K
Kunstwerken
zoncier
kerstverpakking
De
oene
env
eloppe
gr
ÉM
Mrs. Moore had (in 1882) een
kalkoen te weinig
KF.BSTBIJLAGE DECEMBER 1956
7
f.4.
s V
sT {V
fa
HET KIND IN ERNST.
SPEL. TRAGIEK EN
IN BETHLEHEM
"A
t kunstenaar Jules Perahim
wel
(Vervolg
TOEN ik eindelijk bij de school aan
gekomen was, dacht ik er voor het
eerst aan, dat dat hele optreden van
mij toch eigenlijk te mal was om over
te praten. Mijn zoon zou uit de klas
gehaald moeten worden, hij kreeg er misschien
woorden over met het hoofdMaar ik had
er niet bij gedacht, dat die 22ste december
tevens de laatste schooldag voor de vakantie
was. Het was tenminste tamelijk roezemoezig
fn het gebouw en toen ik aanbelde, deed één
van de oudere jongens open. En in minder dan
geen tijd stond mijn zoon voor mijn neus.
Hij lachte en zei: „Ook al zo'n bezorgde ziel
om mij aan mijn afspraken te herinneren.
Ineke heeft me al opgebeld bij het schoolhoofd
Natuurlijk, ik had het kunnen weten, Ineke
had hem al opgebeld. Mij liet ze een vergeefse
tocht maken. Ik wist niets anders te doen, dan
dc groene enveloppe uit mijn tasje te halen en
l.oeltjcs tc zeggen: „Enfin, hier is Je eigendom.
Ik dacht er goed aan te doen je dit te brengen."
..O, maar het is in orde, hoor moeder," zei
mijn zoon blijmoedig. „Die Mia is dat kind dat
een paar weken geleden haar been gebroken
heeft, weet u niet meer dat ik dat vertelde?
Ik dacht dat het wel leuk zou zijn dat we
haar met de hele klas op de laatste dag voor
de vakantie een mooie fruitmand zouden stu
ik hoorde het al niet eens meer. Alles, alles
werd me duidelijk, beschamend duidelijk, mag
ik wel zeggen. Het was gewoon een leerlinge-
tje van hem natuurlijk, hij had het me wel
verteld. Ja inderdaad, een mooie mand bi]
een goede fruitzaak laten opmaken. „Ik had
er wel aan gedacht, hoor," zei mijn zoon, en
hij was opeens echt de precieuze onderwijzer.
„Zoiets vergeet je niet. Ze is nu wel weer uit
het ziekenhuis, maar ze mag nog niet naar
school. Straks ga ik met een paar kinderen die
mand brengen."
Het dreunde gewoon door mijn hoofd. Mijn
zoon zei: „Gaat u even mee naar de klas? 't Is
toch de laatste dag. We zingen een paar versjes
en ik zou nog een verhaal vertellen."
Dc kwekeling had de klas tijdens de afwezig
heid van mijn zoon aardig rustig weten te
I houden. Ik voelde me min of meer onzeker,
ik, aangestaard door veertig paar nieuws-
gierige kinderogen, als een opgeprikte me-
oor in de klas op een stoel ging zitten.
De kwekeling schoof gezellig bij een paar
I jongens in, de meester zelf ging boven op de
bank zitten en begon het verhaal te
vertellen.
Ik kende het wel: Joost en het lantarentje.
I De glaasjes, die alleen maar helderder werden,
I als Joost een vriendelijke daad verricht had.
Ik trachtte spottend te denken dat ouders en
opvoeders er toch wel op een heel gemakkc-
I lijke manier van afkwamen: vertel zo'n kind
goed sentimenteel verhaaltje en het zal
proberen een rein hartje te krijgen. Maar
n sarcasme kon niet verhinderen, dat de
orden van mijn argeloze zoon, bedoeld voor
de kinderen, rechtstreeks tot mij gericht wer
den.
