De schipbreuk
NIEU-HOORN
Ie!
Hemden
Avontuurlijke reis van
Willem Y. Bontekoe
ER 1»
ZONDAGS
BLAD
brieven aan de
Hieuwe Cciterlje (Courant
ZATERDAG 28 SEPTEMBER 19571
TRAAG BPf ANTWOORD
De klein
K«tw«k
Hmmioo
ngelse
J zelf
>glng$.
e meisjesvereniging Esther,
sen Zee (p.a. mej. G. G.
Karei Doormanlaan 14 E
iou »o graag een Bijbels
*n antwoordspel willen
BELGISCH TRAKTAAT
In de Groene Amsterdammer
jaren geleden een artikel g.
over het Belgisch traktaat.
CORRESPONDENTIE
Butch Marie Alindogan, 1023 In-
itrucrion St., Sampaloc, Manilla,
Philippines, wil graag met een Ne
derlander, evenals hjj plm. 17 jaar
oud in liet Engels corresponderen.
Liefhebberijenpostzegelverzame-
len en schilderijen.
Et VOGELVLUCHT
In vogelvlucht de volgende aan
vragen: L. Slager, Tollensslr. 96,
Gouda, zoekt „En het leven gaat
verder" (uitg. E. B. Woerden) en
„Het meestershuis van Terhorst"
door H. Gordeau. Mevrouw J.
M. Veldhuis—Taal, Larensestraat
15, Den Haag: „De kluizenaar",
door Ebba Pauli. A. van Dalen,
Steenbokstraat 76, Zwyndrccht:
„De rechtvaardige", door A. Janse
(uiig. 1937 of '38). H. Snikkers,
Verbo.
106 a.
dam-Z.
De heer Bokma, Nachtegaallaan
14, Leiden: boek over Willem de
Clercq, uit de Libelleserie 197,
Bosch en Keuning.en verder H.
R. Juch, Ch. de Bourbonlaan 33,
Rotterdam, theol. stud, te Kam
pen, vraagt ter overname dr. H.
Bsvinck „Gereformeerde dogma
tiek" 2e druk of latere, dat niet
meer in de handel is. „Doleren,
doleren, de kerk die gaat kapot",
rend. Dat gebeurt ii
uw M. Verwei
Klapwijkschei
WA JONGSPEL
De heer J. G. Hoving, Go ver t i
Vjjnkade 11, Maassluis, kent g<
'f, wel Frans, Duits of i
circu-
rond.
vindt
£6545
want
:r dan
er ook
dc
Uw
bij
n boek, dat
S'icuwenhui-
33, Pijn-
wil lezen. J
Alphenlaan 103,
Den Haag zoekt: „La langue usuel-
lt", door P. de Geus en H. J.
Schoo, uitg. Meulenhoff, Amst?r-
IN de kranten stond een foto van een woelige zee.
Uit het water rijst een stukje mast waaraan
mensen zich vastklampen. Het onderschrift luidde:
„Niet minder dan 46 uren moesten dertien schip
breukelingen in het touwwerk en de mast van hun
gezonken bootje hangen voordat zij konden worden
gered." Een dag, nadat de foto was gepubliceerd, ging
het bericht door de wereld, dat het Duitse zeilschip
„Pamir" op zee was gebleven. Van de vroegste tijden
af, zolang er schepen hebben gevaren, zijn er schepen
vergaan. Er waren er, die nog noodseinen door de
ether konden uitzenden, er zjjn er geweest, waarvan
niemand ooit meer iets heeft gehoord. Die uit een
haven vertrokken naar een andere haven, maar daar
nooit zijn aangekomen. Een ontelbaar aantal schepen,
grote en kleine, rust op dc bodem der zee. Daaronder
zijn vele en vele Nederlandse. Ons land heeft zijn tol
aan de zee ruimschoots betaald, zo royaal, dat de tijd
de namen der schepen bijna alle heeft doen vergeten.
