L Hij zag de ster van Bethlehem I id r k voor het kincl Kerk moet thuis zijn. oo Telefoongesprek met Titia 10 KERSTBIJ LAGE DECEMBER 19.16 DE COMMANDANT HAD GEZEGD HET WORDT VANNACHT EEN STRIJD OP LEVEN EN DOOD. EN IN DE KERSTNACHT N VN HET M ERDE OORLOGSJAAR WERD BILL SCHNEI DER. TOEN HIJ PATROI IELE LIEP. OOK DODELIJK GE TROKKEN. MAAR HET WERD "N DOOD TEN LEV EN. W VNT ATER op .1 tot onder nul daalde. ond, toen ilr te Heel co kwaad beachernir rag dat de nog dichter trokken ile hoofd ging tegen 'Ikjar en we ipevaclit liijna ge- Ik keek ile kring rond llaof zij «liepen. i niet gesloten Alleen Jamei Stewart, de korporaal uit Sydney. en de dikke Bilt Schneider, die de bijnaam had van Goer,no en u mao raden waarom uit Texai kwam eu brenachutter wat in de groep, hadden de ogen open en spraken fluisterend met elkaar. En naait BUI Schneider lag ome commandant, de lange tergeant Jack Gringer. Hg hield het hoofd. zag Je, enigszins omhoog en ik uHit. dat hij scherp luiiterde en probeerde boven het dofje gerommel in de verte uit andere geluiden op te vangen. Het zware gebrom can onze born- mentcerpen, dat al urenlang naar mijn gevoel in da lucht uai geweett, trok langzaam-aan ueg. Ik maakte mei moeite mtfn arm vrij uit de cacbt en keek op mtfn horloge Het wat twee uur preciet. Nog zet uur. dacht ik. dan ■ia het weer dag. En ik zei nog eena in mezelf: nog zet uur. en Ut huiverde ineent. BOVEN om atond de nacht als een zwart kussen, waarop wel een duizend grote en kleine sterficuren waren gelegd, onregelmatig van vorm. u weet wel, net zo onregelmatig als die sterren, die we in onze jeugd uit zilverpapier knipten. En terwijl ik. als tn mijn jeugd op winter de figuurtjes te tellen, dacht ik aan June, mijn meisje, die op de boerderij In Bluff in Nieuw-Zeeland al voor de vierde maal ronder mij Kerstfeest zou gaen vieren. En ik dacht aan dat eer- ste Kerstfeest na onze verloving. Een paar maanden tevoren had ik kalkoenen gekocht en ganzen, want June had het zo bedisseld, dat we een groot diner souden geven aan on ze ouders, en broers ea zusters, omdat het ons eerstg Kerstfeest was in onze verloving, en omdat we. nou Ja, u zal dat wel kinder achtig van ons vin den. onze familie nog eens wilden laten zien. hoe blij June en 1k met elkander wa ren. Ik dacht er aan. hoe June er stralend had uitgezien In haar blauwe japon met witte noppen, waar op xtj een lange witte ketting droeg en als of ze MMt me was. zo duidelijk hoorde lk Ineens haar stem, die me als op die avond In he-t oor fluis terde: „Ik zal God bidden om tot het ein de oorlog en lk moest weg. Weg van June en w-eg van de boer derij. Eerst naar En geland. toen naar Afrika. later naar Sicilië en weer later. 'met de invasie, naar Frankrijk. Ik telde de sterren, en ik vroeg me of of June, misschien uit de krant, zou weten dat ik in de Kerstnacht in voorpostenstelling lag en dat we de hoogste graad van paraatheid had den en dat onze commandant had gezegd, dat er grote dingen gingen gebeuren en dat we deze nacht, als w« de morgen haalden, nooit zouden vergeten. waarnaar lk altijd graag luisterde, omdat het me herinnerde aan het gelu d van de bran- d ng aan de kust van Nteu-.v-Zeeland Ik dacht, d-i moet ik aan June schrijven, dan weet ze hoe het la als er bommenwerpers op weg zijn naar hun doelen Ik zal June schrijven, dat IK VOELDE een por In mijn lendenen. John Wright bromde: ..Dc commandant. Schiet op." Ik keek en zag, dat de com mandant zacht met Bill Schneider sprak en naar mij wees. Bill Schneider kroop uit zijn schapevacht en wenkte me. Ik kroop naar hem toe. „We moeten contact opnemen met de andere post." zei hij. „hij daar en hij maakte met het hoofd een beweging in de r.chting van de commandant vertrouwt de zaak niet erg. We moeten goed uit onze doppen kijken, ze: hij, en hij zei ook nog. dat we geen herdertjes