HOLLANDSKI De 'roene env eloppe M' een land waar men aarden kan REVEIL VOOR HET KIND - KERSTFEEST IN DE VRIJHEID D 6 KFRSTBI.TFVGF DECEMBER 1956 QNDBR w CL HEEL AS DE KL OUST AN DIG HE DEN dan zp sinds jam gewoon zgu gewent, zullen de tweehonderd vijftig vluchte- l1 ngcngezinneu, die in januari van dit Jaar voor permanente vestiging in Seder land toegelaten zijn, het Kert tfeert vieren. Met temeer blgdschap en dankbaarheid rullen :y Chrlitm' ge boorte herdenken, nu zg dit doen kunnen in een vrp land. welks be volking met diepe deernis ie vervuld Jegens de duizenden riuctoeltn0en, die zieh aan het communijtUche Juk ontworsteld hebben, maar wier levensomstandigheden het ene probleem op het andere stapelen. De Nederlandse regenng .die ook nu weer al het mogelgke heeft gedaan om de Hongaarse vluchtelingen gastvrijheid te rerlen^i. heeft mei Hel opnemen ran de tweehonderd vb/tig Joegoslavische gezinnen, een pioniersdaad verricht, die een bescheiden, maar doeltreffende bgdrage tol de oplossing ran het vluchtelingenprobleem betekende en andere landen tot voorbeeld kon «trekken. Het was min of meer een experiment, want het was nog maar de vraag of de vluchtelingen Hier zouden kunnen aarden en of tg in «taal zouden zyn z»cH zelfstandig aan Hel Ieren in Holland aan te passen. IlOCWEL ECHTER nog geen Jaar verlopen ia einda de Joejjoslavrn hier werden ingehaald, ken nu reeds gezegd worden, dat de proefneming is geslaagd. De vluchtelingen Hebben een moeilijke tvd achter de rug, maar op het O0enbltk zijn ze toch zo ver dat zij het Hollandse leven begrgpen en er zonder veel moeite aan deel kunnen Dankbaar uitermate dankbaar z«if zij voor Het feit. dal ztf in ergheid in Hel goede „Hollandski" mogen wonen en werken. Er. kentelok vooral zgn ze er roor, dat de Nederlanders hen als huns gelijken bcacHouiren. Het zijn Hl er „liere menaen", aldua rei ona Hei jonge moedertje Stanislava Anionic. Haar man en haar vader gaven hun oordeel in ondere bewoordingen, maar het kioam locH op hetzelfde neer' groeide een verwijdering lussen mijn zoon en mij maar op een dag bracht ik hem Stanislava Antonic met haar, in Nederland geboren kinder tjes Ernest en Mirella. Op een duistere nacht overschreed zij met haar vader de tussen het land van Tito en de vrijheid liggende grens. In „Hollandski" hebben zij en haar man zich een nietiif en goed bestaan verworven. E LIEFDE tussen Edvard Antonic en Stanislava Bosljancic bloeide op tegen de naargeestige achtergrond van een der enorme vluchtelingenkampen in Triest. Edvard was in 1932, in het gezelschap van een vriend, Tito's regiem ontvlucht en de blonde Stanislava was op een duistere uacht met haar vader, Iwan Bostjancie, «Ie tussen Joegoslavië en de vrijheid liggende grens overgekomen. er allemaal wat moeizaam uit en al en toe zit er een woord tussen, dat niet goed thuis te brengen is. maar als men niet beter wist. zou men denken, dat deze Joegoslaven al jaren in Nederland wonen. Moeder Stanislava en haar zoontje Branko verstaan uiteraard nog geen woord Hollands. Maar vooral de laatste zal het spoedig onder de knie hebben. Het joch gaat naar school en studeert ijverig ln de woorden lijst. die zijn zuster voor hem in een oud schrift heeft samengesteld en waarin zinnetjes voor komen als: Rudeca, bela in plava to je Hol- landska zostava, hetgeen wil zeggen: Rood. wit en blauw zijn de kleuren van de Hollandse vlag. De donkerogige en