Maar één schipbreuk is als onvergetelijk de geschie
denis ingegaan en tot op de dag van vandaag, ook
door het spraakgebruik, het klassieke voorbeeld van
de gevaren, die het zeemansberoep aankleven,
gebleven.
naar Oost-Indië
van de Nieu-Hoorn
onder Willem Ys-
brantsz. Bontekoe
uit Hoorn was zo
avontuurlijk en zo
rampspoedig, dat nu
nog de uitdrukking
„Een reis van Bonte
koe" wordt gebruikt
om te beklemtonen,
dat een onderneming
de meest verrassen
de tegenslagen heeft
ondervonden. Bontekoe heeft aan al zijn rampspoeden in
grote kring bekendheid gegeven door er in toe te stemmen,
dat zijn journaal, waarin hij zeer uitvoerig zijn belevenis
sen had opgetekend, werd gedrukt. En de 17de eeuw vooral
moet van dat journaal hebben gesmuld. Meer dan vijftig
durkken zijn er bekend. Hoe kan het ook anders! De zee
had haar grote belangstelling, en het avontuur zat onze
voorouders in het bloed. Reizen naar verre landen, ontmoe
tingen met vreemde volken, en verhalen over een flora en
een fauna, die anders was dan zij kenden, prikkelden hun
fantasie. Voor vreemde dingen stonden hun oren altijd open.
En van vreemde gebeurtenissen stond Bontekoe's reis
journaal vol.
Uit de beschrijving blijkt, dat
Je Nieu-Hoorn een schip was dat
er zijn mocht. Het mat 1100 ton
en had een bemanning van 206
koppen. En met hen werd de ver
re- reis naar Oost-Indië aanvaard.
Van begin af aan waren er moei
lijkheden. De eerste dagen van
het jaar 1619 werd er nog een
„stijve koelte" genoteerd. Maar
,,den 5. Januarij, 's nachts, kre
gen wij drie worpen waters in,
dat het bovenste boeve-net by-
kans half vol waters was; waer
door het volck begon te roepen:
,,Wy sincken, wy sincken, de
boeghpoorten zijn op." Ick dat
hoorende liep metter haast nae
vooren in 't galjoen, ende be-
\ondt dat de boegh-poorten noch
toe waren; riep derhalven: „wy
hebben gheen noodt." en sey:
,,knap-handigh een man nae
d'urck en besiet of er geen wa
ter in t ruym is", 't welck date-
lijck gheschiede, doch bevonden
geen water in 't ruym; stelden
da erom datelij ck ordre om het
water uyt te baliën met leeren
emmers. Maer het volck haer
kisten, door 't rumoer van 't wa
ter, schobbelden en dreven heen
en weer, dat men qualijck
schrab konde komen orr: te ba-
VAN DE
Wonderlyck.
DE titel van het boek was al
suggestief genoeg om er
met beide handen gretig naar
te grijpen. Hij luidde:
„Journae l ofte Gedenck-
waerdige beschrijvinghe van-
de Oost-Indische Reyse van
Willem Ysbrantsz. Bontekoe
van Hoorn. Begrijpende veel
wonderlycke en gevaarlijcke
saecken hem daer in weder-
De reis begon op een van de
laatste dagen van het jaar 1618.
Bontekoe schrijft op de eerste
bladzijde van het journaal:
,Jn 't Jaer ons Heer en 1618,
den 28. December, ben ick Wil
lem Ysbrantsz. Bontekoe van
Hoorn, Tessel uytgevaren voor
schipper, met het schip ghe-
naemt: Nieu-Hoorn, ghemant
I met 206 eters, groot omtrent
I 550 lasten met een Oostenwint."
!>.C. en I.T.V beginnen schoolielevisie
:n ver*
koopt
Euro*
achinc
vanaf
LS
Van onze Londense
correspondent
Het was te verwachten
en is nu gekomen; school
televisie. BBC en Asso
ciated Rediffusion, de TV-
maatschappij die de com
merciële uitzendingen in
Londen en omgeving ver
zorgen, zijn nu niet alleen
in de huiskamer maar ook
in het schoollokaal slaags
geraakt. Vijf dagen per
week verzorgt de BBC een
schooluitzending van 2.05
tot 2.30 uur, de ITV van
2.45 tot 3.15 uur, zodat de
onderwijzers kunnen kie
zen tussen beide program
ma's öf ze allebei de kin
deren voorzetten.