waren, maar soldaten." We kropen tot we wisten, dat de comman ds n ons niet meer kon zien. Toen richtten we ons op en liepen gebukt verder, het geweer in de hand. schuin achter elkaar, met een af pand van enkele passen. BUI Schneider voor op. Eerst keken we scherp uit, naar links en naar rechts en we hielden af en toe stil om te luisteren, maar zo ging het altijd op patrouilles al gauw. toen we wat gewend waren aan de omgeving, werden we zorge loos en liepen we naast elkaar verder. We kwamen van de vlakte aan dc rand van een bos. „Even rusten." steide Bill Schneider voor. „even rusten, de nacht is nog zo lang. en straks lopen we wel wat harder." Hij ging tegen een boom zitten en ik zette me naast hem neer. Ik dacht: ik zal June schrijven, dat ze als ze wil weten hoe het In een oorlog kan zijn als er nog niets aan de hand is. op de heuvel bij de boerderij moet gaan staan dan moet luisteren i K KEEK nog een» naar de commandant en zag, dat hij zich naar James Stewart keerde, en lk hoorde hem op zijn afge beten manier van spreken vragen: „Wat valt er te lachen, Stewart? Waarover heb JtS i i lol?" Ik richtte me op om beter te kunnen horen wat ar aan de hand was. maar toen Ik mij verroerde stootte lk per ongeluk tegen John Wright en die begon meteen, zoals altijd, met grote woorden, en toen was er Ineens ge schuifel In de hele groep. „Blijf liggen." riep de commandant nijdig, „maak niet zo'n lawaai. Wright. En jij. Ste wart, geef rrv antwoord al aan- IK HERINNERDE me ineens een zin uit de brief van June en ik zei de zin hardop, een beetje verlegen, want je wist noo t waar je met Bill Schneider aan toe was. Ik zei: „Soldaten worden altijd beschermd want zij worden gedragen door het gebed van miljoenen moeders en vrouwen." Ik zei: „Er ls niemand ter wereld, naar wie de gedachten meer uitgaan, dan naar soldaten." Bill Schneider deed alsof hij mij niet hoor de. ,,Maar dan de herders", zei hij. Hij zei: ..Gek. ze spreken in de Bijbel van herdertjes en bij dat verkleinwoord, denk je dan aan aardige mensen. Maar ik geloof, dat die her dertjes niet van die frisse jongens waren. Anders waren ze geen herder geworden, maar hadden ze een ambacht gekozen. Ze zullen wel veel gedronken hebben, en gedobbeld, net als de soldaten, maar de soldaten sloegen Jezus aan het kruis en de herders werden geroepen om Jezus te aanbidden." Hij zei. en het sneed me door de ziel: „Waarom mag ik geen herder zijn?" „We moeten verder, Bill," zei ik. „kom op." Langzaam stond hij op. We gingen door het donkere bos. Nu liep ik voorop en Bill Schneider een paar passen achter mij. En terwijl we voortgingen zoals dat op patrouille in een bos behoort praatte hij verder. Hij zei: „Ik heb nooit soldaat willen zijn. maar ook geen herder. Maar toen het er op aankwam heb ik niet mogen kiezen. Ze zeiden: Jij. Bill Schneider, jij wordt een pracht soldaat en Jij gaat naar het front." We liepen het bos uit de vlakte in. Bill Schneider zei: „Toen dc herders een licht zagen was Jezus geboren en toen de soldaten Jezus kruisigden werd het donker, net zo donker pis het nu is. Voor de herders begon het leven toen, en voor de' soldaten was het afgelopen. Net als voor ons, dadelijk.^ Want wij zien geen licht." IK KON hem nog net tijdig tegen de grond trekken. „Blijf liggen." fluisterde ik. „in 's hemelsnaam blijf liggen en houdt Je mond." Op hetzelfde ogenblik schoot een lichtkogel recht omhoog en de om trek werd verlicht en toen begonnen mitrail leurs te ratelen en geweren en we hoorden links en rechts van ons geschreeuw van com mando's. Op de eerste lichtkogel volgde een tweede en een derde. Ik voelde kogels over me heengaan en drukte mijn gezicht stijf tegen de koude grond. Hoe lang ik zo gelegen heb weet ik niet. Ik heb het lawaai niet horen ophouden, maar toen ik me voorzichtig oprichtte was het stil en donker om