EN TOEN ZAG IK HAAR..
ZWARTE ANNA»(89 jaar)
HUGO DE WIJS
bewaarde baar soldatenhumor
r
Mil BU BIJ
Niet in de frontlijn
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 30 MAART 1957
Ik sloeg mijn ogen op en keek
om me heen, en ik zag, dat mijn ge
zichtsveld werd beperkt door een
wit scherm, dat om mijn bed was
gezet. Op mijn nachtkastje, zag ik,
stonden een paar donker gekleurde
flesjes en een glas met water. Van
buiten drong geen geluid tot mij
door en de kamer was spaarzaam
verlicht en nog net niet geheel don
ker. Nu moet het nacht zijn, dacht
ik, nacht en ik wist niet waarom,
maar ik huiverde. Ik dacht: wat is
er ook weer met de nacht? Maar ik
kon mijn gedachten niet ordenen,
hoe ik mij ook inspande, en ik keek
weer rond naar het scherm, uaar
het nachtkastje, naar het plafond,
naar de flesjes op het nachtkastje.
'TE ZAT aan het voeteneind en ik
f-1 verwonderde me er over, dat
ik haar niet eerder had opgemerkt.
Ze glimlachte toen ik haar aan
keek, en ze zei: Bent u wakker?
Wilt u soms wat drinken? Ik knik
te v^in neen. Ze zei: doe dan maar
gauw uw ogen dicht en ga slapen.
Ik vroeg: hoe laat is het? Ze ant
woordde: twaalf uur precies, u
heeft nog een hele nacht voor u.
Toe ga slapen. Ze was opgestaan
en kwam naar me toe, en ze boog
zich over me heen en schikte wat
aan de lakens. Ik volgde haar be
wegingen en bleef naar haar kij
ken. ook toen ze weer op haar
stoel aan het voeteneind zat. U
moet slapen, herhaalde ze met na-
veegde ze mijn voorhoofd af,
ze hield haar vingers
pols. Toe, drink eens.
sloeg haar arm om mijn schouder Die goeie,
en hielp me overeind en ze liet Bill, dacht ik,
me drinken en legde me tc
weer neer in de kussens. Ze z
en het was alsof ik de stem v
mijn moeder hoorde, dat komt
van, kwart over twee en nog geen Dan heeft de hoofd-
oog dicht gedaan. Wat moet ik
lafaard is hij,
mijn die de strijd op-
Ze geeft of ontwijkt.
ik begon te huilen.
ZE ZEI: Wat krij
gen we nou?
ÉÉN HOKT
wt*: H. J. WAALWIJK
zuster dus toch gelijk: mannen hoefde te zijn. Za, herhaalde ze,
strak, in mijn rapport zettan, hm? blijven altijd kleine jongens. Nog dat was mofd met de dood voor
Ik ban ban? voor IS "MlJEÏ ogen. De dood in de ogen zelfs.
de nacht, ik wacht op de dag
dan ga ik slapen. Waarom bent
u bang? vroeg ze. Ze streek mijn
haar naar achteren. U hoeft
bang te zijn. Er is niets om bang
voor te zijn, dat weet u toch? U
bent geen kind meer. Ik dacht:
kan ik het haar
vertellen? Ze is
nog jong, wat weet
ze van het leven,
wat -weet ze van
het menselijk hart,
weet ze dat het in
een mens Scan stor
men, en dat het
soms is alsof hij
vergaat en dat hij
geen houvast kan
ga we'g_ vérdoe °Sen- De dood in de ogen zelfs, ^uiei
uw tijdsniet aan mij. 't Is vier en geen vrees hebben. Ze keek ^"vftalFteit^is"d'tF
uur, zei ze. Over twee uur word me strak aan. Is die man uw
ik afgelost, en dan ga ik naar verloofde'' vroec ik Nee ant-
mijn kamer en ik weet. dat w met veno°iae «ee an*-
zal slapen, omdat ik vannacht woordde ze, mijn vader. Ik voel-
mijn werk niet goed heb gedaan, de me ellendig en beroerd, en
want ik ben er niet in geslaagd jk wilde, dat ik kon weglopen.