zwartharige vader Iwan m tegenatelling tot zijn kinderen een typi- ache Oost-Europeaan warmde het hart aan de liefde tuasen beide jonge mensen, maar als hij aan hun toekomst dacht, voelde hij zich des te sterker beklemd door de uitzichtloosheid van het vluchtelingenbestaan. De status „displaced person" biedt nu eenmaal niet veel perspectief, zeker niet voor een jongen en een meisje, die zo )ulst besloten Rebben samen door het leven te gaan. Edvard en Stanislava zalf hadden zeker wel oog voor de moeilijkheden, dia hun nog te wachten stonden. Daarvoor waren zij als vluch telingen lang genoeg geconfronteerd geweest met de harde werkelijkheid. Maar zij putten moed uit het optimisme, dat de Jeugd, van welk# nationaliteit zij ook is. eigen ls en bun bescheiden verwachtingen van de toekomst kregen door hun liefde Inhoud en zin. Zij warden in hun vertrouwen niet teleur gesteld. Kort nadat zij ln een van de kerken In Trlëst ln het huwelijk waren getreden, kwam het bericht, dat zy en hun vader waren uitver koren om het vluchtelingenkamp te verlaten en dat zt) In de gelegenheid werden gesteld om in een land. dat zij ..Hollandski" noemden, een nieuw bestaan op ta bouwen. Rudeca, hela in plava to je Hollandska zostavaHet cl/janye Joegoslaaf je Branko Bostjancie doet zijn best de Nederlandse taal onder de knie te kr\jgen, maar meer dan uit het boekje zal h(j leren van zijn Hollandse school vriendjes. enkel kinöepen 'I LicHl der licHlen heeft geschenen tn de hemel can een dal. en de Bouwheer van i heehl ligt els een klein kind te wenen lussen dieren in een stal. Als wij niet als kinderen worden. zulten tof dit nooit re-staan, aooil dee:' Wijsheid binnengaan, waar én omgekeerde orde alle hoge dingen slaan. Enkel kinderen mogen weten. Kind. Uw groot geheimenis, dat wal wtf.-en dwaasheid Halm hg 1' diepe wijsheid is en Uw licht is duisternis AUe grootheid rail in duigen en uit zwakheid bouwt Ge Uw lof: enkel die Hun Hoofden buioen en Hun wijsheid m Het slof. zullen ingaan in Vw Hof. JACQ SCHRELRS ZIJ kwamen In fcelst terecht, waar een van hen geruime tijd moest worden verpleegd Toen de ziektedagen voorbij waren, werden zij op gelijke voet behandeld als de tweehonderd vijftig vluchtelingengezinnen, die op Instigatie van de burgemeester van Dordrecht, mr. J. A. H. J. van der Dussen, in Nederland toegelaten werden voor permanente vestiging. De ge meente Dordrecht nam zes vluchtelingenge zinnen op en andere steden volgden dat goede voorbeeld. Zo werden ln het begin van dit Jaar Iwan Bosthancic en zijn kinderen Edvard en Stanis lava Antonic. die inmiddels hun baby Ernest hadden gekregen. Dordtenaren. overgelukkig met het aardig® flatje, dat hun. met inventaris en al, werd aangeboden Immigranten hebben het de eerste tijd veelal uiterst moeilijk in het vreemde land. dat hen opgenomen heeft. Denk niet licht over het aan passingsvermogen. dat van hen vereist wordt. Da vluchtelingen hebben het dubbel moeilijk, omdat zij niet vrijwillig hun vaderland verlaten hebben, maar daartoe door de nood gedwongen zijn geweest. Met honderden banden voelen zij zich aan hun eigen land verbonden Zo is het ook met de familie Antonic. maar toch is het verwonderlijk hoe deze Joegoslaven al aan het leven In Holland ztjti gewend Ik heb een lang gesprek gehad met Ed vard en Stanislava en het is mij wel duidelijk geworden, dat deze bescheiden en aardige men sen. wier dankbaarheid jegens