nöelenzanp'"/,n>f' 'le xl ermoorc DE BRONZEN KLOK b J. SNOEP KINDERMOORD KERSTBIJLAGE DECEMBER 1956' 5 IT ie Christus O troost in leven en sterven AT DE CHRISTENHEID op het Kerstfeest herdenkt weet welhaast iedereen. Dat kan de andere „nlgeuieen erkende christelijke feestda- lp n"1 niet nicer gezegd worden. Maar geboorte van Jezus Christus is zulk i aangrijpend verhaal, dat zó tot de rheclding spreekt, dat het, hoe onvol- lig ook en soms zelfs verminkt, in «Ie rinnering der masisa is hew aard ge- ïvcn. Veken vóór 25 december vertellen de etala- i der grote winkelt al dat „kerst" op komst Hier wordt ons een kans geboden, die we mogen verwaarlozen. Waar kennis aan- zig is, hoe oppervlakkig ook, kan daarop voortgesponnen. De intellectueel, die r aan godsdienst doet, de man van de i hef kind uit de achterbuurt weten het Kindje, dat in een stalletje Ird geborennon de „herdertjes", die in de |chf de wacht hielden over hun „schaapjes", in de „engeltjes", die toen kwamen ztn- ian „Ere zij God". Alles heel lie/ en sen- iteel. Overal zie je kerstbomen en kerst en, de radio zingt kerstversjes en bij de er kun je kersttimpen bestellen, 't ls t" al wat de klok slaat. Het bekende Irede op aarde" brengt dit jaar, als in zo- lel vorige, wel een dissonant in de zoete over- iaar jinringm. Men gebruikt 't voor sarcastische 1^'a hnerkingen in verband met Hongarije en '•0* Ji/pte óf men klemt er 2ich aan vast in de -uw top, dat er nog wel eens betere tijden zul- l aanbreken. :eld Wat weet „de wereld" ervan, dat Jezus 'cr" fristui al dit oppervlakkig gedoe veroordeelt iet gekomen om zwaard. En eft de kerkmensdit vlammend woord wel ogenOok en vooral al» hU Kerst- it viert Boven de velden van Bethlehem heeft enge- ing geklonken. Maar niet lang daarna eeg uit het kleine stadje gegil van de kinde moeders op. )e kindermoord behoort óók tot de Kerstge- liedenis. In één vers deelt Mattheüs dit vre- ,jkc ons mee. Voor degenen, die dit erhaal" vertellen moeten, een moeilijke op- ve. Inzonderheid als ze niet over de vooral er „nodige fantasie" beschikken. De Schrift spreekt echter duidelijk genoeg. als we na Mattheüs ook Lucas nog eens Indachtig lezen, hebben we „feiten-materiaal" kunnen we onze fantasie gevoeglijk [schakelen en ons voor vele misstappen be- eden. 'oorop staat, dat de inwoners van Bethle- n de eersten waren, die het Kerstevangelie •ben gehoord. En wel uit de mond der her- r», die na hun bezoek aan de stal ..bekend lakten hetgeen tot hen gesproken was over Kind". De Bethlehemieten wisten dus van Welbehagen Gods. waarvan de engelen ongen hadden. Aan de herders was de pre- ing van het Kerstevangelie wel toever- uwd. Overal gingen zij ervan vertellen. En keerden terug God lovende en prijzende alles wat zij hadden gehoord en gezien. Iflk het hun gezegd was." Bevoorrecht loezi i hij eds ten prooi Was ge- adden hem nog in hun greep. Om van hen niets te duchten te Rebben, had hij zijn vrouw en drie zonen laten ombrengen. En nu plotseling werd hij door een nieuw, nog gro ter gevaar bedreigd Overpriesters en schrift geleerden hadden hem duidelijk gemaakt, dat het verhaal van de Wijzen over de geboren Koning der Joden niet zo dwaas was als 't leek. Reeds Micha had ervan geprofiteerd en Bethlehem aangewezen als de plaats waar deze Koning zou geboren worden. Direct nam Herodes zijn maatregelen. Met geen enkel risico. Hij gaf bevel „om in Beth lehem en het gehele gebied daarvan al de jon gens Van twee jaar oud en daar beneden om te brengen." nend over haar kinderen, weigert zich te laten troosten, omdat zij niet meer zijn." Rachels graf was nabij Bethlehem. Vooral in de stad Davids kende men haar levensloop. Hoe hartstochtelijk had deze vrouw van Jacoo raar kinderen verlangd. Jaloers op de moeder weelde van haar zuster I.ea. had zij uitgeroe pen: „Geef mij kinderen' Zo niet. dan steri ik!" 