kOVER WINKELS n ZONDAG zonder ZEGEN Een instructief boek Een club van ezels ng: VOOR U GELEZEN: EEN KORT VERHAAL DOOR JAN J. VAN CAPELLEVEEN ZONDAGSBLAD ZATERDAG 13 JULI 19» HOEWEL de zondag nog maar nauwelijks be gonnen was, veegde ds. Kar stens zich al voor de zoveel ste maal het voorhoofd af. „Jongens, aan tafel!" riep hij nog eens maar Jantje holde juist weer naar buiten, de gloeiend warme tuin in. Ergens op de bovenverdieping gilde Piet, omdat Wim zijn schoe nen had verstopt. Alle ra men van de pastorie ston den wijd open, maar geen zuchtje wind bracht verkoe ling. Weer veegde dominee zich het voorhoofd af. Het was nauwelijks acht uur 's morgens en zijn zakdoek was al doorweekt. Hij moest niet vergeten straks een schone bij zich te steken, zo dacht hij. Wat moest dat straks worden op de.kansel? Zou hij zijn toga uit durven laten? Misschien toch maar beter van niet. Er waren altijd mensen, die er aan stoot aan namen, als alles niet stipt volgens de regel ging. Opnieuw riep hij Wim en Piet, dat het tijd was voor het ontbijt en toen suk kelde hij op een drafje de tuin in om zijn jongste spruit, die zei, dat hij niet wilde eten, te pak ken en in de hoge stoel te zetten. r\NDERTUSSEN Jewamcn ook de beide andere Jongens, die ongeveer tien jaar ouder waren dan de Benjamin, de kamer bin nen. Ze lieten zich puffend op hun stoelen vallen. „Gompes, Paps, wat is het heet. Zul1 U ook effe lek ker zwete straks." Ds. Karstens keek zijn jongens aan. Hun gezichten waren vuurrood. Geen wonder overigens, want ze waren al van zes uur af aan het «poken geweest Eerst had hij ze met een boos ge zicht weer naar bed ge stuurd, maar ze hadden op op de slaapkamer de kerk toch half leeg." Hij voel de het bijna als verraad, dat hij zoiets kon denken, maar aan de andere kant wist hij ook dat rijn „bittere ik" toch wel een beetje gelijk had. Buiten op straat was het al druk. Het hele stadje scheen op weg te zijn naar het strand. vervoerden. gromden Daartussen zwierden jonge meis jes, wier veel te lange, blote be nen uit te korte shorts staken Luid bellend kwamen een paar vrienden van Piet voorbij. Ze zwaaiden zo hard, dat ze bijna van de fiets tolden en een bromfiets kon hen nog maar net ontwijken. Piet zwaaide terug, niet erg er- thousiast overigens, ,,'k Wou dat ik ook mocht," hoorde zijn .rader hem voor zich heen mompelen. .Vader.. begon hij. Ds. Kar stens keek hem aan en was on middellijk op zijn qui vive. A'.s zijn jongens „vader" zeiden in plaats van het vertrouwelijke „paps" was er opstand op til. ..Waarom mogen wij nou nooit eens op zondag naar het strand, 't Is veel te warm om in de kerk te zitten en er komt toch geen kip." Eigenlij* had hij een dergelijke opmerking wel verwacht. Wat moest hij nu zeggen? Dat de jon gens het fijn moesten vinden om naar de kerk te gaan? Dat het nu eenmaal zo hoorde? Dat ze als het tijd was om de kerk in te gaan. Ze bogen hun hoofden en de oudste ging voor m gebed. Nie mand zei meer iets. maar uit de blikken van verstandhouding die gewisseld werden, 'maakte ds. Karsten op dat de anderen de houding van Witschap niet namen. Hij zuchtte, terwijl hij de dienst doende ouderling volgde. Straks bij de koffie zouden ze wel hun nood komen klagen. Hij had er iets aan moeten doen. Hij had Witschap moeten zeggen, dat mj ook in het zwart behoorde te ko men en zeker met een das om. Plotseling voelde hij zelf ook een ongemotiveerde wrok tegen de man met zijn losse manieren. DE KERK was meer leeg dan vol. Hier en daar zat een gezin op een kluitje, maar er waren zelfs banken bij waar niemand zat. De deuren en de ramen stonden tegen elkaar open. maar het rumoer van de bromf' ttsen was zo groot dat de koster vlak voor de preek de deuren maar weer ging sluiten. Reeds voor de dominee sprak, moest hij een paar maal zijn voor hoofd afvegen. Zijn witte bef ging iedere keer scheef zitten en als hij hem weer rechttrok lieten zijn vin gers er een groezelige vlek op ach ter. Toen hij begon te preken werd hij nog warmer en hoe meer hij zich inspande hoe vaker hij zijn voorhoofd moest afvegen. Op een gegeven ogenblik liepen er een paar straaltjes zweet over zijn bril en kon hij ineens I I niets meer zien. Hij pro- I I beerde de glazen schoon II te vegen onder het spre- 1J ken. maar maakte het steeds erger met zijn voch tige zakdoek. Vergeefs zocht hij naar een schone. Hij had nog