een domme man zei ze En^ik ,k keek naar het scherm, dat derlijke wereld-van-toen
houd niet van 'domme 'mannen dicht om mijn bed was gezet en ^ige grenadiers-uniformen
ShVOlmdte Sn'VMi^k' hiï£ 'k d°°ker Sekle°r" <mjwap7e«nde° witte bSri)'
alleen van mannen die niet bang de flesJes' Ik hoorde haar zeg- Koningin Emma ontmoeten. Maar
zijn. die durf hebben en alles f®n:_al vijf u»r Weer een narht temidden van een verleden, dat
„Een borrel van 5 cen
ten heb ik niet en een
sigaar van 2 cent ook niet,
maar een zoen kunnen
jullie allemaal van mij
krijgen", aldus zei „zwar
te Anna", de enige nog
in ons land levende mar
ketentster, toen zij onlangs enkele hoogbejaarde
grenadiers uit „haar" compie ontmoette. Deze
uitlating verduideljkt zonder meer, dat mevrouw
Anna Christine Idenhof-van Eewijk ondanks het
feit, dat zij volgend jaar de 90 kruisjes hoopt te
halen, door de stormen der jaren heen haar ty
pische soldatenhumor wist te bewaren.
We vonden haar in een wit-gepleisterd huisje
van een verscholen hofje in Den Haag, waar zij
het huishouden van de ook niet bepaald meer
jeugdige oud-grenadier Piet Jonkman bereddert.
vaatje met 10 liter
brandewijn op de nek
en een beugeltas met
cognac (voor de offi
cieren) aan de arm.
„We hebben wel
eens dagmarsen ge
maakt van 16 uur en
ik heb het meege
maakt, dat mijn man,
die korporaal-wasbaas
was, de schoenen van
mijn voeten moest
LAATSTE MARKETENSTER VAN ONS LAND
..De baas is van huisdie is
zijn centen voor de ouwe' dag ha
len," aldus het kleine vrouwtje,
nadat we het propere kamèrtje be
treden hebben.
De levendige donkere ogen van
Anna verraden, dat zij nog een en
al vitaliteit is; de zinnen vloeien
al spoedig zonder enige hapering
haar lippen.
VAN TOEN
Dan tekent zij
t kleu-
Weer een nacht temidden
aandurven, zelfs al liggen ze voorbij en ik dacht: gelukkig vo1 ,ts Yan. paardegetrappel.
maakte haar rin niet af. Ze de dag breekt aan, nu kan moé"nde dasmarsen
verleden, dat DE WAS 14 CENT
haar gezicht kreeg iets dro-
„een ik A"
vinden, ook al slaat ??draah' ha?„
„De eigenlijke verdienste zat in
de was, waar ik miin man steeds
flink bij geholpen heb. Iedere jon-
blauw gestreept costuum met gen had vijf stuksen dat
«aan nm rode uitmonstering, een muts met bracht 14 hele centen op. Och,
wat te slapen, wees met zo haneveren op het hoofd en voor- och. wat w-as dat goed altijd
zien van de korporaalsrang ach- zwartalsof het van kolensjou-
ter de troep aantrokken. Deze wers kwam."
marketentsters („we hebben er 20 Wanneer ze dus niet ,.te velde"
iu nog alleen was, werd in de echtelijke woning
dan ook, toen dit lijfgoed, verdeeld over een aan-
ik er in 1890 bijkwam, met mijn tal machtige kuipen, met stam-
22 jaren de jongste") droegen een pers en boenders behandeld.
iets nro- oude stij1 ontwaren
die de aiets Sebeuren- En ik hoorde vooral de moedige vrouwen, die
ten ver haar nog zeggen: toe probeer Wa,m'
land te gaan
daar te werken onder
sen met een andere huidskleur bang. En ik sloot mijn ogen en
**an en d^e man moest op een vaag drong het nog tot me door,
A gedachten had dag een voetreis van enkele dagen
geraden, zei ze: do§r de wildernis maken. Hij had dat vannacht, beter gehad ikben
,,U denkt natuur- twee dragers bij zich, die hem je best doen. Ja dacht ik: van-
lijk: ze begrijpt hadden gesmeekt een andere weg narbt
er niets van, want te kiezen dan de normale, omdat
die weg onveilig
Weet dan, zei ze, tijger gesignaleerd en het was de
dat ik nooit bang bevolking niet gelukt het dier
zal zijn, hoe oud ik te vangen. Maar de man had haast,
en zei, dat hij niet van zijn oor
spronkelijke plan zou afwijken.
