Grote waardering voor de
Koninklijke Marine
Te weinig aandacht besteed aan
strijd tegen Japan
Wangedrag van soldaten
sterk overdreven
Prinses Irenebrigade:
goede resultaten
D
BOEIEND RELAAS OVER DE „TROMP"
Majoor haalde granaat (30 kg)
uit de schoorsteen
Ernstige kritiek op de
marechaussee
ZATERDAG IS SEPTEMBER 1956
Levendig verslag van Enquêtecommissie
TN HET THANS vèrschenen achtste dèel van haar verslag over het
■- regeringsbeleid 19401945 geeft de Parlementaire Enquêtecommissie
een zeer leesbaar en levendig overzicht van de verrichtingen der Konink
lijke Marine gedurende de oorlogsjaren. Hoewel het haar niet gegeven
was een volledig beeld te geven van de Nederlandse maritieme activiteiten,
iaat ze in de tientallen pagina's, die ze aan het onderwerp heeft gewijd,
duidelijk naar voren komen, dat officieren, onderofficieren en manschappen
zich voortdurend hebben ingespannen om de Nederlandse vlag op de
wereldzeeën hoog te houden. De commissie brengt daarom aan het slot
van haar relaas gaarne hulde aan al diegënen, die door onafgebroken
plichtsbetrachting en moed Koningin en vaderland en de geallieerde zaak
trouw hebben gediend. In het bijzonder aan boord van Hr. Ms. schepen
zijn prestaties verricht, waarvoor de commissie grote waardering heeft.
dat de schepen
De krijgsverrichtingen in en om Neder-
lands-Jndië (19401942) tot aan de bezet
ting door Japan laat het verslag onbe
sproken. Deze komen namelijk in een
ander deel ter sprake. Ook de strijd ter
zee, die in de meidagen van 1940 ter on
dersteuning van de strijd te land werd
geleverd, wordt buiten 'beschouwing ge
laten, omdat daarover reeds in het eerste
deel van het verslag uitvoerig is geschre
ven. In deel acht vindt men dus voor
namelijk een overzicht van de activiteiten
onzer marine op het westelijk halfrond in
de periode 19401945 en in het oosten
verre oosten gedurende de jaren 1942—
1945. Tegen de achtergrond daarv;
wordt natuurlijk veel aandacht gewijd
aan het maritieme beleid van de regering
te Londen, dat voor een zeer belangrijk
deel werd bepaald door admiraal J. Th.
Furstner, die de functie van bevelhebber
der zeestrijdkrachten combineerde met
het ministerschap van marine; de eerste
maal in de geschiedenis, dat het civiel
militair gezag over de zeemacht in één
hand verenigd waren.
De Parlementaire Enquêtecommissie
oefent echter kritiek op deze unieke
binatie van functies, omdat de verant
woordelijkheid van de bevelhebber dei
zecstrijdkrachten aan de minister vat
marine daardoor in de lucht kwam ti
hangen.
Dit is nergens duidelijker aan de dag ge
treden dan in het personeelsbeleid van d«
bevelhebber-minister. Met name het be-
vorderingsbeleid van de admiraal heeft
marinekringen nogal eens wrevel gewekt.
Ware er een minister van marine aange
steld, aan wie de bevelhebber der
strijdkrachten verantwoording schuldig
zou zijn geweest, dan zouden zij, die
over het beleid bezwaard gevoelden,
civiele beroepsinstantie hebben gehad. Nu
konden de betrokkenen (ook al omdat het
klachtrecht was afgeschaft) weinig doen
tegen de beslissingen van de admiraal,
die soms hoge officieren terugstelde in
functie en daarin naar Engels voorbeeld
handelde. De Nederlandse marine heeft
echter niet de gemakkelijkheid, waar
de Britse zeeofficier op een gegeven
ment in een lagere capaciteit met
lagere rang dóórdient en zijn beste krach
ten geeft, als dit om de een of andere
reden nodig ls geworden.
Om een voorbeeld te noemen: vice-ad-
miraai sir Charles Dicbens, die eerst ma
rine-attaché was in Nederland en in de
eerste tijd te Londen verbindingsofficier,
werd daar tot zgn. full-admiral benoemd.
