L
Hij zag de ster
van Bethlehem
I
id r
k voor het kincl
Kerk moet thuis zijn.
oo
Telefoongesprek met Titia
10
KERSTBIJ LAGE DECEMBER 19.16
DE COMMANDANT HAD GEZEGD HET WORDT VANNACHT EEN STRIJD OP LEVEN EN
DOOD. EN IN DE KERSTNACHT N VN HET M ERDE OORLOGSJAAR WERD BILL SCHNEI
DER. TOEN HIJ PATROI IELE
LIEP. OOK DODELIJK GE
TROKKEN. MAAR HET WERD
"N DOOD TEN LEV EN. W VNT
ATER op .1
tot
onder nul daalde.
ond, toen
ilr te
Heel
co kwaad
beachernir
rag dat de
nog dichter
trokken ile
hoofd
ging tegen
'Ikjar en we
ipevaclit liijna ge-
Ik keek ile kring rond
llaof zij «liepen.
i niet gesloten
Alleen Jamei Stewart, de korporaal uit
Sydney. en de dikke Bilt Schneider, die de
bijnaam had van Goer,no en u mao raden
waarom uit Texai kwam eu brenachutter
wat in de groep, hadden de ogen open en
spraken fluisterend met elkaar. En naait BUI
Schneider lag ome commandant, de lange
tergeant Jack Gringer. Hg hield het hoofd.
zag Je, enigszins omhoog en ik uHit. dat hij
scherp luiiterde en probeerde boven het dofje
gerommel in de verte uit andere geluiden op
te vangen. Het zware gebrom can onze born-
mentcerpen, dat al urenlang naar mijn gevoel
in da lucht uai geweett, trok langzaam-aan
ueg. Ik maakte mei moeite mtfn arm vrij uit
de cacbt en keek op mtfn horloge Het wat
twee uur preciet. Nog zet uur. dacht ik. dan
■ia het weer dag. En ik zei nog eena in mezelf:
nog zet uur. en Ut huiverde ineent.
BOVEN om atond de nacht als een zwart
kussen, waarop wel een duizend grote
en kleine sterficuren waren gelegd,
onregelmatig van vorm. u weet wel,
net zo onregelmatig als die sterren,
die we in onze jeugd uit zilverpapier knipten.
En terwijl ik. als tn mijn jeugd op winter
de figuurtjes te tellen,
dacht ik aan June,
mijn meisje, die op
de boerderij In Bluff
in Nieuw-Zeeland al
voor de vierde maal
ronder mij Kerstfeest
zou gaen vieren. En
ik dacht aan dat eer-
ste Kerstfeest na onze
verloving. Een paar
maanden tevoren had
ik kalkoenen gekocht
en ganzen, want June
had het zo bedisseld,
dat we een groot diner
souden geven aan on
ze ouders, en broers
ea zusters, omdat het
ons eerstg Kerstfeest
was in onze verloving,
en omdat we. nou Ja,
u zal dat wel kinder
achtig van ons vin
den. onze familie nog
eens wilden laten
zien. hoe blij June en
1k met elkander wa
ren. Ik dacht er aan.
hoe June er stralend
had uitgezien In haar
blauwe japon met
witte noppen, waar
op xtj een lange witte
ketting droeg en als
of ze MMt me was.
zo duidelijk hoorde
lk Ineens haar stem,
die me als op die
avond In he-t oor fluis
terde: „Ik zal God
bidden om tot het ein
de oorlog en lk moest
weg. Weg van June
en w-eg van de boer
derij. Eerst naar En
geland. toen naar
Afrika. later naar
Sicilië en weer later.
'met de invasie, naar
Frankrijk.
Ik telde de sterren, en ik vroeg me of of
June, misschien uit de krant, zou weten dat
ik in de Kerstnacht in voorpostenstelling lag en
dat we de hoogste graad van paraatheid had
den en dat onze commandant had gezegd, dat
er grote dingen gingen gebeuren en dat we
deze nacht, als w« de morgen haalden, nooit
zouden vergeten.
waarnaar lk altijd graag luisterde, omdat het
me herinnerde aan het gelu d van de bran-
d ng aan de kust van Nteu-.v-Zeeland Ik dacht,
d-i moet ik aan June schrijven, dan weet ze
hoe het la als er bommenwerpers op weg zijn
naar hun doelen Ik zal June schrijven, dat
IK VOELDE een por In mijn lendenen.