't Ging haar in de eerste plaat» niet om de verbondszegen, maar zij verlangde groot te zijn in haar kroost. Jeremia door* ht - bevoorrecht. Het de kerk vóóraan, ners van de stad op de rijke prediking van het Welbc- igen Gods? „Zij verbaasden zich". Dat ls les wat Lucas ervan meedeelt. Zij vonden aar een wondertilk verhaal, dat die her hun verteld hadden Ze zullen er met el- nog wel een paar dagen over nagepraat en. En daarmee was 't uit en gingen zij tot de orde van de dag. k Mattheüs voert ons naar Bethlehem hfijzen uit het Oosten waren gekomen om de •ren Koning der Joden te begroeten. Door komst in de hoofdstad was Herodes ont- i en geheel Jeruzalem met hem Daarna ken de Wijzen naar Bethlehem urn de Hng. Koning te aanbidden en Hem geschenken 'P1 m te bieden Hoe zijn zij in Bethlehem ont- n- 1 ingen.' Wat zeiden de inwoners wel van dit 'an age bezoek? Toen hebben zij toch zeker wel PJItrband gezien tussen het verhaal der hcr- tri en deze hulde der Magiërs? Met geen J oord maaki Mattheüs er gewag van Nu *~>n we zelfs niets van „verbazing BethJc- n was blijkbaar doof en blind Het waar- tige licht dat ieder men- verlicht was ko- ndc in de wereld Hij kwam lol hel Une. en de zijnen hebben Hem niet aange- I Bethlehem interesseerde zich blijkbaar mr •oor de binnen zijn muren geboren Koning boch Herodes wel Hij had nog slecht» enne weken te leven, maar de achterdocht en Ja- Welk een vreselijk lot trof „de stad van Da vid"! Bevoegde schrijvers schatten het aantal kinderen, dat op bevel van Herodes werd omgebracht, op twintig of dertig. Wie wordt niet ontroerd bij zoveel leed? De moeders on der ons kunnen zich wellicht het best een voorstelling maken van de smart, die zich had meester gemaakt van de moeders van Bethle hem. Dat zal een begrafenis geweest zijn. Het stadje was een en al rouw. En wat wel het ergste was: De moeders van Bethlehem weigerden zich te laten troosten.... Ja. dat is heel erg: bij een open graf staan zonder troost, zonder hoop. Paulus schrijft aan de Thessalonicensen over hen. die in de Here ontslapen zijn, „opdat gjj niet bedroefd zijt, zoals de andere men sen, die geen hoop hebben." Er IS hoop. die alle smart verbant Er IS troost, die zelfs verzoent met dood en graf. Er WAS troost, ook voor de moeders van Bethlehem. Nu vooral hadden zij zich moe ten vastklemmen aan het woord van de engel: „Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die bee) het volk zal ten deel vallen: U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here". Dit is de énige troost in leven en in Van die Heiland hadden de herders verteld. Hem waren de Wijzen komen aanbidden - maar de moeders van Bethlehem waren doof en blind geweest voor het heil, dat ook haar verkondigd was. Ja. van die geboren Koning hadden zij wonderlijke dingen gehoord cn gezien maar zij hadden zich in ongeloof afgewend van het Kind. geboren in Bethle- hems stal. dat miljoenen eens zaligen zal. Toen kwamen de soldaten van Herodes en de moeders van Bethlehem waren haar kinderen kwijt. Daarom was er geween en veel geklaag. Hoe zou 't