HOLLANDSKI
De
'roene env
eloppe
M'
een land waar men aarden kan
REVEIL VOOR HET KIND -
KERSTFEEST IN
DE VRIJHEID
D
6
KFRSTBI.TFVGF DECEMBER 1956
QNDBR w CL HEEL AS DE KL OUST AN DIG HE DEN dan zp sinds
jam gewoon zgu gewent, zullen de tweehonderd vijftig vluchte-
l1 ngcngezinneu, die in januari van dit Jaar voor permanente vestiging
in Seder land toegelaten zijn, het Kert tfeert vieren.
Met temeer blgdschap en dankbaarheid rullen :y Chrlitm' ge
boorte herdenken, nu zg dit doen kunnen in een vrp land. welks be
volking met diepe deernis ie vervuld Jegens de duizenden
riuctoeltn0en, die zieh aan het communijtUche Juk ontworsteld
hebben, maar wier levensomstandigheden het ene probleem op het
andere stapelen.
De Nederlandse regenng .die ook nu weer al het mogelgke heeft
gedaan om de Hongaarse vluchtelingen gastvrijheid te rerlen^i. heeft
mei Hel opnemen ran de tweehonderd vb/tig Joegoslavische gezinnen,
een pioniersdaad verricht, die een bescheiden, maar doeltreffende
bgdrage tol de oplossing ran het vluchtelingenprobleem betekende
en andere landen tot voorbeeld kon «trekken.
Het was min of meer een experiment, want het was nog maar
de vraag of de vluchtelingen Hier zouden kunnen aarden en of tg in
«taal zouden zyn z»cH zelfstandig aan Hel Ieren in Holland aan te
passen.
IlOCWEL ECHTER nog geen Jaar verlopen ia einda de Joejjoslavrn
hier werden ingehaald, ken nu reeds gezegd worden, dat de
proefneming is geslaagd. De vluchtelingen Hebben een moeilijke tvd
achter de rug, maar op het O0enbltk zijn ze toch zo ver dat zij het
Hollandse leven begrgpen en er zonder veel moeite aan deel kunnen
Dankbaar uitermate dankbaar z«if zij voor Het feit. dal ztf in
ergheid in Hel goede „Hollandski" mogen wonen en werken. Er.
kentelok vooral zgn ze er roor, dat de Nederlanders hen als huns
gelijken bcacHouiren.
Het zijn Hl er „liere menaen", aldua rei ona Hei jonge moedertje
Stanislava Anionic. Haar man en haar vader gaven hun oordeel in
ondere bewoordingen, maar het kioam locH op hetzelfde neer'
groeide een verwijdering lussen mijn zoon en mij
maar op een dag bracht ik hem
Stanislava Antonic met haar, in Nederland geboren kinder
tjes Ernest en Mirella. Op een duistere nacht overschreed zij
met haar vader de tussen het land van Tito en de vrijheid
liggende grens. In „Hollandski" hebben zij en haar man zich
een nietiif en goed bestaan verworven.
E LIEFDE tussen Edvard Antonic en Stanislava Bosljancic
bloeide op tegen de naargeestige achtergrond van een der
enorme vluchtelingenkampen in Triest. Edvard was in 1932, in
het gezelschap van een vriend, Tito's regiem ontvlucht en de
blonde Stanislava was op een duistere uacht met haar vader, Iwan
Bostjancie, «Ie tussen Joegoslavië en de vrijheid liggende grens
overgekomen.
er allemaal wat moeizaam uit en al en toe zit
er een woord tussen, dat niet goed thuis te
brengen is. maar als men niet beter wist. zou
men denken, dat deze Joegoslaven al jaren in
Nederland wonen. Moeder Stanislava en haar
zoontje Branko verstaan uiteraard nog geen
woord Hollands. Maar vooral de laatste zal het
spoedig onder de knie hebben. Het joch gaat
naar school en studeert ijverig ln de woorden
lijst. die zijn zuster voor hem in een oud schrift
heeft samengesteld en waarin zinnetjes voor
komen als: Rudeca, bela in plava to je Hol-
landska zostava, hetgeen wil zeggen: Rood. wit
en blauw zijn de kleuren van de Hollandse
vlag.