Toch ging h\j op een gegeven moment als
schout bij nacht naar Tunis, toen men
daar iemand van die rang nodig had om
daar de leiding op zich te nemen. De heer
Dickens haalde zonder protest twee van
zijn strepen eraf en ging dienen onder
een veel jongere vice-admiraal. Daartoe
hebben de Nederlandse officieren zich
nooit kunnen opwerken en het gaf dan
ook altijd grote moeilijkheden als bij
voorbeeld een oudere in de dienst onder
een jongere werd gesteld.
hoofdzaak was ii
uit «Indië wegkw;
plaats bereiktén, afhankelijk
digheden en vermogpn.
Tivee perioden
Niet efficiënt
Kritiek wordt ook geleverd op het be
leid van de minister van marine ten aan
zien van de organisatie van de bevelvoe
ring in het verre oosten. Deze organisatie,
die in 1942, na de capitulatie van Neder-
landsch-Indië haar beslag had gekregen,
was verre van efficiënt en heeft de waarde
van onze toch al zo beperkte strijdmacht
in het verre oosten (we hadden daar een
klein aantal schepen, een paar squadrons
vliegtuigen en enige compagnieën van het
K.N.I.L.) eerder verminderd dan ver
meerderd.
Een drietal militaire bestuursapparaten,
verdeeld over Ceylon en Australië, voer
den het bevel over de Nederlandse strijd
krachten. Admiraal Helfrich, die op Cey
lon zetelde, was (sedert 1942) bevelhebber
van de strijdkrachten in het verre oosten
(BS.O.). In Australië werd onder hem
een marinecommando ingesteld, aan het
hoofd waarvan de marine-commandant
Australië (de M.C.A.: eerst de schout bij
nacht Coster, later de schout bij nacht
Koenraad) stond. Verder was er in Austra
lië een onderbevelhebber van de strijd
krachten in het verre oosten (O.B.S.O.),
welke functie eerst door de marinecom-
mandant-Australië en later door de leger-
commandant-Australië, de generaal Van
Oyen werd vervuld. De heer Helfrich
voerde het bevel over alle delen van de
krijgsmacht op Ceylon en in Australië. Hij
had evenwel niet het operationele opper
bevel over deze onderdelen; maar de O.B.
S.O. (tevens legercommandant-Australië)
en de marinecommandant-Australië had
den dit evenmin!
Het beleid van de militaire autoriteiten,
de regering en met name dat van de mi
nister van marine, de heer Furstner,
wordt door de commissie op dit punt dan
ook als „onjuist" gekwalificeerd. Door de
bestaande versnippering is een oneven
redig groot percentage van het toch al zo
schaarse personeel aan de krijgsverrich
tingen onttrokken.
De verdeling van de Nederlandse ma
rineschepen over Ceylon en Australië
heeft eigenlijk een min of meer toevallig
karakter gehad. Nadat de marine bij de
capitulatie in 1942 Nederlandsch-Indië
moest verlaten, is een gedeelte naar Co
lombo vertrokken en een ander gedeelte
naar Australië. Tegen het einde van de
strijd in Indië kwam er een telegram van
admiraal Furstner, dat de Britse admira
liteit er prijs op stelde, indien bij een
eventuele evacuatie van de schepen uit
de Nederlands-Indische wateren, deze
schepen zouden worden toegevoegd aan de
Britse Eastern Fleet en gebaseerd zouden
worden op Ceylon. In de praktijk heeft
admiraal Helfrir'i de schepen evenwel
enige bewegingsvriihcid moeten laten; de
Bij dè beoordeling van het gehele be
leid van de bevelhebber der zeestrijd
krachten, later ook minister van marine,
onderscheidt de commissie twee perioden.
De eerste van juni 1940 tot ongeveer mid
den 1942, de tweede van die tijd af tot het
einde van de oorlog. In de eerste periode
liep het oorlogsdoel van de Nederlanders
samen met dat van de Engelsen, nl. te
zorgen, dat Hitier het Verenigd Konink
rijk niet op de knieën kreeg. Daarnaast
had de heer Furstner in laatste Instantie
ook de verantwoordelijkheid voor do vloot
in Indië. De versterking van dit deel der
marine heeft te Londen veel aandacht ge-
eist en verschillende troepen zijn naar
Indië gedirigeerd in overleg met de En
gelse admiraliteit, die het operationeel be
vel had over de Nederlandse schepen.
Voor het verplaatsen van de schepen van
het ene oorlogsgebied naar het andere
had de Engelse operationele leiding toe
stemming nodig v,an de Nederlandse be
velhebber der zeestrijdkrachten. In goed
overleg heeft dit altijd plaatsgevonden. De
samenwerking met de Britse marine was
trouwens, naar de commissie is gebleken,
bijzonder goed. De heer Furstner heeft
een zeer goede verstandhouding met de
Engelse autoriteiten geschapen en daar
door veel gedaan weten te krijgen.