degenen, dio hun toelating tot Nederland bewerkstellig i hebben, geen grenzen kent. onze samenleving niet de minste last zullen veroorzaken. Zo was Ik huh flatje binnengekomen, of ik moest delen In hun vreugde over het feit. dat het eindelijk na anderhalf Jaar gelukt was de in Joegoslavië achtergebleven vrouw van Iwan Bostjancie en haar elfjarige zoontje Branko voor „familiebezoek" naar Nederland te laten overkomen. Moeder Bostjancie mag drie weken wegblij ven op zich zelf al een hele gunst van de communistische machthebbers in Joegoslavië maar onmiddellijk hebben haar man en schoon zoon aan de Nederlandse autoriteiten verzocht haar politiek asiel te verlenen. De 42-Jartge Stanislava Bostjancie kan haar geluk niet op. nu ztj weer met man en kinderen verenigd Is. Het land van Tito heeft ook haar niets meer *e bieden. Holland daarentegen alles! Terugzien doen deze mensen liever niet. Geen wonder: zoveel mooie herinneringen aan het verleden hebben zij niet. Uit het weinige, dat rij er over los lieten, kwam eens te meer tot uiting, dat ook het zogenaamde verlichte com munisme van Tito niet bij machte is de bevol king van Joegoslavië een menswaardig bestaan te bieden. De Joegoslaven gaan gebukt onder bittere armoede, hun leven wordt totaal be heerst door het communisme en zij worden voortdurend gecontroleerd door een geheime politie, die. als zij dat naar eigen willekeur nodig acht. meedogenloos toeslaat. De toestand in Holland heeft daarom zo n diepe Indruk op Edvard Antonic en zijn familie gemaakt Hier kun je je veilig voelen, aldus zijn oor deel. Hier moet je niet dit doen en dat nalaten, maar kun Ja Je eigen leven leiden zonder dat ook maar Iemand zicb ermee bemoeit En zijn vrouw. Stanislava. voegde daaraan toe: Het Is een wonder, dat Je hier alles kunt kopen wat Je nodig hebt zonder dat je er enorm hoge prijzen voor behoeft te betalen I In da loop van het gesprek kreeg ik veel te horen over de moeilijkheden van de eerste maanden in Holland. De taal bleek het grootste struikelblok te zijn geweest Daarnaast had de Hollandse leefwijze en dan vooral wat be treft de maaltijden de nodige problemen op geleverd. Veel brood eten bijvoorbeeld zijn de Joegoslaven niet gewend en het viel in het be gin ook niet mee om de Slorenlsche wijn te moeten rullen voor de koffie eo de thee. zoals men die tn Nederland drinkt. Taalmoeilijkheden zijn er tn alle geval niet meer. want het ts een wonder om te horen hoe deze mensen al Nederlands spreken. Het komt De 24-jarige Edvard Antonic. die timmerman in de bouwvakken is en veel bevrediging vindt in zijn werk. heeft in Trlëst het geluk gevon den en in Holland de plaats, waar hij er in vrijheid van genieten kan. Aan zijn geboorte plaats in het verre Joegoslavië, Sesana geheten, denkt hij niet dikwijls meer. evenmin als zijn 2l-jarige vrouw Stanislava dat aan de hare, Hirska Bastrica, doet Ja, zei hij, al» Joegosla vië nog eens democratisch wordt maar dan zo als Holland dat is. dan zou ik misschien wel terug gaan, want je eigen land vergeet je ten slotte nooit Vader Iwan zoog met welgevallen aan zijn Hollandse sigaret en knikte instem mend. Met zyn 51 jaren is de omschake ling van Joegoslaaf tot Hollander voor hem wel het moeilijkst geweest. Maar hij is dankbaar voor het nieuwe leven in het vrije land, dat hem en zijn lotgenoten zo liefderijk heeft opgenomen. Ook hy ziet weer perspectief. Voor hemzelf en voor