De donkerogige en zwartharige vader Iwan
m tegenatelling tot zijn kinderen een typi-
ache Oost-Europeaan warmde het hart aan
de liefde tuasen beide jonge mensen, maar als
hij aan hun toekomst dacht, voelde hij zich des
te sterker beklemd door de uitzichtloosheid van
het vluchtelingenbestaan. De status „displaced
person" biedt nu eenmaal niet veel perspectief,
zeker niet voor een jongen en een meisje, die
zo )ulst besloten Rebben samen door het leven
te gaan.
Edvard en Stanislava zalf hadden zeker wel
oog voor de moeilijkheden, dia hun nog te
wachten stonden. Daarvoor waren zij als vluch
telingen lang genoeg geconfronteerd geweest
met de harde werkelijkheid. Maar zij putten
moed uit het optimisme, dat de Jeugd, van
welk# nationaliteit zij ook is. eigen ls en bun
bescheiden verwachtingen van de toekomst
kregen door hun liefde Inhoud en zin.
Zij warden in hun vertrouwen niet teleur
gesteld. Kort nadat zij ln een van de kerken
In Trlëst ln het huwelijk waren getreden, kwam
het bericht, dat zy en hun vader waren uitver
koren om het vluchtelingenkamp te verlaten en
dat zt) In de gelegenheid werden gesteld om in
een land. dat zij ..Hollandski" noemden, een
nieuw bestaan op ta bouwen.
Rudeca, hela in plava to je Hollandska
zostavaHet cl/janye Joegoslaaf je
Branko Bostjancie doet zijn best de
Nederlandse taal onder de knie te
kr\jgen, maar meer dan uit het boekje
zal h(j leren van zijn Hollandse
school vriendjes.
enkel kinöepen
'I LicHl der licHlen heeft geschenen
tn de hemel can een dal.
en de Bouwheer van i heehl
ligt els een klein kind te wenen
lussen dieren in een stal.
Als wij niet als kinderen worden.
zulten tof dit nooit re-staan,
aooil dee:' Wijsheid binnengaan,
waar én omgekeerde orde
alle hoge dingen slaan.
Enkel kinderen mogen weten.
Kind. Uw groot geheimenis,
dat wal wtf.-en dwaasheid Halm
hg 1' diepe wijsheid is
en Uw licht is duisternis
AUe grootheid rail in duigen
en uit zwakheid bouwt Ge Uw lof:
enkel die Hun Hoofden buioen
en Hun wijsheid m Het slof.
zullen ingaan in Vw Hof.
JACQ SCHRELRS
ZIJ kwamen In fcelst terecht, waar een van
hen geruime tijd moest worden verpleegd
Toen de ziektedagen voorbij waren, werden zij
op gelijke voet behandeld als de tweehonderd
vijftig vluchtelingengezinnen, die op Instigatie
van de burgemeester van Dordrecht, mr. J. A.
H. J. van der Dussen, in Nederland toegelaten
werden voor permanente vestiging. De ge
meente Dordrecht nam zes vluchtelingenge
zinnen op en andere steden volgden dat goede
voorbeeld.
Zo werden ln het begin van dit Jaar Iwan
Bosthancic en zijn kinderen Edvard en Stanis
lava Antonic. die inmiddels hun baby Ernest
hadden gekregen. Dordtenaren. overgelukkig
met het aardig® flatje, dat hun. met inventaris
en al, werd aangeboden
Immigranten hebben het de eerste tijd veelal
uiterst moeilijk in het vreemde land. dat hen
opgenomen heeft. Denk niet licht over het aan
passingsvermogen. dat van hen vereist wordt.
Da vluchtelingen hebben het dubbel moeilijk,
omdat zij niet vrijwillig hun vaderland verlaten
hebben, maar daartoe door de nood gedwongen
zijn geweest. Met honderden banden voelen zij
zich aan hun eigen land verbonden
Zo is het ook met de familie Antonic. maar
toch is het verwonderlijk hoe deze Joegoslaven
al aan het leven In Holland ztjti gewend
Ik heb een lang gesprek gehad met Ed
vard en Stanislava en het is mij wel duidelijk
geworden, dat deze bescheiden en aardige men
sen. wier dankbaarheid jegens degenen, dio
hun toelating tot Nederland bewerkstellig i
hebben, geen grenzen kent. onze samenleving
niet de minste last zullen veroorzaken.