ook anders kunnen! *t Allerergste was echter: er was hier geen troost. De grote blijdschap, waarvan de enge len hadden gezongen, was er en werd vooral nu In Goddelijke liefde en erbarmen aange boden maar de moeders van Bethlehem weigerden zich te bekeren en te laten troosten O. deze dochters uit de stad van David wis ten natuurlijk ook wel van de Messias, die weer op de troon zou zitten om als koning te heersen. Maar dat kon immers dat Kind in de kribbe niet zijn! Over alles v at van dit Kind verteld werd. hadden zij zich alleen maar kunnen verbazen. En nu was die verbazing ergernis geworden. Want door dat Kind wa ren deze moeders haar kinderen kwijt De Messias zou verlossing brengen. Dit Kind begon zijn loopbaan met zwaard en dood te brengen. Dertig kindergraven. Oók bij het graf. vooril by het graf. mogen wij luisteren naar de engelenzang over het Welbehagen Gods. Maar de moeders van Beth lehem stopten de oren voor deze troost. Zij geloofden niet Zij bekeerden zich niet. Voor haar was t geen Kerstfeest. ZIJ weigerden tich te laten troosten.. Aan Rachel herinnert Jeremia. als ln fijn tijd de jongelingschap van Israël door de overweldiger naar Babel wordt weggevoerd. Hun moeders staarden hen na en weenden. (We denken aan Rotterdam. 1944 aan Boeda pest, 1956.) Die zonen gingen weg cn zouden zo goed als zeker nooit weer terugkomen. Die moeders weigerden zich te laten troosten, omdat haar zonen er niet meer waren. Maar toen mocht Jeremia haar deze troost brengen: Weerhoud uw stem van wenen, uw ogen van tranen; want er is loon voor uw arbeid, luidt het woord des Heren, zij zullen terugkeren uit het land van de vijand Deze belofte werd vervuld, zoals al Gods beloften vervuld wor- Mattheüs herinnert aan het 15e vers van Je remia 31: Rachel weent over haar kinderen. Maar niet aan het 16e vers: Zij zullen terug keren. Die troost krijgen de moeders van Beth lehem niet. Want deze moeders weigerden zich te laten troosten door Hem. die kwam om de volken te troosten Zij hebben de Chris tus afgewezen. Zij wilden geen gemeenschap met Hem hebben in Zijn lijden en moeten daarom missen gemeenschap in Zijn heerlijk- God heeft maar één vertroosting: Jezus Christus. Wie Hem afwijst, weigert de enige 't Is goed. Kerstfeest te vieren onder open hemel, met zingende engelen. Maar de kindermoord behoort óók tot de Kerstgeschiedenis. Engelen zingen: Vrede op aarde bij mensen des welbehagen». Maar Jezus zegt: Ik hen niet gekomen om vrede te brengen, maar een zwaard. Goddank: het laatste sluit het eerste niet uit. Maar over de Kribbe valt reeds de scha duw van het Krui» Heer. doe ons toch verschrikt begrijpen, •lat Golgotha begon bij Bethlehem Wien rond Uw stal slechts dromen rijpen, h\j zoekt vergeefs een nieuw Jeruzalem.' De waarheid is door niemand ooit be wezen. Wat hij verdicht heeft of ge droomdoch, blijft het eig'lijk niet om 't even? Want zo dit slechts een spro ke is, laat mij u dan Een Kcretsproke door Herin. Steggerda de diepe zin verha len, van wat die meesterluider in zijn sprojte gaf: wie het Kind in Bethle hem in domme weelde heeft verge ten, als arme in zijn doodsnacht zal ver gaan. Terweij bestaat niet meer, de mensen zijn vergeten, alleen in 's Heren boek staat nog hun naam, ten val of tot be houdwie zal het weten? God weet alleen, wie in zijn Zoon het oordeel schoon ontkwam. Wij zien alleen het werk der mensen en hij die wijs is puurt de lering uit hun doen! •Voals vandaag nog in zovele