Het zelfstandig beleid van de .minister
van marine was weliswaar beperkt tot
personeel- en materieelzaken, maar eiste
niéttemin grote doortastendheid van op
treden om de schepen zo goed mogelijk
varende te houden, zodat de Engelse ad
miraliteit deze daar kon inzetten, waar zij
nodig waren. De commissie is van oordeel,
dat dit doel, dank zij de heer Furstner,
voor het grootste gedeelte is bereikt.
Gedurende de tweede periode (midden
1942 tot aan het einde der oorlog) was de
politiek van de Nederlandse regering te
Londen erop gericht Hr. Ms. schepen daar
in te zetten, waar hun aanwezigheid door
de geallieerde oorlogsleiding gewenst
werd. Dit heeft ertoe geleid, dat verschil
lende Nederlandse oorlogsschepen hebben
gevochten bij Noord-Afrika, bij Sicilië en
aan de Zuidfranse en Italiaanse kusten.
Bij veie belangrijke acties in het Middel
landse Zeegebied zijn deze schepen dui
actieve deelnemers geweest. De Enquête
commissie acht dit beleid van de regering
te Londen juist. Het was in die tijd niet
mogelijk een politiek te voeren, waardoor
bewerkt zou zijn, dat de Nederlandse
logsschepen gespaard zouden blijven
acties, waardoor de Nederlandse belangen
meer rechtstreeks gediend zouden worden.
De algemene politiek van de geallieerden
was erop gericht eerst een einde te ma
ken aan de oorlog in Europa om vervol
gens alle krachten te concentreren op de
strijd in Azië. Verwacht werd namelijk,
dat deze laatste nog één jaar zou duren
na beëindiging van de strijd in Europa.
In die tijd, zo hoopte de Nederlandse re
gering, zou de marine de kans krijgen
haar vloot te vernieuwen en uit te breiden.
De snelle teruggang van de Japanse mili
taire macht en de atoombom, die geleid
hebben tot de capitulatie van Japan in
1945, kon door de Nederlandse regering
niet voorzien worden.
Ondanks het feit, dat zij het gevoer.
de beleid over het algemeen als juist
erkent, meent de Enquêtecommissie,
dat de marineleiding in 1944 en be
gin 1945, toen de acties van generaal
Mac Arthur tegen de Japanners tot
ontplooiing kwamen, een grotere aan
dacht aan dat strijdgebied had moe
ten geven. Met name meent de com
missie, dat dé voorstellen van de
Nederlands-Indische regering een
Nederlandse eenheid te formeren
voor de "strijd in de Archipel, niet de
nodige aandacht hebben gëkregen.
De commissie wil overigens niet tre
den in een beoordeling van de vraag
of het mogelijk zou zijn geweest toen
een Nederlandse eenheid, zoals gene
raal Mac Arthur wenste, direct naar
het verre oosten te sturen. De manier
echter, waarop deze zeer ernstige
zaak door de toenmalige ministers
van marine, de heren Furstner en De
Booy, is getraineerd, keurt de En
quêtecommissie af.
Brigade deed haar plicht en was
altijd vol strijdlust
Leden i)an de Londense regering plegen overleg. Van links naar rechts
de heren Welter, Van Klef fens, Dijkshoorn, Furstner en Gerbrandy.
Veel lof voor generaal De Bruyne
,E GESCHIEDENIS van de Ko
ninklijke Landmacht in de oor
logsjaren is in de eerste plaats de
geschiedenis van de Prinses Irene
brigade. Het valt dan ook niet te ver
wonderen, dat de Parlementaire
Enquêtecommissie in haar verslag
over het militaire beleid van de Lon
dense regering bijzonder veel aan
dacht wijdt aan de groei en de krijgs
verrichtingen van deze Nederlandse
eenheid, waarvan de kern werd ge
vormd door militairen, die tijdens de
meidagen van 1940 naar Frankrijk
waren uitgeweken én later overge
stoken zijn naar Engeland. Ondanks
vele moeilijkheden en ondanks het
feit, dat de bezetting van de brigade
niet volledig was en de gemiddelde
leeftijd van haar leden te hoog voor
flienst aan het front, is gebleken, dat
de brigade in de formatie, waarin zij
het vasteland van Europa over
gestoken is, van een goede geest was
bezield en de haar toegewezen taak
op loffelijke wijze heeft vervuld.
bereiken, acht de commissie voorts mede
te danken aan het doortastende optreden
van de inspecteur der Nederlandse
pen in Engeland, de latere generaal-ma-
joor der mariniers M. R. de Bruyne,
mallg commandant van het Korps Ma
riniers.