Zo was Ik huh flatje binnengekomen, of ik
moest delen In hun vreugde over het feit. dat
het eindelijk na anderhalf Jaar gelukt
was de in Joegoslavië achtergebleven vrouw
van Iwan Bostjancie en haar elfjarige zoontje
Branko voor „familiebezoek" naar Nederland
te laten overkomen.
Moeder Bostjancie mag drie weken wegblij
ven op zich zelf al een hele gunst van de
communistische machthebbers in Joegoslavië
maar onmiddellijk hebben haar man en schoon
zoon aan de Nederlandse autoriteiten verzocht
haar politiek asiel te verlenen. De 42-Jartge
Stanislava Bostjancie kan haar geluk niet op.
nu ztj weer met man en kinderen verenigd Is.
Het land van Tito heeft ook haar niets meer *e
bieden. Holland daarentegen alles!
Terugzien doen deze mensen liever niet. Geen
wonder: zoveel mooie herinneringen aan het
verleden hebben zij niet. Uit het weinige, dat
rij er over los lieten, kwam eens te meer tot
uiting, dat ook het zogenaamde verlichte com
munisme van Tito niet bij machte is de bevol
king van Joegoslavië een menswaardig bestaan
te bieden. De Joegoslaven gaan gebukt onder
bittere armoede, hun leven wordt totaal be
heerst door het communisme en zij worden
voortdurend gecontroleerd door een geheime
politie, die. als zij dat naar eigen willekeur
nodig acht. meedogenloos toeslaat. De toestand
in Holland heeft daarom zo n diepe Indruk op
Edvard Antonic en zijn familie gemaakt
Hier kun je je veilig voelen, aldus zijn oor
deel. Hier moet je niet dit doen en dat nalaten,
maar kun Ja Je eigen leven leiden zonder dat
ook maar Iemand zicb ermee bemoeit
En zijn vrouw. Stanislava. voegde daaraan
toe: Het Is een wonder, dat Je hier alles kunt
kopen wat Je nodig hebt zonder dat je er
enorm hoge prijzen voor behoeft te betalen I
In da loop van het gesprek kreeg ik veel te
horen over de moeilijkheden van de eerste
maanden in Holland. De taal bleek het grootste
struikelblok te zijn geweest Daarnaast had de
Hollandse leefwijze en dan vooral wat be
treft de maaltijden de nodige problemen op
geleverd. Veel brood eten bijvoorbeeld zijn de
Joegoslaven niet gewend en het viel in het be
gin ook niet mee om de Slorenlsche wijn te
moeten rullen voor de koffie eo de thee. zoals
men die tn Nederland drinkt.
Taalmoeilijkheden zijn er tn alle geval niet
meer. want het ts een wonder om te horen hoe
deze mensen al Nederlands spreken. Het komt
De 24-jarige Edvard Antonic. die timmerman
in de bouwvakken is en veel bevrediging vindt
in zijn werk. heeft in Trlëst het geluk gevon
den en in Holland de plaats, waar hij er in
vrijheid van genieten kan. Aan zijn geboorte
plaats in het verre Joegoslavië, Sesana geheten,
denkt hij niet dikwijls meer. evenmin als zijn
2l-jarige vrouw Stanislava dat aan de hare,
Hirska Bastrica, doet Ja, zei hij, al» Joegosla
vië nog eens democratisch wordt maar dan zo
als Holland dat is. dan zou ik misschien wel
terug gaan, want je eigen land vergeet je ten
slotte nooit
Vader Iwan zoog met welgevallen aan
zijn Hollandse sigaret en knikte instem
mend. Met zyn 51 jaren is de omschake
ling van Joegoslaaf tot Hollander voor
hem wel het moeilijkst geweest. Maar hij
is dankbaar voor het nieuwe leven in het
vrije land, dat hem en zijn lotgenoten zo
liefderijk heeft opgenomen.
