Bonte koe parten speelden. „We kre ghen alle dagen veel sieeken," schrijft hij in zijn journaal. De ziekte is de door alle zeelieden gevreesde scheurbuik, die op treedt door het gemis van vers voedsel, door gebrek aan vita minen. De gezouten groente en het gezouten vlees, van de voorschreven Straet van Sunda" speelt de tragedie zich af. Naar ouder gewoonte gaat de botteliersmaat naar het ruim om een vat vol te pompen met bran dewijn, dat aan de bemanning zal worden uitgedeeld. Om zich bij te lichten, neemt hij een kaars mee, maar tijdens zijn werkzaamheden raakt een vat in brand „en de brandende bran dewijn liep beneden in 't schip, daer smitskoolen laghen." Direct worden pogingen in het werk ge steld de brand te blussen, maar niet alle vereiste maatregelen worden genomen. Er wordt te lang gewacht met het overboord werpen van het kruit, er is de hoop, dat men het vuur tijdig meester zal worden. Blijkt deze hcop ijdel, dan is het echter al te laat om de vierhonderd vaten kruit uit het 'schip te krijgen. Een zestig zijn er pas overboord ge zet als gebeurt wat werd ge vreesd. Bontekoe schrijft later: „Het schip sprongh aen hon- dert duysent stucken; 119 per- soonen waren wy noch in 't schip doe het sprongh. Ick stonde doen meegenomen, hadden door het dagelijks ge bruik op de gezond heidstoestand een funeste invloed, waartegen maar één medicijn hielp, nl. verse groente en vers vlees. De scheeps officieren dringen er bij Bontekoe op aan, dat hij aan land zal gaan om de zieken kans op herstel te geven. En Bontekoe geeft aan de aandrang gehoor, ook omdat hij door de scheurbuik aan mankracht gaat verliezen. De sloe pen worden uitgezet en genezing wordt gezocht op het „Eylandt de Maskarinas". „Op dit eylandt woont gheen volck. Vonden gevogelte en vis- schen, oock een afloopent water, daer groote aaien in waren. Het volck trocken haer hemden uyt en hielen die soo open in 't af loopent water en vingheuse alsoo in haer hemden; waren heel lec- ker van smaeck. Hier sagen wy oock een dingh, daer in wy alle verwondert waren, te weten: hoe dat de zee-schiltpadden 's mor gens wytier zee op strant qua- men loopen en schraepten een kuyl in t sant en leyden hare eyjeren daer in, in groot getal, wel tot hondert, ja twee hon- dert toe, en schraepten het sant dan weder over de eyjeren, welc- ke eyjeren door de son, als die op de middagh en door den dagh heet scheen, worden uytgebroet, datter jonge schiltpadden uyt- quamen. Saghen se met verwon- deringh aen, want sy waren niet grooter als dat haer schiltjes waren als groote neute-doppen. Vonden daer oock eenighe sege- waer en palmede-boomen, daer wy dranck uyt tapten, soo soet en van smaeck als soet-way. Sa gen daer oock eenighe boeken loopen, maer door haer grote wildigheydt kostender gheen be komen, als alleen eene, die soo oudt was dat zijn hoornen hem vande wormen worden opge-eten. Was onbequam om van menschen ge-eten te worden. En dewijl wy alle dagen daer dus doende wa ren, quamen die gene die wy sieck aen landt hadden geset al- temael wederom by ons, ghe- sondt en fris zijnde, uytgheno- men seven, die noch sieck ble ven leggen, die wy noch daer nae (doe wy klaer waren) met de boot wederom f scheep hael- Een en twintig dagen heeft Bontekoe op het eiland vertoefd als hij weer de zeilen hijst en koers zet naar Mauritius. Want hoewel de bemanning in die drie weken vers voedsel in grote hoe veelheden tot zich heeft kunnen nemen, voelt nog niet iedereen zich gezond. „Dit gaf de officiers oorsaecke, om uyt de naem van "t volk in de cajuyt te komen en te vragheri, of het niet geraet- saem was, dat wy noch een an der ververschplaets souden aen- doen, dewijl het volck noch niet altemael ghesont was en wy noch langh om de Suydt mosten loo pen, aleer wy inde travande winden souden komen, om alsoo onse reys nae Batavia of Bantem te vervorderen, dat het ons kon- ae ontschieten en het volck we derom invallen." Het eiland Mau ritius kan niet worden bezeild en daarom wordt geland op het ei land Sancte Maria bij Madagas car. Daar treffen zij bewoners aan met wie zij „kalveren, scha pen, rijs en melck ruylden voor bellen, lepels, geel-hechte messen en kralen." En van dat eiland wordt de reis voortgezet naar Straat Soenda. 