zijn vrouw, maar vooral voor zijn kinderen. En niet te vergeten voor zyn kleinkinderen, Ernest en de twee maanden oude Mirella, die hem sterk aan ons land gebonden hebben, omdat zy Neder 1 andertjes van geboorte zijn! B. MENSEN. M onderwijzer. Een ijverig onderwijzer, mag ik wel zeggen, met veel liefde voor zijn werk. veel plichtsbetrachting en veel aktes. Hij heeft de vierde klas van de lagere school, een verloofde en de vereniging, en alle drie krijgen ze een gelijk aandeel in de belang stelling. Ja. mijn zoon weet zijn tijd te ver delen. Hij is erg precies dat brengt zijn beroep nu eenmaal mee. Hij trekt driemaal n de week een schoon overhemd aan. te beginnen met zondag, en tweemaal schone sokken Als hij om half vijf thuis komt. krijgt hij eerst van mij een kopje thee met een beschuit met kaas. Om zes uur eten we warm, en ik kan u verzekeren dat mijn zoon dan zijn best doet! Als hij 's avonds thuis blijft, drinkt hij meestal twee koppen koffie, soms drie, en er is altijd wel iets lekkers bij. waarvoor ik zorg. want ik ben per slot van rekening zijn moeder en ik weet dat de maag van zo n jongen tegen een stootje kan. Mijn zoon houdt het meest van donker blauwe pakken, omdat die hem correct staan. In een van de zakken van zijn colbert heeft mijn zoon steeds een borsteltje zitten, om zijn pak af te schuderen. Hij draagt één pak nooit langer dan een week. Steevast vraagt hij iedere maandagmorgen, of ik dat pak. dat hij de vorige week gedragen heeft, wil buiten hangen, zodat het kan luchten. Hij weet wel dat ik het niet vergeten zal. maar hij helpt me toch wel Het leven van mijn zoon gaat heel rustig langs afgebakende paadjes hij heeft een goed leven, een best leven, hij kan het nergens beter krijgen dan thuis. Ja, hij is verloofd en hij zal ook wel eens gaan trouwen, maar daar moet mijn zoon toch maar niet te veel haast mee maken. Wij hebben het goed samen en over zijn huwelijk praat ik maar niet te veel. Het leven is goed zoals het is tenminste dat dacht ik tot voor kort. Ik heb veranderin gen bij mijn zoon opgemerkt en ik acht die ver anderingen niet juist. Hij heeft zich geabon neerd op een tijdschrift voor woninginrichting en hij heeft het voorzitterschap van de vereni ging eraan gegeven. Hij gaat vaker in de week naar zijn verloofde dan vroeger. Ik heb hem gevraagd, of hij het standpunt, dat de zaken vóór het meisje gaan. niet langer huldigde. Mijn zoon zei: „Neem me niet kwalijk moe der maar ik ben vijfentwintig. En wat die vereniging betreft, het wordt wel eens tijd dat ze daar nieuwe gezichten zien. En ik gelóóf dat ik Ineke heel erg verwaarloosd heb de laat ste tijd." „Dat ben ik niet met Je eens", zei ik. „Je gaat vaak genoeg naar haar toe en je neemt ook wel eens iets voor haar mee. wat wil zo'n meisje dan nog méér?" „Daar gaat het niet om", zei mijn zoon. „Ineke heeft het altijd geaccepteerd dat zij op het tweede of het derde plan kwam. Ze heeft er nooit iets van gezegd. Maar ik voel dat ik te kort schiet en dat wil ik niet „Maar dat is niet waar!" riep ik uit. „Het is wel waar", hield mijn zoon vol. „Nog maals. moeder. Ik ben vijfentwintig en Ik viel hem in de rede en zei dat hij met al zijn vijfentwintig jaren toch nog zo'n echt kind bleef. Toen werd mijn zoon boos en ging zon der iets te zeggen naar zijn vierde klas. U zult nooit eens vragen hoe het met haar gaat. en als ze eens in de veertien dagen op zondag komt eten. lijkt