Ook hy ziet weer perspectief. Voor
hemzelf en voor zijn vrouw, maar vooral
voor zijn kinderen. En niet te vergeten
voor zyn kleinkinderen, Ernest en de
twee maanden oude Mirella, die hem sterk
aan ons land gebonden hebben, omdat zy
Neder 1 andertjes van geboorte zijn!
B. MENSEN.
M onderwijzer. Een ijverig
onderwijzer, mag ik wel zeggen, met
veel liefde voor zijn werk. veel
plichtsbetrachting en veel aktes. Hij
heeft de vierde klas van de lagere
school, een verloofde en de vereniging, en alle
drie krijgen ze een gelijk aandeel in de belang
stelling. Ja. mijn zoon weet zijn tijd te ver
delen.
Hij is erg precies dat brengt zijn beroep
nu eenmaal mee. Hij trekt driemaal n de
week een schoon overhemd aan. te beginnen
met zondag, en tweemaal schone sokken
Als hij om half vijf thuis komt. krijgt hij
eerst van mij een kopje thee met een beschuit
met kaas. Om zes uur eten we warm, en ik
kan u verzekeren dat mijn zoon dan zijn best
doet! Als hij 's avonds thuis blijft, drinkt hij
meestal twee koppen koffie, soms drie, en er is
altijd wel iets lekkers bij. waarvoor ik zorg.
want ik ben per slot van rekening zijn moeder
en ik weet dat de maag van zo n jongen tegen
een stootje kan.
Mijn zoon houdt het meest van donker
blauwe pakken, omdat die hem correct staan.
In een van de zakken van zijn colbert heeft
mijn zoon steeds een borsteltje zitten, om zijn
pak af te schuderen. Hij draagt één pak nooit
langer dan een week. Steevast vraagt hij iedere
maandagmorgen, of ik dat pak. dat hij de
vorige week gedragen heeft, wil buiten hangen,
zodat het kan luchten. Hij weet wel dat ik het
niet vergeten zal. maar hij helpt me toch wel
Het leven van mijn zoon gaat heel rustig
langs afgebakende paadjes hij heeft een
goed leven, een best leven, hij kan het nergens
beter krijgen dan thuis. Ja, hij is verloofd en
hij zal ook wel eens gaan trouwen, maar daar
moet mijn zoon toch maar niet te veel haast
mee maken. Wij hebben het goed samen en
over zijn huwelijk praat ik maar niet te veel.
Het leven is goed zoals het is tenminste
dat dacht ik tot voor kort. Ik heb veranderin
gen bij mijn zoon opgemerkt en ik acht die ver
anderingen niet juist. Hij heeft zich geabon
neerd op een tijdschrift voor woninginrichting
en hij heeft het voorzitterschap van de vereni
ging eraan gegeven. Hij gaat vaker in de week
naar zijn verloofde dan vroeger. Ik heb hem
gevraagd, of hij het standpunt, dat de zaken
vóór het meisje gaan. niet langer huldigde.
Mijn zoon zei: „Neem me niet kwalijk moe
der maar ik ben vijfentwintig. En wat die
vereniging betreft, het wordt wel eens tijd dat
ze daar nieuwe gezichten zien. En ik gelóóf
dat ik Ineke heel erg verwaarloosd heb de laat
ste tijd."
„Dat ben ik niet met Je eens", zei ik. „Je gaat
vaak genoeg naar haar toe en je neemt ook wel
eens iets voor haar mee. wat wil zo'n meisje
dan nog méér?"
„Daar gaat het niet om", zei mijn zoon.
„Ineke heeft het altijd geaccepteerd dat zij op
het tweede of het derde plan kwam. Ze heeft
er nooit iets van gezegd. Maar ik voel dat ik
te kort schiet en dat wil ik niet
„Maar dat is niet waar!" riep ik uit.
„Het is wel waar", hield mijn zoon vol. „Nog
maals. moeder. Ik ben vijfentwintig en
Ik viel hem in de rede en zei dat hij met al
zijn vijfentwintig jaren toch nog zo'n echt kind
bleef. Toen werd mijn zoon boos en ging zon
der iets te zeggen naar zijn vierde klas.