ITV (Independent Television)
1« reeds in het voorjaar met ex
perimentele uitzendingen begon
nen, louter om de BBC voor te
kunnen zijn. Zij werden echter
door niet meer dan 130 scholen
gevolgd, terwijl nu niet minder
dan 1000 scholen hebben toege
zegd de schooluitzendingen in I
hun lesrooster te zullen opne
men. Dit is evenwel nog slechts
0.1 van het totale aantal scho
len voor kinderen tussen 11 en
15 jaar, die er in Engeland zijn.
Engeland is niet het eerste
land dat schooltelevisie introdu
ceert: in Amerika bestaan er
reeds sinds jaren 28 televisie
stations, die niets anders dan
educatieve programma's uitzen
den, niet slechts voor schoolkin
deren maar ook voor hen die
een universitaire graad willen
halen. Frankrijk verzorgt sinds
1951 twee uitzendingen vooi
scholen .per week, die door leer
lingen van 800 scholen worden
gadegeslagen. En in Canada
zijn enkele plaatselijke TV-sta-
tions sinds enkele maanden be
zig met experimentele uitzen
dingen naar scholen
bevolkingscentra.
PIONIERSWERK
Maar al komt Engeland dan
een beetje achteraan, het ver
richt toch pionierswerk door een
totaal nieuwe techniek. Men
maakt schooltelevisie niet tot
een verlengstuk van het klassi
kaal onderwijs door een onder
wijzer voor de camera te plaat
sen en hem met behulp van
krijt en schoolbord les te doen
geven. Zowel BBC als ITV heb
ben hun uiterste best gedaan en
geen kosten gespaard om de
kinderen datgene voor te zetten
wat de onderwijzers niet kunnen
geven: een venster op de we
reld", letterlijk en figuurlijk.
Wat de BBC aan deze school
uitzendingen ten koste legt is
nog geheim, doch Associated
grote
Rediffusion heeft bekendge
maakt dat zij elke week 30.000
oftewel 6000 per uitzending
schooltelevisie besteedt. Bei
de hebben een leidraad voor
onderwijzers opgesteld, omdat
het de bedoeling is dat het ge-
geziene klassikaal wordt toegè-
licht en besproken.
ONDERWERPEN
Welke onderwerpen worden er
door de schooltelevisie bespro
ken? Ziehier het programma
der BBC:
Dinsdag: „Het leven in het
„Gemenebest."
Woensdag: „Wetenschap en
Samenleving."
Donderdag: „Voetlicht" be
lichting van een of ander ge
bied dat ,,in het nieuws" is.
Vridag: „Jonge mensen aan
het Werk" bestemd om ou
dere kinderen te helpen bij het
beDalen van hun beroepskeuze.
Maandag: Herhaling van „We
tenschap en Samenleving".
En dit is het programma uit
gezonden door Associated Re
diffusion:
Maandag: „Ontwikkeling en
geschiedenis van het stads-
Dinsdag: „Practische toepas
sing der wiskunde"
Woensdag: „Publieke opinie"
om kinderen die binnenkort
de school verlaten aan te moe
digen zich een eigen mening te
vormen over film, TV, dagbla
den en alle middelen om de
massa te bereiken.
Donderdag: „Het landbouw
jaar" bezoeken aan boerde
rijen' om kennis te maken met
Straks ook op school?
problemen van landbouw en vee
teelt.
Vrijdag: „Modelleren en
houtsnijwerk" practisch on
derricht in boetseren en potten
bakkerij.
Zoals gezegd: elke uitzending
duurt niet meer dan een half
uur, doch dat wordt dan ook
gevuld op een wijze, zoals dat
nooit door de onderwijzer ge
daan kan worden. De camera
neemt de kinderen mee over
heel Engeland, het Gemenebest
en de wereld. Zo begint de BBC
haar schooluitzendingen met een
bezoek aan Vancouver, om de
kinderen te laten zien dat Cana
da niet langer het land van ge
vechten tussen roodhuiden en
blanken is, zoals zij uit India
nenboeken en cowboyverhalen
zouden mogen geloven. Bernard
Braden, een Canadese komiek,
die door zijn „gewone" televisie
shows over heel Engeland be
kend is, geeft op de film mon
deling commentaar. En deze
films over Gemenebestlanden
en andere landstreken zijn niet
„zomaar films", doch zij zijn
speciaal voor de schooltelevisie
vervaardigd door Filmteams
van de BBC.