het wel of u het een corvee vindt Denkt u dat dat voor mij leuk is? Waar om vraagt u nooit eens of ze door de week een avondje komt?" Het werd een van die onverkwikkelijke en onvruchtbare gesprekken. Ik zei. dat ze nooit hadden laten blijken op mijn gezelschap prijs te stellen, mijn zoon zei. dat een uitnodiging om eens een avond te komen toch in de eerste plaats van de gastvrouw moest uitgaan, enzo voort. enzovoort. Het slot was dat ik huilde en zei. dat ik dót toch niet aan hem verdiend had. Toen belde mijn zoon zijn verloofde op en zei dat hij niet zou komen die avond. Hij bleef bij mij en ging een boek lezen, we zeiden niet veel tegen elkaar, maar dat hinderde niet. Hij was gezellig thuis, ik schonk koffie met beboterde biskwietjes en strooide er hagelslag over heen, en mijn zoon smulde. Maar de volgende avond was het wéér zo. Ze zeggen wel eens. dat een moeder node af- KORT VERHAAL door JEA KIERS stand doet van haar zoon. en ik had dat nooit zo erg willen geloven, maar nu maakte ik het toch zelf mee. Het is afschuwelijk, achteruit gezet te worden. Ik redeneerde met mijn zoon en zei dat ik heus niets tegen het meisje had. maar waarom moest hij zijn moeder daarvoor verwaarlozen? „Ach, hoe kómt u er toch bij!" riep mijn zoon. „Toen ik zo vaak voor de ver eniging weg moest, zei u er toch ook niets ..Ja. i dat het algemeen be- Nee, het was niet meer zoals vroeger. Sinds hij de vereniging had laten schieten, scheen er voor mijn zoon niets belangrijkers meer te be staan dan dat meisje, altijd die Ineke. Och. ik kon niet zeggen dat ik het kind niet mocht, maar ik kon'evenmin beweren dat ik dol op haar was. Ze liet me eigenlijk vrij onverschil lig maar dat was nu afgelopen. Ik begon be paald een hekel aan haar te krijgen. Ik moet toegeven, dat ik het ook niet onder stoelen of banken stak. Ik liet het haar duidelijk merken. De eerste de beste zondag, dat ze uit de kerk koffie kwamen drinken en bleven eten. liet ik haar voelen hoe ik over haar daght. Ze had notabene eén zakje borstplaat meegebracht „een snoepje bij de koffie" en ik vroeg haar of ze niet genoeg kreeg als ze bij mij op visite kwam. „Ik ben", zei ik. „niet gewend dat mijn gasten voor hun eigen versnaperingen zorgen. Dat kan ik zelf nog wel doen." Ja. natuurlijk kwamen er tranen ze zei dat het z0 niet bedoeld was, en dat ik het niet ver keerd moest opvatten. Mijn zoon was ook woe dend. Niet op haar natuurlijk, maar op mij. Later op de middag poogde ze iets goed te maken door te zeggen dat ik zo'n aardige cor sage op mijn japon droeg. Nu heb ik die cor sage al meer dan drie jaar. dus ik sprak er mijn verwondering over u»t. dat ze het ding n nooit eerder door mij had zien dragen „D toch niet zo onhebbelijk!" riep mijn zoo»» to< uit. „Trek je jas aan. Ineke, we gaan weg. Tot goed begrip van de situatie diene. dat d alles zich in de weken voor Kerstfeest i speelde. Mijn zoon leerde zijn vierde klas twel stemmig kerstversjes en was al bezig r zoeken van een mooi kerstverhaal, om lezen op de laatste schoolmiddag. Andere jai won hij mijn advies er wel over in. ik las dd wat kinderboeken door en probeerde een go^ verhaal te vinden maar dit jaar leek het v of ik er niet aan te pas kwam. Het liet t zoon kennelijk onverschillig, of ik hem we niet van advies zoü dienen Aangezien het intussen kouder was gewol den. verwisselde mijn zoon zijn demi vo< winterjas en vroeg mij, of ik de demi