_knikte. Toen ze een dag hadden gelopen
Ja, zei ik, ik weet gaf
het. Ik
weet het precies,
en ik dacht: dat
is mijn ongeluk,
dat ik alles
het niet wist.
gil.
i de dragers plotseling
"1
hij
de
op
Ze was niet knap, zag ik, haar
neus was iets te groot en haar
wenkbrauwen waren te zwaar,
maar haar stem was zacht en een
paar lokken, die uit haar mufs
over haar voorhoofd hingen, gaven
haar gezicht iets prettigs om naar
te kijken. Ik dacht: ze moet nog
jong zijn, anders zou ze wel har
der tegen mij optreden nu ik wei
ger mijn ogen te sluiten, en ik
voelde meelij met haar, omdat ze
gedwongen was aan mijn bed te
zitten, en er op toe te zien, dat
ik zou slapen. En ik dacht aan
jonge vrouwen, die ik kende en die
nu zouden slapen of plezier zou
den maken. En ik dacht aan Liz
zy. met wie ik in Parijs kunstge
schiedenis studeerde en die me
bij mijn vertrek naar Holland had
gezegd, dat ze mij in het zieken
huis niet zou opzoeken, omdat de
ïtherlucht haar zo tegenstond.
JK ZAG, dat ze op haar horloge
keek en ik vroeg: hoe laat is
het nu? Ze antwoordde: half één,
en toen ik zuchtte, vervolgde ze:
waarom bent u tóch zo tegen u
zelf? Waarom probeert u niet de
nacht te korten door te gaan sla
pen? De nachten duren lang als
je ziek bent, en ze fijn er ook niet
voor om ze als de dagen door te
brengen. Er is. wat de indeling
van ons leven betreft, een ver
schil tussen de dag en de nacht.
En wie dat vergeet, zal het vroeg
of laat ondervinden, heeft mijn
moeder me geleerd. Ze stond weer
op en kwam weer naar me toe,
en bevochtigde mijn lippen met
wat water. En nu praat ik niet
meer tegen u, zei ze. en als u niet
doet wat ik zeg, vertel ik het mor
gen aan de dokter en als-t-ie boos
wordt, zit er wat voor u op, nu
moet u hetzelf maar weten. Ze
ging weer zitten en keek demon
stratief langs me heen, de lippen
stijf op elkaar als een kind, dat
ontstemd is, omdat het zijn zin
niet krijgt. Ik sloot mijn ogen,
maar het was alsof ik werd op
getild en ging zweven, en ik open
de ze weer, en ik keek naar het
scherm, en naar het nachtkastje
en naar het plafond. En ik dacht
aan Parijs, en aan Londen, en aan
Berlijn en aan de juffrouw van
de eerste klas van de lagere school
van wie ik zoveel had gehouden,
dat ik stiekun uit de koekjestrom-
opening tussen wat struikge
was. Daar stond de tijger in zijn
volle glorie, majesteitelijk, zoals
tijgers in dat land zijn. Hij hief
goed weet. Als ik de kop óp en het was alsof hij
inaar voren wilde lopen. De dra-
ïddi vid- gers keerden zich om en zetten het
dan zou 0p een lopen. Maar de man bleef
het toch staan, keek de tijger strak aan,
en zei: Tijger, ik gelast u, ga heen.
Een ogenblik stonden ze nog te
genover elkaar, toen draaide de
tijger zich om, en verdween in
het bos.
heit me helpen. Wat
vreemd, daoht ik, dat op dat punt
de wetenschap niet verder brengt.
Ik zag mijn schooljaren als een
flits aan mij voorbijtrekken, en
de jaren daarna, en ik hoorde
mijn Franse leraar zeggen: jon
gelui, die zin moet je, voor je
hem vertaalt, goed in je opnemen:
bromde over het Amerikaanse continent
Wakker gehuild door
de ivolven van Mexico
mod erne uclaó
Nog zivijgt zijn stem, verradend elke keer,
zijn Meester voor wat harde zilverlingen.
Hij gaat maar door, in alle stand en kringe\
afbreuk te doen aan 't leven van zijn Heer.
"V
Soms is het net of hij weer in de leer
gaat en gelooft in de beloofde dingen,
dan kan zijn stem op zondag psalmen zingen,
maar in de week verprutst hij alles weer.