't aengingh by de groote hals boven op 't schip en omtrent 60 persoonen stonden recht voor de groote mast, die 't water over namen; die worden al te samen wegh genomen en aan- hutspot gheslaghen, dat men niet en wist waer een stuck bleef, als oock udn aile de anderen. En ickWil lem Ysbrandtsz. Bontekoe, dot ter tijdt schipper, vloogh mede inde lucht; wiste niat beter of ick most daer mede sterven. Ick stack mijn handen en armen nae den Hemel en riep: „Daer vaer ick heen, o Heer! weest my arme sondaer genadigh!" Meende daermede mijn eynde te hebben; doch hadde evenwel in 't op- vlieghen mijn volle verstant, en bemerekte een licht in mijn her- te, dat noch met eenige vroo- lijckheydt vermenght was, soo 't scheen, en quam alsoo weder om neer in 't water, manck de stucken en borden van 't schip, dat heel aan stucken was. In 't water leggende kreegh ick sulcke nieuwe couragie gelijck of ick een nieu mensch hadde gheweest. Toe siende soo lagh de groote mast aen mijn eene zijd' en de fockx-mast aen mijn ander zijd'; ick klom op de groote mast en gingh daer op leggen en sagh het werk eens over, en seyd'; „O Godt! hoe is dit schoone schip vergaen, gelijk Sodoma en Go- van 't landt af"; wesende geheel t' ontevreden. Sy stelden my doe de tijdt van drie dagen, om. in dien wy in dien tijdt gheen landt beseylden, de jongens te eten. Voorwaar een desperaat voorne men! Badt daerover met een vyerighen ernst aen Godt, dat hy soude nederslaen en gheleyden ons binned die tijdt te lande, op dat wy „gheen grouwelen souden bedrijven voor sijn ooghen." Op 2 december 1619, dertien da gen nadat de Nieu-Hoorn ten on der was gegaan, komt land in zicht, net op tijd, want het was de laatste dag van de drie dagen, die de bemanning Bontekoe had gegeven alvorens zij de jongens zouden doden. „Hier bleeckt, dat de Heere de beste Stierman was, die ons gheleyde." Aan land een eiland gekomen, vinden zij wel veel cocosnoten, maar geen water. Van de noten eten zij er zovele, dat zij een paar uur later ziek worden „met sulcke ellendighe pijn ende snyingh in 't lijf en inde buyck, dat het scheen of wy bar sten mosten". Maar de volgende dag zijn ze geheel hersteld. Ze berekenen, dat het eiland, waarop ze geen bewoners aantreffen, een 14 a 15 mijl van Sumatra ligt. Met zoveel mogelijk cocosnoten aan boord verlaten ze het eiland om de oversteek te maken naar Sumatra, dat ze spoedig zien liggen. En op Sumatra gaan ze, na een moeilijke landing, aan wal. De bevolking, die ze daar aantreffen, is hun vijan dig gezind. Dat blijkt vooral, als ze inkopen gaan doen. Boritekoe koopt een buffel, die echter zo wild is, dat ze hem niet konden over meesteren. Ten langen leste be sluit hij naar de boot terug te ke ren en de volgende dag terug te komen om de buffel te halen. in strijd tegen de smokkel Zing< en Drijvende op de grote mast redt Bontekooe een lid van zijn be manning en samen speuren zij de zee af naar de sloepen, waarmee voor het ongeluk gebeurde, een deel van dè bemanning een goed heenkomen had gezocht. Bontekoe is gewond. „Mijn rugh was heel beschadicht, hadde oock twee ga len in 't hooft." De dag loopt ten einde. „De Son," zo staat er in het journaal, „was aen 't water om onder te gaen." Moedeloos heid maakt zich van beide schip breukelingen meester. Maar, „wij baden Godt seer ernstelijck aen om een goede uytkomste; het wel- cke wy kregen: want als wy we der opsagen, so was de schuyt met de boot dicht by ons, om het welcke wy seer verblijt waren." Land Brand TNTUSSEN is de Nieu-Hoorn al bijna een jaar onderweg. Het loopt tegen november van het jaar 1619 als Straat Soenda in zicht komt. En op de 19de van die ma*nd „sijnde de hooghte DE ONTBERINGEN, die de schip breukelingen moeten doorstaan zijn groot. Zij, gaan bij elkander in één sloep, 72 man, en zij „sa ghen malcanderen met bedroefde ooghen aen, hebbende noch eten noch drincken. Daer en was gheen meer broodt, noch de mieuwen quamen niet meer. en het wilde niet regenen." Bontekoe moet ai le overredingskracht aanwenden om de moed er in te houden. De dorst kwelt, en de honger drijft ze tot het uiterste. Ze