plaatsen, zo dromden ook in 't klein maar weelderig Terweij de huizen rond het gotisch kerkgebouw tezamen, als kudde dieren rond het zeeg'nend moederlijf. En als een ernstig teken wees de schone klokketoren de vromen naar het Rijk van God omhoog. Maar ach, daar waren lang geen men sen meer, die dit nog zagen. Weineen, hun ogen zagen slechts de rijkdom van hun land, de korenakkers en de druiven ranken, hun schone vrouwen, zonen, dochters en het vette vee. De wijn was goed, de vreugde werd in elke herberg ruim geschonken, de dodenhof lag zeer ver uit de stad.en wie was God? De oude pastor, die de vroomheid bond op hun geweten, sloot op een dag de ogen, en voorgoed. Sindsdien werd door geen mens de drempel van het godshuis uitgesleten, men vond zich lang en goed door wijn en geld behoed. Te langen leste werd dan ook Gods naam vergeten. En meester Pieter Maartenszoon?Hij luidde zelfs niet meer de grote bronzen klok. Want heeft het zin de klok voor boze oren nog te luiden? De meester was reeds lang een diep ontmoedigd man. De klokkestoel werd door het ongedier te aangevreten en 't ijzerwerk verging in weer en wind rondom de klok. En rond de toren braste 't volk in de taveernen; wijnkopersvolk is goed van geld, en kent de gloed van wijn en vrouw. Terweij wist goed van zaken doen en keek niet al te nauw. Wel, goede wijn verkocht men duur bij 't flirtend spel van mooie, jonge deernenEn kwam de winter straks de akkers overdrijven, zodat geen spa of ploeg de grond meer splijten kon, dan zocht het volk met dobbelen en drank de tijd te doden, totdat het voorjaar weer begon. naar Kerst! Maar Kerstfeest had hier elke zin verloren. Terweij was in geen jaren meer bereid het Christuskind van Bethlehem t' ontvangen, maar meer, zoals veel mensen dat vandaag nog doen. genoeglijk van het leven te genieten: mijn ziel, geniet en weet u welgedaan. Welnu, zo was het dan in 't klein Ter weij. Al dagen viel de sneeuw zo dicht, dat weg en land en sloot hun grens ver luien. „Daar is zelfs niet met 't paardenspul doorheen te komen, ,,'t Is bar en boos", zo zei het volk en zocht verzet bij spel en drank in de taveernen. Maar zie, zo weet de meester te verha- Toen tie gekroonde wolf de ëchaapken» nieuw-geboren Met zijnen w reden muil te Bethlehein verslond. Een klagelijk geschrei steeg van der aarden grond En kwam ten hemel in voor Gods gerechte ooren. Een vliegende gezwerm der engelen verkoren Omving den kleinen hoop gepletterd en doorwond. En nam de witte zie] \an haren rooden mond Die stellend" onbesmet Gods aangezicht te voren. Hoe kort was haren tijd in "t droe\ig tranendal! Hoe groot is hare vreugd, die eeuwig duren zal! Hoe loven zij den Heer, haar gonstigen weldader! Zij gingen liaa-telijk in *t leien door den flood. Gerukkét onverwacht uit hares moeders schoot. Gedragen in den schoot van baren liefsten Vader. JACOBUS REVIUS Hel kleine dorp lerweij beleefde die vreemde nacht hel wonder van len, daar gingen plots twee mannen door de stad. Vanwaar ze kwamen? Wel, wie kon het zeggen, maar zeker was, dat ach ter ieder raam of deur het tweetal werd bespied. Wat moesten deze vreemdelin gen? Een wonder was, hun tred was zeer opvallend licht, de sneeuwvacht scheen hen niet te deren. Zij keken naar de hui zen op, de toren en vervallen kerk. wat was hun doel? De avondstond begon alreeds te vallen. Voor kooplui viel er niets meer in Terweij te doen. Het zaken doen was voor dat jaar reeds lang beke kenWat dan? Een ieder