U mag iedere dag op een bromfiets zitten,
lezer, u mag achtenswaardig kunnen ma-
dat hij wist, dat hij niet bang noeuvreren en lange vakantietochten achter
de rug hebben, zelfs sputterend en knette
rend door buurlanden of verre zuidelijke
streken, u bent toch een aarzelende brom
fietsdebutant vergeleken bij Hugo de Wijs,
een jongeman nog maar, slechts drie en
twintig jaren telt hij, uit het boerenplaatsje
Bunnik in Utrecht. Die Hugo, reed twee
maanden lang „brom" dóór Amerika, Mexi
co en Canada, tijdens welke hij de 1 km
maar even liefst 16.000 maal deed, en heel
wat avonturen beleefde. Zestienduizend ki
lometer op een reis!
Hij is trouwens toch e^n baas onder de
brommers
Zijn kleding wordt gemeten naar de tijd.
Maar eender blijft zijn al te dodelijk zwijgen,
laf hoort hij aan hoe men Gods Zoon bestrijdt
Moderne Judas, die zijn Eeuwigheid,
stomweg verspeelt door 't nooit te kwaad te krijgen,
als 't maandgeld rink'lend in zijn zakken glijdt.
D. VAN BOXEL Jr.
hugo de wijs
16.000 kilometer
EERST EUROPA
lijke tocht van ruim 17.000 km Terwijl hij er na zdjn terugkeer
naar Turkije, waar hij zelfs een op het landgoed „Oud-Amelis-
TWot rAic hopft hii name- watersnood meemaakte, die hem weerd", waar wij hem opzochten
L reis- geruime tijd zo van de buitenwe- nog over nadacht of hij naar
AvLtnnr aan ziin reoertoire" reld a£sneed. dat zijn ouders in Midden-Afrika of Afghanistan zou
avontuur aan zijn „re^rmire__ het onzekere bleven of hij nog in gaan kr€eg hij een aanbie<iing
leven was of niet. Nauwelijks te- een bromprestatieritte maken
rug in Nederland april van het van New York naar Mexico en
vorig jaar-bneoW aich alwaar 2?
toegevoegd. Sinds 1954.
wat praktijk wilde opdoen als toe
komstig landbouwkundige in Noor
wegen en Zweden, heeft hij
geveer de halve wereld doorge- op de mogelijkheid
zworven. Hij trok eerst per brom- we tocht. Di~
fiets door Duitsland, Zwitserland, noordelijkste
Italië, Oostenrijk, Joegoslavië.
Frankrijk. Engeland en België en
maakte vorig jaar een avontuur-
niet de honden ineen do! ze U/AST het mos niet. Het Maar ola ik de artikelen in
«nnr. JJ God en de kranten lees kom tk een
„ME KIND!'
tenminste
DE moeders van de volks- stellen - r— s-- -
wijk zijn geen slechte naar buiten kunnen? Waarom rustig aanvaarden dat zovele dez®Mj^d jc
maand per jaar voor de mensen niet dat
een
Tenter*tussendoor Tlopen, die en smeken, hier en elders, lieve jeugd lang te kort komen, altijd opnieuw aanbotst tegen
niets om haar kinderen geeft, nog niet eens mogelijk een nooit de frisse buitenlucht de tyrannie van de „toestan-
nieis om naar /tinue e y j a it j„ Vrraion en den". Die toestanden daar
het ondanks alle bedelen duizenden kinderen hun hele
opgestaan, dat
den". Die toestanden daar
c mnnr dut komt in alle steden paar honderd kinderen ruiken, nooit de kgeien
t en dorpen onder alle lagen een fractie van het geheel! schapen zien anders dan op kun je niets aan doen. Behalve
j» IT" ££n meek alweer een hun tocht ho+ "hnttmr manneer ip. ruk zou znn. God
mijn wiskundeleraar, die ik later,
na vele jaren in de trein had ont
moet, en die me had toege
schreeuwd: jij! jij! jij..en die
andere lummels hebben mijn leven
vergald.
HIJ STOND ineens voor me, en
als altijd, zat zijn das scheef.
Hij grijnsde en hij haalde zijn lan
ge vingers door zijn volle haardos.
Nou heb ik je, mannetje, nou heb
ik je, op dat ogenblik heb ik ge
wacht. Ik kon wachten, want ik
wist, dat mijn tijd zou komen. Wat
heb jij met Pythagoras gedaan?