Joost had zo'n mooie plaat boven zijn bed
hangen, van zingende engelen. Mijn zoon
praatte eigenlijk meer dan hij vertelde. „En
het leek wel, of die ene engel, die anders altijd
zo vriendelijk was. nu heel kwaad keek naar
Joost. Dat hebben jullie zeker ook wel eens,
hé, dat je iets uitgevoerd hebt wat eigenlijk
niet mag. en dan lijkt het net, of iedereen je
boos aankijkt
HET zou dwaasheid zijn te beweren, dat
ik door dat verhaal van mijn zoon
tot inkeer kwam. Maar ik besefte, dat
ik op het punt had gestaan, een on- -
zegbare laagheid te begaan: namelijk
twijfel zaaien aan de goede trouw van mijn
zoon in het hart van het meisje Ineke. Opdat
dat meisje zich van hem zou afwenden en ik
mijn zoon weer volledig voor mij zelf zou
krijgen.
Het is allerminst aangenaam, zichzelf op
deze wijze te moeten ontleden. Het is bescha
mend, ofschoon het, dat stem ik toe, tevens
wel heel goed voor een mens is. Er brak iets
in me. toen mijn zoon het verhaal onderbrak
en zei: „Laten we eerst samen nog eens zingen.
Zeg jongens, en mag mijn moeder dan kiezen
wat we zingen zullen?"
Ze vonden het goed en ik zei haperend, dat
ik zo graag „Gloria, gloria, ere zij God" van hen
zou horen. Dat kon gebeuren ze zoemden
even om de juiste toonhoogte te krijgen en
toen klonk dat stralende lied. zo puur en zui
ver, als ik me verbeeldde maar zelden gehoord
te hebben. Het kostte me de grootste moeite
mijn tranen te bedwingen. Ik hoopte dat mijn
zoon niet zag, dat er toch een paar op mijn
■lijf inecngeklemde handen vielen.
Hij knipoogde naar me en ging verder met
zijn verhaal. Ik luisterde maar half. omdat
mijn gedachten voortdurend bezig waren met
dat éne: laten ze alsjeblieft, geen van beiden,
ooit merken, wat Ik van plan was te doen...
Aan het slot van de middag bad mijn zoon
voor het 4zieke meisje Mia. Hij vroeg om een
zegen voor het Kerstfeest, op welke manieren
en waar dc kinderen uit dc klas het ook zou
den vieren. Mijn zoon sprak heel rustig en
duidelijk en voor de kinderen heel begrijpelijk.
..Geef. Heer, dat we ook echt met onze ge
dachten bij het Kerstfeest zijn. Dat we niel
aan onszelf denken, aan onze mooie of slechte
rapportenAls hel met onszelf maar in orde
is. Here
Ik hoopte dat mijn stem niet al te beverig
tuirschiiiciun
Heel
erecht waarschuwt men wel eens
voor die sfeer. Ze kan zo gauw afleiden, ze
maakt zo gauw de kribbe los van het kruis.
De kaarsen van de kerstboom kunnen de ster
van Bethlehem wellicht verduisteren. Het
„O kindeke klein" kan zo gauw de gedachte
aan de Wereldheerser doen vergeten. En
men beseft vaak niet dat die heldere kerst-
klokjes eigenlijk alarmklokken zijn. Om een
woord van wijlen prof. Schilder te variëren:
Er is te weinig eeuwigheidsgoed in die
„stichtelijke" kerstverpakkingen.
Alles toegegeven, maar toch zou ik die
zingende kinderen met Kerstfeest niet graag
missen, toch zou ik niet graag die klokken
tot zwijgen brengen, toch zou ik die fantasie
rond het Kerstfeest niet graag willen ver-
111 Een kinderportret uit 1933 van de
in 1944 door de Duitsers gefusilleerde
Amsterdamse beeldhouwer
G. J. van der Veen.
liezen. Al die kerstkleurtjes, kerstlichtjes,
kerstsnoepjes, enz. enz. mogen ze houden,
als er maar iets blijft van de sfeer, die de
kunstenaars ook ondergingen in hun Kerst-
verbeeldingen: een sfeer van zuiverheid,
van ernst en van blijdschap. In die sfeer
hebben de kunstschilders hun werken ge
boren doen worden in de stal van Beth
lehem. Ze hebben met de bewoners van die
stal wel eens gesold, maar ergens vinden
we toch bij al die kunstenaars een gebogen
knie voor de kribbe. Alle kunstenaars, door
heen, beseften dat dit Kindeke
lüke wijsbegeerte". (Nic. Chamfort).