wel een ex tra zakdoek bij zich wil len steken, maar was dat ook vergeten. De woorden van zijn manuscript dans ten voor zijn ogen. Hij stotterde en versprak zich een paar maal. Waar was hij ook al weer gebleven? Als het een koele dag wa* geweest was het zweet hem ook uitgebroken, nu klopte zijn hart wild en had hU het gevoel <iat zijn hoofd zou oarsten. Even rustig TV7 AAROM gaat het de ene winkelier goed, en de ander minder goed? Dat ligt all regel aan de manier waarop de zaak wordt geleid. Maar er zijn toch ook uit wendige oorzaken. Men ziet die vaak wel min of meer, maar meestal niet deskun dig genoeg. Daarom zal de winkelier die weet wat z'n taak is veel steun hebben aan het boek „Over winkels" door Rein H. Fledderus. Wat ook de bedoeling ervai is. Het is voor hem geschreven, niet voor architecten. De winkelier, die meent dat hij van een architect en stedebouwkundige niets kan leren, moet het maar eens ko- pen. Geboeid zal hij het uitlezen. Langoren in dienst van de mensheid de slaap wilde komen en uiteindelijk was hij maar in pyjama in de studeer kamer ?aaT1 zitten om zijn preek De beschreven velletjes papier waren al niet schoon meer ge weest. maar ze waren er die mor gen niet beter op geworden. De randen zaten vol met vingeivlek- ken en hier en daar was de blau we inkt eenvoudig weggevreten door een druppel bitter zweet. Veel had hij van zijn studie niet meer o-gestoken. Het was alsof zijn hoofd gevuld was met een hete brei. Was het toch het verkeerde onderwerp geweest? Was het wel de juiste exegese, die hij naar vo ren wilde brengen? Vele vragen waren op hem afgestormd en hij was blij toen zijn vrouw hem vroeg de jongens aan tafel te roe pen, omdat ze bijna klaar was. NU Piet, Wim en Jantje zo netjes aangekleed aan tafel zaten, klaar om naar de kerk te gaan. was hij toch wel een beetje trots op zijn stel. Ze waren druk en soms haalden ze je het bloed van onder de nagels weg. maar. Hij kreeg geen kans om zijn gedach ten af te maken. Moeder kwam binnen met de eieren. Eén voor één zette ze de zondagse tractatie in dopjes. „Ik hoef niet." Nauwelijks had moeder het eitje voor de kleine lergezet, of met een grote zijn a i maaide hij het van tafel af. Het ei rolde uit het dopje en danste wonderlijk grijpen, maar miste net. Het ei schoot tussen zijn vingers door en brak op zijn zo keurig geperste broek. Jantje, die een tik had ge had van zijn moeder, brulde. Piet en Wim hingen over de tafel he^n schade, die het zachtgekook'.e geel had aangericht op de gestreepte pantalon Met een mes probeerde vader zijn broek weer schoon ta krijgen. Moeder kwam aanzetten met een natte doek. maar hoe z.j ook wreef, de vlek hield verbeten ■tand. „Nu moet U wel in Uw toga preken, Paps. want zo kunt U niet in de kerk verschijnen. Uw andere streepjesbroek heb ik net gisteren naar de stomerij ge bracht," meende Wim. „Is dat ef fe een strop." Ds. Karstens mom- pelde -naar wat. „We gaan bid den." zei hij. meer om zich een houding te geven dan om werke lijk voor te gaan in gebed. Veel eerbied was er niet. Jantje zat nog steeds mokkend in zijn stoel en de twee anderen raffelden hun tafelgebedje af. Zelf versprak hij zich wel twee. drie keer Als het op de kansel maar beter ging, dacht hij. ALS ALTIJD op zondagochtend kon hij zich niet losmaken van zijn preek. Eigenlijk behoorden de maaltijden op zondag nu niet bepaald tot de gezelligste van de week. Hij wist wel dat hij dan al tijd wat kort en kribbig was. maar op de één of andere manier kon hij zich daartegen niet verzetten. „Paps heeft kanselvrees", zeiden de jongens dan en zijn vrouw sloeg er maar geen acht op. Nu kon hij zich echter helemaal niet bij zijn boterham bepalen. Innerlijk had hij het angstige gevoel, dat hij nog lang niet klaar was om het Woord te bedienen. Hij probeerde zich tegen het weeë ge\o«! in zijn maag te verzetten en de onrust van zich af te schudden. „Wat Eeeft het ook." dacht hij een ogen lik schamper, „met deze hitte is kinderen van een dominee toch een goed voorbeeld moesten ge ven? Dat het zondig was om naar het strand te gaan? Moeder was hem gelukkig voor. Hij zuchtte bijna hardop van ver lichting, toen hij haar hoorde zeg gen: „Piet. je weet best dat de zondag de dag van God is. Hij wil tot ons spreken en dat kan nu een maal niet in het geroezemoes van het strand. En al kwam er nu nie mand dan gingen we nog naar