En waar is je tekening? Niet
klaar hè? Nee. natuurlijk niet. bij
jou is nooit wat klaar. En jullie
noemen ze de hoop van het vader
land. Mooie hoop. Een bende is
het. Met voetzoekers werken, hè,
en lijm in mijn hoed smeren, tuig
zijn jullie. Maar nou is het ogen
blik van de vergelding aangebro
ken. Nou hoef je geen smoesjes
meer te verzinnen. Het spel is uit.
Ik kom je rekenschap vragen. Ik,
en wij allemaal. En ik zag de ka
mer vol mensen, die met uitgesto
ken vinger op mij afkwamen, stap
voor stap. en allen gelijk, als een
sectie soldaten, aan wie het bevel
voorwaarts mars is gegeven. En
die wiskundeleraar zwaaide met
een stok. en aan die stok zat een
mes en dat mes ging rakelings
langs mijn hoofd, en ik hief mijn
arm op en hield hem voor mijn
ogen. en ik gilde: Nee. nee
ZE STOND naast me en ze greep
mijn arm. Wat is er? vroeg
ze. Heeft u pijn? Met een doek
van de maatschappij voor. voor
het abattoir wanneer je rijk
Voor het overige: ze zorgen klein partje van wat
hummek- ze°zoeken h°eTaller- kampen te sturen? Waarom zijn leven lang opgesloten God doen, halen je ook niet
Hummels, ze zoeken net alter ie hoge huizen. uit deze toestanden. Die toe-
muren, waar de zon zelfs op standen zijn sterker dan God
Ja, ik word werkelijk heel de helderste voorjaarsdag maar en mensen samen. Nou, dan
iL'.i;. „lo ile TMo rilI1f.fi! trnohel Hikt nmdnt dp hl.rht. r.n
verdrietig als ik
vragen stel.
De trouwe le
ft beste voor hen. En als het reageert Nederland
allemaal mislukt, ligt dat veel op deze nood.?
ft vaker aan de toestanden dan J
5 aan hun fouten,
ft Het is eigenlijk zo diep-
beschamend dat ik zoiets moet
n neerschrijven. Dat in een
6 landje waar zoveel goeds en
j moois en duurs te vinden is,
■(x toch nog altijd de volkswijk-
ft kleuters de kinderen van de
5 rekening blijven. Je begrijpt
g dat feitelijk niet goed Als je
ft erover gaat piekeren stapelen
g de vragen zich op. Waarom
laten we het toe dat kinderen
geboren worden in vochtige,
uitgewoonde krntten, waar
nooit de zon binnenkomt?
Waarom hebben we er vrede
mee dat ze opgroeien in
kamertjes die ze met vier,
blad weten
dat de „Volks-
wijkrubriek"
langzamerhand
aardig naar
zijn tiende verjaardag optrekt.
Soms denk ik: ik schrijf toch
niet zo eentonig dat ze me niet
meer lezen; dat ze van te
Uit de
VOLKSWIJK
troebel lijkt omdat de lucht zo moet je het blinde lot maar
bezwangerd is, te hulp roepen. Dan moet je
met stof en maar gaan gokken en spelen,
vuil. En het Wie tveet, heb je gelukWant
mag evenmin de mensen laten je toch aan
dat we de je toestanden ten ondergaan,
moeders de God maakt de mensen niet zó
ontelbare moe- dat ze je eigener beweging te
ders alleen hulp komen. Wie weet, is de
laten vertier vechten tegen de voetbalpool barmhartiger
loodzware omstandigheden.
Begrijp me goedomstandig- K^k- iie vlste he°.lk er nog
heden als de alles beheer- n^r0^^s 1
nl denken dat er 'toch sende, alles naar zijn narig- niet bemerkt dat er achter al
nieuws meer te vertel- heid dwingende factor dat die weddensgrage Nederlan-
xn heidens begrip. Dat
zoiets als het noodlot, wc W
Ik doe heus mijn best om de Jansen in ^eloven^dxe krijsende stem, die roept.
ders de stem der moeders
vernomen is. De wanhopige.