Voor Duitsers aangezien
De Nederlandse troepen, die zich
mei 1940 in het zuiden en zuid-wes
van ons land bevonden, zijn gedeeltelijk
naar België en Frankrijk getrokken. Hoe
wel er in deze landen enkele moeilijk
heden zijn geweest, die hun oorzaak
in de vrees van onze zuiderburen
een vijfde colonne, kan toch in het
algemeen gezegd worden, dat onze troe-
op hun terugtocht hierdoor niet ir
;ige mate zijn gehinderd. De Parle-
aire Enquêtecommissie heeft de in
druk, dat de moeilijkheden in ons eigen
land en in het bijzonder in Zeeland groter
zijn geweest. De daar aanwezige Franse
troepen zagen de Nederlanders, als ge
volg van het door hen gedragen uniform,
•ele gevallen voor Duitsers aan. Mede
deze reden heeft de commahdant-
Zeeland, na overleg met de Franse be
velhebber, de troepen opdracht gegeven
:ich op Duinkerken terug te trekken.
dant, de officieren, de onderofficiere
en manschappen der brigade. Dat dez
zulke goede resultaten heeft weten t
Gezien de opzet van haar verslag achtte
de commissie het niet noodzakelijk, dat
ieder Nederlands schip, dat in ge
allieerd verband aan de strijd heeft deel
genomen, noch ook dat over elke krijgs
verrichting van ieder schip afzonderlijk
wordt gesproken. Daarmee zou zij te veel
iden op het pad der krijgsgeschiedenis.
Wel heeft zij gemeend, in grote lijnen een
beeld te moeten schetsen van de verrich
tingen van de Koninklijke Marine als ach
tergrond van het marinebeleid. Zo heeft
it de mond van gewezen commandan
ten de wederwaardigheden opgetekend
verschillende roemruchte Nederlandse
oorlogsbodems, welker klinkende namen
is nog vers in het geheugen liggen.
De drie bladzijden, waarin de krijgs
verrichtingen van Hr. Ms. Uchte kruiser
Tromp worden verhaald (o.m. door de
latere vice-admiraal F. Stam, die van '43
tot '45 commandant is geweest van de
Tromp) behoren tót de boeiendste van het
hele hoofdstuk. In de nacht van 19 op 20
februari heeft het schip de vuurdoop on
dergaan en wel tijdens het nachtgevecht
straat Bandoeng. Gedurende dat ge
vecht is de Tromp ernstig beschadigd;
het sdhAp kreeg elf treffers en er waren
10 doden en Ongeveer 30 gewonden. Na
der Amerikaans commando verschillen
de escorteopdrachten vervuld te hebben.
het schip op 1 januari 1944 in de Britse
Eastern Fleet gevoegd, die, na een lange
defensieve periode, toen juist wter in het
offensief kwam. De gehele vloot bestond
toen uit 4 slagschepen, ongeveer 6 car
riers, 6 kruisers èn ongeveer 24 t-orpedo-
Aanval op Sabang
Zij hebben eerst een aanval gedaan op
Sabang en wél in april 1944. Dit is voor
namelijk een luchtaanval geweest, waar
bij de vloot optrad als bescherming voor
de carriers. De tweede actie tegen Sabang
had een bewogener verloop. Met drie En
gelse jagers is de Tromp de baai van Sa
bang binnengestoomd om daar de wal-
installaties van binnenuit te beschieten,
gelijktijdig met een beschieting door de
slagschepen van buitenuit. Deze beschie
ting werd onderbroken gedurende de tijd,
dat de Tromp en de jagers binnen waren.