God luisteren." Piet zei maar niets meer. Ds. Karstens kon als het ware zijn ge dachten lezen. Als moeder zo be gon en alles zo direct op God b^ trok kon je mets terug zeggen. Hij wist best dat hij op het strand een heleboel lol zou hebben en dat hij daar eenvoudig niet aan God zou denken. UE WOORDEN bleven echter ook bij de predikant zelf haken. „God zou spreken!" God zou moe ten spreken door hem, door die preek, die eigenlijk nog lang niet af was. De leegte van zijn hart scheen zich tot in het oneindige uit te breiden. Het brood werd in zijn mond tot een kleffe klont, die hij slechts met een grote slok thee kon wegspoelen. Hij was blij dat zijn bordje eindelijk leeg was. De jongens waren nog lang niet klaar en hij dankte vooruit om zich nog even in zijn studeerkamer terug te kunnen trekken. Zijn vrouw riep hem nog na dat hij niet vergeten moest een ander pak aan te trek ken en een schone zakdoek bij zich te steken. Een uur later stond hij in de kleine consistoriekamer. De dr.e oudste ouderlingen waren er ai. netjes gekleed in het zwart, alsof de zon niet op de huizen bakte. Ouderling Koster zou er niet zijn. Die had een huisje in de duinen en was weer eens een wrekenJ weg. Hij kon het doen, want hij had geld genoeg, maar in de ge meente leefde behoorlijk wat cri- tiek. Steenweg was weer ziek, het wachten was nog slechts op Witschap. PLOTSELING zag ds. Karstens een ouderling misprijzend naar zijn broek kijken. Hij keek zelf ook en kleurde. Hij was vergeten zich om te kleden en midden op zijn knie pronkte de eiervlek. Ter wijl hij zonder iets te zeggen zich om draaide en zijn toga uit de kast pakte, kwam Witschap bin nen. joviaal als altijd. Als jeugd- ouderling was hij verreweg de jongste van de mannen, maar te vens ook degene die zich het minst aan tradities en gebruiken hield. Zoals hij binnen kwam in een los overhemd zonder das. met zijn jasje zeulend achter zich aan leek hij een wandelend protest tegen de keurig geklede medebroeders „Goeden morgen." groette hij. Ds Karstens wilde juist zijn toga dicht doen. maar de scherpe ogen var Witschap zagen nog net de vlek op de broek. „Zo." lachte hij. „gaat onze dominee de vlekken onder het heilig gewaad verber gen?" Ds. Karstens kon het grapje niet helemaal waarderen. Hij was te onrustig en te geprikkeld om de humor te vatten, maar hij beet zich op zijn lippen om geen fel antwoord terug te geven. „Witschap." vroeg de oudste der ouderlingen aarzelend. „Je gaat toch zó de kerk niet in?" „Tuurlijk wel. Er is toch niets op tegen'' Waarom zouden we het ons moeilijk maken, als het gemakke lijk kan. Er staat niets van in de Bijbel dat je met een jasje aan in de kerk moet zitten. De dames moeten een hoed op hebben maar van de mannen wordt niet gespro- Bij I-.M/< O, ja, ineens wist hij waar hij was: Alles is geoor loofd., maar niet. alles, bouwt op.. Als christenen zijn wy vrije men sen. maar dat wil niet zeggen dat we anderen mogen ergeren met onze daden. Terwijl hij -rak gleden zijn ogen onwille ig naar Witschap, die in zijn 1 .tig overhemdje zo schril afstax bij zijn geklede collega's. Hij zocht weer even naar woorden om het gezegde te illustreren, „zoals om zich tijd te gunnen, herhaalde hij het begin van de zin nog eens. „zoals Wat stond er toch in het manuscript? Als hij het maar kon lezen. Alle woorden vloeiden echte- door elkaar. Hij had het gevoel, dat zelfs zijn hersenen door elkaar vloeiden. Een ogen blik was het, alsof hij niets meer zag. slechts een witte vlek tussen de zwarte jassen van de andere ouderlingen drukte zich af op zlm netvlies. ,.7p ls her haalde hij nog eens en plotseling hoorde hij zichzelf zeggen „Zoals Witschap". Hij schrok ervan. De kerk veerde op uit haar slaperig soezen en iedereen keek naar de ouderlingenbank. Witschap werd rood. De andere ouderlingen wis ten niet. hoe ze zich een houding ;even en staarden dom- HOE HIJ ooit het einde van de preek had gehaald, begreep hij later nooit. Maar gelukkig kwam het „amen" en de laatste psalm en de zegenbede. In de consisto riekamer keek Witsohap hem aan. Hij was kennelijk ziedend. „Er mag een vlek op Uw broek zit ten." gromde hij. „maar er zit er ook één op Uw hart." Voor ds. Karstens iets kon zeggen was hij de deur uit. De andere ouderlin gen gaven Jiem een hand. Ze mompelden iets binnensmonds en verdwenen even spoedig. Toen hij naar huis liep, volgden