mijn verhaal Ie "°°i( G°d sehoord hebben. M e k d Redt
groteren moeten delen? Waar- brengen. Ik jammer niet aan Men maakt zich op het ogen- kind!" En daarom ben ik
om kan het voorkomen dat één stuk door. Ik juich niet *»«ir w«deri«nd om rfmle
ongelukkige stumperds hun zonder ophouden. Ik meng de
hele jeugd doorbrengen
'stuk door. Ik juich niet blik in Nederland erg druk vanuit ons werk niet enkel
voetbalpools. Men fegen voetbalpools. Ik ben
de blijde, vindt dat gokken, en je mag Qok n de manier waarop
zo zorg- niet gokheo. Ze mnden ,e
droeve dingen
onaer 0*z au es wacui op oou muurui. lyiv, e/1 je »iuy hnnrl to
de begrijpende helpende >nen- -iet proberen tonus sliakze moeders en
alkoven, waar ze verlamd en de mooie en de neaeriana zien u;h>uum uuu
ellendig snakken naar iets vuldig mogelijk dooreen Maar met spelen mag. Ze vinden. orobleem Era „rinciDieel
blijs, dat rooit komt? Waarom onder dat alles wacht tk op God maakt rijk, en je mag ^Jr°^„ZTorhtL h„nW te
grijpen wt niet in als ze asth-
matisch ziin door het perma
nente vuil van fabriekjes en
bedrijfjes'' Waarom slaan we
:1rirttüU1rair{rtt:-trtrtr(iirirtrüirtr{ri
staat stellen wegen
de strijd tegen de toe- overen. Ik zal dat allemaal
nderen.
standen vol te houden.
niet bestrijden.
MIEBEL.
„Wasmachines en wringers had
den we toen nog niet en wan
neer m'n man midden in de nacht
de moed wel eens opgaf, zei ik:
je moet zingen, net als ik, dan
gaat het beter
En zij zingt ons voor: „Ik heb
zeven jaar staan stampen op het
hemd van Rode Toon en het is nog
niet schoon
„SLAVENLEVEN"
Neen, het was geen makkelijke
tijd en hoewel „zwarte Anna" van
een „slavenleven" spreekt, geeft
zij toe, „dat zij altijd veel plezier
gehad heeft." Maar ondanks de
milde regen van losse centen, die
het wassen van sabelkoordjes, van
snoeren en witte handschoenen nog
opbracht ondanks de handel in
schrijfpapier, postzegels en „lik
ken boter", die de onvermoeibare
Anna in haar tent in menig solda-
tenkamp bedreef, kwamen er toch
ook wel eens moeilijke uren. Want
wanneer de soldaten met groot
verlof gingen, hield zij van „haar
300 jongens" er ineens maar 75
„Dan kocht ik vis, die ik op de
zolder van de kazerne ging bak
kendaarmee gihg ik bij de
soldaten venten. En dat ging
ook
Zo is Anna, wier naam toen nog
Brouwer luidde (ze heeft twee
echtgenoten overleefd en kreeg in
totaal 15 kinderen, waarvan er nu
nog 5 in leven zijn) nooit voor een
gat te vangen geweest.
HUISVROUW
En (toen Koningin Wilhelm in a
het systeem der marketentsters na
haar inhuldiging afschafte met als
motief „de vrouw behoort aan het
gezin", bleek onze Anna ook een
voorbeeldige huisvrouw. Maar
tochnimmer heeft zij de ja
ren bij de troep kunnen vergeten,
die zij ondanks het harde zwoegen
de gelukkigste tijd van haar le-
„Wanneer de troep uitrukte, kre
gen de vrouwen evenals de solda
ten 25 centen tractement. Ik vond
dat marcheren nooit naar het
liep wat lekker op de muziek van
„Turf in je ransel." Daarmede
werden we ook altijd van de trein
gehaald. Maar man, wat heb ik
gesjouwd ik had een hele ba
gage."
Ze houdt haar hand ongeveer
ter hoogte van haar oor: ..Ik heb
tussenbeide wel eens zó'n schou
der gehad.
Elke compie had een marketent-!
ster, maar men gaf algemeen toe,
dat het in de tent bij zwarte An.
na, hoewel die waarlijk niet o;
haar mondje gevallen was, he
gezelligste was.
GEUZENKIND
„Het militaire heeft me altijd ir
het bloed gezetenik ben en-
echt geuzenkind. want ik ben r
de kazerne in Den Briel geboren)
waar mijn vader militair was. E:
mijn grootmoeder was bij de kó
noniers bij de stukrijders
die gaf er niks om, wanneer ze te
zover in het water stond
Onze gastvrouwe tekent met di
vlakke hand een denkbeeldige lij:
om haar middel, waarna ze ver
volgt: „Mijn grootvader stroirj
pelde op krukken, want ze had
den hem beide benen weggeschc-j
tendie man heeft Napoleon
nog meegemaakt."