me heen als tevoren. Bill Schneider lag naast me. op zijn zij en hij lachte. Ik zei: „Daar zijn we goed doorgerold. Bill! Dat was weer even raak. Maar ik heb het idee. dat de Duitsers op elkaar hebben geschoten. Twee patrouilOes natuurlijk, die elkaar tegenkwamen en van eikaars bestaan niet wisten. Wat denk jij er van?" Bill gaf geen antwoord. Hij bleef maar lachen. „Wat heb je Bill?" vroeg ik. „Ben Jij niet geschrokken?" Hij zei: „Heb je daarnet die grote sterren gezien!? Ik wel. En sterren zijn er niet voor de soldaten, maar voor de herders. Wij zijn dus herders. Wij gaan naar Bethlehem, hoor je? Wij gaan naar Bethelehm. Het is het is voor ons dus niet af af afgelopen." Toen rolde hij om. TOEN HET LICHT was geworden wer den we gevonden door de groep, die was uitgezonden om ons te zoeken. Ze troffen me aan, zittend naast Bill Schneider, zijn hand in de mijne. De commandant onderzocht Bill. Hij zei: „Een kogel door het hart, voor hem is het afge- Ik sprong op. „Nee," zei ik, „voor hem is het niet afgelopen. Voor hem is het pas be gonnen. want hij was soldaat, maar hij is herder geworden." Ik hoorde de commandant nog zeggen: „En hij heeft een shock. Neem 'm maar mee." Toen voelde ik. dat John Wright en James Stewart me bij de arm namen en tussen hen in liep ik de weg terug. Luisterend naar 't kerstverhaal T Tet is bijna tweeduizend jaar geleden dat er een klein verlegen kind in het midden stond van een troepje twis tende armoedig geklede volwassenen, die toch zo veel van zich zelf dachten. Het wist kennelijk met zijn figuur geen raad, doch hield vol vertrouwen een hand vast van Iemand, die de ruziema kers terecht wees. Hier wordt het kind midden in de Kerk gesteld om de grote mensen te leren, hoe zij met kinderlijke overgave geloven moeten in plaats van de meeste te willen zijn. Het zijn ook de kinderen, die vol geestdrift toesnellen op Jezus van Nazareth. Zij mogen door de eigenwijze volwassenen niet wegge jaagd worden, want voor hen is het Konink rijk der hemelen. Men kan zich moeilijk voorstellen, dat er geen kinderen waren, bij de menigte die Jezus volgde naar het kruis en bij de vrouwen, die zich op de borst sloegen en weeklaagden. Ook kan men moeilijk aannemen, dat er geen kinderen aanwezig waren, in de eerste samenkomsten der gemeente binnenshuis, waar de Heilige Geest met zichtbare tekenen werd uitgestort, zoals zij er waren, toen Jezus nog een graag geziene gast was in menig gezin. Wat zullen zij geluisterd hebben als Hij sprak, zoals zij ook nu vol gespannen verwondering, geboeid en vol verrukking het wonderland bin nengaan van de Bijbel. Wat genieten zij van die oude verhalen over de kleine Mozes, over David die psalmen zong temidden van zijn schapen. Wat zijn wij begaan met het ver loren lam. Hoe natuurlijk is hun liefde voor de Lieve Heer. hoe volkomen geloven zij. Zij hebben geen moeite met de Bijbel. Zij weten niet of zij letterlijk moeten geloven, of niet, want zij geloven. Zij gefoven .als kinderen, precies zoals Christus het ons ook beveelt. ergste is. dat het kind geestelijk dorst lijd) en verdort Juist op die plaats, waar de sfroi men van levend water moeten opwellen eij vloeien tot in het eeuwige leven. Er is eeii zekere parallel met vele buitenkerkelijkei die na de overgave aan Christus worde\ bloot gesteld aan een kerkelijk leven, di hen volkomen ontnuchtert. Geen twijfel We zaten tegen een boom en keken in de donkere nacht. Bill Schneider begon: „De commandant zei: jullie zijn geen herdertjes maar soldaten." Ik zweeg. HIJ vervolgde: Toch zou ik liever een herder zijn. dan sol daat." Ik gaf geen antwoord. HIJ vroeg: „Weet Je waarom? Omdat de soldaten in een kwade reuk staan." Ik wilde wat zeggen, maar hij gaf me geen gelegenheid. Hij ging door: „Sol daten hebben het altijd gedaan. Nee, ik moet het anders zeggen. Soldaten hebben het