Zowel BBC als Associated
Rediffusion leggen er de nadruk
op dat zij deze schooluitzen
dingen nog volkomen als „expe
rimenteel" beschouwen. Men
moet door ervaring ontdekken
hoe televisie het beste als on
derwijsmiddel gehanteerd kan
worden.
liën. Waren derhalven genoot-
saeckt de kisten met koevoeten
in stucken te smyten; kreghen
als doen ruymte om te baliën en
raeckten daardoor, met Godts
hulpe, het water quijt. Dreven
doen sonder seylen, doch het
schip slingerden soo geweldigh,
dat wy genootsaeckt waren het
seyl weder by te setten, om 't
slingeren van 't schip wat te
stutten. Leydent al West-waert
over; het weer was heel onstuy-
migh, met reghen, dat het scheen
dat de lucht ende zee aan mal-
canderen vast en de gansche zee
brandende was."
Scheurbuik
NEE, erg fortuinlijk begon de
reis niet. En het waren niet
alleen de elementen, die Bonte
koe parten speelden. „We kre
ghen alle dagen veel sieeken,"
schrijft hij in zijn journaal. De
ziekte is de door alle zeelieden
gevreesde scheurbuik, die op
treedt door het gemis van vers
voedsel, door gebrek aan vita
minen. De gezouten groente en
het gezouten vlees,
van de voorschreven
Straet van Sunda"
speelt de tragedie
zich af. Naar ouder
gewoonte gaat de
botteliersmaat naar
het ruim om een
vat vol te pompen met bran
dewijn, dat aan de bemanning
zal worden uitgedeeld. Om zich
bij te lichten, neemt hij een
kaars mee, maar tijdens zijn
werkzaamheden raakt een vat
in brand „en de brandende bran
dewijn liep beneden in 't schip,
daer smitskoolen laghen." Direct
worden pogingen in het werk ge
steld de brand te blussen, maar
niet alle vereiste maatregelen
worden genomen. Er wordt te
lang gewacht met het overboord
werpen van het kruit, er is de
hoop, dat men het vuur tijdig
meester zal worden. Blijkt deze
hcop ijdel, dan is het echter al
te laat om de vierhonderd vaten
kruit uit het 'schip te krijgen. Een
zestig zijn er pas overboord ge
zet als gebeurt wat werd ge
vreesd. Bontekoe schrijft later:
„Het schip sprongh aen hon-
dert duysent stucken; 119 per-
soonen waren wy noch in 't schip
doe het sprongh. Ick stonde doen
meegenomen, hadden
door het dagelijks ge
bruik op de gezond
heidstoestand een
funeste invloed,
waartegen maar één
medicijn hielp, nl.
verse groente en vers
vlees. De scheeps
officieren dringen er
bij Bontekoe op aan, dat hij aan
land zal gaan om de zieken kans
op herstel te geven. En Bontekoe
geeft aan de aandrang gehoor, ook
omdat hij door de scheurbuik aan
mankracht gaat verliezen. De sloe
pen worden uitgezet en genezing
wordt gezocht op het „Eylandt de
Maskarinas".
„Op dit eylandt woont gheen
volck. Vonden gevogelte en vis-
schen, oock een afloopent water,
daer groote aaien in waren. Het
volck trocken haer hemden uyt
en hielen die soo open in 't af
loopent water en vingheuse alsoo
in haer hemden; waren heel lec-
ker van smaeck. Hier sagen wy
oock een dingh, daer in wy alle
verwondert waren, te weten: hoe
dat de zee-schiltpadden 's mor
gens wytier zee op strant qua-
men loopen en schraepten een
kuyl in t sant en leyden hare
eyjeren daer in, in groot getal,
wel tot hondert, ja twee hon-
dert toe, en schraepten het sant
dan weder over de eyjeren, welc-
ke eyjeren door de son, als die
op de middagh en door den dagh
heet scheen, worden uytgebroet,
datter jonge schiltpadden uyt-
quamen. Saghen se met verwon-
deringh aen, want sy waren niet
grooter als dat haer schiltjes
waren als groote neute-doppen.