de ogen van verschillende gemeenteleden Thuis zei niemand iets over het incident. Kennelijk had moeder haar spruiten al onder handen ge had. Ze dronken hun limonade tenminste en verdwenen onmid dellijk. Zelf roerde hij gedach- tenloos zijn koffie, zonder ze op te drinken. Moest hij niet naar Wit schap toegaan om zijn veront schuldigingen aan te bieden. Hij had het immers zo helemaal niet bedoeld. open doen en even later hoorde hij iemand de hal binnenkomen. De deur ging open en voor hij zich kon omdraaien, hoorde hij de stem van Witschap zeggen „Domi nee... Hij draaide zich om en de ander kwam de kamer in. Ik kwam nog even zeggen, dat ik er nog eens over heb nagedacht er dat U toch wel gelijk hebt. Ik had kunnen weten dat ik de anderen zou ergeren. Het spijt me." Ds Karstens greep de uitgesto ken hand en probeerde uit te leggen, dat hij helemaal niet de naam van de jonge ouderling had willen gebruiken, dat hij zijn aan tekeningen niet had kunnen le zen. dat hij even niet had gewe ten. wat hij deed en zei Witschap keek hem verbaasd aan. „In ieder geval heb ik mijn les gehad." zei hij. Buiten begon het te onweren, de eerste regen druppels vielen. De jongens kwa men door de tuindeuren naar bin nen stormen. Toen ze echter va der en Witschap daar zagen staan verdwenen ze weer. De jonge ouderling zei: „Dan heeft God door een gedachtestoring gespro ken. Maar gesproken heeft Hij." Het opschrift van dit ar tikel dekt de werkelijkheid en niemand behoeft zich gegriefd te gevoelen, want het gaat hier inderdaad om een club van lang oren, van échte, dierlij ke ezels dus. Het gaat om niets meer en niets minder dan om de „British Donkey Club". Eerlijk gezegd, wisten we tot voor kort helemaal niet van het bestaan van zoveel ezels in Engeland af. Wél was het ons bekend, dat in de parades, welke zo van tijd tot tijd worden gehouden nogal eens ezelkarretjes meelopen, maar dat er naast de honderden pony clubs ook nog een ezel club bestond, was een ver rassing. In de eerste plaats meenden we altijd, dat ezels niet zo gemakke lijk te regeren waren, althans hier in onze westerse landen niet. Maar ook konden we ons moeilijk voor stellen. dat er zóveel liefhebberij bestond om op een ezel te gaan rijden. Dat was ons ook alweer al leen uit het Oosten, nabij en ver af bekend. Een Westerling zit ech ter niet op een ezel, maar op een paard of een pony. En toch is er een hele ezelclub in Engeland en zij is nog populair ook en is blijkbaar in Engeland bekender dan daarbuiten, al geven we toe in de Engelse pers er tot nu toe ook vrijwel nooit iets óver te hebben gelezen, hetgeen Echtpaar Dinnage De Donkey Club is een vereni ging en niemand ontvangt voor zijn medewerking of arbeid enige geldelijke vergoeding! Een zeker echtpaar Dinnage richtte in 1951 de Ezel-club op, met het doel om de vele ezeltjes, welke in Enge land nog steeds gebruikt worden, te beschermen, want daaraan schijnt nog wel eens wat geman keerd te hebben. Voornamelijk na tuurlijk uit onverstand. Maar het echtpaar koppelde aan dit edele doel nog een ander streven, dat nóg verhevener was en waaraan vrij zeker de enorme populariteit van de Club is te danken. Zij wil het n.l. zó inrichten, dat naast een zekere sympathie voor de ezel stand tegelijkertijd gelden kon den worden verzameld voor mis deelde kinderen. Men had het oog op gebrekkige kinderen (kreupe len), blinde en geestelijk niet ge heel volwaardige stakkers en voorts op wezen. Sinds de oprichting van de Club heeft men 300 ezels uit sla gershanden kunnen redden, welke op hun beurt weer meer dan 120 000 gulden bijeen hebben kun nen brengen voor menslievende doeleinden. Om te beginnen is daar de Whll- Monday-Donkev Show and Race Meeting te Wivelsfield Green in het graafschap Sussex. Deze sport dag is alom bekend geworden en meer dan.... 20.000 toeschouwers zijn eik jaar weer present, waar door het netto bedrag, dat voor humanitaire doeleinden bestemd kan worden, co om en nabij de 16.000 gld. ligt. Ren op ezels En dan is daar voorts nog de Mummers Mokes Race, een ren op ezels met als jockeys in den za del ^beroemdheden van film eri to- In het algemeen gesproken ls in Sussex het rennen onder de regle menten van. de Donkey Club zeer populair geworden. Men- neemt de zaak zelfs ernstig op, want elke ezel moet vóór de ren door een dierenarts onderzocht worden en mag geen groter gewicht