John Wright bromde: ..Dc commandant.
Schiet op." Ik keek en zag, dat de com
mandant zacht met Bill Schneider sprak
en naar mij wees. Bill Schneider kroop
uit zijn schapevacht en wenkte me. Ik kroop
naar hem toe. „We moeten contact opnemen
met de andere post." zei hij. „hij daar en
hij maakte met het hoofd een beweging in
de r.chting van de commandant vertrouwt
de zaak niet erg. We moeten goed uit onze
doppen kijken, ze: hij, en hij zei ook nog.
dat we geen herdertjes waren, maar soldaten."
We kropen tot we wisten, dat de comman
ds n ons niet meer kon zien. Toen richtten
we ons op en liepen gebukt verder, het geweer
in de hand. schuin achter elkaar, met een af
pand van enkele passen. BUI Schneider voor
op. Eerst keken we scherp uit, naar links en
naar rechts en we hielden af en toe stil om
te luisteren, maar zo ging het altijd op
patrouilles al gauw. toen we wat gewend
waren aan de omgeving, werden we zorge
loos en liepen we naast elkaar verder.
We kwamen van de vlakte aan dc rand van
een bos. „Even rusten." steide Bill Schneider
voor. „even rusten, de nacht is nog zo lang.
en straks lopen we wel wat harder." Hij ging
tegen een boom zitten en ik zette me naast
hem neer. Ik dacht: ik zal June schrijven,
dat ze als ze wil weten hoe het In een oorlog
kan zijn als er nog niets aan de hand is.
op de heuvel bij de boerderij moet gaan staan
dan moet luisteren i
K KEEK nog een» naar de commandant
en zag, dat hij zich naar James Stewart
keerde, en lk hoorde hem op zijn afge
beten manier van spreken vragen: „Wat
valt er te lachen, Stewart? Waarover heb
JtS i
i lol?"
Ik richtte me op om beter te kunnen horen
wat ar aan de hand was. maar toen Ik mij
verroerde stootte lk per ongeluk tegen John
Wright en die begon meteen, zoals altijd, met
grote woorden, en toen was er Ineens ge
schuifel In de hele groep.
„Blijf liggen." riep de commandant nijdig,
„maak niet zo'n lawaai. Wright. En jij. Ste
wart, geef rrv antwoord
al aan-
IK HERINNERDE me ineens een zin uit de
brief van June en ik zei de zin hardop,
een beetje verlegen, want je wist noo t
waar je met Bill Schneider aan toe was.
Ik zei: „Soldaten worden altijd beschermd
want zij worden gedragen door het gebed van
miljoenen moeders en vrouwen." Ik zei: „Er
ls niemand ter wereld, naar wie de gedachten
meer uitgaan, dan naar soldaten."
Bill Schneider deed alsof hij mij niet hoor
de. ,,Maar dan de herders", zei hij. Hij zei:
..Gek. ze spreken in de Bijbel van herdertjes
en bij dat verkleinwoord, denk je dan aan
aardige mensen. Maar ik geloof, dat die her
dertjes niet van die frisse jongens waren.
Anders waren ze geen herder geworden, maar
hadden ze een ambacht gekozen. Ze zullen
wel veel gedronken hebben, en gedobbeld,
net als de soldaten, maar de soldaten sloegen
Jezus aan het kruis en de herders werden
geroepen om Jezus te aanbidden." Hij zei. en
het sneed me door de ziel: „Waarom mag ik
geen herder zijn?"