Vonden daer oock eenighe sege-
waer en palmede-boomen, daer
wy dranck uyt tapten, soo soet
en van smaeck als soet-way. Sa
gen daer oock eenighe boeken
loopen, maer door haer grote
wildigheydt kostender gheen be
komen, als alleen eene, die soo
oudt was dat zijn hoornen hem
vande wormen worden opge-eten.
Was onbequam om van menschen
ge-eten te worden. En dewijl wy
alle dagen daer dus doende wa
ren, quamen die gene die wy
sieck aen landt hadden geset al-
temael wederom by ons, ghe-
sondt en fris zijnde, uytgheno-
men seven, die noch sieck ble
ven leggen, die wy noch daer
nae (doe wy klaer waren) met
de boot wederom f scheep hael-
Een en twintig dagen heeft
Bontekoe op het eiland vertoefd
als hij weer de zeilen hijst en
koers zet naar Mauritius. Want
hoewel de bemanning in die drie
weken vers voedsel in grote hoe
veelheden tot zich heeft kunnen
nemen, voelt nog niet iedereen
zich gezond. „Dit gaf de officiers
oorsaecke, om uyt de naem van
"t volk in de cajuyt te komen en
te vragheri, of het niet geraet-
saem was, dat wy noch een an
der ververschplaets souden aen-
doen, dewijl het volck noch niet
altemael ghesont was en wy noch
langh om de Suydt mosten loo
pen, aleer wy inde travande
winden souden komen, om alsoo
onse reys nae Batavia of Bantem
te vervorderen, dat het ons kon-
ae ontschieten en het volck we
derom invallen." Het eiland Mau
ritius kan niet worden bezeild en
daarom wordt geland op het ei
land Sancte Maria bij Madagas
car. Daar treffen zij bewoners
aan met wie zij „kalveren, scha
pen, rijs en melck ruylden voor
bellen, lepels, geel-hechte messen
en kralen." En van dat eiland
wordt de reis voortgezet naar
Straat Soenda.
't aengingh by de groote hals
boven op 't schip en omtrent 60
persoonen stonden recht voor de
groote mast, die 't water over
namen; die worden al te samen
wegh genomen en aan- hutspot
gheslaghen, dat men niet en wist
waer een stuck bleef, als oock
udn aile de anderen. En ickWil
lem Ysbrandtsz. Bontekoe, dot
ter tijdt schipper, vloogh mede
inde lucht; wiste niat beter of ick
most daer mede sterven. Ick
stack mijn handen en armen nae
den Hemel en riep: „Daer vaer
ick heen, o Heer! weest my arme
sondaer genadigh!" Meende
daermede mijn eynde te hebben;
doch hadde evenwel in 't op-
vlieghen mijn volle verstant, en
bemerekte een licht in mijn her-
te, dat noch met eenige vroo-
lijckheydt vermenght was, soo
't scheen, en quam alsoo weder
om neer in 't water, manck de
stucken en borden van 't schip,
dat heel aan stucken was. In 't
water leggende kreegh ick sulcke
nieuwe couragie gelijck of ick
een nieu mensch hadde gheweest.
Toe siende soo lagh de groote
mast aen mijn eene zijd' en de
fockx-mast aen mijn ander zijd';
ick klom op de groote mast en
gingh daer op leggen en sagh
het werk eens over, en seyd';
„O Godt! hoe is dit schoone schip
vergaen, gelijk Sodoma en Go-
van 't landt af"; wesende geheel
t' ontevreden. Sy stelden my doe
de tijdt van drie dagen, om. in
dien wy in dien tijdt gheen landt
beseylden, de jongens te eten.
Voorwaar een desperaat voorne
men! Badt daerover met een
vyerighen ernst aen Godt, dat hy
soude nederslaen en gheleyden
ons binned die tijdt te lande, op
dat wy „gheen grouwelen souden
bedrijven voor sijn ooghen."
Op 2 december 1619, dertien da
gen nadat de Nieu-Hoorn ten on
der was gegaan, komt land in
zicht, net op tijd, want het was
de laatste dag van de drie dagen,
die de bemanning Bontekoe had
gegeven alvorens zij de jongens
zouden doden. „Hier bleeckt, dat
de Heere de beste Stierman was,
die ons gheleyde." Aan land
een eiland gekomen, vinden zij
wel veel cocosnoten, maar geen
water. Van de noten eten zij er
zovele, dat zij een
paar uur later ziek
worden „met sulcke
ellendighe pijn ende
snyingh in 't lijf en
inde buyck, dat het
scheen of wy bar
sten mosten". Maar
de volgende dag zijn
ze geheel hersteld.