die hen zag, werd r>jor een vreemde onrust aangegrepen.. Waar door? Het waren maar twee vreemden in hun donk're pij. Twee monniken mis schien, die hier wat kwamen beed'len, of die hun weg verloren in de sneeuw Och. hoe het zij, het raadsel bleef Terweij verborgen. Tntussen was ook buiten in de sneeuw A het volk te hoop gelopen, en zocht iets op te vangen van hetgeen daarbinnen werd gezegd. Men hoorde slechts wat spottend roepen: „Wij hebben hier met zedeprekers niets van doen!" Maar toch, hoe vreemd, hun branie vond geen weerklank bij de lieden. Er zat iets klemmends in dit streng sermoen Wat nu? Wat willen toch die mannen? Doch voor zij zich bezonnen hadden weg waren beide vreemden uit hun kring. En ieders denken raakte in ver warring. Was dan dit alles slechts een kwade droom? Was men dan voor een hersenschim te hoop gelopen? Of was hel slechts hun boze hart, dat plots tot on rust was ontstoken? Nog stond men stom verbaasd om dit rumoer, toen plots een nieuwe schok he klein Terweij doorvoer Want hoor, daar zong opeens hoog uit d« oude toren de bronzen klok, die jarenlang gezwegen had, het oude nodend lied: komt allen hier, het wonder van de Kerstnacht horen, hier is voor ieder plaats, die maar aanbidden wil. En zie, beneden aan de torenvoet viel elk rumoeren stil. En allen zagen in de kerk een wonderlijk gebeuren, want plots uit alle spitse bogen straalde licht. De kaarsenkronen waren schoon als door een vreemde hand ontstoken, en hoor. daar hief het orgel groots een juichend kerstlied aan.Daarbui ten stond een diep bewogen schare T^n meester Mhartcnszoon? Hij kon zijn oren met gelov- 1 „Ik droom. Het is niet waar.Dit is de stem *an mijn geweten God roept mij tot mijn oude plicht. Die heb ik. daar Terweij niet luis'tren wou, vergetêh. En nu: de bronze., klok zingt weer.hoe schoon.Ja 't is toch waas.haat stem nog ongebrokenO, ik ontrouwe, moet erheen!" De meester vond al 't volk tcsaam ge lopen, maar hij arong zien .naar voren tot de torenpoort. De koster met zijn kaarslantaarn was hijgend hem terzij ge lopen. Daar viel de deur reeds open naar dc stenen trap! De meester strompelde naar boven cn viel de touwenkamer in. De koster hief zijn licht zover hij kon naar boven.maar wat was dat.hoe kon dit zijn.Het klokketouw hing onbe wogen, terwijl de klok daarboven juub' lend zong. De meester greep verward de „Ik lees de schone epreuken op uw schouw" houten in de touwenen trokcn trok, maar zie, het touw bleef onverwrikbaar vast. Toen stond de koster snel met alle kracht dc nreesler bij. Zij beiden trokken steunend wat ze konden.maar alles bleef gelijk het was. Alsof de koster plots een hemels woord werd ingegeven, zo stond hij plechtig ..il t-n zei: „Ik weet het meester.het zijn de mannen van daarevendc man nen?. nee, 't zijn eng'len, vast., dat moet het zijn. Zij zijn van God gezonden en zij doen onze plicht. Ga mee, ik ga dc deuren van het Godshuis opcnsluiten. Dit wordt een Kerst als nooit tevoren na Beth'lem is gevierd Ik hoor het orgel spelen.Ga mee, de kerk moet vol! I" Maar Pieter Maartenszoon stond onbe wogen. „Het is een droom", zei hij. „waaruit wij aanstonds weer ontwaken. God riep ons hier tot onze plicht Wij moeten blij ven roepen, eind'loos en geduldig roepen, al hoort de wereld niet Dat i> toch onze taak, zoals de Heer ons altijd roept. Al willen wij Hem niet meer dienen. Hij blijft! 