dan voorgeschreven werd, dragen. Het maximum gewicht, dat een ezel in een ren mag dragen is 9 stones (57,15 kg). Daar is het zadel na tuurlijk onder begrepen, zodat men weinig volwassenen „te ezel" zal zien! Het zijn inderdaad meestal kinderen, die als jockey optreden en die rijden maar zo, zonder za del, op de blote rug van de don key. Sporen en karwats mogen zij Gezien de eigenschappen, welke nu eenmaal eens ezels zijn, kan men er vrijwel van op aan, dat er in elke ren merkwaardige dingen 1welke niet op het programma staan voorkomen. „Donkey rac ing" moet dan ook ontzettend aar dig zijn. Mooie opbrengst Tot nu toe zijn er 9 van zulke rennen en gemiddeld had men vijf duizend toeschouwers. Het gehele voordelige saldo moet voor liefda dige doeleinden worden besteed, al mag de renvereniging zelf bepa len voor welke instelling zij het wenst te bestemmen. Gedurende de beide laatste seizoenen konden op deze wijze niet minder dan 35.000 gulden worden geschonken. Gebruiken uit de paardenwereld, zoals opwekkende middelen (do ping), gember, hulst, hete aardap pelen zegt de regel mogen bij ezels niet worden aangewend (bij paarden trouwens ook niet). De winnaar van de Mummers Mokes Race in 1956 was niemand minder dan de Amerikaanse zan ger Johnnie Ray. Een verslag van zijn optreden memoreert o.a. het volgende: „Niettegenstaande een slechte start doordat de ezel in een verkeerde richting er van door ging, wist de jockey toch al spoe dig zijn rijdier onder controle te krijgen. Nu ontwikkelde zich bin nen enkele seconden een felle strijd tussen zijn ezel Alvin en Four- Eyes van Arthur Askey. Laatstgenoemde leidde tot op en kele yards van de finish, toen zijn eze! een bekende ontdekte onder de toeschouwers, van richting ver anderde en op die wijze ezel Alvin en zanger Ray de gelegenheid bo den om de ren als eersten te be ëindigen, al was het dan nog maar met een kleine halslengte. It was Want het eerste hoofdstuk al direkt belangrijk. Het gaat r de plaats van vestiging. Wat is een goede plaats? Dat hangt af van de soort winkel. Fledderus onderscheidt: 1. city winkels. die alleen in de kern van de stad mogelijkheid van bestaan hebben, bijv. een kunst- handel; 2. wijk-winkels met ar- tikelen waarvoor men „de stad" niet ingaat als cosmetica, boe- ken, potten en pannen, elektri- sche artikelen enz.; en 3. buurt- winkels, die in de dagelijkse le- vensbehoeften voorzien, als een bakkers- en slagerswinkeL F Na bij een van deze drie eigen F zaak te hebben ingedeeld, moet F worden nagegaan of de voorge- F nomen plaats van vestiging in F „de loop" zal liggen. De schrij- F ver zegt hoe men dit kan onder- F zoeken. Hij konkludeert ten slot- F te dat een city-winkel dient te liggen zo dicht mogelijk bij het theoretisch verkeers-zwaarte- F punt van de stad, een wijkwin- F kei in het verkeerszwaartepünt F van de wijk doch in de richting F van het stadshart, en een buurt- winkel in het centrum van de buurt, doch in de richting van F het wijkcentrum. Met verkeers- zwaartepunt wordt niet het rij- verkeer bedoeld, maar de meest intensieve „samenballing" van Waardevol Waardevolle wenken geeft de schrijver over de aard van de za- ken en panden in de buurt, hij merkt op dat een winkel liefst met meer dan 200 300 m. van een parkeerruimte moet zijn verwijderd, en is van oordeel dat een centralisatie van bepaal de aktiviteiten gewenst is. Eerst dan is er het „stedelijk spekta kel" dat zo stimulerend is voor de verkoop. Als interessant voor beeld daarvan noemt hij de ver levendiging van de Herenstraat te Voorburg door de eerst afge wezen zaterdagmarkt. Tal van resultaten van onder zoeken. door hemzelf of door an deren uitgevoerd, zijn door de schrijver in zijn beschouwingen verwerkt. Zo ontdekte drs. P. H. J. F. Snellen, dat de samenstel ling van de winkelcentra in de grote steden percentsgewijs ge lijkelijk over de artikelgroepen is verdeeld. Dit betreft de Kal- verstraat in Amsterdam, de Spuistraat, Veenestraat. Hoog- Verhouding Ook voor de buurt- en wijk centra bestaat een soort konstan te verhouding van de daarin aanwezige artikelengroepen. Deze is in de nieuwe centra over het algemeen nog niet be reikt. De schrijver geeft aan hoe het ontbrekende dient te worden aangevuld. Vervolgens behandelt het boek in enige hoöfdstukken de eisen van de winkels afzonderlijk. De plaats van de deur bijv. moet zodanig