Ze berekenen, dat
het eiland, waarop
ze geen bewoners aantreffen, een
14 a 15 mijl van Sumatra ligt. Met
zoveel mogelijk cocosnoten aan
boord verlaten ze het eiland om de
oversteek te maken naar Sumatra,
dat ze spoedig zien liggen. En op
Sumatra gaan ze, na een moeilijke
landing, aan wal. De bevolking, die
ze daar aantreffen, is hun vijan
dig gezind. Dat blijkt vooral, als
ze inkopen gaan doen. Boritekoe
koopt een buffel, die echter zo wild
is, dat ze hem niet konden over
meesteren. Ten langen leste be
sluit hij naar de boot terug te ke
ren en de volgende dag terug te
komen om de buffel te halen.
in strijd tegen de smokkel
Zing<
en
Drijvende op de grote mast
redt Bontekooe een lid van zijn be
manning en samen speuren zij de
zee af naar de sloepen, waarmee
voor het ongeluk gebeurde, een
deel van dè bemanning een goed
heenkomen had gezocht. Bontekoe
is gewond. „Mijn rugh was heel
beschadicht, hadde oock twee ga
len in 't hooft." De dag loopt ten
einde. „De Son," zo staat er in
het journaal, „was aen 't water
om onder te gaen." Moedeloos
heid maakt zich van beide schip
breukelingen meester. Maar, „wij
baden Godt seer ernstelijck aen
om een goede uytkomste; het wel-
cke wy kregen: want als wy we
der opsagen, so was de schuyt
met de boot dicht by ons, om het
welcke wy seer verblijt waren."
Land
Brand
TNTUSSEN is de Nieu-Hoorn al
bijna een jaar onderweg. Het
loopt tegen november van het
jaar 1619 als Straat Soenda in
zicht komt. En op de 19de van
die ma*nd „sijnde de hooghte
DE ONTBERINGEN, die de schip
breukelingen moeten doorstaan
zijn groot. Zij, gaan bij elkander
in één sloep, 72 man, en zij „sa
ghen malcanderen met bedroefde
ooghen aen, hebbende noch eten
noch drincken. Daer en was gheen
meer broodt, noch de mieuwen
quamen niet meer. en het wilde
niet regenen." Bontekoe moet ai
le overredingskracht aanwenden
om de moed er in te houden. De
dorst kwelt, en de honger drijft
ze tot het uiterste. Ze kauwen op
hun geweerkogels en ze drinken
het zeewater. „De benauwtheydt
wierde hoe langer hoe swaerder
en grooter, en het volck begon
soo wanhoopigh, mistroostigh en
wreedt op malcanderen te sien,
dat het leeck datse malcander
bijkans souden aenghetast hebben
om te eten."
Een ogenblik schijnt het of er
toch mensenlevens gaan vallen.
En de jongens zullen het eerste
slachtoffer zijn. ,Jck bad voor
de jonghens en seyde: „Mannen,
laet ons dat niet doen. Godt sal
wel een üytkomst geven, want
wy konnen niet ver van landt
zijn, uytwijsende ons daghelijcx
afpassen en schieten". Sy gaven
voor antwoordt: „Dat hebt ghy
al langh geseyt en wy krijgen
geen landt; jae, seylen mogelijck
EEN PRAUW, geroeid door twee
inboorlingen, zal hem naar de
boot brengen. Maar op weg daar
heen vallen de inboorlingen hem
lastig. Zij eisen geld. „Daer sat
ick als een schaep tusschen twee
wolven, met duysent vreesen.
Godt weet hoe ick te moede was.
Voeren alsoo voor stroom af
(want daer gingh harde stroom).
Omtrent ter halverweegh (aende
boot) zijnde, begonnen sy te tie
ren en te parlementen: 't scheen
aen alle teyekenen dat sy my om
den hals wilden brenghen. Ick dit
siende was soo benauwt, dat my
het herte in 't lijf trilde en beef-
keerde mij der
halven tot Godt
en badt hem om
ghenade, en dat hy
my verstant wilde
gheven, wat my
best in die ghele-
ghentheydt stondt
te doen."