nderen zijn altijd een nimmer-uttdro-
gende bron geweest voor de inspira
tie van de kunstenaars. De natuur
lijke onbevangenheid, de frisheid, de
teerheid, de onschuld, maar ook de
wijsheid van het kind, dat alles wilde de kun
stenaar benaderen. Hij wilde vertoeven in die
wereld, die zoveel verschilt met die der oude
ren. Bovendien waren portretten, tekeningen ofk
beeldhouwwerken van kinderen vaak
een toetssteen voor de psychologische
kennis van de artiest. Het kind is immers
veel meer wisselend dan de man of de
vrouw. In enkele minuten kan het kind
volkomen veranderen van uitdrukking,
hierin tonend dat er nog niet voldoende
zelfbeheersing is. Gelukkig maar, want
met al die zelfbeheersing van de ouderen
verschijnt er ook een stuk oneerlijkheid.
Het is echt^ beslist niet zo, dat het kind
in de kunst alleen maar verschijnt als dat
zachte, lievb, onschuldige wichtje, heerlijk
slapend, lachend of kerstliederen zingend
Het is vooral in ijeze kersttijd, dat we alleen
maar het lieve zien. èn in de natuur, én in
het kind. Begrijpelijk er is altijd een be
paalde sfeer rondom het feest van Christus'
geboorte, een sfeer van kaarsen en sneeuw
vlokken. van bengelende klokjes en heldere
kinderstemmen.
iloor Cc
Basoski
11 De Duitse tekenares Kathe Koll-
witz maakte dit meisjeskopje in 1925.
Is die stal van Bethlehem nu de enige ge
boorteplaats voor het kinderschilderij gewor
den? Beslist niet, want ook vóór Christus' ge
boorte kwamen kinderen op kunstwerken voor.
En er zijn ook kunstenaars, die nimmer het
Kerstfeest in hun werk hebben betrokken en
toch prachtige kinderschilderijen of -beeld
houwwerken maakten. Maar de sfeer van die
werften bleef hetzelfde als bij die rond het
Kerstfeest: een sfeer van zuiverheid, van
ernst en van blijdschap. Dat is nu eenmaal de
sfeer van het kind, zelfs van het boe/je. Daar
om schreef ik ook, dat het kind in de beel
dende kunst niet alleen verschijnt als het
lieve wichtje. Dat zou onwaar zijn, dat zou
tekort doen aan de werkelijkheid, dat zou
een kleur-valse verpakking zijn als die. waar
in uw kersttimp met poedersuiker is i'erpakt.
Om twee uiteenlopende voorbeelden te
geven: de beide hier afgebeelde kinderkop
jes. Het Jongenskopje (I) is van de Roe
meense kunstschilder Jules Perahim
(geb. 1914) en het meisjeskopje (II) van de
Duitse kunstenares Kathe Kollwitz (1867-
1945). Die jongen van Perahim is heus geen
lief wichtje: hij is een ondeugende boef,
een knaap die het z'n ouders beslist wel eens
moeilijk zal maken. Een jongen die weet
wat hij wil en helemaal niet bang is voor
een standje. Het is een meesterlijke en uit
drukkingsvolle tekening, door de nog in
Roemenië wonende Perahim gemaakt in
1953.
Geen lief uiclitje
Het meisje dat Kathe Kollwitz te
kende is ook geen lief wichtje. Het zou het
misschien kunnen zijn als de sociale om
standigheden anders waren. Hier ligt name
lijk het uitzonderlijke van Kathe Kollwitz:
elk werk van haar is een aanklacht tegen
de maatschappij. Dit meisje van Kathe Koll
witz is een uitgehongerd kind. op de grens
van de verpaupering. De wilde, diepliggen
de ogen geven sterk de indruk van een be
paalde angst: een angst voor het leven en
een angst voor de mensen. Uit dit werk
spreekt niet alleen medelijden met het ar
beiderskind. maar ook een sterke kracht die
op de beschouwer losstormt, beschuldigend
en aanklagend. Maar bij de verschillen in
deze twee kinderkopjes is er in beide teke
ningen de sfeer van de ernst en van de zui
verheid. Noch het jongetje, noch het meisje
verschuilen zich achter een masker.