kauwen op hun geweerkogels en ze drinken het zeewater. „De benauwtheydt wierde hoe langer hoe swaerder en grooter, en het volck begon soo wanhoopigh, mistroostigh en wreedt op malcanderen te sien, dat het leeck datse malcander bijkans souden aenghetast hebben om te eten." Een ogenblik schijnt het of er toch mensenlevens gaan vallen. En de jongens zullen het eerste slachtoffer zijn. ,Jck bad voor de jonghens en seyde: „Mannen, laet ons dat niet doen. Godt sal wel een üytkomst geven, want wy konnen niet ver van landt zijn, uytwijsende ons daghelijcx afpassen en schieten". Sy gaven voor antwoordt: „Dat hebt ghy al langh geseyt en wy krijgen geen landt; jae, seylen mogelijck EEN PRAUW, geroeid door twee inboorlingen, zal hem naar de boot brengen. Maar op weg daar heen vallen de inboorlingen hem lastig. Zij eisen geld. „Daer sat ick als een schaep tusschen twee wolven, met duysent vreesen. Godt weet hoe ick te moede was. Voeren alsoo voor stroom af (want daer gingh harde stroom). Omtrent ter halverweegh (aende boot) zijnde, begonnen sy te tie ren en te parlementen: 't scheen aen alle teyekenen dat sy my om den hals wilden brenghen. Ick dit siende was soo benauwt, dat my het herte in 't lijf trilde en beef- keerde mij der halven tot Godt en badt hem om ghenade, en dat hy my verstant wilde gheven, wat my best in die ghele- ghentheydt stondt te doen." En het scheen of mij inwendigh geseydt worde, dat ick singen soude, 't welck ick dede, hoewel ick in sulcken be nauwtheydt was; en songh dat het door de boomen en bosschaedjes klonck, want de beyde zijden met hooge boomen be wassen. En als sy sagen en hoorden dat ick soo begon te singen, be gonnen sy te lachen en gaepten dat men haer inde keel sien kon, soo dat het leeck dat sy meenden dat ick gheen swarigheydt van haer maeckte; doch ick was heel anders in mijn herte gestelt als ick vertrouw dat sy meenden." Met nog maar 56 man bereikt Bontekoe tenslotte Batavia. Daar wordt hij ontvangen door Jan Pietersz. Coen, die hem zijn we derwaardigheden laat vertellen. „Wat helpt het: dat is een groot ongheluck," zegt Coen. Ten laetsten seyde hy: „Jon- ghen, brenght my de gouden kop". Hy liet daer Spaensche wijn in schencken en seyde: „Ge- luck schipper, ick brengh u eens.' Ghy meught dencken dat u lee- ven verlooren is gheweest, en dat het u van Godt almachtigh weder is gheschonckenblijft hier en eet aen mijn tafel, want ick ben van meningh te nacht te vertrecken nae Bantem, nae de schepen, om eengihe ordre te stellen. Blijft hier soo langh tot dat ick u ontbiede, ofdat ick hier weder koom". Voor de oorlog beschikte de Nederlandse douane over twee of drie honden per sectie. De Duitsers vorderden echter het kostbare materiaal en het her stel heeft lang geduurd, want het africhten van een goede douanehond neemt jaren in be slag. Dat africhten ia een per soonlijke liefhebberij van menig grensbewaker. Heeft hij een hond opgeleid, dan kan hij hem ter keuring aanbieden. Slagen hij en zijn hond, dan ontvangt hij van zijn dienst een jaarlijkse tegemoetkoming. De douane-diensthonden-stand is nu weer zodanig opgevoerd, dat onlangs te Eindhoven de eer ste wedstrijd voor man-hond combinaties kon toorden ge houden. Onder leiding van mr. j. e. Th. c. baron Speyart van Woer den, officier van justitie van Arnhem, werden daar combina ties gekeurd uit het gehele land. Er waren 1 grenskommiezen met hun honden opgekomen van overal, van Höngen, Emmer- compascum en Glanerbrug, tot uit Haaksbergen, Ossendreóht en Heerlen toe. Wat nu zo zal men zich af vragen kan een politiehond uit richten tegen de „moderne" smok kelarij, tegen een pantserwagen, die met 100 km/u en meer langs een der talloze binnenwegen over de grenzen jaagt, met chauffeurs aan het stuur, die bang zijn voor niets en niemand en die meerijders Willem Ysbrantz Bontekoe Ternate. En ook met dit nieuwe schip beleeft hij avontu ren. Op zijn belevenissen zijn ve le gedichten gemaakt. De Hoorn- se geneesheer Jacob Fransz. Sleu tel vertolkte wel de gevoelens van allen, die van de „wonderlycke reyse" kennis hadden genomen, toen hij schreef: Hoe sonderlingh de Heer de menschen kan bewaren In 't uyterste