En het scheen
of mij inwendigh
geseydt worde,
dat ick singen
soude, 't welck
ick dede, hoewel
ick in sulcken be
nauwtheydt was;
en songh dat het
door de boomen
en bosschaedjes
klonck, want de
beyde zijden met
hooge boomen be
wassen. En als sy
sagen en hoorden
dat ick soo begon
te singen, be
gonnen sy te lachen en gaepten
dat men haer inde keel sien kon,
soo dat het leeck dat sy meenden
dat ick gheen swarigheydt van
haer maeckte; doch ick was heel
anders in mijn herte gestelt als
ick vertrouw dat sy meenden."
Met nog maar 56 man bereikt
Bontekoe tenslotte Batavia. Daar
wordt hij ontvangen door Jan
Pietersz. Coen, die hem zijn we
derwaardigheden laat vertellen.
„Wat helpt het: dat is een
groot ongheluck," zegt Coen.
Ten laetsten seyde hy: „Jon-
ghen, brenght my de gouden
kop". Hy liet daer Spaensche
wijn in schencken en seyde: „Ge-
luck schipper, ick brengh u eens.'
Ghy meught dencken dat u lee-
ven verlooren is gheweest, en
dat het u van Godt almachtigh
weder is gheschonckenblijft
hier en eet aen mijn tafel, want
ick ben van meningh te nacht te
vertrecken nae Bantem, nae de
schepen, om eengihe ordre te
stellen. Blijft hier soo langh tot
dat ick u ontbiede, ofdat ick hier
weder koom".
Voor de oorlog beschikte de
Nederlandse douane over twee
of drie honden per sectie. De
Duitsers vorderden echter het
kostbare materiaal en het her
stel heeft lang geduurd, want
het africhten van een goede
douanehond neemt jaren in be
slag. Dat africhten ia een per
soonlijke liefhebberij van menig
grensbewaker. Heeft hij een hond
opgeleid, dan kan hij hem ter
keuring aanbieden. Slagen hij
en zijn hond, dan ontvangt hij
van zijn dienst een jaarlijkse
tegemoetkoming.
De douane-diensthonden-stand
is nu weer zodanig opgevoerd,
dat onlangs te Eindhoven de eer
ste wedstrijd voor man-hond
combinaties kon toorden ge
houden.
Onder leiding van mr. j. e.
Th. c. baron Speyart van Woer
den, officier van justitie van
Arnhem, werden daar combina
ties gekeurd uit het gehele land.
Er waren 1 grenskommiezen met
hun honden opgekomen van
overal, van Höngen, Emmer-
compascum en Glanerbrug, tot
uit Haaksbergen, Ossendreóht
en Heerlen toe.
Wat nu zo zal men zich af
vragen kan een politiehond uit
richten tegen de „moderne" smok
kelarij, tegen een pantserwagen,
die met 100 km/u en meer langs
een der talloze binnenwegen over
de grenzen jaagt, met chauffeurs
aan het stuur, die bang zijn voor
niets en niemand en die meerijders
Willem Ysbrantz Bontekoe
Ternate. En ook met dit
nieuwe schip beleeft hij avontu
ren. Op zijn belevenissen zijn ve
le gedichten gemaakt. De Hoorn-
se geneesheer Jacob Fransz. Sleu
tel vertolkte wel de gevoelens van
allen, die van de „wonderlycke
reyse" kennis hadden genomen,
toen hij schreef:
Hoe sonderlingh de Heer
de menschen kan bewaren
In 't uyterste gevaer
des levens overal,
Blijckt middagh-klaer aan
't geen dat Bontekoe
weervaren
En arvdren is, soo u dit
boeck vertoonen sal.
Komt hier die wonder
vreemd.histoorjen
soeckt te lesen;
Leest dit Journaal, 't magh
wel geplaetst bij d'and're
wesen.
naast zich hebben, gewapend met
revolvers, stenguns en zelfs hand
granaten?