Om in dit verband nog een derde voor
beeld te nemen, een voorbeeld van echte
kinderlijke onbevangenheid, het kleine ge
boetseerde kinderportret (III) van de Am
sterdamse beeldhouwer Gerrit Jan van
der Veen. de kunstenaar die op 42-jarige
V De Heilige Familie zoals de Vlaming Ru
genote Helene Fourment a
leeftijd als verzetsman door de Duitsers
gefusilleerd. In deze onbevangenheid ge
voelen we Iets van de uitspraak van Cham
fort, hierboven geciteerd. Dit beeldje wil
meer zijn dan een afbeelding van een bepaald
kind. Chamfort noemde het beminnelijke
wijsbegeerte. Als wijsbegeerte ook wijsheid
Inhoudt, ga ik er mee akkoord. Zuiverheid?
Zonder die zou de kunstenaar nimmer tot
een dergelijk beeldje gekomen zijn.
Hoe is het nu met het Kind Jezus' Jezus
als babg in de kribbe of op Maria's schoot is
altiid een geliefd onderwerp geweest. Het ging
de kunstenaars daarbij niet alleen om de ge
boorte van Jezus, maar ook om in die ver
beeldingen een si/mboliek te geven van het
echte gezin: de Heilige Familie als voorbeeld
van hel gezinsgeluk. In die intimiteit heeft de
Italiaan Benedetto Luti 1666—1724de groepe
ring wel bijzonder fijn getroffen: hier it de
sfeer van vrede en geluk, nog even onder,
streept door de bloeiende staf die Jozef fn de
hand houdt. (IV)
Het is een mooi glad geschilderd werk,
knap van kwaliteit. Maar dat doet maar zeer
terzijde dienst. Van het grootste belang vind
ik, dat Luti hier een zeldzame besloten en
gesloten groepering heeft bereikt, waarbij
het kind het middelpunt, of beter het snij
punt is van de met de grote figuren door
getrokken diagonalen. En zelden is het Kind
Jezus zo menselijk getroffen als op dit schil
derijeen echt mensenkind, vol vertrouwen
IV De Italiaan Benedetto Luti schilderde deze Heilige Familie.
VI De ontroerende houtsnede „Moe
derschap" van de Poolse graficus
Tadeusz Kulisiewicz.
slapend bij zijn moeder en onder de bescher
mende blikken van zijn vade*. Luti heeft
hier een zeldzaam mooi kinderportret gege
ven. geposeerd ongetwijfeld, maar toch vol
komen echt. De ernstige, peinzende blik van
Maria verraadt de ernst van dat moment.
Als ik hiernaast nu het schilderij van
Petrus Paulus Rubens (1577-1640)
zie van de Heilige Familie (V). kan ik een
grotere kundigheid in de uitwerking consta
teren, maar ergens voel ik dan toch een be
paalde huivering. Huivering namelijk om het
feit dat Rubens dit heilige moment heeft
aangegrepen om eigen zinnelijkheid af te
reageren. Meen niet dat Ik geen waardering
zou hebben voor het zinnelijke element i„
de kunst. Het zinnelijke in de mens is wer
kelijk niet altijd slecht en daarom kan ik
ook vele werken van Rubens, van de echt
levende Vlaming, voluit bewonderen. Maar
als hem de geboorte in Bethlehem ernst was
geweest had hij zich in dit onderwerp moe
ten intomen, had hij hier afstand moeten be
waren. Dat wil niet zeggen dat hij niet het
menselijke clement in de verbeelding van
de Heilige Familie mag leggen dat deed
Rembrandt ook en hij heeft daardoor Juist
zulk een enorme zeggingskracht gekregen
maar Rubens heeft hier m.l. te veel gecoquet-
teerd met zijn vleespartijen en zijn vrouw
Helene Fourment heeft hij eigenlijk precies
eender gezien als In zijn schilderij, dat hij
van haar maakte onder de titel „Het pelske
Het Kind is hier overigens niet meer cen
traal gesteld. Wel is er alle licht op geval
len en ls er compositorisch een Üjnenbewe-
En dat leidde tot... de ..kerstman'
WTIJ HEBBEN IETS tegen het zgn.
kerstmannetje, dat vooral in het
buitenland bewonderaars telt. We heb
ben zelfs heel wat bezwaren tegen dit
dwergachtige mannetje, dat in landen
als Amerika en Engeland de rol van Sin
terklaas speelt. Het voornaamste be
zwaar is wel, dat zijn verschijning in de
Kersttijd dc aandacht dreigt af tc leiden
van het grote Kerstgebeuren in Bethle
hem. Het mannetje is gelukkig volko
men on-Nederlands, hoewel helaas toe
gegeven moet worden, dat een Nederlan
der er de oorzaak van is geworden, dat
het zijn intrede deed. Hoe dat kwam, ver
tellen we in het volgende verhaal.