ni stomerij wilde zenden. In het voorjaar zou tj de jas dan weer, keurig en gestoomd, kunne aantrekken. „Natuurlijk doe ik dat", antwoorf de ik, „je weet dat je moeder niets te veel is Hij gaf er geen antwoord op- Ik telefoneerde naar de stomerij en zc bj loofden, de jas te komen halen. Voor de goci orde keek ik de zakken nog even na kan nooit weten of er bijvoorbeeld zakdoekq of los geld in zijn blijven zitten, en toen c dekte ik de enveloppe. Het was maar een heel gewone, groene giri enveloppe. Ik keek er een beetje verbaasd r weliswaar is mijn zoon rekeninghoudrf maar ik vond het r loppe zo maar los zat geen afrekening in, i stempel zag ik dat het e november was. Ik haal<je mijn schouders op 4 dacht erover, het ding maar weg te gooien j wat heeft men ten slotte aan een lege i loppe? toen ik een aantekening in po op de achterkant zag. Het was een vluchtii notitie, kennelijk in haast geschreven: 22) Mia bellen 10976. Gedachten kunnen soms zo razend snel gaal Ik kende geen enkele Mia in de kennissej kring van mijn zoon, en dit was blijkbaar in de haak. Waarom zou mijn zoon anders no^ over dat meisje gepraat hebben? i jaszak te steken. tan het datui^ i enveloppe var Wat me bezielde, toen ik het kanto| opbelde, waar de verloofde mijn zoon werkte, weet ik meer. Misschien verwachtte ik e ontstelde uitroep, of een wanhopi kreet maar Jiet meisje Ineke scheen alle} 'maar blij verrast te zijn me te kunnen helpj met een „kleine moeilijkheid", zoals ik het u drukte. Ik vertelde omstandig yan de demi I de stomerij en ik geloof dat ik mijn een dramatische laagte liet zinken toen ik aantekening memoreerde. De verloofde van mijn zoon riep evei smartelijk uit, dat ze niet wist wat ze dóórvj moest denken. Ze zei integendeel: „Och jammer, dat ik dat nu niet weet. En die 4 turn? Zei u de tweeëntwintigste?" „Ja", zei ik. „Ai", riep de verloofde van mijn zoon a „en het i s vandaag de tweeëntwintigste. O, \t vervelend nou. dat vergeet hij natuurlijk vrf Misschien heeft het iets met de vereniging) j maken of zo, je kan maar niet weten. Ik \v) dat ik in de middagpauze even naar zijn schi kon rijden, maar ik heb overblijfdienst." 1 Ik dacht eerlijk gezegd, dat het zo'n vaart niet zou lopen met die boze bui. maar la ter bemerkte ik. dat mijn zoon deze woordentwist beschouwde als een conflict op hoog niveau. Toen lk hem een paar dagen later voorstelde eens gezellig thuis te blijven, nu hij toch niet meer weg hoefde voor de vereniging, antwoordde hij dat dat niet ging, omdat hij naar Ineke zou gaan Zie je. dacht ik bij me zelf. daar heb je het. Een moeder komt er niet meer op aan. Hardop zei ik. dat hij de vorige avond ook al naar dat meisje was geweest. „Wat gééft dat nou!" riep mijn zoon uit. „Ze is toch mijn verloofde mag ik alsjeblieft? 1" „Enfin, dan blijf ik maar weer alleen", zei ik kortaf. Mijn zoon zuchtte diep en zei toen: „Het lijkt wel of u een hekel heeft aan Ineke. AL VIERT de Nederlandse - christenheid ook honderd maal Sinterklaas om het Chris- tusfeest van „wereldse" smet ten vrij te houden de be faamde kerstman, de pakjes en zo het neemt niet weg, dat de uiterlijke verschijningsvorm van dit feest: de dampende kippe- of konijnebout op tafel, de kerstkrans, de kerstboom, ons reëler gaan voorkomen dan de komst van het Kerstkind. Het is waar. dat de (laten we het gewichtig noemen) secularisatie van deze christelijke hoogtijdagen niet door de voordeur