Sabang werd gebruikt als vloot basis voor
de Japanse onderzeeboten, die ageerden
in de Golf van Bengalen en in de Indi
sche Oceaan. De verdediging van Sabang
was niet zo heel zwaar gebleken en daar
om durfde men het wel riskeren om dè
Tromp en enige jagers de baai in te stu
ren om met pin point de onderzeeboot
installaties onder vuur te riemen. Men
wist waar déze installaties stonden dóór
luchtfoto's, gemaakt bij de eerste lucht
aanval en men heeft ze voortdurend on
der vuur gehouden. Toch stond er nog
één batterij van 13 cm, die niet ontdekt
was. omdat het een batterij toas, die al
leen horizontaal vuurde en bij de vlieg-
tuigaanvallen niet tot vuren was geko
men. Toen men b(j een landihoek vrij
kwam, opende deze batterij ineens hel
vuur op de schepen. Een van de Engelse
jagers heeft het toen nogal zwaar te ver
duren gehad: er sloeg
brug, die 11 of 13 me
Toen hebben de geallieerd
verlegd naar die batterij; deze is tot zwij
gen gebracht, maar (naar later bleek)
niet vernietigd. Ook de Tromp bleef bij
deze ontmoeting rrtet de vijand niét onge
deerd. Een voltreffer explodeerde op het
schip en richtte daar (geringe) Schadé
aan. De overige vijf explodeerden niet.
De granaten waren van niet zo erg goede
kwaliteit.. Een is er terecht gekomen in dè
oploop van de schoorsteen, waarin de
pantserroosters lagen. Deze granaat was
niet ontploft en lag daar heen en weer
schatting zestig of zeventig graden. Ma
joor-machinist Steenaart heeft zijn kleren
uitgegooid, natte gonjezakkèn omgesla
gen, is erin gedoken, heeft de granaat
etuit gehaald en deze over boord gezet.
De eerste officier, die chef van de herstel-
lingsdienst was de heer Stam was zelf
op de brug heeft de heer Steenaart
bijgelicht met een flashlight; om de mi-
moest Steenaart van hand verwisse
len, omdat hij de hand niet in de ope-
kon houden, doordat zijn huid
schroeide. De granaat woog naar schatting
een dertig kil-o. De heer Steenaart heeft
hiervoor de Bronzen Leeuw gekregen. Hij
trouwens naar het oordeel van de
granaat op de I heer Stam een onderofficier, die hui
heeft gedood, hoog boven de anderen uitstak. Gedurende
de oorlogsjaren is hij eerst buitengewoon
bevorderd tot sergeant-majoor, daarna
heeft hij, de Bronzen Leeuw gekregen.,
toen nog de gouden eremedaille van Oran-
jè-Nassdu. Voorts is hij weer buitenge
woon bevorderd en ten slotte luitenant
ter zee van de vakdiensten geworden.
In de kombuis
Eén van de vijf treffers, die niet ex
plodeerden, drong door tot in de kombuis.
De granaat had enige schotten doorboord
en was tot stilstand gekomen in de kom
buis. Toen de koks terugkwamen om het
eten te bereiden, lag in het rijstvergiet
een projectiel van 7% cm. Het resultaat
was, dat men geen wa/rm eten meer kon
krijgen; bij matrozen is dat altijd een
heel kwaad geval.
De aanval op Sabang is overigens wel
een succes geweest. Hierna is de activiteit,
van dé Japanse onderzeeboten in de Golf
van Bengalen belangrijk verminderd.
Het is overigens niet met zekerheid te
zeggen, of dit nu een gevolg was van deze
actie of van een combinatie van diverse
oorzaken, omdat de Japanners langzamer
hand va/n verschillende plaatsen terug
trokken.