JAMMER
Zwarte Anna blijft even in gt
dachten en zegt dan: „Het
jammer, dat de enige foto v
mij in de voorkamer in Delft -
door een onbekende gestolen f
En mijn vaatje heb ik in de o
log verkochtja, hoe ging c
En met een blik op het breij
werkje, dat op tafel ligt: „Kijü
als ik zo op m'n eentje zit te brei]
ën, denk ik aan zoveel
weet de dingen nog, alsof i
teren gebeurden.
Ze houdt de naalden uit elkae
en toont ons het ingewikkelde pij
troon. „Nou, is dat geen m
stukje werk.Dat maak ik v
m'n kleinkinderen in Zuid-Afrik;
Wie doet het me na? En ik br|
ook nog sokken voor de or
hierja, een marketentster n
van alle markten thuis zijn....
De deur gaat open en een oud
heer komt het kleine kamerlj
binnen. Maar we moeten de bf
groeting van de heer Jonkma
nog even uitstellen, want het kii
tige vrouwtje commandeert: „Tt
rug en nog eens je voeten vegei
grenadierhet is vies wet
buitep."
„Zeker, korporaal", komt hc
antwoord en in de toon klinkt b!
grip door voor het feit, dat er db
cipline moet zijn.
JAAP STIGTH
Tr?,ns,cii°' df Ejcky Mountams,
tocht. Die heeft hem naar de Sjftt Lake_ het plaatsje Jfol-
nederzetting
land in de staat Michigan, Chica-
wereld 'gebracht, namelijk naar ,g°- en Waterval-
Ny Aalesund op Spitsbergen, op terug naar New York. Zomin
39 graden noorderbreedte.
uur mill mini min mm min mui nm inn mui mini mm mm mum mm mmmii mm mm mm mn mm limn mini iiiil iiiiii imm miin nut nm mm mm heen en tefugonnaar Newb°Yorkf
heeft hij in deze twee maanden
slechts 220 dollar verteerd. Zijn
Tüirirüirtrb bromfiets eiste al die tijd maar
g vier dollar reparatiekosten. iDe
meeste nachten heeft hij in een
tentje doorgebracht, een eenvou
dige lap plastic, gesteund door een
ipaar stokken.
WAAR IS M'N TENT?
In het begin is hem dit bijna
noodlottig geworden. „Ik had
mijn tentje even buiten New York
opgezet de eerste avond," vertel
de hij ons, toen we hem dezer da
gen direct na zijn thuiskomst in
Bunnik spraken. ,,De omgeving
verkennend, was ik voor het sla
pen gaan in een cafeetje verzeild
geraakt, waar ik weldra als een
geziene gast door de andere bezoe
kers werd gefêteerd op het ene
glas bier na het andere. Niet ge
wend alcoholica te gebruiken, be
kwam het me slecht. Ik kon mijn
tent nauwelijks terugvinden, en
toen ik de volgende morgen ont
waakte, vond ik mezelf terug on
der een sneeuwdek van dertig
centimeter...
Uiteraard brachten de andere
dagen wel andere avonturen. In
Mexico werd hij midden in de
nacht gewekt door het gehuil van
prairiewolven. Toen hij zich goed
gerealiseerd had. wat er gebeur
de de wolven draaiden jankend
in een cirkel om hem heen op een
afstand van vijf a tien meter
greep hij zijn mes en trok zijn
schoenen aan.
GEHUIL VAN
WOLVEN
Hij was van plan. indien nodig,
zijn leven zo duur mogelijk te vei-
Kopen. De wolven hielden zich
echter op een afstand. Hierdoor
teleurgesteld, heeft hij zich de vol
gende nacht maar niets meer van
het gejank aangetrokken. Het ge
huil van de wolven wiegde hem
in slaap en ook die nacht hebben
de dieren hem niet durven bena
Mexico heeft hij leren kennei
als een heel wat sfeervoller land
dan Amerika. Vooral de kleinere
iz^irüiiüii-üiriririrürirüitirgirüirtrit-üüitiritiriririiii'üiriririrXirü-ü-trüü-ü'ii-Crtiiiir^-trCi-U-üii-Uifiiif-^iiviz-u-ü-ü plaatsjes zijn gezellig. Het leven
De bekende evangelist-straat
prediker N. Baas uit Amsterdam
schrijft in het Jongelingsblad:
Ik acht het zeer goed mogelijk,
dat er in het brandend conflict
tussen Oost en West nimmer een
oorlog op grote schaal zal uit
draait er zich af op de dorps
pleintjes, waar veelal een muziek
tent staat en iedere avond weer
anderen uit de bevolking hun ta
lenter ontplooien.