rekening houden met de hoofdlooprichting van het pu-j bliek dat men eerst de etalage en daarna de toegang tot de winkel voor zich ziet Wat be treft de etalages meent de schrijver dat over het algemeen moer worden gekozen voor dei Amor in het kippenhok, door P. G. Wodehouse. Uit geverij Het Spectrum, Utrecht-Antwcrpen. Verta ling A. Vuerhard-Berkhout. Wodehouse geldt als de Engelse nationale clown, al heeft hij zich sinds enige tijd in de Ver. Staten gevestigd. In dit boek spreidt hij ook weer zijn humoristische gaven ten toon. Een ongevaarlijk fantast begint met veel enthousiasme en zonder ervaring een kippenfarm, benoemt een vriend, die schrijver is, tot adjunct-directeur en... werkt zich diep in de moeilijkhe den. Hiervoor heeft hij meestal een oplossing, die komisch maar niet afdoende is. Ondertussen zit zijn vriend met het probleem: een aardig meisje en een kribbige vader. Ook hier voor blijkt een oplossing te be staan. die Wodehouse natuurlijk in het komische vlak zoekt. Een echt boek voor de vacantie. Nederlands Nieuw-Guinea, julinummer. uitg-ave van de stichting Het Nationaal Nw.- Guinea-c omité Dit nummer deelt mede, dat de stichting een kinderziekenzaal heeft gebouwd en nu een zieken huis bouwt voor melaatsen. Bin nenkort begint zij met de culture le verzorging vanuit Nederland. Het nummer oevat een artikel van pater G. Zegwaard M.S.C. over een varkensfeest in Sjoeroe in het land der Asmats, het land der menseneters over wie wij indertijd een artikelenreeks publiceerden Een artikel van de heer R. E. H. Marcus schildert de grote omkeer, die zich nu in de Vogelkop vol trekt, terwijl de heer M. C. Bijle- veld over sport in Nieuw-Guinea schrijft. Voorts zijn er artikelen over het karteringswerk der Ko ninklijke Marine, over legendari sche slangen en over eenden. Handboek Pastorale Sociologie onder redactie van prof. dr. W. Banning. Deel IV. Uitgave van Boekencentrum, Den Haag. In dit vierde deel worden het grootste ge'deelte van Overijssel en Gelderland behandeld: gebie den waar, de Hervormde Kerk nog iets betekent. Ook ditmaal hebben wij net genoegen gelezen. Als steeds is waardevol mate riaal verzameld, waardoor het boek, al is het dan in de eerste plaats een hervormd boek (en dan nog een bepaald soort hervormd) voor predikanten en kerkelijke werkers uit andere gemeenschap pen evenzeer van belang is. Door dat wij dit deel enige tijd na het verschijnen ontvingen, konden wij kennis nemen van enkele bezwa ren. We vragen ons in gemoede af. of men echt boos kan zijn, wanneer uit sociologisch oogpunt de doleantie of de chr. school als verbreker van de gemeenschap worden gezien. Men mag dit niet weerspreken: men mag wel me nen, dat religieus gezien nodig was wat sociologisch wellicht een amp is. In dit deel komen enke le uitmuntende schetsen voor, bijv. over de Saks. De correctie is niet steeds zorgvuldig geweest. Agatha Christie, De moorde naar waagt een gokje en Zoek de moordenaar. Accola de-serie. A. W. Sijthoff's Uitgeversmij N.V. Leiden. In een keurige uitvoering ver schenen in de Accolade-serie van Sijthoff's Uitgeversmaatschappij twee detective-romans van Agatha Christie. Deze Engelse schrijfster weet knappe speurdersromans te componeren, die de lezers tot op het laatste ogenblik in het onzeke re laten over de aard van de mis daad en de dader. Maar hoe ge- 'iiiiii iiiiiiii iimir huid iiiini niiiiiiii iiiiiiiii iiiiiiii miiiii iiiiiii huw' dm mum limn mm mmm niiiiiii iiiniiii mum limn imiiiii miiiiii minim iiiimi miiiiiii iiiimi 'TiriririrtftrCrü'tftr Samen aan tafel SCHRIJVENDE over „oude" en „nieuwe" kerken heb ik verleden week één heel dui delijk onderscheid nog niet ge noemd: die van de gezamen lijke maaltijd. Het samen eten behoort bijbels tot de meest wezenlijke kenmerken van de christelijke gemeente. Het is opvallend hoe het Koninkrijk Gods in allerlei gelijkenissen wordt voorgesteld als een feest maal. Het Koninkrijk zegt de Heiland in Mattheus 22 is gelijk aan een koning, die voor zijn zoon een bruiloft aanrichtte. In Lucas 14 wordt gesproken van Iemand, die een grote maaltijd aanrichtte en velen nodigde. De gelijkenis van de verloren zoon loopt uit op het ,2.ij aten en dronken en begonnen vrolijk te zijn Dat zijn maar enkele voorbeel den: menig geregeld bijbellezer zal ze gemakkelijk verdubbe len. Vooral wanneer hij er op let hoe Jezus telkens en tel