een maal voor altijd gedaan. Eenmaal hebben de soldaten Jezus aan het hout geslagen en daar moeten alle soldaten voor bloeden. JU en lk ook. Ik zeg alle soldaten." Een krakend geluid deed hem een ogen blik stil zijn. We grepen ons geweer steviger vast. Maar toen het gelu.d zich niet her haalde. praatte hij verder. HU *ei: ..Ik ben gek. dat ik daarover met Jou praat. Misschien doe Ik het, omdat de sergeant heeft gezegd, dat er vannacht grote dingen gaan gebeuren. En Ik ben bang. Ja. Ik ben bang, omdat ik geloof, dat ze me vannacht rullen grijpen. Vier Jaar ben ik er goed doorgerold En ik kan niet altijd geluk hebben. Het gaat mis met me Ja. het gaat mis. ik voel het." „Dat wil Ik ook weten." zei de dant. „vooruit Stewart, komt er nog wat voaT" Het was BUI Schneider, die antwoord gaf HU **I: -Ach. het de moeite niet waard om over te «preken Stewart tel alleen maar: we zijn In de kerstnacht, en toen te ik: dat klopt, en wU spelen voor de herdertjes in het veld. nou, en toen begon Stewart te lachen. Dat is alles" Ik dacht: nou Ml Je het krijgen, maar nie mand zei een woord John Wright draalde xich om en deed alsof hij ging slapen De te luisteren en Bill Schneider en James Ste wart fluisterden niet meer Het was of het gerommel ;n da verte m hevigheid toenam Ik meende flauw een rode gloed te zien Ik dacht: zou June weten, dat we deze Kerst nacht m j-ellinc liggen? Ik dacht, hoe zei de commandant dat ook weer: het-wordi-van- ja. we zijn net de herdertje» in het veld Die lagen ook m een schapevacht en stonden ook op wacht en moesten er op letten dat er geen wolven bi] de schapen konden komen en die wolven waren ook vijanden Ik maakte mijn arm weer vrij en ik keek op mijn hor loge Kwart over drie Nog ruim een uur of vier. ais we de morgei baalden zoals de commandant had gezegd Ik dacht! zou er een Karetdiner zijn op de boerderij? Zou June weer kalkoeoen hebben vetgemest' Een nieuwe golf van onze bommenwerpers kwam over Het was een machUg geluid. (f'errolg van pagina 4) HET WERD een middag, een avond van ongekende feestelUkhcid. Ti tia. die Jetje» handles voorzichtig liet gian langs de grote dennc- takken. het fijne groen tussen de bloemen en het saUJnllnt. „O. wat zacht, wat prachtig, mevrouw!" Lietje. die paardje reed op mUn knie en Paul. die Frtts onvermoeid Parijs beschreef, hem later zijn bibliotheek liet betasten en hem kunstvoorwerpen in handen gaf. „Voel je, wat het ls? Ja preciesdat heb ik uit Japan meegebracht In het uurtje voor de maalMjd zaten we weer .j elkaar. Toen Titia mU vroeg de kerstge schiedenis voor te lezen, deelde Paul mee. dat hU dat als gastheer zelf deed. Daarna speelde Titia alle oude kerstliedjes en zongen we samen, terwtjl Lietje vertrouwelijk op Pauls knie zat Natuurlijk werd het maal. met zoveel heer lijkheden een succes. Na de pudding deelde Titia de geschenken uit: poppen voor de meis jes. een blokfluit voor Frits. We kwamen elkaar op dit feest zoveel nader, dat het leek alsof ik dagelijks bij Paul en Ti tia zat. Ik had niet de minste moeite met mijn zwager te praten en meermalen zag ik Titia's stralende blik naar haar man gaan. „Wist jij, dat Paul zó kon zijn?" fluisterde ze me eens toe. .Jongens, wat een feestzei Paul, toen het negen uur was en Lietje al een hele tijd sliep op de divan in de zijkamer. „Jammer, dal jullie weg moeten. Kunnen we het morgen niet voortzetten, Han?" „Het spijt me heel erg. maar ik kan morgen overdag niet vrijnemen." zei lk. „O. maar dat is geen bezwaar, hè Titia? Dan halen we de jongelui zelf wel en zien we Jou 's avonds hier. kerel „Morgenmiddag komen de Van Dullems." zei Titia aarzelend. ..Helemaal geen bezwaar, die bel ik af. On verwachte gastenl" Paul stood nu nergens meer voor. Ik lachte De kinderen wilden dolgraag terugkomen. DIT ALLES is nu twee jaar geleden. Ais ik nu Titia aan de telefoon