Marti
L
TEGEN HONGER EN ZIEKTE
De grote gele
inus-enveiop
Mensen moeten worden geholpen
om zelf te strijden
eeu aosa vemm
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 28 APRIL 1956
DE
ACHTERGEBLEVEN
GEBIEDEN VAN
ONZE WERELD
AV..J
Is het probleem van de „achter
gebleven gebieden"" op de wereld
plotseling zo accuut geworden, dat
men in het Westen overal de nood
klok luidt? Wat is de reden, dat de
landen in V.N.-verband optrekken
om hulp en bijstand te geven aan
deze enorme streken in Azië, in Afri
ka en in Midden- en'Zuid-Amcrika
Zit er politiek achter, is het ver
kapte defensievoorbereiding.is
het voordeel voor de helpende
landen zelf? Deze en veel meer
vragen rijzen, nu Prins Bernhard
onlangs te Amsterdam het bestuur
van de Nederlandse Organisatie
voor Internationale Bijstand heeft
geïnstalleerd. Juist omlijnde plannen
heeft de organisatie nog niet: het is
juist de bedoeling, deze te ontwerpen
en vast te stellen, alvorens men het
Nederlandse volk zal vragen, het
grote doel te steunen. Laten wij
daarom eens zien, hoe het probleem
tot probleem is geworden en wat de
voorgestelde hulp beoogt.
Wij. die in onze wèl-georganiseerde.
goed-verzorgde westelijke landen spre
ken van „welvaart", beseffen nauwelijks
welk een gering wereldoppervlak is be
trokken bij de hoogconjunctuur, welkp
ons zoveel genoegens en perikelen baart.
Hoe schril is de tegenstelling, als we,
bedenken, dat nog altijd tweederde van
de wereldbevolking in kommer en ge
brek leeft! Globaal gesproken kan men
zeggen, dat deze talloze mensen onge
veer driekwart van het voedsel dat zij i
voor een gezond leven nodig hebben. I
krijgen. En dat nog niet eens regelma-|
tig: hongersnoden zijn- in het zuid-oos
ten van Azië, in het midden en oosten
van Afrika en in Midden- en Zuid-Ame-|
rika gevreesde vijanden van de bevol
king.
Hier geldt de fnuikende kringloop: te
weinig voedsel, ziekte, geen kracht tot
arbeid, onvoldoende productie, te weinig
voedsel. Gebrek aan voedsel sluit altijd
weer de wrede cirkel.
Is dat dan vroeger niet zo geweest?
Voor zover onze terugblik geldt, ja.
Het is geen kwaal van jaren, waaraan
deze geteisterde bevolkingen lijden.
Voorheen wist men er van af al was
het maar door de verhalen en geschrif
ten van zendelingen en hun medewer
kers. Hebben zij niet als pioniers, met
beperkte krachten, altijd weer gestre
den tegen honger en ziekte? Is de „medi
sche zending" niet een begrip gewor-
Men kan dus zeggen, dat, o.m. door
de zendingsposten. reeds heel lang „hulp
en bijstand" is verleend, ook in wat
wij nu de „achtergebleven gebieden"
Met de vooruitgang van de techniek
zijn de afstanden weggevallen. Niet al
leen door snelle vervoermiddelen, maar
ook door de telecommunicatie. De vol
keren der wereld kunnen elkander nu
heel wat beter en sneller bereiken dan
vroeger.
Hierdoor kan men komen
tot het vormen van we
reldorganisaties, welke ook
waarlijk tot samenwerking,
tot direct overleg en daad
werkelijke samenwerking
kunnen leiden.
Kon men vroeger nauwe
lijks het eigen werelddeel
overzien, thans overziet
men de gehele wereld.
Duidelijker dan ooit
treedt nu naar voren het
verschil tussen landen en
volkeren, tussen mogelijk
heden en ontwikkeling
daartoe, tussen de resulta
ten van economische op
bouw der samenlevingen
enhet achterblijven
daarin.
constateren, waar de moei
lijkheden schuilen in de ge
bieden. die economisch
niet tot ontwikkeling kwa
men enzij kunnen ook
onderkennen, hoe en op
welke wijze hierin kan wor.
den geholpen.
Zo niet
Prees men zich vroeger gelukkig, wan
neer men naar een hongerend land eni
ge schepen vol voedsel en enige vlieg
tuigladingen medicijnen kon sturen, en
wanneer men. als het heel mooi was.
deskundigen te hulp kon zenden, thans
heeft men wel ontdekt, dat deze bijstand
niet anders is dan een druppel op een
gloeiende plaat.
Ook het zenden van voedseloverschot-
ten naar deze gebieden biedt geen wer
kelijke hulp. Het kan dan voorkomen,
dat bevolkingsgroepen plotseling een
overvloed van yocdscl krijgen, waarop
hun maag niet 'Is ingesteld. Tijdelijk
mag men dan de honger opvangen,
maar dan blijft de kans van nieuwe
verzwakking door spijsverteringsstoor
nissen welke weer grotere vatbaarheid
voor infectieziekten opleveren.
In de V.N. is men tot de overtuiging
gekomen, dat alléén het zenden van
voedsel, zelfs wanneer dit zeer zorgvul
dig en regelmatig werd gedaan, ook niet
de juiste weg is. Hiermede wordt men
de vreselijke volksziekten niet de baas.
Alleen het bestrijden van deze ziek
ten waartoe de huidige wetenschap
met vele nieuwe therapieën en medica-
QEBIEDEN, vele tientallen malen
groter dan Nederland, zijn op
deze aardbol ten prooi aan honger
en ziekte. Achtergeblevenis de
aanduiding daarvoor geworden.
Miljoenen mensen zijn deze zater
dag van hun leven begonnen,
zonder dat zij wisten of er van
avond voedsel voor het hele gezin
zou zijn. Langs de wegen van
India ziet men vrouwen bedelen
om een hap voedsel, met kromme,
vermagerde handen grijpen zij
gretig naar een homp eten, in
China zit een jongetje met een
(te dik) hongeroedeembuikje te
schrokken van een schaal rijst,
het eerste goede eten, dat hem in
maanden werd voorgezet.
Hongersnood Is dat geen
vreselijk woord? Wat is er voor
ieder mens een meer gevreesd
begrip van honger? En toch
zijn er miljoenen mensen, die
dagelijks honger lijden. De orga
nisatie der Verenigde Naties
tracht de achtergebleven gebieden
te helpen. Niet alleen door
voedselzendingen (want dat is
maar tijdelijke hulp), maar ook
door het verlenen van andere
issistentie: de mensen te leren,
hoe zij zelf de strijd kunnen aan
binden tegen het spook van de
honger en de verschrikkelijke
ziekten, die daar het direkte ge
volg van zijn. Zelf aanpakken met
een gevulde maag, opdat die maag
gevuld kan blijven
Eén onzer redacteuren vertelt
in nevenstaand artikel over de
Nederlandse Organisatie voor
Internationale Bijstand.
menten wel degelijk kans ziet, helpt
En is men er dan? Geenszins! Want
het is niet de bedoeling, dat de helpen
de landen almaar deskundigen blijven
uitzenden. Het belangrijkste is: de op
leiding in de landen zelf, opdat het
werk, dat men nu aanpakt, zo spoedig
mogelijk door de inwoners zelf kan
den voortgezet en uitgebouwd.
Men wil dus als het ware een
sneld groeiproces stimuleren.
Zullen de landen, die zich nu inspan
nen tot hulp, er dan zelf helemaal geen
voordeel van hebben? Is dit alles alleen
naastenliefde, helemaal belangelo:
ze arbeid?
O neen, helemaal niet. Men maakt er
geen geheim van. dat van de ontwikke
ling der achtergebleven gebieden de ge
hele wereld, ook dus de helpende landen,
kunnen profiteren.
Er zitten wel degelijk twee kanten
aan deze hulp. De helpende landen ho
pen in de toekomst ook producten te
kunnen uitwisselen met deze landen, en
juist een land als het onze, dat het voor
groot deel moet hebben van de ex
port, zal er sterk gebaat bij zijn, wan-
het deze export kan uitbreiden, eer
veer gaat knellen op de wereld
markt.
Maar, naar bij de Installatie van het
bestuur der Nederlandse organisatie met
klem werd verzekerd: de bijstand moet
niet worden gezien als een politiek spel
of als het uitbouwen van defensiemoge
lijkheden. Geen der geholpen gebieden
zal worden verplicht, de bijstand te
verplichtingen tot
de verdediging in
ik op het por-
Martinus
ts van heel de
VELE HERINNERINGEN AAN
HET VERLEDEN HUISDEN IN
U kent toch ook wel
die ogenblikken, dat
je in gedachten door
't raam naar buiten
tuurt, zonder veel te
ik op
Onlangs wa
zo'n moment aange
land. Ik was alleen
thuis. Voor een ge
sprek was er dus geen
gelegenheid. In lezen
had ik geen zin en
om te wandelen lokte
't weer niet uit: heel
de middag viel een
grijze motregen, die 't
uitzicht ontnam en de
stemming versomber
de.
Ik zat aan mijn bu
reau, dat heel oud en ook heel solide is. Een prachtig stuk werk, zoals
tegenwoordig niet meer gemaakt wordt.
Als mijn kleinkinderen op bezoek komen, gaan ze altijd mijn bureau
bekijken. Nee, zo is 't eigenlijk niet Ze kijken altijd naar die twee ruwe
het I gaten in een van de tussenwanden van mijn bureau. Die gaten zijn een
"Iherinnering aan de stralende maar vreselijke lentemorgen van 10 mei 1940,
ene niet. dat alles op het ge-1toei1 de horden van Hitler ons land binnenvielen. Er werd voortdurend
deze hulp nog moet beginnen. geschoten, zodat wij naar de kelder gevlucht waren. En toen we weer
naar de huiskamer konden terugkeren vonden we daar een grote ravage,
waarderen
deelnemen
logstijd.
bied va
De Unicef, het Kinderfonds van de V.N
reeds lang gestart en heeft al
beelden gegeven van „hoe het
De leus van dit fonds is: „Wie de ge
zondheid wil bevorderen, beginne bij het
begin van het leven". Daarom heeft de
ze organisatie zich reeds enorm beijverd
op het gebied van moederschapszorg en
kinderhygiëne en is daarbij getrokken
naar streken, waar men nooit
moderne methoden had gehoord.
Tegelijk met het inrichten van medi
sche posten ter bestrijding van malaria,
frambosia, lepra en trachoom, heeft
men reeds 6500 posten voor moeder
kind gesticht, waarbij dan onmiddellijk
de opleiding van kraamverzorgsters ter
hand is genomen.
Men heeft volle melkpoeder bij ton
nen gekocht, ook in ons land, en de
moeders geleerd hoe heilzaam melk voor
haarzelf en het kind is.
Nog was men er niet: het aanvoeren
van melk is niet blijvend voldoende.
Daarom werden, in overleg met de voed
sel- en landbouworganisaties van de VN,
op 150 plaatsen kleine melkfabrieken op
gericht en men leerde de omwonenden,
dat hun runderen melk geven en hoe zij
die in de fabriek moeten bewerken. Ve
len waren zich niet eens bewust van hel
feit, dat koeien melk geven voor men
selijke comsumptie!
In ruil voor deze wetenschap
waardoor plotseling de veeteelt werd ge
stimuleerd staan de veehouders nu
een deel van de melk gratis af voor
de moeders en de rest wordt op norma
le wijze door de fabriek afgenomen en
bewerkt.
Wat ivij doen
de
Wanneer
ternationale bijstand a3n de achterge
bleven gebieden ons zal alarmeren, heeft
Nederland, zij het voor een groot deel
buiten de publieke bekendheid om, reeds
een en ander ged; j
niet al te veel.
Wij leverden reeds melkpoeder
der voedsel aan Unicef, evenals medi-
d«"hong£ JLm ■SXSSSiïr-
het helaas
melkfabrieken. Wij gaven ook al geld.
waarlijk hulp biadan. 11.300 ?p„ het,bud/etuVat'!
het gehele front, alles '5 u»>«< heeft
r,1 ]s dat nu juist niet zo bar veel.
Als er nu na verloop van tijd een bij
drage van u persoonlijk zal worden ge
vraagd, weet ge, waar het nu eigenlijk
om gaat.
te vijand
Neen, wil
dan moet.
tegelijk worden aangepakt. Dan
de achtergebleven gebieden in
worden gesteld, zichzelf op te trekken
het gebruik van alle moderne hulp
middelen.
Dan komt men dus tot algemeen op
bouwwerk. en dat is het doel van de
internationale bijstand.
Men zal dus niet moeten blijven staan
bij het zenden van voedsel, maar hulp
en leiding geven opdat de bevolkingen
zelf de produktiemogelijkheden van het
land gaan zien en uitbuiten. Niet de lan
den van buitenaf, maar de eigen grond
van deze gebieden zal de mensen moe
ten voeden, hetzij direct, hetzij door uit
wisseling van producten.
Natuurlijk zal er eerst voedsel moeten
Het Is de bedoeling, de naastenliefde
in de eerste plaats en het economisch
belang in de tweede plaats te laten gel-
Het gaat er dus om, honger en ziek
ten te bestrijden en op deze wijze uit
geputte volkeren nieuwe levenskracht te'
schenken, zulks gepaard aan de ontwik
keling van technische kennis, opdat de
productie ln deze landen kan worden
verhoogd, in de eerste plaats tot profijt
van de volkeren zelf.