middeling van dé Nederlandse militaire
attaché te Parijs, die contact met Londen
had opgenomen, is het een aantal mili
tairen gelukt naar Engeland over te ste
ken. Anderen is het gelukt op eigen ge
legenheid naar Engeland te komen. Ook
is nog een groep militairen, na een zwerf
tocht door België en Frankrijk, naar
Nederland tëruggekeerd. Van inschake
ling van de Nederlandse troepen bij de
geallieerde oorlogvoering op het conti
nent is toen geen sprake geweest. De
Dat de geest van de troepen, nadat zij
in Engeland waren aangekomen, niet erg
goed was, wijten verschillende getuigen
o.m aan de omstandigheid, dat vele Ne
derlandse militairen bij de strijd tegen de
Duitsers en tijdens de terugtocht het ver-
trouwen in hun officieren hadden ver
loren. Bij een aantal soldaten zou de ge
dachte hebben geheerst, dat hun officie
ren hen onvoldoende geleid hadden. Het
gevolg hiervan was, dat, na aankomst in
Engeland, de officieren niet voldoende
overwicht over de onder hen gestelde
manschappen hadden. De Enquêtecom
missie sluit zich niet voor de volle hon
derd procent bij deze zienswijze aan, maar
wijst er toch op, dat het verlies aan ver
trouwen inderdaad mede te wijten is aan
het feit, dat er een aantal officieren is
geweest, dat te vroeg, d.w.z voordat de
troep daar aankwam, in Engeland was
aangekomen. Het is begrijpelijk, dat een
verslagen leger, waarin zich verschijnse
len van demoralisatie voordoen, de nel-
ging heeft werkelijke of vermeende te
kortkomingen van officieren te overdrij
ven. Andere oorzaken van de slechte
stemming zijn volgens de commissie de
slechte verzorging uan de troepen en het
feit, dat wegens gebrek aan munitie bij
de Engelsen de Nederlanders ook niet
behoorlijk bewapend konden worden,
Verder is, naar het oordeel der commissie,
de regering er in de eerste jaren niet in
geslaagd het doel. waarvoor de Neder
landse eenheid werd geformeerd,
troepen duidelijk voor ogen te stellen. De
commissie meent echter, dat de verhalen
over het wangedrag van Nederlandse mi
litairen in Engeland in hoge ma'
gegeneraliseerd.
Een kentering is ingetreden to
nister Van Lidth de Jeude enige
na zijn ambtsaanvaarding persoon-
aan de brigade voor ogen stelde,
welke bedoeling de regering met haar
en zijn goedkeuring hechtte aan een
plan tot reorganisatie. Verder is vooral
nadat kolonel De Bruyne in juli 1943 is
opgetreden als inspecteur van de Neder
landse troepen in Engeland, de toestand
veel beter geworden.
Te optimistisch
Aanvankelijk bestonden de Neder
landse troepen in Engeland ongeveer uit
700 militairen van allerlei wapens
dienstvakken, 100 man politietroepen, 250
Koninklijke marechaussee
luchtvaarttroepen, welke laatsten
spoedig hun eigen bestemming volgden.
De vraag kwam naar voren, wat er met
erugtocht van onze troepen naar Frank-
ijk en later het oversteken naar Enge
land zijn geheel geïmproviseerd. De Ne
derlandse regering, met name minister
oorlog Dijxhoorn, had tevoren geen
bepaalde maatregelen genomen in ver
band met de mogelijkheid, dat na het uit
breken van de oorlog een deel van het
Nederlandse leger naar het buitenland
zou moeten uitwijken. In het kader
de door haar gevoerde neutraliteitspoli
tiek was deze houding van de Neder
landse regering begrijpelijk, maar daarom
nog niet te rechtvaardigen.
Ernstige kritiek levert de Enquête
commissie op het optreden van dt
terugtrekkende groeien van de Ko
ninklijke marechaussee. Uit de ver
horen is haar gebleken, dat deze
groep tijdens de terugtocht te weinig
acht geslagen heeft op de noden van
andere groepen Nederlandse militai-
i. Een reserve-officier verklaarde
bijv. voor de commissie, dat terwijl
vele „gewone" militairen gedurende
dagen zonder eten of drinken waren
geweest, de marechaussees, toen zij in
het kamp in Engeland aankwamen,
nog voor bijv. 14 dagen koffie bij zich
hadden. Er was geen sprake van, dat
zij iemand onderweg behulpzaam
zouden zijn.
De commissie levert ook kritiek op mi
nister Dijxhoorn, die te Londen weinig
activiteit heeft ontplooid om de reste
rende Nederlandse troepen uit Frankrijk
ïr Engeland te doen oversteken. Dat
klein aantal Nederlandse militairen
Engeland is aangekomen, is vooi
grootste deel te danken aan het initiatief
de commandanten van de verspreide
Nederlandse afdelingen en de activiteit
de militaire attaché te Parijs e
Nederlandse militaire missie te Londen.
In Engeland
De Koninklijke Marine weert
zich. Hier ziet men het geschut
van Hr. Ms. kruiser De Ruyter
in volle actie.