Omstreeks Kerstmis W22 woonde de vrien
delijke dr. Clement Clarke Moore, professor
in Grieks en Hebrtfeuws, in een oud heren
huis bij de Hudson in een voorstadje van
New York. Als het geen Kerstavond was
geweest, zou dr. Moore misschien zijn thuis
gebleven. Hij zou gemopperd hebben of het
weer als verontschuldiging hebben aange
voerd. Maar op die bewuste avond kon dr.
Moore niet weigeren, toen zijn vrouw hem
verzocht, naar de markt te gaaf) om nog een
kalkoen te kopen.
Familietraditie
Volgens een oude famllietradiUe had
mevrouw Moore manden met kerstverras
singen klaargemaakt voor arme gezinnen bl)
de scheepswerven en pas op het laatste
ogenblik bemerkte zij. dat zij een kalkoen te
weinig had. Het was dc vraag, of de markt
stalletjes met gevogelte nog open waren,
maar Moore ging welgemoed op weg, met
ztjn neus In zijn dikke wollen bouffante ge
doken. De wandeling zou hem misschien «el
goed doen, dacht hij, en hem gelegenheid
geven om zijn gedachten te verzamelen voor
het kcrstverhaaltje, dat hij zijn zesjarig doch
tertje Charity beloofd had tc tullen vertel
len. Het kind mocht opblijven, lotdat hij
terug was. Het verhaal moet goed zijn, dacht
'ader Moore
HIJ had geluk. De markt was nog aan de
MÉ pmUBMMH
schoorstenen, die het op de brosse blanke
sneeuw maakte, op zich te laten inwerken
Verder gaande, ontmoette hij aan de voel
van de heuvel, die uitzicht gaf op zijn land
goed, zijn Hollandse concierge. Jan Duy-
chink, een gebaarde, joviale man, met een
rond, gerimpeld gezicht en een stompje pijp
in de mond: een man, die vol zat met ver
halen ovfr het kleine oude New York uit
de tijd, toen het nog werkelijk klein was.
maar bezwaarlijk oud kon worden genoemd
De mannen praatten over Kerstfeest en
over oude Nederlandse gebruiken en ten-
Motte over Sinterklaas, die elke vijfde de
cember, de avond voor zijn naamfeest, te
paard over de daken reed en de brave kin
dertjes geschenken bracht.
Betoverend
Tegen de I
dat
sterren. Moore.
En zo nam op die koude kerstavond In
1822, terwijl maan en sterren een betoverend
weefsel aan de nachtelijke bemel maakten,
voor het geestesoog van de goede professor
de Hollandse Sinterklaas een heel vreemde
gestalte aan. In *Un verbeelding was hij een
dwerg, dik en vrolijk, zoals Jan Duychlnk
En hij reed In een prarhtlge miniatuurslede,
getrokken door acht kleine rendieren
Dr. Moore spoedde zich naar hult. HU had
een onderwerp voor het beloofde verhaal
pevonden Op zijn studeerkamer nam hU de
inzepen ter hand en begon hU het verhaal
te schrijven. In minder dan een uur was hU
klaar en kon hU bU het gezellige haardvuur
Charity en zijn andere kinderen vertellen
over een kerstmannetje met glundere oog
jes. grappige rimpeltjes, rose wangen, een
rode neus. een stompje pijp, een lange witte
baard en een rond buikje, dat schudde ..alt
een gelaUnepudding als het mannetje
lachte. En dat mannetje leek als twee drup
pels water op de Hollandse concierge het
was de verkleinde gedaante van een dwerg
met een rode mantel en een puntmuts.
Moore» beschrijving kreeg spoedig gro
tere bekendheid. ZU werkte op de verbeel
ding van kinderen van „alle leeftijden" cn
werd het prototype van de moderne waren-
huls-kerstman.
Dit is hel verhaal van het ontstaan can hei
kerstma nnetje Len aardig verhaalJ Jawel,
heel aardig zelfs Maar toch blijven wl) er bij.
dat het beter zou zgn geweest, als mevrouu
Moore voldoende kalkoenen in huis had oe-
nomen Uan zou haar man de olijke Hollandse
Ioncierge met itfn tegengekomen op het ogen
blik dat hg liep te peinzen, hoe hij aan een
ooed kerstverhaal moest komen Fn dan zou
hei uanstaliige mannetje ons in de Kersttijd
bespaard zlgn gebleven.
ging naar het kind le trekken, maar toch
heeft Rubens hier niet zo symbolisch ge
werkt als Luti. En ook niet zo zuiver en zo
eerbiedig. Om aan te duiden, dat dit kind
toch wel een bijzonder kind was. heeft hU
het nog bijzonder wijs gemaakt ook. Is dat
bijbels gefundeerd?
Overigens zijn dit twee schilderUen de
wel aan de kleurrijke kerstsfeer zijn onttrok
ken. Hier geen lichtjes, kleurtjes of klokjes.
Ook geen wijd décor.
Ernst
en s
l>ei
Als ik zo in tal van afbeeldingen de schil
derUen met het Kindeke Jezus zie, waarbU
de meeste schilders zich hebben beUvard
dat Kindeke heel bijzonder te schilderen en
dus ook uit de werkelUkhetd te trekken,
denk ik vaak aan de afbeelding van het
bronzen beeld van de huidige Joegoslavische
beeldhouwer Loire Dolinar, getiteld
„Bombardement". Het spartelende naakte
jongetje in dc krachtige armen van de ang
stig omhoog kUkendc moeder. Een aangrij
pend getuigenis van deze tUd: van het geluk
van het moederschap naar de angst van het
moederschap. Kribbe en krul* liggen toch
eigenlijk wel h.el dicht bU elkaar.
En in deze sfeer is er ook die aangrijpend*
houtsnede „Moederschap" van de Pools*
graficus Tadeusz Kulialawicz (gcb.
18991. leraar aan de Academie voor Schon*
Kunsten in Warschau. (VI). Dc verarmd*
dorpsvrouw met haar twee kinderen: het
grotere kind ln volkomen overtuiging van
de ernst van het bestaan opzij en de baby
grijpend naar de verdroogde borst van de
moeder. Juist in die strakke stilering, in
die vergroving van de accenten (grote werk
handen en vereelte voeten) en ln die «x-
pressieloosheid van de gezichten ligt het
tragische, het uitzichtloze. Hier is er geen
*sprake van het lieve, schone wichtje, maar
van het kind dat geen toekomst heeft, van
het hongerende kind, van het ernstige kind.
Kulisiewicz heeft hier de ernst van het moe
derschap gegeven, suggestief en overtuigend,
zonder moolmakerU. zonder onechte kleur,
zonder „kerstverpakking".
Als slot wil Ik dan toch nog even het kind
in zUn spel, dus ln d* sfeer van blUdtchap,
zien. En dan ga ik weer naar Roemenië (het
Is goed ook eens wat onbekend* werken t*
VU Een der vlotte en rake schetsen
Scène in het park" wan de Roe
meense tekenaar Aurel Jiquidi.
tonen). De thans 60-jarige schilder en te
kenaar Aurel Jiquidi heeft er >teeda
plezier In gehad de kinderen in hun spel tc
tekenen zc echt ln de eigen sfeer te vangen.
Men sou het getekende snapshots kunnen
noemen Zo ook met zUn „Scène in het park"
(VII) met de beide kinderen op het bankje.
Door die hoge standplaats menen ze veljtf
te zijn voor het hondje en dan durven ze
het beest wel toe te roepen en de handjes
naar het dier uit te steken
Jiquidi heeft hier ook de onbevangenheid
van het klnJ meesterlijk ln lijnen gevangen,
zonder overdrijving, zonder afleiding, tonder
volledige uitwerking zelfs De gehele expres
sie ligt hier in de houding van de belde kin
deren en het nog niet geheel begrijpende
van het hondje
Het kind als onderwerp in de beelden
de kunst, het kind in zijn ernst, tn zijn
spel, in zijn tragiek, in zijn zuiverheid.
Het Kind Jezus en het kind van de
straat: de kunstenaars hebben ze met
hun fantasie en hun bcgnp benaderd en
in de onbevangenheid wellicht ook >eta
gevonden van die beminnelijke wij»oo-
geerle.