„We moeten verder, Bill," zei ik. „kom
op." Langzaam stond hij op. We gingen door
het donkere bos. Nu liep ik voorop en Bill
Schneider een paar passen achter mij. En
terwijl we voortgingen zoals dat op patrouille
in een bos behoort praatte hij verder. Hij zei:
„Ik heb nooit soldaat willen zijn. maar ook
geen herder. Maar toen het er op aankwam
heb ik niet mogen kiezen. Ze zeiden: Jij. Bill
Schneider, jij wordt een pracht soldaat en
Jij gaat naar het front."
We liepen het bos uit de vlakte in. Bill
Schneider zei: „Toen dc herders een licht
zagen was Jezus geboren en toen de soldaten
Jezus kruisigden werd het donker, net zo
donker pis het nu is. Voor de herders begon
het leven toen, en voor de' soldaten was het
afgelopen. Net als voor ons, dadelijk.^ Want
wij zien geen licht."
IK KON hem nog net tijdig tegen de grond
trekken. „Blijf liggen." fluisterde ik.
„in 's hemelsnaam blijf liggen en houdt
Je mond." Op hetzelfde ogenblik schoot
een lichtkogel recht omhoog en de om
trek werd verlicht en toen begonnen mitrail
leurs te ratelen en geweren en we hoorden
links en rechts van ons geschreeuw van com
mando's. Op de eerste lichtkogel volgde een
tweede en een derde. Ik voelde kogels over
me heengaan en drukte mijn gezicht stijf
tegen de koude grond. Hoe lang ik zo gelegen
heb weet ik niet. Ik heb het lawaai niet
horen ophouden, maar toen ik me voorzichtig
oprichtte was het stil en donker om me heen
als tevoren. Bill Schneider lag naast me. op
zijn zij en hij lachte. Ik zei: „Daar zijn we
goed doorgerold. Bill! Dat was weer even raak.
Maar ik heb het idee. dat de Duitsers op
elkaar hebben geschoten. Twee patrouilOes
natuurlijk, die elkaar tegenkwamen en van
eikaars bestaan niet wisten. Wat denk jij er
van?"
Bill gaf geen antwoord. Hij bleef maar
lachen. „Wat heb je Bill?" vroeg ik. „Ben Jij
niet geschrokken?" Hij zei: „Heb je daarnet
die grote sterren gezien!? Ik wel. En sterren
zijn er niet voor de soldaten, maar voor de
herders. Wij zijn dus herders. Wij gaan naar
Bethlehem, hoor je? Wij gaan naar Bethelehm.
Het is het is voor ons dus niet af
af afgelopen." Toen rolde hij om.
TOEN HET LICHT was geworden wer
den we gevonden door de groep, die
was uitgezonden om ons te zoeken.
Ze troffen me aan, zittend naast Bill
Schneider, zijn hand in de mijne. De
commandant onderzocht Bill. Hij zei: „Een
kogel door het hart, voor hem is het afge-
Ik sprong op. „Nee," zei ik, „voor hem is
het niet afgelopen. Voor hem is het pas be
gonnen. want hij was soldaat, maar hij is
herder geworden."
Ik hoorde de commandant nog zeggen: „En
hij heeft een shock. Neem 'm maar mee."
Toen voelde ik. dat John Wright en James
Stewart me bij de arm namen en tussen hen
in liep ik de weg terug.
Luisterend naar
't kerstverhaal
T Tet is bijna tweeduizend jaar geleden
dat er een klein verlegen kind in
het midden stond van een troepje twis
tende armoedig geklede volwassenen,
die toch zo veel van zich zelf dachten.
Het wist kennelijk met zijn figuur geen
raad, doch hield vol vertrouwen een
hand vast van Iemand, die de ruziema
kers terecht wees. Hier wordt het kind
midden in de Kerk gesteld om de grote
mensen te leren, hoe zij met kinderlijke
overgave geloven moeten in plaats van
de meeste te willen zijn.
Het zijn ook de kinderen, die vol geestdrift
toesnellen op Jezus van Nazareth. Zij mogen
door de eigenwijze volwassenen niet wegge
jaagd worden, want voor hen is het Konink
rijk der hemelen.
Men kan zich moeilijk voorstellen, dat er
geen kinderen waren, bij de menigte die Jezus
volgde naar het kruis en bij de vrouwen, die
zich op de borst sloegen en weeklaagden.
Ook kan men moeilijk aannemen, dat er
geen kinderen aanwezig waren, in de eerste
samenkomsten der gemeente binnenshuis, waar
de Heilige Geest met zichtbare tekenen werd
uitgestort, zoals zij er waren, toen Jezus nog
een graag geziene gast was in menig gezin.
Wat zullen zij geluisterd hebben als Hij sprak,
zoals zij ook nu vol gespannen verwondering,
geboeid en vol verrukking het wonderland bin
nengaan van de Bijbel. Wat genieten zij van
die oude verhalen over de kleine Mozes, over
David die psalmen zong temidden van zijn
schapen. Wat zijn wij begaan met het ver
loren lam. Hoe natuurlijk is hun liefde voor
de Lieve Heer. hoe volkomen geloven zij. Zij
hebben geen moeite met de Bijbel. Zij weten
niet of zij letterlijk moeten geloven, of niet,
want zij geloven. Zij gefoven .als kinderen,
precies zoals Christus het ons ook beveelt.
ergste is. dat het kind geestelijk dorst lijd)
en verdort Juist op die plaats, waar de sfroi
men van levend water moeten opwellen eij
vloeien tot in het eeuwige leven. Er is eeii
zekere parallel met vele buitenkerkelijkei
die na de overgave aan Christus worde\
bloot gesteld aan een kerkelijk leven, di
hen volkomen ontnuchtert.
Geen twijfel
We zaten tegen een boom en keken in de
donkere nacht. Bill Schneider begon: „De
commandant zei: jullie zijn geen herdertjes
maar soldaten." Ik zweeg. HIJ vervolgde:
Toch zou ik liever een herder zijn. dan sol
daat." Ik gaf geen antwoord. HIJ vroeg: „Weet
Je waarom? Omdat de soldaten in een kwade
reuk staan." Ik wilde wat zeggen, maar hij
gaf me geen gelegenheid. Hij ging door: „Sol
daten hebben het altijd gedaan. Nee, ik moet
het anders zeggen. Soldaten hebben het een
maal voor altijd gedaan. Eenmaal hebben de
soldaten Jezus aan het hout geslagen en daar
moeten alle soldaten voor bloeden. JU en lk
ook. Ik zeg alle soldaten."
Een krakend geluid deed hem een ogen
blik stil zijn. We grepen ons geweer steviger
vast. Maar toen het gelu.d zich niet her
haalde. praatte hij verder. HU *ei: ..Ik ben gek.
dat ik daarover met Jou praat. Misschien doe
Ik het, omdat de sergeant heeft gezegd, dat
er vannacht grote dingen gaan gebeuren. En
Ik ben bang. Ja. Ik ben bang, omdat ik geloof,
dat ze me vannacht rullen grijpen. Vier Jaar
ben ik er goed doorgerold En ik kan niet
altijd geluk hebben. Het gaat mis met me
Ja. het gaat mis. ik voel het."
„Dat wil Ik ook weten." zei de
dant. „vooruit Stewart, komt er nog wat voaT"
Het was BUI Schneider, die antwoord gaf
HU **I: -Ach. het de moeite niet waard
om over te «preken Stewart tel alleen maar:
we zijn In de kerstnacht, en toen te ik:
dat klopt, en wU spelen voor de herdertjes
in het veld. nou, en toen begon Stewart te
lachen. Dat is alles"
Ik dacht: nou Ml Je het krijgen, maar nie
mand zei een woord John Wright draalde
xich om en deed alsof hij ging slapen De
te luisteren en Bill Schneider en James Ste
wart fluisterden niet meer Het was of het
gerommel ;n da verte m hevigheid toenam
Ik meende flauw een rode gloed te zien Ik
dacht: zou June weten, dat we deze Kerst
nacht m j-ellinc liggen? Ik dacht, hoe zei de
commandant dat ook weer: het-wordi-van-
ja. we zijn net de herdertje» in het veld Die
lagen ook m een schapevacht en stonden ook
op wacht en moesten er op letten dat er
geen wolven bi] de schapen konden komen
en die wolven waren ook vijanden Ik maakte
mijn arm weer vrij en ik keek op mijn hor
loge Kwart over drie Nog ruim een uur of
vier. ais we de morgei baalden zoals de
commandant had gezegd Ik dacht! zou er een
Karetdiner zijn op de boerderij? Zou June
weer kalkoeoen hebben vetgemest'
Een nieuwe golf van onze bommenwerpers
kwam over Het was een machUg geluid.
(f'errolg van pagina 4)
HET WERD een middag, een avond
van ongekende feestelUkhcid. Ti
tia. die Jetje» handles voorzichtig
liet gian langs de grote dennc-
takken. het fijne groen tussen de
bloemen en het saUJnllnt.
„O. wat zacht, wat prachtig, mevrouw!"
Lietje. die paardje reed op mUn knie en
Paul. die Frtts onvermoeid Parijs beschreef,
hem later zijn bibliotheek liet betasten en hem
kunstvoorwerpen in handen gaf.
„Voel je, wat het ls? Ja preciesdat
heb ik uit Japan meegebracht
In het uurtje voor de maalMjd zaten we weer
.j elkaar. Toen Titia mU vroeg de kerstge
schiedenis voor te lezen, deelde Paul mee.
dat hU dat als gastheer zelf deed. Daarna
speelde Titia alle oude kerstliedjes en zongen
we samen, terwtjl Lietje vertrouwelijk op
Pauls knie zat
Natuurlijk werd het maal. met zoveel heer
lijkheden een succes. Na de pudding deelde
Titia de geschenken uit: poppen voor de meis
jes. een blokfluit voor Frits.
We kwamen elkaar op dit feest zoveel nader,
dat het leek alsof ik dagelijks bij Paul en Ti
tia zat. Ik had niet de minste moeite met mijn
zwager te praten en meermalen zag ik Titia's
stralende blik naar haar man gaan.
„Wist jij, dat Paul zó kon zijn?" fluisterde
ze me eens toe.
.Jongens, wat een feestzei Paul, toen het
negen uur was en Lietje al een hele tijd sliep
op de divan in de zijkamer. „Jammer, dal
jullie weg moeten. Kunnen we het morgen
niet voortzetten, Han?"
„Het spijt me heel erg. maar ik kan morgen
overdag niet vrijnemen." zei lk.
„O. maar dat is geen bezwaar, hè Titia?
Dan halen we de jongelui zelf wel en zien we
Jou 's avonds hier. kerel
„Morgenmiddag komen de Van Dullems."
zei Titia aarzelend.
..Helemaal geen bezwaar, die bel ik af. On
verwachte gastenl"
Paul stood nu nergens meer voor. Ik lachte
De kinderen wilden dolgraag terugkomen.
DIT ALLES is nu twee jaar geleden.
Ais ik nu Titia aan de telefoon
krijg, is de spanning weg uit haar
stem. Ze is ..bij de kinderen" ge
weest of ze zullen die zondag bij
,.oom Paul en tante Titia" komen. Er is sprake
van. dat Frits binnenkort bij Paul op kantoor
komt als telefonist-typist
Titia zit in het bestuur van het Blindenin
stituut en geeft in de inrichting les in handen
arbeid.
Een week geleden belde ze me op. Jetje zal,
nu haar vader hertrouwd is. later weer naar
huis Kunnen gaan. maar voor Lietje is er geen
thuis meer.
„Han. nu dachten Paul en ikzouden wij
misschien Ze zou dan nu al bij ons kunnen
komen en overdag daar zijn
„Dat Is geen besluit om eventjes te nemen.
Titia. Daarover zullen we eens lang en breed
moeten spreken."
„Ja zie je, wij willen tóch een kind aanne-
„Ik kom wel eens praten. Schikt het zater
dagavond?"