komt, maar daarom weet zij haar weg nog wel door een onopvallend zijdeurtje te kiezen! Het zijdeurtje van de ge wenning! we kénnen versjes al» Stille nacht. De herdertjes cn Gloria ln excelsis Deo te goed. We dreunen de eerste vijftien verzen van Lucas 2 zo nodig uit het hoofd op en zouden er als leken onvoor bereid misschien wel een preek over kunnen houden. Maar zijn we nu blij om het Kind. óf om de vrije dagen met hun apar te bekoring in de intlem-hulselljke sfeer, gevoelig getroffen als we worden door het devoot zingen van één onzer hummels; onder ds indruk als we komen van de weer kerende vlekkeloze kerstzangen voor de radio? Als het Kind bij de kerkmensen (misschien wel onbewust) verdron gen raakt, kan onmogelijk ver wacht worden, dat men er zich In de wereld nog druk over maakt Zeker, we hebben onze „Kerk en Wereld", onze evangellsaUecom- missles, onze inwendige zending en we offeren naar vermogen soms meer dan dat Maar krijgen die giften niet het karakter van gewetensgeld als het daarmee op-, houdt? We doen het verder graag met speciale (betaalde) krachten af evangellsatiedomineea, wika'a en evangelisten. Maar hoe onontbeer lijk deze krachten ook zijn, ls het daarmee klaar? Het lijkt erop, als geconstateerd moet worden dat, al thans ln het georganiseerde ver band der plaatselijke kerken, me dewerking van de zijde der kerk leden als een hobby wordt be schouwd. En dat, terwijl ieder een binnen de kerken een enthou siast getuige van het Kind behoort te zijn. Werfkracht gering Statistieken wijzen uit, dat de werfkracht der Nederlandse pro- e kerken gering is. Wat niet sprake van een dwingende kracht van buitenaf die in dit opzicht ac tiveert. Fataal ln ons land is van een gedwon gen getuigenishouding geen sprake. We zijn hier allemaal erg ver draagzaam en gunnen ieder zijn levensovertuiging. Het nict-dur- ven bidden of danken in neutraal gezelschap ls al lang geen pro bleem meer; als men het „durft", wordt men er echt niet meer om uitgelachen. Dat symptoom moge verblijdend zijn. het is ook fataal. Al onthoudt God ons hier de ex- zijn, die de ontmoeting ln de weg staan. Wie het woord hunkering een overdreven kwalificatie vindt, hale zich twee grote bijeenkom sten in Nederlandse stadions voor de geest, waar honderden onwe tenden spontaan aan de oproep gehoor gaven om voor Christus tc Eei ••lig geloof „Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven, en ik heb nooit één woord tot zijn behoud gezegd (C. J. .NOBEL) Massasuggestie? Geenszins, maar eenvoudig geloof, dat bouwde op de Heilige Geest. Onbegrijpe lijk. dat bijna alle denominaties broederlijk één. zich op de plat forms van die stadions schaarden achter de Amerikaanse evangelist we kennen hem allen: Graham? Volkomen begrijpelijk en de na- irlijkc lindei te verwonderen valt, als de getul- genishouding, over het algemeen genomen, ontbreekt. Anders is het gesteld met de christenen In Indo nesië, die zo graag nog veel van ons zouden willen leren Zij maken per jaar vele zondagen mee, waarop voor de kansel zeventig tot honderd mannen en vrouwen staan om gedoopt te worden en belijde nis af te leggen van hun geloof. (Ds. Soedarmo) Nu hebben de Indonesische chris tenen wel wat op ons voor. ZIJ worden tot een getuigenishouding gedwóngen, omdat ze to sterk in de minderheid zijn. Hun aantal vormt slechts een fractie der totale bevolking Vaak loopt de tegen stelling christen-metchrlsten