krijg, is de spanning weg uit haar stem. Ze is ..bij de kinderen" ge weest of ze zullen die zondag bij ,.oom Paul en tante Titia" komen. Er is sprake van. dat Frits binnenkort bij Paul op kantoor komt als telefonist-typist Titia zit in het bestuur van het Blindenin stituut en geeft in de inrichting les in handen arbeid. Een week geleden belde ze me op. Jetje zal, nu haar vader hertrouwd is. later weer naar huis Kunnen gaan. maar voor Lietje is er geen thuis meer. „Han. nu dachten Paul en ikzouden wij misschien Ze zou dan nu al bij ons kunnen komen en overdag daar zijn „Dat Is geen besluit om eventjes te nemen. Titia. Daarover zullen we eens lang en breed moeten spreken." „Ja zie je, wij willen tóch een kind aanne- „Ik kom wel eens praten. Schikt het zater dagavond?" „Dat denk ik wel. Tot ziens dan, Hanl" „Tot ziens TitiaI" Er kan geen twijfel bestaan: Het kind be hoort in de Kerk. Het vormt het middelpunt, het voorbeeld. Het is er met meer recht dan Het is een lange weg van die eerste heilige dagen naar onze tyd. Van die dagen, toen Jezus nog In ons midden was. toen de Heilige Geest zich zichtbaar en hoorbaar baan brak In de Kerk. naar die vredige stille zondagen, waarop voltallige grote huisgezinnen met vader en moeder langs vredige landwegen en door stille straten naar het kerkgebouw gingen. En op de meeste plaatsen is het ook weer een tame lijk lange weg geworden naar de tegenwoor dige tijd. Thans zijn straten en wegen ook op zondagochtend vol rumoer en vol gevaar. Op de meeste plaasten ziet men ouders en kin deren ook niet meer samen „opgaan", gelijk de kinderen Israels optogen naar de gouden schittering van de Tempel. Het getal kerk gangers is kleiner geworden. Ook gebeurt het niet meer so dikwijls, dat ouders en kinderen samen gaan. Zolang zij heel klein zijn, willen de kinde ren nog wel naar de preek. Hoe zoet zat' dat vierjarige jongetje niet te luisteren op zijn bankje in het vrouwenkamp op Java. Hoe graag gaat het kleine meisje niet met vader mee naar de kerk. Op eigen verzoek. Wat is het dat haar trekt? Maar als de kinderen groter worden en wil len begrijpen, wat er in de kerk gebeurt en gesproken wordt, dan neemt de zin bij de meesten geleidelijk af en men hoort al gauw. dat zij liever thuisblijven of gaan spelen. De kerkdienst verliest zijn bekoring. In vroeger jaren was het ouderlijk bevel voldoende en in vele kringen is dit nog steeds het geval. Zij Wat gebeurt er in het kerkgebouw? Draaien de kleine kinderen zijn een ergernis voor de oudere kerkgangers. Worden de kinderen gro ter. dan kruipen zij liefst bij elkaar om te ginnegappen en met propjes te gooien. Wor den zij nog groter, dan zijn er velen, die de galerijen frequenteren en wat daar gebeurt tussen jongens en meisjes is op sommige plaat sen niet altijd stichtelijk. Natuurlijk is het uit den boze allen over één kam te scheren. Er zijn er die jarenlang van kindsbeen af twee maal per zondag naar de kerk gaan. en na afloop behoorlijk over de preek kunnen praten. Die later trouwe en op lettende kerkgangers blijven. Zij vormen het zaad van een oude garde, een kern van on berekenbare waarde. Daartegenover staan die anderen, die in de kerk hebben leren suffen en dromen en die later deze slechte gewoonte betreuren, omdat zij zo veel moeite hebben deze kwijt te raken. Bedenkelijker is de vorming van een groep, die men vooral in het vroegere Nederlands- Indië dagelijks ontmoette de zogenaamde „af- gewerkte produkten". Zij. die vroeger twee maal naar de kerk gingen, maar het nu dan ook nooit meer zullen doen en die het hun kinderen niet „willen aandoen", wier kinderen opgroeien zonder Jezus. Zo is het probleem van het Kind ln de Kerk geworden tot een probleem van het kind in het kerkgebouw en verengd tot het kind in dit gebouw op bepaalde uren, ln bepaald ge zelschap en bij bepaald protocol. En toch