gevaer des levens overal, Blijckt middagh-klaer aan 't geen dat Bontekoe weervaren En arvdren is, soo u dit boeck vertoonen sal. Komt hier die wonder vreemd.histoorjen soeckt te lesen; Leest dit Journaal, 't magh wel geplaetst bij d'and're wesen. naast zich hebben, gewapend met revolvers, stenguns en zelfs hand granaten? Zolang zo'n pantserwagen rijdt, kan een douanenond niet veel meer doen, dan waarschuwers langs de weg buiten gevecht stellen, of het spoor ontdekken naar de kleine hutten in bos of heide, waar de smokkelaars bijeenkomen om hun waren „om te pakken". Maar smokkelauto's worden vaak tot stilstand gebracht. Douaniers schieten de banden of de motor stuk. Zij werpen barrières op of graven valkuilen. Zij maken van de wegen war» egelstellingen met spijkerplanken of stalen spinne- koppen. Of zij achtervolgen de smokkelaars met hun eigen auto's en weten hen klem te rijden. Dan spelen zich woeste taferelen af in de eenzame bossen en heiden langs de Brabants-Limburgse grenzen. Vuurwapens knallen, wagens kantelen of smakken te gen bomen, ladingen van 500 tot 1.000 kg kostelijke boter spatten in het rond. chauffeurs en meerij ders trachten zich uit de voeten te maken. Dat ls het ogenblik, dat de dou ane-hond zich in zijn element voelt. Op een kort bevel van zijn baas schiet hij als een bliksemschicht uit de douane-auto of uit de ver dekte stelling, en dan is het de smokkelaar, die eenmaal zand ruiter geworden een wisse prooi is voor de muil van „Bart", „Br es ton", „Alex". Die heeft nog nooit een prooi los gelaten, of er nu met messen naar hem gestoken wordt, of revolvers op hem afgevuurd. De douane-diensthonden-stand bestaat nu weer uit enkele tiental len prima afgerichte viervoeters, die met hun „volgen, klimspron- gen, speuren, stellen, schijnstel- len, bewaken of transporteren van een persoon", zoals dat in de hon- densportvaktaal heet, de Centrale Velddienst de vliegende briga de van onze grensbewaking heel wat werk uit de handen zullen ne men. En daarmee hebben de smok kelaar# er een aantal onverzoen lijke bestrijders bij gekregen! Smokkelen is aan de grenzen nog steeds een voordelige bezig heid. Op één kilo Hollandse room boter valt in Brussel nog steeds 3 tot 4 gulden te verdienen. Er be staan dan ook in de zuidelijke provincies goed georganiseerde smokkel-complotten. die zich be roemen op een jaarlijkse „export" van twee miljoen kilo. Smokkela rij te voet met pungels op de rug langs sluikpaadjes door bos en heide komt niet veel meer voor. De smokkelhandel is „Ame rikaans" georganiseerd, met snelle gepantserde auto's, een wijd-vertakt spionnagenet, inko per en verkopers, en zelfs met mo bilofoons, die trachten de seinen der douanezenders op te vangen en te ontcijferen. Het is een mil joenenaffaire geworden! Niettegenstaande ons land een over-produktie heeft van boter, be staan er grote bezwaren tegen de ze sluik-export. Zij doorkruist niet alleen handelsovereenkomsten met bevriende buurlanden, maar zij brengt ook de goede naam van on ze Hollandse roomboter in gevaar, smokkelaars springen uiteraard op hun woeste tochten niet al te voorzichtig en hygiénisch om met hun waren. Op de onmogelijkste plaatsen wordt de boter ontdaan van de originele verpakking en „omgepakt". De smokkelaars be driegen hun afnemers graag met snclbedcrvende koelhuisbotcr. En die afnemers zelf schrikken er niet voor terug de koopwaar op al lerlei manieren te vervalsen. Daarom bestrijdt de douane de smokkelarij. In een grimmig spel dat vaak meer weg heeft van een guerrilla. Een spel met regels, waarin de douanehond nu weer zijn stem laat horen. Vaklieden onder de smokkelaars kennen dit spel. Deze desperado's wagen zich nog wel eens aan duels op de vuist of het wapen met de doua niers, maar nimmer met een po litiehond. Hebben zij eenmaal het blaffen van de meute vernomen, dan staan zij roerloos stiL Dat ls de enige manier om zich zo'n hond van het lijf te houden. Eenmaal op jacht, worden „Boy" of „Iron** die anders geen kind kwaad zullen doen waarlijk» duivels, sneller dan Zatopek, leniger dea katten en zo wreed als tijgers:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1957 | | pagina 15