Of de Amerikanen nog belang
stelling hadden voor zijn brom
fiets? „Och ja," zegt Hugo de
Wijs, „maar alleen als speelding
voor de kinderen. Een jongen van
17 jaar heeft daar al zijn eigen
auto, en denkt er eenvoudig niet
over zijn comfort te ruilen voor
dat van een bromfiets. Motorrij
den bedrijft men er nog alleen
maar als sport".
„JE ZIET NU WAT"
Welke motieven Hugo de Wijs
ertoe brengen de sfeervolle rust
van de ouderlijke burcht ko
ning Lodewijk Napoleon woonde
in 1808 nog op het landgoed „Oud-
Amelisweerd" aan de Kromme
Rijn bij Bunnik en genoot er van
de prachtige tuinaanleg van zijn
tuinarchitect Alexandre Dufour
in de steek te laten?
„Wel", zo filosofeert hij, „wan
neer ik met gewoon werken we
kelijks een zekere som verdien,
ben ik dat geld een week later
weer kwijt voor mijn dagelijks ie-
vensonderhoud, zonder iets van de
wereld te hebben gezien. Nu ben
ik in totaal drie maanden wegge
weest, heb ik ook geen cent over
gehouden, maar heb tenminste
wat van de wereld gezien."
„Waar ik nu weer heen denk te
gaan? Ik heb Ierland nog niet ge
zien. maar het is zo dicht bij huis
en moeilijk te bereiken. Ik denk
dat ik eerst nog maar eens wat
geld zal gaan verdienen...
Of Hugo de Wijs het lang zal
uithouden? We hebben de indruk
van niet. Hij voell zichzelf een
gevangene in Europa. Hij zal
wel weer een gaatje vinden om
aanstonds weer de wijde wereld in
te trekken. De prettige, open ma
nier waarop hij de mensen tege
moet treedt, zal de weg effenen
tot nog menig avontuur.
breken. Althans niet in de eei
tientallen jaren en niet ti
de blokken, die nu tegeno'
elkander staan. Niemand w<
dit, maar het risico schijnt
te groot.
Maar de strijd der geésten ga
op veel groter schaal ontbrandt
dan het voorgeslacht die geke;
heeft Hoe komen Mohamw
danisme en Hindoeïsme
nieuw leven? De oude
„Heiden", die Bunyan tekent
zijn pelgrimsreis, is na een s?~
van eeuwen als tot een nie
jeugd ontwaakt. Wat dit
korte termijn betekenen
voor de jonge christelijke kerk!
in het Oosten en op den du"
voor de invloed van de We
terse landen is door niem
te voorspellen. Eén ding
zeker: de wereldkaart is gi
dig veranderd!
Ik houd veel van de cathechisiw
ik ben met de Heidelbenger e!
gegroeid en veel schoons daï
uit zou ik tot geen prijs will'
Maar hij richt nog altijd de sp'
tegen Rome, alsof er g£
atheïsten en communisten, ge>
hindoes en mohammedanen
de wereld waren.
Hij geeft ons meer dan genfl
voor de strijd, die onze ziel mo
voeren tegen ons eigen vlee
maar maakt ons niet weerblj
of althans in onvoldoende ma
tegen de wereld, die zich
onze dagen veelal in gek
andere formaties tegenover
in slagorde stelt.
doeld: de hulsman ên de poor!
moesten 's zondags in de pr^
kogels in hun bandelier krijE'
en kruit op hun geweerpan
van maandag tot zaterdag
de vijand van het lijf te hou®
en om in heilige agressie r
Rijk van Koning Jezus uit
breiden.
Ja ar voor was de Heidelberf
toen geschikt, maar onv
anderd en onaangevuld is
dat nü niet meer. Hij brei
ons niet langer in de frontlij