U zult nooit eens vragen hoe het met haar gaat.
en als ze eens in de veertien dagen op zondag
komt eten. lijkt het wel of u het een corvee
vindt Denkt u dat dat voor mij leuk is? Waar
om vraagt u nooit eens of ze door de week een
avondje komt?"
Het werd een van die onverkwikkelijke en
onvruchtbare gesprekken. Ik zei. dat ze nooit
hadden laten blijken op mijn gezelschap prijs
te stellen, mijn zoon zei. dat een uitnodiging
om eens een avond te komen toch in de eerste
plaats van de gastvrouw moest uitgaan, enzo
voort. enzovoort. Het slot was dat ik huilde en
zei. dat ik dót toch niet aan hem verdiend had.
Toen belde mijn zoon zijn verloofde op en zei
dat hij niet zou komen die avond. Hij bleef bij
mij en ging een boek lezen, we zeiden niet veel
tegen elkaar, maar dat hinderde niet. Hij was
gezellig thuis, ik schonk koffie met beboterde
biskwietjes en strooide er hagelslag over heen,
en mijn zoon smulde.
Maar de volgende avond was het wéér zo.
Ze zeggen wel eens. dat een moeder node af-
KORT VERHAAL
door
JEA KIERS
stand doet van haar zoon. en ik had dat nooit
zo erg willen geloven, maar nu maakte ik het
toch zelf mee. Het is afschuwelijk, achteruit
gezet te worden. Ik redeneerde met mijn zoon
en zei dat ik heus niets tegen het meisje had.
maar waarom moest hij zijn moeder daarvoor
verwaarlozen? „Ach, hoe kómt u er toch bij!"
riep mijn zoon. „Toen ik zo vaak voor de ver
eniging weg moest, zei u er toch ook niets
..Ja. i
dat
het algemeen be-
Nee, het was niet meer zoals vroeger. Sinds
hij de vereniging had laten schieten, scheen er
voor mijn zoon niets belangrijkers meer te be
staan dan dat meisje, altijd die Ineke. Och. ik
kon niet zeggen dat ik het kind niet mocht,
maar ik kon'evenmin beweren dat ik dol op
haar was. Ze liet me eigenlijk vrij onverschil
lig maar dat was nu afgelopen. Ik begon be
paald een hekel aan haar te krijgen. Ik moet
toegeven, dat ik het ook niet onder stoelen of
banken stak. Ik liet het haar duidelijk merken.
De eerste de beste zondag, dat ze uit de kerk
koffie kwamen drinken en bleven eten. liet ik
haar voelen hoe ik over haar daght. Ze had
notabene eén zakje borstplaat meegebracht
„een snoepje bij de koffie" en ik vroeg haar
of ze niet genoeg kreeg als ze bij mij op visite
kwam. „Ik ben", zei ik. „niet gewend dat mijn
gasten voor hun eigen versnaperingen zorgen.
Dat kan ik zelf nog wel doen."
Ja. natuurlijk kwamen er tranen ze zei dat
het z0 niet bedoeld was, en dat ik het niet ver
keerd moest opvatten. Mijn zoon was ook woe
dend. Niet op haar natuurlijk, maar op mij.
Later op de middag poogde ze iets goed te
maken door te zeggen dat ik zo'n aardige cor
sage op mijn japon droeg. Nu heb ik die cor
sage al meer dan drie jaar. dus ik sprak er mijn
verwondering over u»t. dat ze het ding n
nooit eerder door mij had zien dragen „D
toch niet zo onhebbelijk!" riep mijn zoo»» to<
uit. „Trek je jas aan. Ineke, we gaan weg.
Tot goed begrip van de situatie diene. dat d
alles zich in de weken voor Kerstfeest i
speelde. Mijn zoon leerde zijn vierde klas twel
stemmig kerstversjes en was al bezig r
zoeken van een mooi kerstverhaal, om
lezen op de laatste schoolmiddag. Andere jai
won hij mijn advies er wel over in. ik las dd
wat kinderboeken door en probeerde een go^
verhaal te vinden maar dit jaar leek het v
of ik er niet aan te pas kwam. Het liet t
zoon kennelijk onverschillig, of ik hem we
niet van advies zoü dienen
Aangezien het intussen kouder was gewol
den. verwisselde mijn zoon zijn demi vo<
winterjas en vroeg mij, of ik de demi ni
stomerij wilde zenden. In het voorjaar zou tj
de jas dan weer, keurig en gestoomd, kunne
aantrekken. „Natuurlijk doe ik dat", antwoorf
de ik, „je weet dat je moeder niets te veel is
Hij gaf er geen antwoord op-
Ik telefoneerde naar de stomerij en zc bj
loofden, de jas te komen halen. Voor de goci
orde keek ik de zakken nog even na
kan nooit weten of er bijvoorbeeld zakdoekq
of los geld in zijn blijven zitten, en toen c
dekte ik de enveloppe.
Het was maar een heel gewone, groene giri
enveloppe. Ik keek er een beetje verbaasd r
weliswaar is mijn zoon rekeninghoudrf
maar ik vond het r
loppe zo maar los
zat geen afrekening in, i
stempel zag ik dat het e
november was. Ik haal<je mijn schouders op 4
dacht erover, het ding maar weg te gooien j
wat heeft men ten slotte aan een lege i
loppe? toen ik een aantekening in po
op de achterkant zag. Het was een vluchtii
notitie, kennelijk in haast geschreven: 22)
Mia bellen 10976.
Gedachten kunnen soms zo razend snel gaal
Ik kende geen enkele Mia in de kennissej
kring van mijn zoon, en dit was blijkbaar
in de haak. Waarom zou mijn zoon anders no^
over dat meisje gepraat hebben?
i jaszak te steken.
tan het datui^
i enveloppe var
Wat me bezielde, toen ik het kanto|
opbelde, waar de verloofde
mijn zoon werkte, weet ik
meer. Misschien verwachtte ik e
ontstelde uitroep, of een wanhopi
kreet maar Jiet meisje Ineke scheen alle}
'maar blij verrast te zijn me te kunnen helpj
met een „kleine moeilijkheid", zoals ik het u
drukte. Ik vertelde omstandig yan de demi I
de stomerij en ik geloof dat ik mijn
een dramatische laagte liet zinken toen ik
aantekening memoreerde.
De verloofde van mijn zoon riep evei
smartelijk uit, dat ze niet wist wat ze dóórvj
moest denken. Ze zei integendeel: „Och
jammer, dat ik dat nu niet weet. En die 4
turn? Zei u de tweeëntwintigste?"
„Ja", zei ik.
„Ai", riep de verloofde van mijn zoon a
„en het i s vandaag de tweeëntwintigste. O, \t
vervelend nou. dat vergeet hij natuurlijk vrf
Misschien heeft het iets met de vereniging) j
maken of zo, je kan maar niet weten. Ik \v)
dat ik in de middagpauze even naar zijn schi
kon rijden, maar ik heb overblijfdienst." 1
Ik dacht eerlijk gezegd, dat het zo'n vaart
niet zou lopen met die boze bui. maar la
ter bemerkte ik. dat mijn zoon deze
woordentwist beschouwde als een conflict
op hoog niveau. Toen lk hem een paar
dagen later voorstelde eens gezellig thuis te
blijven, nu hij toch niet meer weg hoefde voor
de vereniging, antwoordde hij dat dat niet
ging, omdat hij naar Ineke zou gaan
Zie je. dacht ik bij me zelf. daar heb je het.
Een moeder komt er niet meer op aan. Hardop
zei ik. dat hij de vorige avond ook al naar dat
meisje was geweest. „Wat gééft dat nou!" riep
mijn zoon uit. „Ze is toch mijn verloofde
mag ik alsjeblieft? 1"
„Enfin, dan blijf ik maar weer alleen", zei ik
kortaf. Mijn zoon zuchtte diep en zei toen:
„Het lijkt wel of u een hekel heeft aan Ineke.
AL VIERT de Nederlandse
- christenheid ook honderd
maal Sinterklaas om het Chris-
tusfeest van „wereldse" smet
ten vrij te houden de be
faamde kerstman, de pakjes en
zo het neemt niet weg, dat
de uiterlijke verschijningsvorm
van dit feest: de dampende
kippe- of konijnebout op tafel,
de kerstkrans, de kerstboom,
ons reëler gaan voorkomen dan
de komst van het Kerstkind.
Het is waar. dat de (laten we het
gewichtig noemen) secularisatie
van deze christelijke hoogtijdagen
niet door de voordeur komt, maar
daarom weet zij haar weg nog wel
door een onopvallend zijdeurtje te
kiezen! Het zijdeurtje van de ge
wenning! we kénnen versjes
al» Stille nacht. De herdertjes cn
Gloria ln excelsis Deo te goed. We
dreunen de eerste vijftien verzen
van Lucas 2 zo nodig uit het hoofd
op en zouden er als leken onvoor
bereid misschien wel een preek
over kunnen houden.
Maar zijn we nu blij om het Kind.
óf om de vrije dagen met hun apar
te bekoring in de intlem-hulselljke
sfeer, gevoelig getroffen als we
worden door het devoot zingen
van één onzer hummels; onder ds
indruk als we komen van de weer
kerende vlekkeloze kerstzangen
voor de radio?
Als het Kind bij de kerkmensen
(misschien wel onbewust) verdron
gen raakt, kan onmogelijk ver
wacht worden, dat men er zich In
de wereld nog druk over maakt
Zeker, we hebben onze „Kerk en
Wereld", onze evangellsaUecom-
missles, onze inwendige zending
en we offeren naar vermogen
soms meer dan dat Maar krijgen
die giften niet het karakter van
gewetensgeld als het daarmee op-,
houdt?
We doen het verder graag met
speciale (betaalde) krachten af
evangellsatiedomineea, wika'a en
evangelisten. Maar hoe onontbeer
lijk deze krachten ook zijn, ls het
daarmee klaar? Het lijkt erop, als
geconstateerd moet worden dat, al
thans ln het georganiseerde ver
band der plaatselijke kerken, me
dewerking van de zijde der kerk
leden als een hobby wordt be
schouwd. En dat, terwijl ieder
een binnen de kerken een enthou
siast getuige van het Kind behoort
te zijn.
Werfkracht gering
Statistieken wijzen uit, dat de
werfkracht der Nederlandse pro-
e kerken gering is. Wat niet
sprake van een dwingende kracht
van buitenaf die in dit opzicht ac
tiveert.
Fataal
ln ons land is van een gedwon
gen getuigenishouding geen sprake.
We zijn hier allemaal erg ver
draagzaam en gunnen ieder zijn
levensovertuiging. Het nict-dur-
ven bidden of danken in neutraal
gezelschap ls al lang geen pro
bleem meer; als men het „durft",
wordt men er echt niet meer om
uitgelachen. Dat symptoom moge
verblijdend zijn. het is ook fataal.
Al onthoudt God ons hier de ex-
zijn, die de ontmoeting ln de weg
staan. Wie het woord hunkering
een overdreven kwalificatie vindt,
hale zich twee grote bijeenkom
sten in Nederlandse stadions voor
de geest, waar honderden onwe
tenden spontaan aan de oproep
gehoor gaven om voor Christus tc
Eei
••lig geloof
„Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven,
en ik heb nooit één woord
tot zijn behoud gezegd
(C. J. .NOBEL)
Massasuggestie? Geenszins, maar
eenvoudig geloof, dat bouwde op
de Heilige Geest. Onbegrijpe
lijk. dat bijna alle denominaties
broederlijk één. zich op de plat
forms van die stadions schaarden
achter de Amerikaanse evangelist
we kennen hem allen: Graham?
Volkomen begrijpelijk en de na-
irlijkc
lindei
te verwonderen valt, als de getul-
genishouding, over het algemeen
genomen, ontbreekt. Anders is het
gesteld met de christenen In Indo
nesië, die zo graag nog veel van
ons zouden willen leren Zij
maken per jaar vele zondagen mee,
waarop voor de kansel zeventig tot
honderd mannen en vrouwen staan
om gedoopt te worden en belijde
nis af te leggen van hun geloof.