kens opnieuw de scharen doet nederzitten om hen te spijzi gen Soms schijnt het wel alsof Jezus nergens kan komen of er moet gegeten en gedronken worden: niet voor niets zyn er vijanden die Hem beschul digen een vraat en een wijn zuiper te zijn! Maar nog eens: de maaltijd behoort tot de meest fundamentele bijbelse gemeenschapsvormen Men kan als het ware niet met God en mensen omgang hebben, wan neer men niet samen aan tafel zit. Daarom loopt het laatste Bijbelboek ook uit op zo'n diep verlangen naar dat grote feest maal aan het eind der tijden. De oude gemeente heeft deze dingen begrepen. Van meet af aan komt men samen om te eten. Aan de toestanden rond deze aangerichte tafels laat zich het bloeiende of verdor rende leven der gemeenten af lezen. Wanneer in Corinthe de ketterijen opkomen, wordt dat direct zichtbaar aan de ver woeste tafelmanieren. De apostel wijst er nadrukkelijk op. Als mensen naar het ge- meentemaal komen en niet eens wachten kunnen totdat al len aanwezig zijn, of wan de zich vol zit te stoppen, ter wijl de an- der gebrek heeft, en de derde dronken wordt, terwijl de vierde geen slok te drin ken krijgt dan deugt zo'n gemeente niet. Dan zitten ach ter die uiterlijke tekenen die pe afgronden van ongeloof verborgen. En dan komt de apostel in het geweer, omdat de maaltijd nu eenmaal altijd verbonden is met het dage lijks gevierde Heilig Avond maal. Dat vast en zeker op een onwaardige wpze wordt gebruikt, wanneer men zo zon der oog voor de naaste en dus met een koud en ongelovig hart aan tafel kan zitten.' Uit de VOLKSWIJK yAN heel deze leer der maal tijden is in de hedendaagse oude christelijke kerken niets meer over. Het Avondmaal angstig beperkt tot vier bedie ningen per jaar herinnert slechts voor ingewijden in verre verten aan de vormen van de oergemeente. Het heeft zijn maaltijdskarakter ver speeld. Het gaat allemaal te vlug, omdat men de andere kerkgangers niet te lang wil laten wachten. En het gaat ook weer te langzaam omdat de ene bete broods en de ene teug wijn in werkelijkheid veel minder tijd vergen. Daar komt by dat het Avondmaal in de practijk slechts oor enkelin gen de kindei en val len er bui- ten; vele ou deren blijven vaak misplaatste! schroom verre van. En van een ge meenschap is volstrekt geen sprake. De wijze waarop velen achteloos schaal en beker doorgeven, legt daarvan be nauwend getuigenis af. Maar terwijl de oude kerk zo volstaat met een Avond maalsviering, die zijn rijke karakter grotendeels verloren heeft, komt in de nieuioe ge meente het gemeenschapsmaal spontaan te voorschijn. Het verrassende is dat dit overal onafhankelijk van elkaar, en onverwachts is geschied: in Duitsland, in Amerika, in En- trtr-trtr-trb-iz-ü-b tr geland, en ook bij ons in de volkswijk. Het is helemaal niet i> zo dat men deze dingen be- g redeneerd heeft en gezegd: „Laten we de oude gemeente naapen!" Integendeel: men is volkomen vanzelfsprekend tot de ontdekking gekomen: wij missen wat in onze .samen- ó- komsten; wij voelen dat er nog een dieperer gemeenschap ü- denkbaar is; wij bidden samen, r£ wij zingen samen, wij luiste- ren samen wacht wij be- horen ook samen te éten en fe drinken. En de volgende stap kostte totaal geen moeite: men ging samen eten en drinken, g Niet zolang geleden hebben i> we in de volkswijk nog een ó- dergelijke maaltijd gevierd. Als één machtigverwonderlijk feest. Eigenlijk maar een heel X bescheiden maal: soep. een 5 slaatje, boterhammen en kof- ie Maar toen ik tijdens die 2- maaltijd het evangelie van die 'i. feestdag vertelde, was het me 2- opeens of ik nog nooit ver- moede diepten in dat verhaal zag. Het werd een opwindend ü- rijke ervaring: zó samen te zijn g zoals eens de avostelen samen- waren. In een gemeenschap vol 2- geloof, vol vreugde vol blijd- schap. Neen, een avondmaal J was dit niet. Daar is de oude kerk nog niet aan toe om dat de nieuwe kerken toe te staan, ó- Maar het leundeheel dicht tegen Lucas 15 aan: en zij begonnen vrolijk te zijn! z W1JKPREDIKANT g ■CiirtiirirtrttirkiririrCr gesloten en niet voor de open etalage waar men door in de winkel kijkt. Besproken wordl de verhouding van de aandachl die materiaal en architectuur vragen tot die voor het verkoch te artikel. Verlichting, De straatverlichting der leidende straten moet langzaam' in sterkte toenemen tot de cli-| max in de centra wordt bereiktj Verlichting om zeer goed te kun-' nen zien, is niet genoeg. Straat verlichting en gevel- en etalage- verlichting samen moeten een totaliteit vormen die een subtiel gevoel van welbehagen oproept van een blijde stemming, die een „koopbererde sf.eer" bevor dert. Dit wordt niet louter door' meer licht bereikt. Wat er te zeggen valt apa over letters en opschriften is ookl zeer behartigenswaard. Op ditj' gebied wordt er enorm misdreven. Ook hier geldt voor heel de architectuur van - kracht is. dat deze niet alleen le-1 vensvreugde en schoonheidsbe-r leving geeft, maar tevens finan- ciële baten brengt. Deze samen- hang tussen de aesthetische en 1 de economische sector maakt dit boeiende en deskundige boek zelfs voor de meest nuchtere za- kenman tot nuttige lectuur. Het is zeer fraai uitgevoerd en royaal geïllustreerd met platte gronden, tekeningen en mooie foto's. De winkelier die het koopt en bestudeert, zal er geen spijt van hebben. Rein H. raffineerd de bandieten ih Aga! Christie's verhalen ook te w| gaan, haar held, de scherpzir ge Poirot, slaagt er steeds in I alle raadsels op te lossen. Soms deze speurder zo intelligent, zijn oplossing geheel onver' is en nauwelijks meer in h" band te brengen met de in het boek. Dan schiet Agai Christie haar doel voorbij, zq het geval is in „De moorden» waagt een gokje". Nee, beter viel ons „Zoek de moordenaaj waarin verteld wordt hoe od j weldadigheidsfeest een wedst; „Zoek de moordenqgr" wordt I houden en het slachtoffer in l s£el werkelijk vermoord wol „Zoek de moordenaar" is t thriller van de eerste orde. Roepend in de wind, door 1 van Manen-Pieters, Uitgave H. Kok, Kampen. Ondanks haar jeugd zij nog geen dertig jaar heeft van Manen-Pieters reeds enkl malen van zich laten horen, j door gedichten. Haar nieuwe bi is het verhaal van broer en a die op een zolderkamertje won Zij is op kantoor; hij is stud| in de theologie. Het verhaal ge een serie belevenissen van di jonge mensen van de Veluwe, de grote stad. Het is vlot en r vaart geschreven. Het boeit ondanks dat de woordkeuze n altijd geheel correct is. Dit I hoeft echter aan de waarde het boek geen afbreuk te dt en we kunnen het dan ook in w handen wensen. „Roepend in wind" is goede lectuur, war de vreugdevolle feiten en de ma lijkheden, die zich zo vaak in 1 leven voordoen, elkaar zonder i smuk afwisselen. De verzorg van de uitgave is bij Kok w( als vanouds in goede handen. Serie Paraphrase Hellj Schrift. Het boek Jona en) boek Micha door ds. Jl Francke. Uitgave van Wever te Franeker. In zijn inleiding behandelt Francke de persoon van de feet Jona. de tijd waarin hij 1» de en de datering van de opdra< de betekenis van het boek spi aal in de verhouding tot de tus en de zelfopenbaring Go het boek Jona'. Het boek zelf in vier delen behandeld en v ontvluchting aan de opdracht, verrijking en vervulling vai dracht en de bediscutering opdracht des Heren. Het geh is uitvoerig en duidelijk weer geven en van vele ophelderei In de inleiding op het boek cha laat de schrijver eerst j Micha is en in welke tijd om vervolgens het b de Inhoud te behandel Verder wordt in vijf delen handeld de aankondiging van gericht, de motivering en hersi ling na het gericht en de zoi in het gericht, om te eindigen een profetische liturgie Het geh Is weergegeven in dichtvorm voorzien van vele verklarende ten. Ook dit deeltje is weer rig verzorgd en een aanwinst de serie. Gulliver's reizen, door Jc than Swift. Nederlandse ve ling van mr. S. Davids. 1 gave H. J. Paris, Amsterda Het oude boek van Swift, dikwijls reeds voor de jeugd is thans als „avontuo verschenen. Gulliver weer naar het land der lillip ters. naar dat der reuze het zwevende eiland en r land der edelpaarden. De schi ver is zeker niet de eerste, maatschappelijke toestanden gefantaseerde verhalen heke maar wel de bekendste. De <x zaak hiervar moet waarsehijnl worden gezocht in het feit. hij ver in de toekomst schijnt hebben gekeken. „Heeft Swift twintigste eeuw voorzien?", vraagt dr. W van Ravesteyn een voorwoord en juist omdat schrijver tijdens zijn gefantasei de reizen in het verleden gei geld op toestanden stuit, die vo 1e lezer van vandaag zo begrijp 'ijk zijn. is zijn werk nog alti actueel Het boek is goed uitg voerd cn met een prettige let! gedrukt, terwijl aardige tekeni g*n het sieren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1957 | | pagina 18