door een gezin. In het grote geheel Is men daar als christen dus een bui tenbeentje. aan wie herhaaldelijk gevraagd wordt naar zijn motie ven, naar zijn „waarom" Er ia tra stimulans, die onze Indonesi sche broeders en zusters kennen. Hij laat ons altijd een andere drijf veer. De sterkte daarvan Is afhan kelijk van het peil van ons geloofs leven: ls er een levend geloof, dan houdt dat onmiddellijk een onweer staanbare drang tot getuigen van bet Kind in Uitgaande van het onloochenbare feit. dat bij de individuele kerk leden de goede uitzonderingen daargelaten weinig activiteit is te bemerken die wijst op een con frontatie van de wereld met hel Kind. kan men niet anders dan tot de beschamende conclusie ko men. dat het er met ons geloofs leven niet al te best voor moet slaan! Het zou zo heerlijk zijn. als we eens wat meer ln de wereld do ken. Om dan te constateren, dat men daar in feite hunkert naar het Kind, en dat wij het zelf veelal meer doen! Wij. Nederlandse christenen, aan de kaak al» we werden gesteld door een buitenlander, die ons het abc van de geloofspraktijk moest korr.en vertellen (wc hebben er klaarblijkelijk niet veel van opge stoken, gezien de verdere „ontwik keling". die voor negenennegentig procent is terug te brengen tot lo vende persverslagen en beschou wingen), wij zijn hard aan een re veil toe. Een reveil, dat ons verlost van onze slome sleur. Een reveil, dat ons kerkelijk kankeren 'n halt toe roept. Een reveildat ons gemak kelijker over „de eeuwige dingen" doel praten en moeilijker „Delf vrouw en kind'ren 't graf" doe: cinpen Een reveil ten slotte, da: ons met van vreugde glinsterende ogen bij onze ongelovige buurman doet aankloppen voor hg op het kerkhof ligt met de boodschap ..Kom naar je Meesteraanvaard het Kind. Je hoort erbij'" En by die buurman moet het warempel niet blijven Doch zo'n reveil komt er niet zo maar. Het komt er zélfs niet met bidden alleen. TON VAN DER HAMMEN ..Denk je dat dat telefoongesprek erg d. gend en noodzakelijk is", vroeg ik met veel druk, maar het meisje merkte dat nii opnieuw dat het zo vervelend was. „Is het tl schien mogelijk dat u even naar dc serf gaat", vroeg ze. „of belt u na twaalven evct naar het hoofd, op de school zelf hebber geen telefoon Alsof ik dat niet wist! Ik dat ik het wel in orde zou maken en belde Maar mijn nieuwsgierigheid dreef m het draai i dat i i op enveloppe gekrabbeld had De vlammen gen mc uit. toen een zakelijke stem r nen gaf, dat ik met groente- en fruithai Pomona sprak. Ik kuchte en vroeg: „Mag ik ehMia spreken?" Natuurlijk zei de stem: „Wie zegt u?" „Mia", zei ik weer cn het klonk zo dom D'r is hier geen Mia". zei de zakelijke si „Ik denk dat u een verkeerd nummer heeft ben 10976." „Ja", zei ik „dat-heb ik ook gedraaid N 1 ik denk dat het een vergissing is Ik legd^ hoorn maar gauw weer op de haak Ik was het n:et met mezelf eens. of ik niet naar de school zou gaan De middagpi was al hoog en breed voorbij, toen ik f maar mijn hoed opzette en mijn mantel trok. In de tram dacht ik bi) mezelf: d waarom wacht je niet tot hij thuis komt? waarom belde je niet naar het hoofd v school? Voor die laatste vraag had ik redelijk argument: het hoofd had met de pades van zijn onderwijzend personeel ei casu van mijn zoon. niets te maken Want het een escapade was, stond voor mij vast Dit verhaal uordt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1956 | | pagina 14