(Ds. Soedarmo)
Nu hebben de Indonesische chris
tenen wel wat op ons voor. ZIJ
worden tot een getuigenishouding
gedwóngen, omdat ze to sterk in
de minderheid zijn. Hun aantal
vormt slechts een fractie der totale
bevolking Vaak loopt de tegen
stelling christen-metchrlsten door
een gezin. In het grote geheel Is
men daar als christen dus een bui
tenbeentje. aan wie herhaaldelijk
gevraagd wordt naar zijn motie
ven, naar zijn „waarom" Er ia
tra stimulans, die onze Indonesi
sche broeders en zusters kennen.
Hij laat ons altijd een andere drijf
veer. De sterkte daarvan Is afhan
kelijk van het peil van ons geloofs
leven: ls er een levend geloof, dan
houdt dat onmiddellijk een onweer
staanbare drang tot getuigen van
bet Kind in
Uitgaande van het onloochenbare
feit. dat bij de individuele kerk
leden de goede uitzonderingen
daargelaten weinig activiteit is
te bemerken die wijst op een con
frontatie van de wereld met hel
Kind. kan men niet anders dan
tot de beschamende conclusie ko
men. dat het er met ons geloofs
leven niet al te best voor moet
slaan!
Het zou zo heerlijk zijn. als we
eens wat meer ln de wereld do
ken. Om dan te constateren, dat
men daar in feite hunkert naar
het Kind, en dat wij het zelf veelal
meer doen!
Wij. Nederlandse christenen, aan
de kaak al» we werden gesteld
door een buitenlander, die ons het
abc van de geloofspraktijk moest
korr.en vertellen (wc hebben er
klaarblijkelijk niet veel van opge
stoken, gezien de verdere „ontwik
keling". die voor negenennegentig
procent is terug te brengen tot lo
vende persverslagen en beschou
wingen), wij zijn hard aan een re
veil toe.
Een reveil, dat ons verlost van
onze slome sleur. Een reveil, dat
ons kerkelijk kankeren 'n halt toe
roept. Een reveildat ons gemak
kelijker over „de eeuwige dingen"
doel praten en moeilijker „Delf
vrouw en kind'ren 't graf" doe:
cinpen Een reveil ten slotte, da:
ons met van vreugde glinsterende
ogen bij onze ongelovige buurman
doet aankloppen voor hg op het
kerkhof ligt met de boodschap
..Kom naar je Meesteraanvaard
het Kind. Je hoort erbij'" En by
die buurman moet het warempel
niet blijven
Doch zo'n reveil komt er niet zo
maar. Het komt er zélfs niet met
bidden alleen.
TON VAN DER HAMMEN
..Denk je dat dat telefoongesprek erg d.
gend en noodzakelijk is", vroeg ik met veel
druk, maar het meisje merkte dat nii
opnieuw dat het zo vervelend was. „Is het tl
schien mogelijk dat u even naar dc serf
gaat", vroeg ze. „of belt u na twaalven evct
naar het hoofd, op de school zelf hebber
geen telefoon Alsof ik dat niet wist! Ik
dat ik het wel in orde zou maken en belde
Maar mijn nieuwsgierigheid dreef m
het
draai
i dat i
i op
enveloppe gekrabbeld had De vlammen
gen mc uit. toen een zakelijke stem r
nen gaf, dat ik met groente- en fruithai
Pomona sprak.
Ik kuchte en vroeg: „Mag ik ehMia
spreken?"
Natuurlijk zei de stem: „Wie zegt u?"
„Mia", zei ik weer cn het klonk zo dom
D'r is hier geen Mia". zei de zakelijke si
„Ik denk dat u een verkeerd nummer heeft
ben 10976."
„Ja", zei ik „dat-heb ik ook gedraaid N 1
ik denk dat het een vergissing is Ik legd^
hoorn maar gauw weer op de haak
Ik was het n:et met mezelf eens. of ik
niet naar de school zou gaan De middagpi
was al hoog en breed voorbij, toen ik f
maar mijn hoed opzette en mijn mantel
trok. In de tram dacht ik bi) mezelf: d
waarom wacht je niet tot hij thuis komt?
waarom belde je niet naar het hoofd v
school? Voor die laatste vraag had ik
redelijk argument: het hoofd had met de
pades van zijn onderwijzend personeel ei
casu van mijn zoon. niets te maken Want
het een escapade was, stond voor mij vast
Dit verhaal uordt