moet de kerkdienst ook voor het kind het hoogtepunt zijn van het kerkelijk leven. Terwijl er toch geen twijfel kan be staan, dat het kind In de Kerk hoort en daar van het middelpunt vormt, stuit men bij de verwezenlijking van die gedachte op de grote moeilijkheid, dat het kind dit soms allerminst op prijs stelt. Dit is het ergste nog niet. Het Op vele plaatsen zoekt men lossing. Men vraagt zich af of het kerkgi bouw voor het kind iets moet geven, dat hi oog boeit, dat een zichtbare voorstelling geel van de bijbelse waarheid. Hierbij weérklit. ken natuurlijk direct de alarmbellen. Daaren tegen behoeft men geen gevaar voor een komende beeldendienst te vrezen van de schuwelijke plaatwerken, die men nog treft in oude catechisatielokalen. Elders men zondagsscholen, of Westhillldassen. gedurende de kerkdienst de kinderen opvaiv gen. Hiertegen wordt als bezwaar aangevoerd dat de kinderen dan de eigenlijke godsdienst' oefening en vooral de zegen missen. Is hier voor nog wel een praktische oplossing te be denken, moeilijker wordt het met het dool velen aangevoerde principiële bezwaar, dd dan de kinderen niet meer samen met di ouders de kerkdienst meemaken. Wil men met dit bezwaar ernst gnaken, wj men. dat het kind samen met de ouders dj kerkdienst bijwoont, dan moet men daaruit te» volle de consequentie trekken. Deze is, dat di kinderen niet alleen aanwezig moeten zijn me hun ouders in het kerkgebouw, op de vasti gestelde uren, volgens het vastgestelde pro! tocol. doch dat zij inderdaad samen tot Goifie tot Christus moeten komen. Het moet dus c voor het kind een kerkdienst zijn in de voll« zin des woords. Het kind mag niet in de pojj sitie gebracht worden van de farizeeën e geleerden, die horende niet verstaan. Als hefo kind onder het geklank wordt gebracht, ma B de bazuin geen onzeker geluid geven, doc B moet ook voor het kind hoorbaar en begrijpe lijk zijn. Op allerlei manieren Maar hoe vele ouderen willen werkelijk naa^ul een kerkdienst, die afgestemd ls op het kind Moet men dan soms van de voorganger eiser dat hij zo spreekt, dat het tegelijkertijd voo volwassen en kinderen begrijpelijk is? Dit i toch behalve voor enkele geniale of kinderlijk figuren een bovenmenselijke taak. Er zijn v schillende predikanten, die tijdens de die de kinderen een woordje meegeven i beren hen op allerlei manieren, vooral i en na het openen en sluiten van de „ban" tief laten meewerken. De kinderen waarder» dil bijzonder, maar de vraag blijft dan i altijd, wat met de kinderen te doen tijdens hej uur. waarin onbegrijpelijke klanken i heen gaan. Paulus waarschuwde reeds in andere geval len tegen het spreken in een onbegrijpelijk! taai zonder dat iemand deze uitlegt. En I deed dit niet voor niets. Allen moeten j sticht worden, ook de kinderen. j Dit probleem opwerpen, is nog nielf het oplossen. Ons kerkelijk leven een gevolg van eeuwenlange groei. Hef is niet toevallig, niet uit willekeur in d£ huidige vorm gegoten. Men moet nic denken, dat men de juiste vorm zo vlujj vinden zal. Ook niet denken, dat persoon of een generatie het juiste woord vindt. Maar gezocht moet er worj den, opdat de Kerk een kerkdien krijgt, die het kind als het naar het kerk'f gebouw komt, weer in het hart van i Kerk plaatst, die het kind toegang geefi tot de stromen van het levende tot het volle Evangelie. Want het kinij staat daarvoor open als de volwassene! het niet de weg versperren. Het behoeft niet alles te begrijpen net zo min als d^ volwassenen het begrijpen. Een zekert mate van tucht, dwang cn gewoontevorj ming zijn niet uit den boze, maar oolf hier geldt, dat de wijze tijd en wijze 2 weten. Want de kerk behoort Kerk te zijn voor het kind, een gemeenschap de heiligen, waar het kind zijn juiste plaati heeft. 1 ver»- "ir j. j. w.i«

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1956 | | pagina 18