Zolang zo'n pantserwagen rijdt,
kan een douanenond niet veel meer
doen, dan waarschuwers langs de
weg buiten gevecht stellen, of het
spoor ontdekken naar de kleine
hutten in bos of heide, waar de
smokkelaars bijeenkomen om hun
waren „om te pakken". Maar
smokkelauto's worden vaak tot
stilstand gebracht. Douaniers
schieten de banden of de motor
stuk. Zij werpen barrières op of
graven valkuilen. Zij maken van
de wegen war» egelstellingen met
spijkerplanken of stalen spinne-
koppen. Of zij achtervolgen de
smokkelaars met hun eigen auto's
en weten hen klem te rijden.
Dan spelen zich woeste taferelen
af in de eenzame bossen en heiden
langs de Brabants-Limburgse
grenzen. Vuurwapens knallen,
wagens kantelen of smakken te
gen bomen, ladingen van 500 tot
1.000 kg kostelijke boter spatten
in het rond. chauffeurs en meerij
ders trachten zich uit de voeten te
maken.
Dat ls het ogenblik, dat de dou
ane-hond zich in zijn element voelt.
Op een kort bevel van zijn baas
schiet hij als een bliksemschicht
uit de douane-auto of uit de ver
dekte stelling, en dan is het de
smokkelaar, die eenmaal zand
ruiter geworden een wisse prooi
is voor de muil van „Bart",
„Br es ton", „Alex".
Die heeft nog nooit een prooi los
gelaten, of er nu met messen naar
hem gestoken wordt, of revolvers
op hem afgevuurd.
De douane-diensthonden-stand
bestaat nu weer uit enkele tiental
len prima afgerichte viervoeters,
die met hun „volgen, klimspron-
gen, speuren, stellen, schijnstel-
len, bewaken of transporteren van
een persoon", zoals dat in de hon-
densportvaktaal heet, de Centrale
Velddienst de vliegende briga
de van onze grensbewaking heel
wat werk uit de handen zullen ne
men. En daarmee hebben de smok
kelaar# er een aantal onverzoen
lijke bestrijders bij gekregen!
Smokkelen is aan de grenzen
nog steeds een voordelige bezig
heid. Op één kilo Hollandse room
boter valt in Brussel nog steeds
3 tot 4 gulden te verdienen. Er be
staan dan ook in de zuidelijke
provincies goed georganiseerde
smokkel-complotten. die zich be
roemen op een jaarlijkse „export"
van twee miljoen kilo. Smokkela
rij te voet met pungels op de
rug langs sluikpaadjes door bos
en heide komt niet veel meer
voor. De smokkelhandel is „Ame
rikaans" georganiseerd, met
snelle gepantserde auto's, een
wijd-vertakt spionnagenet, inko
per en verkopers, en zelfs met mo
bilofoons, die trachten de seinen
der douanezenders op te vangen
en te ontcijferen. Het is een mil
joenenaffaire geworden!
Niettegenstaande ons land een
over-produktie heeft van boter, be
staan er grote bezwaren tegen de
ze sluik-export. Zij doorkruist niet
alleen handelsovereenkomsten met
bevriende buurlanden, maar zij
brengt ook de goede naam van on
ze Hollandse roomboter in gevaar,
smokkelaars springen uiteraard
op hun woeste tochten niet al te
voorzichtig en hygiénisch om met
hun waren. Op de onmogelijkste
plaatsen wordt de boter ontdaan
van de originele verpakking en
„omgepakt". De smokkelaars be
driegen hun afnemers graag met
snclbedcrvende koelhuisbotcr. En
die afnemers zelf schrikken er
niet voor terug de koopwaar op al
lerlei manieren te vervalsen.
Daarom bestrijdt de douane de
smokkelarij. In een grimmig spel
dat vaak meer weg heeft van een
guerrilla. Een spel met regels,
waarin de douanehond nu weer
zijn stem laat horen. Vaklieden
onder de smokkelaars kennen dit
spel. Deze desperado's wagen zich
nog wel eens aan duels op de
vuist of het wapen met de doua
niers, maar nimmer met een po
litiehond. Hebben zij eenmaal het
blaffen van de meute vernomen,
dan staan zij roerloos stiL Dat ls
de enige manier om zich zo'n hond
van het lijf te houden. Eenmaal
op jacht, worden „Boy" of „Iron**
die anders geen kind kwaad
zullen doen waarlijk» duivels,
sneller dan Zatopek, leniger dea
katten en zo wreed als tijgers: