EN TOEN ZAG IK HAAR.. ZWARTE ANNA»(89 jaar) HUGO DE WIJS bewaarde baar soldatenhumor r Mil BU BIJ Niet in de frontlijn ZONDAGSBLAD ZATERDAG 30 MAART 1957 Ik sloeg mijn ogen op en keek om me heen, en ik zag, dat mijn ge zichtsveld werd beperkt door een wit scherm, dat om mijn bed was gezet. Op mijn nachtkastje, zag ik, stonden een paar donker gekleurde flesjes en een glas met water. Van buiten drong geen geluid tot mij door en de kamer was spaarzaam verlicht en nog net niet geheel don ker. Nu moet het nacht zijn, dacht ik, nacht en ik wist niet waarom, maar ik huiverde. Ik dacht: wat is er ook weer met de nacht? Maar ik kon mijn gedachten niet ordenen, hoe ik mij ook inspande, en ik keek weer rond naar het scherm, uaar het nachtkastje, naar het plafond, naar de flesjes op het nachtkastje. 'TE ZAT aan het voeteneind en ik f-1 verwonderde me er over, dat ik haar niet eerder had opgemerkt. Ze glimlachte toen ik haar aan keek, en ze zei: Bent u wakker? Wilt u soms wat drinken? Ik knik te v^in neen. Ze zei: doe dan maar gauw uw ogen dicht en ga slapen. Ik vroeg: hoe laat is het? Ze ant woordde: twaalf uur precies, u heeft nog een hele nacht voor u. Toe ga slapen. Ze was opgestaan en kwam naar me toe, en ze boog zich over me heen en schikte wat aan de lakens. Ik volgde haar be wegingen en bleef naar haar kij ken. ook toen ze weer op haar stoel aan het voeteneind zat. U moet slapen, herhaalde ze met na- veegde ze mijn voorhoofd af, ze hield haar vingers pols. Toe, drink eens. sloeg haar arm om mijn schouder Die goeie, en hielp me overeind en ze liet Bill, dacht ik, me drinken en legde me tc weer neer in de kussens. Ze z en het was alsof ik de stem v mijn moeder hoorde, dat komt van, kwart over twee en nog geen Dan heeft de hoofd- oog dicht gedaan. Wat moet ik lafaard is hij, mijn die de strijd op- Ze geeft of ontwijkt. ik begon te huilen. ZE ZEI: Wat krij gen we nou? ÉÉN HOKT wt*: H. J. WAALWIJK zuster dus toch gelijk: mannen hoefde te zijn. Za, herhaalde ze, strak, in mijn rapport zettan, hm? blijven altijd kleine jongens. Nog dat was mofd met de dood voor Ik ban ban? voor IS "MlJEÏ ogen. De dood in de ogen zelfs. de nacht, ik wacht op de dag dan ga ik slapen. Waarom bent u bang? vroeg ze. Ze streek mijn haar naar achteren. U hoeft bang te zijn. Er is niets om bang voor te zijn, dat weet u toch? U bent geen kind meer. Ik dacht: kan ik het haar vertellen? Ze is nog jong, wat weet ze van het leven, wat -weet ze van het menselijk hart, weet ze dat het in een mens Scan stor men, en dat het soms is alsof hij vergaat en dat hij geen houvast kan ga we'g_ vérdoe °Sen- De dood in de ogen zelfs, ^uiei uw tijdsniet aan mij. 't Is vier en geen vrees hebben. Ze keek ^"vftalFteit^is"d'tF uur, zei ze. Over twee uur word me strak aan. Is die man uw ik afgelost, en dan ga ik naar verloofde'' vroec ik Nee ant- mijn kamer en ik weet. dat w met veno°iae «ee an*- zal slapen, omdat ik vannacht woordde ze, mijn vader. Ik voel- mijn werk niet goed heb gedaan, de me ellendig en beroerd, en want ik ben er niet in geslaagd jk wilde, dat ik kon weglopen. een domme man zei ze En^ik ,k keek naar het scherm, dat derlijke wereld-van-toen houd niet van 'domme 'mannen dicht om mijn bed was gezet en ^ige grenadiers-uniformen ShVOlmdte Sn'VMi^k' hiï£ 'k d°°ker Sekle°r" <mjwap7e«nde° witte bSri)' alleen van mannen die niet bang de flesJes' Ik hoorde haar zeg- Koningin Emma ontmoeten. Maar zijn. die durf hebben en alles f®n:_al vijf u»r Weer een narht temidden van een verleden, dat „Een borrel van 5 cen ten heb ik niet en een sigaar van 2 cent ook niet, maar een zoen kunnen jullie allemaal van mij krijgen", aldus zei „zwar te Anna", de enige nog in ons land levende mar ketentster, toen zij onlangs enkele hoogbejaarde grenadiers uit „haar" compie ontmoette. Deze uitlating verduideljkt zonder meer, dat mevrouw Anna Christine Idenhof-van Eewijk ondanks het feit, dat zij volgend jaar de 90 kruisjes hoopt te halen, door de stormen der jaren heen haar ty pische soldatenhumor wist te bewaren. We vonden haar in een wit-gepleisterd huisje van een verscholen hofje in Den Haag, waar zij het huishouden van de ook niet bepaald meer jeugdige oud-grenadier Piet Jonkman bereddert. vaatje met 10 liter brandewijn op de nek en een beugeltas met cognac (voor de offi cieren) aan de arm. „We hebben wel eens dagmarsen ge maakt van 16 uur en ik heb het meege maakt, dat mijn man, die korporaal-wasbaas was, de schoenen van mijn voeten moest LAATSTE MARKETENSTER VAN ONS LAND ..De baas is van huisdie is zijn centen voor de ouwe' dag ha len," aldus het kleine vrouwtje, nadat we het propere kamèrtje be treden hebben. De levendige donkere ogen van Anna verraden, dat zij nog een en al vitaliteit is; de zinnen vloeien al spoedig zonder enige hapering haar lippen. VAN TOEN Dan tekent zij t kleu- Weer een nacht temidden aandurven, zelfs al liggen ze voorbij en ik dacht: gelukkig vo1 ,ts Yan. paardegetrappel. maakte haar rin niet af. Ze de dag breekt aan, nu kan moé"nde dasmarsen verleden, dat DE WAS 14 CENT haar gezicht kreeg iets dro- „een ik A" vinden, ook al slaat ??draah' ha?„ „De eigenlijke verdienste zat in de was, waar ik miin man steeds flink bij geholpen heb. Iedere jon- blauw gestreept costuum met gen had vijf stuksen dat «aan nm rode uitmonstering, een muts met bracht 14 hele centen op. Och, wat te slapen, wees met zo haneveren op het hoofd en voor- och. wat w-as dat goed altijd zien van de korporaalsrang ach- zwartalsof het van kolensjou- ter de troep aantrokken. Deze wers kwam." marketentsters („we hebben er 20 Wanneer ze dus niet ,.te velde" iu nog alleen was, werd in de echtelijke woning dan ook, toen dit lijfgoed, verdeeld over een aan- ik er in 1890 bijkwam, met mijn tal machtige kuipen, met stam- 22 jaren de jongste") droegen een pers en boenders behandeld. iets nro- oude stij1 ontwaren die de aiets Sebeuren- En ik hoorde vooral de moedige vrouwen, die ten ver haar nog zeggen: toe probeer Wa,m' land te gaan daar te werken onder sen met een andere huidskleur bang. En ik sloot mijn ogen en **an en d^e man moest op een vaag drong het nog tot me door, A gedachten had dag een voetreis van enkele dagen geraden, zei ze: do§r de wildernis maken. Hij had dat vannacht, beter gehad ikben ,,U denkt natuur- twee dragers bij zich, die hem je best doen. Ja dacht ik: van- lijk: ze begrijpt hadden gesmeekt een andere weg narbt er niets van, want te kiezen dan de normale, omdat die weg onveilig Weet dan, zei ze, tijger gesignaleerd en het was de dat ik nooit bang bevolking niet gelukt het dier zal zijn, hoe oud ik te vangen. Maar de man had haast, en zei, dat hij niet van zijn oor spronkelijke plan zou afwijken. _knikte. Toen ze een dag hadden gelopen Ja, zei ik, ik weet gaf het. Ik weet het precies, en ik dacht: dat is mijn ongeluk, dat ik alles het niet wist. gil. i de dragers plotseling "1 hij de op Ze was niet knap, zag ik, haar neus was iets te groot en haar wenkbrauwen waren te zwaar, maar haar stem was zacht en een paar lokken, die uit haar mufs over haar voorhoofd hingen, gaven haar gezicht iets prettigs om naar te kijken. Ik dacht: ze moet nog jong zijn, anders zou ze wel har der tegen mij optreden nu ik wei ger mijn ogen te sluiten, en ik voelde meelij met haar, omdat ze gedwongen was aan mijn bed te zitten, en er op toe te zien, dat ik zou slapen. En ik dacht aan jonge vrouwen, die ik kende en die nu zouden slapen of plezier zou den maken. En ik dacht aan Liz zy. met wie ik in Parijs kunstge schiedenis studeerde en die me bij mijn vertrek naar Holland had gezegd, dat ze mij in het zieken huis niet zou opzoeken, omdat de ïtherlucht haar zo tegenstond. JK ZAG, dat ze op haar horloge keek en ik vroeg: hoe laat is het nu? Ze antwoordde: half één, en toen ik zuchtte, vervolgde ze: waarom bent u tóch zo tegen u zelf? Waarom probeert u niet de nacht te korten door te gaan sla pen? De nachten duren lang als je ziek bent, en ze fijn er ook niet voor om ze als de dagen door te brengen. Er is. wat de indeling van ons leven betreft, een ver schil tussen de dag en de nacht. En wie dat vergeet, zal het vroeg of laat ondervinden, heeft mijn moeder me geleerd. Ze stond weer op en kwam weer naar me toe, en bevochtigde mijn lippen met wat water. En nu praat ik niet meer tegen u, zei ze. en als u niet doet wat ik zeg, vertel ik het mor gen aan de dokter en als-t-ie boos wordt, zit er wat voor u op, nu moet u hetzelf maar weten. Ze ging weer zitten en keek demon stratief langs me heen, de lippen stijf op elkaar als een kind, dat ontstemd is, omdat het zijn zin niet krijgt. Ik sloot mijn ogen, maar het was alsof ik werd op getild en ging zweven, en ik open de ze weer, en ik keek naar het scherm, en naar het nachtkastje en naar het plafond. En ik dacht aan Parijs, en aan Londen, en aan Berlijn en aan de juffrouw van de eerste klas van de lagere school van wie ik zoveel had gehouden, dat ik stiekun uit de koekjestrom- opening tussen wat struikge was. Daar stond de tijger in zijn volle glorie, majesteitelijk, zoals tijgers in dat land zijn. Hij hief goed weet. Als ik de kop óp en het was alsof hij inaar voren wilde lopen. De dra- ïddi vid- gers keerden zich om en zetten het dan zou 0p een lopen. Maar de man bleef het toch staan, keek de tijger strak aan, en zei: Tijger, ik gelast u, ga heen. Een ogenblik stonden ze nog te genover elkaar, toen draaide de tijger zich om, en verdween in het bos. heit me helpen. Wat vreemd, daoht ik, dat op dat punt de wetenschap niet verder brengt. Ik zag mijn schooljaren als een flits aan mij voorbijtrekken, en de jaren daarna, en ik hoorde mijn Franse leraar zeggen: jon gelui, die zin moet je, voor je hem vertaalt, goed in je opnemen: bromde over het Amerikaanse continent Wakker gehuild door de ivolven van Mexico mod erne uclaó Nog zivijgt zijn stem, verradend elke keer, zijn Meester voor wat harde zilverlingen. Hij gaat maar door, in alle stand en kringe\ afbreuk te doen aan 't leven van zijn Heer. "V Soms is het net of hij weer in de leer gaat en gelooft in de beloofde dingen, dan kan zijn stem op zondag psalmen zingen, maar in de week verprutst hij alles weer. U mag iedere dag op een bromfiets zitten, lezer, u mag achtenswaardig kunnen ma- dat hij wist, dat hij niet bang noeuvreren en lange vakantietochten achter de rug hebben, zelfs sputterend en knette rend door buurlanden of verre zuidelijke streken, u bent toch een aarzelende brom fietsdebutant vergeleken bij Hugo de Wijs, een jongeman nog maar, slechts drie en twintig jaren telt hij, uit het boerenplaatsje Bunnik in Utrecht. Die Hugo, reed twee maanden lang „brom" dóór Amerika, Mexi co en Canada, tijdens welke hij de 1 km maar even liefst 16.000 maal deed, en heel wat avonturen beleefde. Zestienduizend ki lometer op een reis! Hij is trouwens toch e^n baas onder de brommers Zijn kleding wordt gemeten naar de tijd. Maar eender blijft zijn al te dodelijk zwijgen, laf hoort hij aan hoe men Gods Zoon bestrijdt Moderne Judas, die zijn Eeuwigheid, stomweg verspeelt door 't nooit te kwaad te krijgen, als 't maandgeld rink'lend in zijn zakken glijdt. D. VAN BOXEL Jr. hugo de wijs 16.000 kilometer EERST EUROPA lijke tocht van ruim 17.000 km Terwijl hij er na zdjn terugkeer naar Turkije, waar hij zelfs een op het landgoed „Oud-Amelis- TWot rAic hopft hii name- watersnood meemaakte, die hem weerd", waar wij hem opzochten L reis- geruime tijd zo van de buitenwe- nog over nadacht of hij naar AvLtnnr aan ziin reoertoire" reld a£sneed. dat zijn ouders in Midden-Afrika of Afghanistan zou avontuur aan zijn „re^rmire__ het onzekere bleven of hij nog in gaan kr€eg hij een aanbie<iing leven was of niet. Nauwelijks te- een bromprestatieritte maken rug in Nederland april van het van New York naar Mexico en vorig jaar-bneoW aich alwaar 2? toegevoegd. Sinds 1954. wat praktijk wilde opdoen als toe komstig landbouwkundige in Noor wegen en Zweden, heeft hij geveer de halve wereld doorge- op de mogelijkheid zworven. Hij trok eerst per brom- we tocht. Di~ fiets door Duitsland, Zwitserland, noordelijkste Italië, Oostenrijk, Joegoslavië. Frankrijk. Engeland en België en maakte vorig jaar een avontuur- niet de honden ineen do! ze U/AST het mos niet. Het Maar ola ik de artikelen in «nnr. JJ God en de kranten lees kom tk een „ME KIND!' tenminste DE moeders van de volks- stellen - r— s-- - wijk zijn geen slechte naar buiten kunnen? Waarom rustig aanvaarden dat zovele dez®Mj^d jc maand per jaar voor de mensen niet dat een Tenter*tussendoor Tlopen, die en smeken, hier en elders, lieve jeugd lang te kort komen, altijd opnieuw aanbotst tegen niets om haar kinderen geeft, nog niet eens mogelijk een nooit de frisse buitenlucht de tyrannie van de „toestan- nieis om naar /tinue e y j a it j„ Vrraion en den". Die toestanden daar het ondanks alle bedelen duizenden kinderen hun hele opgestaan, dat den". Die toestanden daar c mnnr dut komt in alle steden paar honderd kinderen ruiken, nooit de kgeien t en dorpen onder alle lagen een fractie van het geheel! schapen zien anders dan op kun je niets aan doen. Behalve j» IT" ££n meek alweer een hun tocht ho+ "hnttmr manneer ip. ruk zou znn. God mijn wiskundeleraar, die ik later, na vele jaren in de trein had ont moet, en die me had toege schreeuwd: jij! jij! jij..en die andere lummels hebben mijn leven vergald. HIJ STOND ineens voor me, en als altijd, zat zijn das scheef. Hij grijnsde en hij haalde zijn lan ge vingers door zijn volle haardos. Nou heb ik je, mannetje, nou heb ik je, op dat ogenblik heb ik ge wacht. Ik kon wachten, want ik wist, dat mijn tijd zou komen. Wat heb jij met Pythagoras gedaan? En waar is je tekening? Niet klaar hè? Nee. natuurlijk niet. bij jou is nooit wat klaar. En jullie noemen ze de hoop van het vader land. Mooie hoop. Een bende is het. Met voetzoekers werken, hè, en lijm in mijn hoed smeren, tuig zijn jullie. Maar nou is het ogen blik van de vergelding aangebro ken. Nou hoef je geen smoesjes meer te verzinnen. Het spel is uit. Ik kom je rekenschap vragen. Ik, en wij allemaal. En ik zag de ka mer vol mensen, die met uitgesto ken vinger op mij afkwamen, stap voor stap. en allen gelijk, als een sectie soldaten, aan wie het bevel voorwaarts mars is gegeven. En die wiskundeleraar zwaaide met een stok. en aan die stok zat een mes en dat mes ging rakelings langs mijn hoofd, en ik hief mijn arm op en hield hem voor mijn ogen. en ik gilde: Nee. nee ZE STOND naast me en ze greep mijn arm. Wat is er? vroeg ze. Heeft u pijn? Met een doek van de maatschappij voor. voor het abattoir wanneer je rijk Voor het overige: ze zorgen klein partje van wat hummek- ze°zoeken h°eTaller- kampen te sturen? Waarom zijn leven lang opgesloten God doen, halen je ook niet Hummels, ze zoeken net alter ie hoge huizen. uit deze toestanden. Die toe- muren, waar de zon zelfs op standen zijn sterker dan God Ja, ik word werkelijk heel de helderste voorjaarsdag maar en mensen samen. Nou, dan iL'.i;. „lo ile TMo rilI1f.fi! trnohel Hikt nmdnt dp hl.rht. r.n verdrietig als ik vragen stel. De trouwe le ft beste voor hen. En als het reageert Nederland allemaal mislukt, ligt dat veel op deze nood.? ft vaker aan de toestanden dan J 5 aan hun fouten, ft Het is eigenlijk zo diep- beschamend dat ik zoiets moet n neerschrijven. Dat in een 6 landje waar zoveel goeds en j moois en duurs te vinden is, ■(x toch nog altijd de volkswijk- ft kleuters de kinderen van de 5 rekening blijven. Je begrijpt g dat feitelijk niet goed Als je ft erover gaat piekeren stapelen g de vragen zich op. Waarom laten we het toe dat kinderen geboren worden in vochtige, uitgewoonde krntten, waar nooit de zon binnenkomt? Waarom hebben we er vrede mee dat ze opgroeien in kamertjes die ze met vier, blad weten dat de „Volks- wijkrubriek" langzamerhand aardig naar zijn tiende verjaardag optrekt. Soms denk ik: ik schrijf toch niet zo eentonig dat ze me niet meer lezen; dat ze van te Uit de VOLKSWIJK troebel lijkt omdat de lucht zo moet je het blinde lot maar bezwangerd is, te hulp roepen. Dan moet je met stof en maar gaan gokken en spelen, vuil. En het Wie tveet, heb je gelukWant mag evenmin de mensen laten je toch aan dat we de je toestanden ten ondergaan, moeders de God maakt de mensen niet zó ontelbare moe- dat ze je eigener beweging te ders alleen hulp komen. Wie weet, is de laten vertier vechten tegen de voetbalpool barmhartiger loodzware omstandigheden. Begrijp me goedomstandig- K^k- iie vlste he°.lk er nog heden als de alles beheer- n^r0^^s 1 nl denken dat er 'toch sende, alles naar zijn narig- niet bemerkt dat er achter al nieuws meer te vertel- heid dwingende factor dat die weddensgrage Nederlan- xn heidens begrip. Dat zoiets als het noodlot, wc W Ik doe heus mijn best om de Jansen in ^eloven^dxe krijsende stem, die roept. ders de stem der moeders vernomen is. De wanhopige. mijn verhaal Ie "°°i( G°d sehoord hebben. M e k d Redt groteren moeten delen? Waar- brengen. Ik jammer niet aan Men maakt zich op het ogen- kind!" En daarom ben ik om kan het voorkomen dat één stuk door. Ik juich niet *»«ir w«deri«nd om rfmle ongelukkige stumperds hun zonder ophouden. Ik meng de hele jeugd doorbrengen 'stuk door. Ik juich niet blik in Nederland erg druk vanuit ons werk niet enkel voetbalpools. Men fegen voetbalpools. Ik ben de blijde, vindt dat gokken, en je mag Qok n de manier waarop zo zorg- niet gokheo. Ze mnden ,e droeve dingen onaer 0*z au es wacui op oou muurui. lyiv, e/1 je »iuy hnnrl to de begrijpende helpende >nen- -iet proberen tonus sliakze moeders en alkoven, waar ze verlamd en de mooie en de neaeriana zien u;h>uum uuu ellendig snakken naar iets vuldig mogelijk dooreen Maar met spelen mag. Ze vinden. orobleem Era „rinciDieel blijs, dat rooit komt? Waarom onder dat alles wacht tk op God maakt rijk, en je mag ^Jr°^„ZTorhtL h„nW te grijpen wt niet in als ze asth- matisch ziin door het perma nente vuil van fabriekjes en bedrijfjes'' Waarom slaan we :1rirttüU1rair{rtt:-trtrtr(iirirtrüirtr{ri staat stellen wegen de strijd tegen de toe- overen. Ik zal dat allemaal nderen. standen vol te houden. niet bestrijden. MIEBEL. „Wasmachines en wringers had den we toen nog niet en wan neer m'n man midden in de nacht de moed wel eens opgaf, zei ik: je moet zingen, net als ik, dan gaat het beter En zij zingt ons voor: „Ik heb zeven jaar staan stampen op het hemd van Rode Toon en het is nog niet schoon „SLAVENLEVEN" Neen, het was geen makkelijke tijd en hoewel „zwarte Anna" van een „slavenleven" spreekt, geeft zij toe, „dat zij altijd veel plezier gehad heeft." Maar ondanks de milde regen van losse centen, die het wassen van sabelkoordjes, van snoeren en witte handschoenen nog opbracht ondanks de handel in schrijfpapier, postzegels en „lik ken boter", die de onvermoeibare Anna in haar tent in menig solda- tenkamp bedreef, kwamen er toch ook wel eens moeilijke uren. Want wanneer de soldaten met groot verlof gingen, hield zij van „haar 300 jongens" er ineens maar 75 „Dan kocht ik vis, die ik op de zolder van de kazerne ging bak kendaarmee gihg ik bij de soldaten venten. En dat ging ook Zo is Anna, wier naam toen nog Brouwer luidde (ze heeft twee echtgenoten overleefd en kreeg in totaal 15 kinderen, waarvan er nu nog 5 in leven zijn) nooit voor een gat te vangen geweest. HUISVROUW En (toen Koningin Wilhelm in a het systeem der marketentsters na haar inhuldiging afschafte met als motief „de vrouw behoort aan het gezin", bleek onze Anna ook een voorbeeldige huisvrouw. Maar tochnimmer heeft zij de ja ren bij de troep kunnen vergeten, die zij ondanks het harde zwoegen de gelukkigste tijd van haar le- „Wanneer de troep uitrukte, kre gen de vrouwen evenals de solda ten 25 centen tractement. Ik vond dat marcheren nooit naar het liep wat lekker op de muziek van „Turf in je ransel." Daarmede werden we ook altijd van de trein gehaald. Maar man, wat heb ik gesjouwd ik had een hele ba gage." Ze houdt haar hand ongeveer ter hoogte van haar oor: ..Ik heb tussenbeide wel eens zó'n schou der gehad. Elke compie had een marketent-! ster, maar men gaf algemeen toe, dat het in de tent bij zwarte An. na, hoewel die waarlijk niet o; haar mondje gevallen was, he gezelligste was. GEUZENKIND „Het militaire heeft me altijd ir het bloed gezetenik ben en- echt geuzenkind. want ik ben r de kazerne in Den Briel geboren) waar mijn vader militair was. E: mijn grootmoeder was bij de kó noniers bij de stukrijders die gaf er niks om, wanneer ze te zover in het water stond Onze gastvrouwe tekent met di vlakke hand een denkbeeldige lij: om haar middel, waarna ze ver volgt: „Mijn grootvader stroirj pelde op krukken, want ze had den hem beide benen weggeschc-j tendie man heeft Napoleon nog meegemaakt." JAMMER Zwarte Anna blijft even in gt dachten en zegt dan: „Het jammer, dat de enige foto v mij in de voorkamer in Delft - door een onbekende gestolen f En mijn vaatje heb ik in de o log verkochtja, hoe ging c En met een blik op het breij werkje, dat op tafel ligt: „Kijü als ik zo op m'n eentje zit te brei] ën, denk ik aan zoveel weet de dingen nog, alsof i teren gebeurden. Ze houdt de naalden uit elkae en toont ons het ingewikkelde pij troon. „Nou, is dat geen m stukje werk.Dat maak ik v m'n kleinkinderen in Zuid-Afrik; Wie doet het me na? En ik br| ook nog sokken voor de or hierja, een marketentster n van alle markten thuis zijn.... De deur gaat open en een oud heer komt het kleine kamerlj binnen. Maar we moeten de bf groeting van de heer Jonkma nog even uitstellen, want het kii tige vrouwtje commandeert: „Tt rug en nog eens je voeten vegei grenadierhet is vies wet buitep." „Zeker, korporaal", komt hc antwoord en in de toon klinkt b! grip door voor het feit, dat er db cipline moet zijn. JAAP STIGTH Tr?,ns,cii°' df Ejcky Mountams, tocht. Die heeft hem naar de Sjftt Lake_ het plaatsje Jfol- nederzetting land in de staat Michigan, Chica- wereld 'gebracht, namelijk naar ,g°- en Waterval- Ny Aalesund op Spitsbergen, op terug naar New York. Zomin 39 graden noorderbreedte. uur mill mini min mm min mui nm inn mui mini mm mm mum mm mmmii mm mm mm mn mm limn mini iiiil iiiiii imm miin nut nm mm mm heen en tefugonnaar Newb°Yorkf heeft hij in deze twee maanden slechts 220 dollar verteerd. Zijn Tüirirüirtrb bromfiets eiste al die tijd maar g vier dollar reparatiekosten. iDe meeste nachten heeft hij in een tentje doorgebracht, een eenvou dige lap plastic, gesteund door een ipaar stokken. WAAR IS M'N TENT? In het begin is hem dit bijna noodlottig geworden. „Ik had mijn tentje even buiten New York opgezet de eerste avond," vertel de hij ons, toen we hem dezer da gen direct na zijn thuiskomst in Bunnik spraken. ,,De omgeving verkennend, was ik voor het sla pen gaan in een cafeetje verzeild geraakt, waar ik weldra als een geziene gast door de andere bezoe kers werd gefêteerd op het ene glas bier na het andere. Niet ge wend alcoholica te gebruiken, be kwam het me slecht. Ik kon mijn tent nauwelijks terugvinden, en toen ik de volgende morgen ont waakte, vond ik mezelf terug on der een sneeuwdek van dertig centimeter... Uiteraard brachten de andere dagen wel andere avonturen. In Mexico werd hij midden in de nacht gewekt door het gehuil van prairiewolven. Toen hij zich goed gerealiseerd had. wat er gebeur de de wolven draaiden jankend in een cirkel om hem heen op een afstand van vijf a tien meter greep hij zijn mes en trok zijn schoenen aan. GEHUIL VAN WOLVEN Hij was van plan. indien nodig, zijn leven zo duur mogelijk te vei- Kopen. De wolven hielden zich echter op een afstand. Hierdoor teleurgesteld, heeft hij zich de vol gende nacht maar niets meer van het gejank aangetrokken. Het ge huil van de wolven wiegde hem in slaap en ook die nacht hebben de dieren hem niet durven bena Mexico heeft hij leren kennei als een heel wat sfeervoller land dan Amerika. Vooral de kleinere iz^irüiiüii-üiriririrürirüitirgirüirtrit-üüitiritiriririiii'üiriririrXirü-ü-trüü-ü'ii-Crtiiiir^-trCi-U-üii-Uifiiif-^iiviz-u-ü-ü plaatsjes zijn gezellig. Het leven De bekende evangelist-straat prediker N. Baas uit Amsterdam schrijft in het Jongelingsblad: Ik acht het zeer goed mogelijk, dat er in het brandend conflict tussen Oost en West nimmer een oorlog op grote schaal zal uit draait er zich af op de dorps pleintjes, waar veelal een muziek tent staat en iedere avond weer anderen uit de bevolking hun ta lenter ontplooien. Of de Amerikanen nog belang stelling hadden voor zijn brom fiets? „Och ja," zegt Hugo de Wijs, „maar alleen als speelding voor de kinderen. Een jongen van 17 jaar heeft daar al zijn eigen auto, en denkt er eenvoudig niet over zijn comfort te ruilen voor dat van een bromfiets. Motorrij den bedrijft men er nog alleen maar als sport". „JE ZIET NU WAT" Welke motieven Hugo de Wijs ertoe brengen de sfeervolle rust van de ouderlijke burcht ko ning Lodewijk Napoleon woonde in 1808 nog op het landgoed „Oud- Amelisweerd" aan de Kromme Rijn bij Bunnik en genoot er van de prachtige tuinaanleg van zijn tuinarchitect Alexandre Dufour in de steek te laten? „Wel", zo filosofeert hij, „wan neer ik met gewoon werken we kelijks een zekere som verdien, ben ik dat geld een week later weer kwijt voor mijn dagelijks ie- vensonderhoud, zonder iets van de wereld te hebben gezien. Nu ben ik in totaal drie maanden wegge weest, heb ik ook geen cent over gehouden, maar heb tenminste wat van de wereld gezien." „Waar ik nu weer heen denk te gaan? Ik heb Ierland nog niet ge zien. maar het is zo dicht bij huis en moeilijk te bereiken. Ik denk dat ik eerst nog maar eens wat geld zal gaan verdienen... Of Hugo de Wijs het lang zal uithouden? We hebben de indruk van niet. Hij voell zichzelf een gevangene in Europa. Hij zal wel weer een gaatje vinden om aanstonds weer de wijde wereld in te trekken. De prettige, open ma nier waarop hij de mensen tege moet treedt, zal de weg effenen tot nog menig avontuur. breken. Althans niet in de eei tientallen jaren en niet ti de blokken, die nu tegeno' elkander staan. Niemand w< dit, maar het risico schijnt te groot. Maar de strijd der geésten ga op veel groter schaal ontbrandt dan het voorgeslacht die geke; heeft Hoe komen Mohamw danisme en Hindoeïsme nieuw leven? De oude „Heiden", die Bunyan tekent zijn pelgrimsreis, is na een s?~ van eeuwen als tot een nie jeugd ontwaakt. Wat dit korte termijn betekenen voor de jonge christelijke kerk! in het Oosten en op den du" voor de invloed van de We terse landen is door niem te voorspellen. Eén ding zeker: de wereldkaart is gi dig veranderd! Ik houd veel van de cathechisiw ik ben met de Heidelbenger e! gegroeid en veel schoons daï uit zou ik tot geen prijs will' Maar hij richt nog altijd de sp' tegen Rome, alsof er g£ atheïsten en communisten, ge> hindoes en mohammedanen de wereld waren. Hij geeft ons meer dan genfl voor de strijd, die onze ziel mo voeren tegen ons eigen vlee maar maakt ons niet weerblj of althans in onvoldoende ma tegen de wereld, die zich onze dagen veelal in gek andere formaties tegenover in slagorde stelt. doeld: de hulsman ên de poor! moesten 's zondags in de pr^ kogels in hun bandelier krijE' en kruit op hun geweerpan van maandag tot zaterdag de vijand van het lijf te hou® en om in heilige agressie r Rijk van Koning Jezus uit breiden. Ja ar voor was de Heidelberf toen geschikt, maar onv anderd en onaangevuld is dat nü niet meer. Hij brei ons niet langer in de frontlij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1957 | | pagina 14