Nadat de troepen op verschillende
laatsen in Engeland waren aangekomen,
erden zij voor het grootste gedeelte ge
concentreerd in een kantonnement te
Haverfordwest. Vandaar ging het naar
Porthcawl. Sommige onderdelen zijn van
hieruit naar andere plaatsen gezonden,
zoals naar Conway, waar zij o.m. belast
met de bewaking van Engelse
vliegvelden. In het begin van 1941 zijn alle
troepen naar het kamp bij Wolverhamp
ton overgebracht. Dit kamp op 4 km var
Wolverhampton gelegen, is in het najaar
i voor Nederlandse kosten en
onder Nederlandse leiding gebouwd. Van
Nederlandse militaire zijde achtte men
het noodzakelijk over een eigen kamp te
beschikken, o.m. omdat men aanvanke
lijk nog dacht, dat grote aantallen recru-
de Nederlandse strijdkrachten zou
den komen versterken. Die verwachting
is niet in vervulling gegaan. Toch heeft
het zijn nut bewezen, want men was nu
minder afhankelijk van de Engelsen
verder beschikte men met dit kamp o
punt, waarheen de troepen
iheringen konden terugkeren. Na
afloop van de oorlog is het kamp ge
bruikt als verzamelplaats voor hen, die
r opleiding in Engeland
bleven.
deze Nederlandse militairen diende te
geschieden: moesten zij een Nederlandse
eenheid vormen dan wel opgaan in het
Engelse leger? Terecht heeft de regering
voor het eerste gekozen, maar ze is daar
bij wel wat al te optimistisch te werk
gegaan. Zij ging namelijk van de ver
onderstelling uit, dat ze veel mensen zou
kunnen recruteren uit de niet-bezette
gebieden. Zij dacht zelfs aan getallen van
10.000 tot 20 000 man. Daarmee wilde zij
dan een of meer brigades van- Engelse
sterkte dat was ongeveer een versterkt
regiment vormen. Van het plan tot
vorming van een op Engelse leest ge
schoeide infanteriebrigade op volle
sterkte is echter nooit iets gekomen. Het
resultaat van de recrutering was zeer
teleurstellend, ondanks de grootscheeps
opgezette, al te kostbare en weinig effi
ciënt werkende recruteringsdiensten in
Canada, de Verenigde Staten en de Zuid-
amerikaanse landen (alleen de recrutering
in Zuid-Afrika was tot op zekere hoogte
een succes). Bovendien werd steeds per
soneel aan de brigade onttrokken (dit
heeft ook demoraliserend gewerkt op de
troepen) en werden velen bij het voort
schrijden der jaren ongeschikt voor de
dienst te velde. Verder was een aantal
van hen, die gerecruteerd werden, bij
aankomst in Engeland al te oud of on
geschikt voor de dienst te velde. De
sterkte van de Nederlandse troepen kwam
niet boven die van een volledig bataljon
plus een aantal compagnieën,
er een, de zogenaamde subsist
pagnie, totaal ongeschikt was voor de
dienst te velde en daarom voor corvée-
diensten werd gebruikt. Ten slotte werd
de brigade niet alleen afgeroomd voor
speciale diensten, zoals bureaudiensten te
Londen en commando's, maar er ging
bovendien een detachement naar Neder-
lands-Indië onder leiding van overste
Van Voorst Evekink (het zenden van
deze uit 100 man bestaande afdeling is
nutteloos gebleken voor de strijd in Indië,
terwijl het voor de brigade een relatief
grote onttrekking van personeel bete
kende).
Begin 1943 hechtte minister Van Lidth
de Jeude zijn goedkeuring aan een plan
bescheidener omvang: de opbouw van
brigade, bestaande uit een brigade
met een kleine verbindingsafdeling,
verkenningsafdeling, een drietal ge
vechtsgroepen, een brigadetrein en enkele
hulptroepen, waaronder een reserveafde
ling. Het geheel zou bestaan uit een
kleine 1500 man. De Enquêtecommissie
prijst minister Van Lidth de Jeude om
deze „daad van juist cn realistisch be-
Besloten werd de naam „brigade"
te handhaven, hoewel dit verwarrend zou
kunnen werken bij de geallieerde com
mandanten, die deze eenheid onder hun
operationele bevelen kregen. De naam
„brigade", zo meent de commissie, was
van psychologische waarde voor het Ne
derlandse volk in het bezette gebied. Het
overigens wel eens gc'.eurd, dat de
Prinses Irenebrigade in geallieerd ver
band een taak kreeg toebedeeld, die
eigenlijk alleen bestemd was voor een
volwaardige en dus in feite te zwaar voor
de Nederlandse eenheid
„Model"
Nadat de reorganisatie tot stand was
gekomen, is vooral onder de krachtige
leiding van inspecteur De Bruyne de
training „model" aangepakt. Hij heeft
de oudere elementen, die niet meer ge
schikt waren voor de strijd te velde, uit
de brigade gehaald. De inspecteur was
een autoriteit, die verantwoordelijk was
voor de gehele verzorging en die alle
problemen, welke zich in dit verband
voordeden, onder supervisie van de mi
nister regelde. Op 15 augustus heeft de
heer De Bruyne zijn taak als inspecteur
neergelegd, naar het oordeel van de com
missie in de eerste plaats als gevolg van
de moeilijkheden, waarin hij was gewik
keld als hoofd van het bureau Militaire
Voorbereiding Terugkeer. Naar het oor
deel van minister Van Lidth de Jeude
konden hij en de heer De Bruyne „elkaar,
populair gezegd" niet vatten, wat niet
wegneemt, dat de minister altijd met
grote waardering over het werk van de
heer De Bruyne heeft gesproken. Het
aftreden van de heer De Bruyne heeft
overigens geen schadelijke gevolgen ge
had, omdat het gestelde doel in augustus
1944 reeds was bereikt. In de eerste week
deze maand is de Prinses-Irenebrl-
gade ter sterkte van ongeveer 1200 man
Normandië overgestoken; zij heeft
toen tot aan de capitulatie met grote
activiteit aan de veldtocht deelgenomen.