't Is goed, ga snol en open weer dc oude kerk, misschien zal nu Terweij weer horen". Maar toen zij 't kerkgewelf betraden, viel alles stil en donker Er was alleen de stille flonker van d'avondster door het vervallen dak Het wonder was voorbij, maar had dc mensen toch tot denken op geroepen en sinds die nacht deed mees ter Maartenszoon met regelmaat zijn plicht als roeger. en elke rondag luidde in Terweij de bronzen klok en deed dc koster weer de deuren van het Godshuis I I daas. dc metier heeft nooit neergc- schreven of ook Terweij de weg weer vond. naar 't Heilig Kind in Bethle hem geboren. Maar dmk'lijk heeft zijn hart gehoopt, dat wie zijn wond'rc sproke ooit zou lezen, en In der jaren gang, in nood of vreugd, dc weg haar Bethlehem zou hebben prijsgegeven, zich plots her- ïnn'ren zou. dat nóg de nachl van Kerst de nacht is van genade, en dat dc deur voor ieder hart blijft openstaan, dat ko men wil om te aanbidden. En daarin is zijn sproke wonder waar. Een zeek're Pieter Maartenszoon, voor eeuwen her al tot zijn vade ren verzameld, heeft met zijn ganzeveer op perkament, een vreemd verhaal, ja 'lijk een sproke neergeschreven, wat hem, als klokkeluider van Terweij, de Kerstnacht overkwam. ATaar zie, de vreemden stonden plots' T'A ling frank en vrij, temidden van het volk in de taveerne. Men keek ont hutst in 't eerst, de stilte viel. De dobbel steen, het pintje bier, de roemer wijn was snel vergeten., en achterdochtig keek men naar de vreemden om. „Wel, wel", zo sprak de eerste vreemd' ling tot de lieden, „uw stad heeft blijk baar lang de gastvrijheid verleerd. Men kijkt ons na en monkelt achter goed ge sloten deuren. De waard is zelfs ver baasd, wijl hem een vriend'lijk welkom zeker had gesierd". „Ik ddhk", zo sprak de ander met een donk're stem. „de mensen hebben zeker hier iets te /erbergen. Een boos geweten immers, raakt veel sneller dan een zuiver hart ontrust en ziet. wat lang vergeten scheen, terug als spoken". Toen stond een branie uit het man volk op en hoonde: „Wij hebben hier geen bed of pintje bier voor lui die ons de passie komen preken! Ha, ha kom scheer je weg, wij zijn op zulke lieden niet gesteld"! Dat was voor 'l hittig volk een te ken, want plots'ling drong men op en dreigde met ge weld. Geen sprank je vrees bewoog de vreemden, zelfs niet een lemmet, blin kend in het kaar- senlicht. Weineen, zo weet het schoon verhaal te melden, hun ogen waren vol van heilig vuur, waarvoor het roerig volk toch deinsde „Ik lees de schone spreuken op uw schouw", zo sprak de eerste vreemde. „Wat maakte u zo boos van hart? Hebt gij die woorden van uw vaderen verge ten? Daar, lees ze weer: Als ghij uw hart in zuiverheit bewaert Houdt Godt de duvel van uw haerdt En daar: De duivel heeft reeds langh van Godt verloren Want anders zat ge hier niet naar behoren.' Welaan, wat maakte u zo roekeloos, dat gij de God die alles geeft, zo zonder schromen woudt vergeten? En leunt dit huis niet aan de muur van 't Godshuis, waar uw vaderen de Heer aanbaden? Zij wisten nog van Kerst en Paas, van He melvaart en Pinksteren, maar 'gij, gij weet alleen van leven en van zaken doen. Gij dwazen, weet gij niet, dat Hij die geven wil, ook neemt! En dat gij naakt en arm eens aan de hemelpoort zult komen, zo naakt cn arm gelijk gij eens geboren werd. En ach, wie dan het Kind van Beth'lem heeft vergeten' Maar God is allen mensen goed en dies zult gij ééns uw lang vergeten kerkklok horen, 't Is heden 's werelds schoonste nacht!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1956 | | pagina 13