„Dat denk ik wel. Tot ziens dan, Hanl"
„Tot ziens TitiaI"
Er kan geen twijfel bestaan: Het kind be
hoort in de Kerk. Het vormt het middelpunt,
het voorbeeld. Het is er met meer recht dan
Het is een lange weg van die eerste heilige
dagen naar onze tyd. Van die dagen, toen Jezus
nog In ons midden was. toen de Heilige Geest
zich zichtbaar en hoorbaar baan brak In de
Kerk. naar die vredige stille zondagen, waarop
voltallige grote huisgezinnen met vader en
moeder langs vredige landwegen en door stille
straten naar het kerkgebouw gingen. En op
de meeste plaatsen is het ook weer een tame
lijk lange weg geworden naar de tegenwoor
dige tijd. Thans zijn straten en wegen ook op
zondagochtend vol rumoer en vol gevaar. Op
de meeste plaasten ziet men ouders en kin
deren ook niet meer samen „opgaan", gelijk
de kinderen Israels optogen naar de gouden
schittering van de Tempel. Het getal kerk
gangers is kleiner geworden. Ook gebeurt het
niet meer so dikwijls, dat ouders en kinderen
samen gaan.
Zolang zij heel klein zijn, willen de kinde
ren nog wel naar de preek. Hoe zoet zat' dat
vierjarige jongetje niet te luisteren op zijn
bankje in het vrouwenkamp op Java. Hoe
graag gaat het kleine meisje niet met vader
mee naar de kerk. Op eigen verzoek. Wat is
het dat haar trekt?
Maar als de kinderen groter worden en wil
len begrijpen, wat er in de kerk gebeurt en
gesproken wordt, dan neemt de zin bij de
meesten geleidelijk af en men hoort al gauw.
dat zij liever thuisblijven of gaan spelen. De
kerkdienst verliest zijn bekoring. In vroeger
jaren was het ouderlijk bevel voldoende en
in vele kringen is dit nog steeds het geval. Zij
Wat gebeurt er in het kerkgebouw? Draaien
de kleine kinderen zijn een ergernis voor de
oudere kerkgangers. Worden de kinderen gro
ter. dan kruipen zij liefst bij elkaar om te
ginnegappen en met propjes te gooien. Wor
den zij nog groter, dan zijn er velen, die de
galerijen frequenteren en wat daar gebeurt
tussen jongens en meisjes is op sommige plaat
sen niet altijd stichtelijk.
Natuurlijk is het uit den boze allen over
één kam te scheren. Er zijn er die jarenlang
van kindsbeen af twee maal per zondag naar
de kerk gaan. en na afloop behoorlijk over de
preek kunnen praten. Die later trouwe en op
lettende kerkgangers blijven. Zij vormen het
zaad van een oude garde, een kern van on
berekenbare waarde.
Daartegenover staan die anderen, die in de
kerk hebben leren suffen en dromen en die
later deze slechte gewoonte betreuren, omdat
zij zo veel moeite hebben deze kwijt te raken.
Bedenkelijker is de vorming van een groep,
die men vooral in het vroegere Nederlands-
Indië dagelijks ontmoette de zogenaamde „af-
gewerkte produkten". Zij. die vroeger twee
maal naar de kerk gingen, maar het nu dan
ook nooit meer zullen doen en die het hun
kinderen niet „willen aandoen", wier kinderen
opgroeien zonder Jezus.
Zo is het probleem van het Kind ln de
Kerk geworden tot een probleem van het kind
in het kerkgebouw en verengd tot het kind in
dit gebouw op bepaalde uren, ln bepaald ge
zelschap en bij bepaald protocol.