De commissie heeft hierover verscheidene
officieren van de brigade gehoord en hun
uitlatingen zijn in het verslag tot een
levendig en boeiend geheel verwerkt. De
n een Engelse brigade, zo ver
klaarde een hunner, waren gemiddeld 23
jaar en van de Nederlandse 32 jaar, maar
hebben voor de Engelsen niet be
hoeven onder te doen.
Strijdlust
Het -
Krijgsgevangen
eerste maanden na hun aankomst
In Engeland verkeerden de Nederlandse
troepen in een moeilijke positie, daar i
Engelsen niet wisten of alle militain
letrouwbaar waren. Aanvankelijk werdt
Ie Nederlandse militairen min of me
behandeld ais krijgsgevangenen. Zij moch-
:en het kamp niet uit, terwijl de bc-
vaking in den beginne uit Engelsen
stond. Deze situatie heeft uit de
der zaak op de reeds voor een aan:
Hjk deel gedemoraliseerde troepen
zeer onprettige indruk gemaakt. De stem
ming werd hierdoor niet beter. Men kon
het de Engelsen echter niet kwalijk ne
men, dat zij, gezien de toenmalige oor
logsomstandigheden, geen enkel risico
met vreemde troepen wilden nemen.
Eerst nadat een onderzoek naar hun be
trouwbaarheid was ingesteld, kregen dc
Nederlanders meer vrijheid van bewe
ging. Later is de bewaking te Porth
cawl door de Koninklijke marechaussee
natuurlijk niet direct troe-
il het spit af te bijten, aldus
de latere brigade-generaal Pahud de
Mortanges. maar zij werden Ingezet voor
een taak, die zij konden volbrengen. In
het algemeen was men altijd vol strijdlust.
Als de Nederlandse soldaat eenmaal weet
wat hij doen moet. dan Is hij bijzonder
goed. Bijzondere dingen hebben de men
sen van de hrigade niet gedaan. Zij heb
ben altijd hun plicht gedaan. De heer
Pahud de Mortanges wilde hierbij me
moreren. dat de commandant, kolonel
De Ruyter van Steveninck, naar zijn oor
deel reusachtig goed is geweest. Een
man, die altijd optimist bleef, z(jn troep
ten voorbeeld was en voorging; deze
heeft zich buitengewoon goed gedragen.
Meermalen is de brigade ingezet. Zij
Is geweest bjj St. Come. Pont L'Evêque,
Pont Audemer, aan het Albertkanaal, bij
n bewakingstaak en daarna
bij Kaatsheuvel voor het bewaken van
rivier; bij Tilburg Is ze ingezet om
de stad te nemen, wat helaas niet is ge
lukt, vervolgens bij Gilze-Rijen en de
bij Dorst; daar hebben zij de uit
wijkende Duitsers tegengehouden, die
ders waren ontsnapt, en daarna hebben
het gehele eiland Walcheren cn
Noord-Beveland gehouden.- Gedurende de
veldtocht heeft de brigade betrekkelijk
weinig verliezen geleden. Als de heer
Pahud de Mortanges het goed heeft ont
houden, waren er 53 gesneuvelden en
120 gewonden.