En toch moet de kerkdienst ook voor het
kind het hoogtepunt zijn van het kerkelijk
leven. Terwijl er toch geen twijfel kan be
staan, dat het kind In de Kerk hoort en daar
van het middelpunt vormt, stuit men bij de
verwezenlijking van die gedachte op de grote
moeilijkheid, dat het kind dit soms allerminst
op prijs stelt. Dit is het ergste nog niet. Het
Op vele plaatsen zoekt men
lossing. Men vraagt zich af of het kerkgi
bouw voor het kind iets moet geven, dat hi
oog boeit, dat een zichtbare voorstelling geel
van de bijbelse waarheid. Hierbij weérklit.
ken natuurlijk direct de alarmbellen. Daaren
tegen behoeft men geen gevaar voor een
komende beeldendienst te vrezen van de
schuwelijke plaatwerken, die men nog
treft in oude catechisatielokalen. Elders
men zondagsscholen, of Westhillldassen.
gedurende de kerkdienst de kinderen opvaiv
gen. Hiertegen wordt als bezwaar aangevoerd
dat de kinderen dan de eigenlijke godsdienst'
oefening en vooral de zegen missen. Is hier
voor nog wel een praktische oplossing te be
denken, moeilijker wordt het met het dool
velen aangevoerde principiële bezwaar, dd
dan de kinderen niet meer samen met di
ouders de kerkdienst meemaken.
Wil men met dit bezwaar ernst gnaken, wj
men. dat het kind samen met de ouders dj
kerkdienst bijwoont, dan moet men daaruit te»
volle de consequentie trekken. Deze is, dat di
kinderen niet alleen aanwezig moeten zijn me
hun ouders in het kerkgebouw, op de vasti
gestelde uren, volgens het vastgestelde pro!
tocol. doch dat zij inderdaad samen tot Goifie
tot Christus moeten komen. Het moet dus c
voor het kind een kerkdienst zijn in de voll«
zin des woords. Het kind mag niet in de pojj
sitie gebracht worden van de farizeeën e
geleerden, die horende niet verstaan. Als hefo
kind onder het geklank wordt gebracht, ma B
de bazuin geen onzeker geluid geven, doc B
moet ook voor het kind hoorbaar en begrijpe
lijk zijn.
Op allerlei manieren
Maar hoe vele ouderen willen werkelijk naa^ul
een kerkdienst, die afgestemd ls op het kind
Moet men dan soms van de voorganger eiser
dat hij zo spreekt, dat het tegelijkertijd voo
volwassen en kinderen begrijpelijk is? Dit i
toch behalve voor enkele geniale of kinderlijk
figuren een bovenmenselijke taak. Er zijn v
schillende predikanten, die tijdens de die
de kinderen een woordje meegeven i
beren hen op allerlei manieren, vooral i
en na het openen en sluiten van de „ban"
tief laten meewerken. De kinderen waarder»
dil bijzonder, maar de vraag blijft dan i
altijd, wat met de kinderen te doen tijdens hej
uur. waarin onbegrijpelijke klanken i
heen gaan.
Paulus waarschuwde reeds in andere geval
len tegen het spreken in een onbegrijpelijk!
taai zonder dat iemand deze uitlegt. En I
deed dit niet voor niets. Allen moeten j
sticht worden, ook de kinderen. j
Dit probleem opwerpen, is nog nielf
het oplossen. Ons kerkelijk leven
een gevolg van eeuwenlange groei. Hef
is niet toevallig, niet uit willekeur in d£
huidige vorm gegoten. Men moet nic
denken, dat men de juiste vorm zo vlujj
vinden zal. Ook niet denken, dat
persoon of een generatie het juiste
woord vindt. Maar gezocht moet er worj
den, opdat de Kerk een kerkdien
krijgt, die het kind als het naar het kerk'f
gebouw komt, weer in het hart van i
Kerk plaatst, die het kind toegang geefi
tot de stromen van het levende
tot het volle Evangelie. Want het kinij
staat daarvoor open als de volwassene!
het niet de weg versperren. Het behoeft
niet alles te begrijpen net zo min als d^
volwassenen het begrijpen. Een zekert
mate van tucht, dwang cn gewoontevorj
ming zijn niet uit den boze, maar oolf
hier geldt, dat de wijze tijd en wijze 2
weten. Want de kerk behoort Kerk te
zijn voor het kind, een gemeenschap de
heiligen, waar het kind zijn juiste plaati
heeft.
1 ver»-
"ir
j. j. w.i«