Is dit geen doel, dat aller steun ver
dient?
veroorzaakt door kogels en granaatsplinters. Ook mijn bureau kreeg
portie. Die twee kogelgaten heb ik gelatei
kinderen gaan er altijd naar kijken.
n. En mijn klein-
De foto's bij dit artikel werden
ontleend aan de tentoonstelling
„The Family of Man".
Mijn bureau is al heel oud, want ik
heb 't van mijn vader geërfd.
Ik zie hem in gedachten nog zitten op
de plaats waar ik nu geregeld zit te
werken. Vooral de onderste lade links
bevat talrijke herinneringen aan mijn
vader. Ons familiearchief, geborgen in
een vierkante trommel, wordt in die la
de bewaard. Zo heeft mijn vader dat
vele tientallen jaren geleden ingesteld,
en ik heb dat altijd zo gelaten.
Hoe 't kwam, weet ik niet. Maar op
die regenmiddag, toen ik maar niet op
gang kon komen, heb ik die trommel
weer eens geopend.
Och. veel bijzonders zit er niet in. Het
trouwboekje van mijn ouders, enige
huwelijks- en overlijdensberichten, een
oude polis van een begrafenis-onderne
ming, verbleekte fotos en nog wat
meer paperassen, zoals die in vele fa
milies bewaard worden.
Maar opeens hield ik een grote gele
envelop in de hand, waarop mijn va-
handschrift heeft ge
schreven: „Martinus".
Lang bleef ik met die envelop in de
hand voor mijn bureau zitten. Ik wisl
wat er in zat, maar altijd ben ik be
schroomd me in die inhoud te
verdiepen. En 't was net of ik
mijn moeder weer hoorde zuch
ten: „Die geschiedenis van Mar
tinus heeft je vader een heel
andere man gemaakt. Hij is
looit meer de oude geworden
tinus deze wandeling en als hij dan
moe thuis kwam zat hij nog een paar
uur over zijn boeken gebogen. Hij
«begiftigd met een prima verstand
meer dan gewone ijver. En 't
vreemdde dan ook niemand, dat hij bin
nen korte tijd bevoegd werd geacht
voor de klas te staan. Kort daarop
kreeg hij zijn aanstelling als onderwij
zer dat heette toen anders, maa
makshalve zal ik 't zo maar no<
aan een stadsschool.
De enige schaduwzijde van dit grote
succes was, dat Martinus de ouderlijke
woning moest verlaten. Daar hadden al
le huisgenoten spijt over, maar daar
was nu eenmaal niets aan te doen.
Op een goede dag vertrok Martinus
met een grote kist, waarin zijn kleding
en boeken geborgen waren, per vracht
rijder naar de stad, nagewuifd door t
allen. Hij maakte 't best in de stad
de oude dorpsschoolmeester zei i
Martinus zijn weg door 't leven wel
Tot zover ging alles heel gewoon,
als 't met tientallén jongelui in die tijd
ging.
Maar toen kreeg Marietje Stevens
plaats in 't leven van Martinus. Zij
was een knap meisje, dat hij ontmoette
op een uitvoering van een vermaarde
zangvereniging. Zij logeerde bij
tante in de stad, maar toen zij
haar dorp terugkeerde, bleef haar
vriendschap met Martinus bestaan.
Hij bezocht haar geregeld en ook
hij haar mee naar zijn ouderlijk huis,
waar zij door haar eenvoud en v
delijkheid alle harten veroverde.
Ach, 't leek alles zo zonnig en 3
spoedig. Twee jonge mensen, die
kaar hartelijk beminden en die
avonds op hun wandelingen buiten het
kleine dorp fluisterden over het grote
geluk, dat hen zeker wachtte
Het dorpje, waar Marietje woonde, was
toen nog volkomen geïsoleerd. Dat
bracht mee, dat elke vreemdeling er
met een wantrouwend oog werd aange
keken. En als een jongeman van bui
ten verkering zocht met een meisje in
't dorp dan werd dat bijna altijd
voor de geliefden een oorzaak iot veel
gesar en soms nog erger. Dat was toen
op vele dorpen wet en regel, en menige
jongeman moest zijn liefde betalen met
een flink pak slaag van een stelletje
dorpsblagen.
Martinus had natuurlijk wel gehoord,
welk gevaar hem bedreigde. Maar hij
trok zich er weinig van aan. Hij
een onverschrokken jongen, die er
over dacht op de loop te gaan voor
een of meer ruziezoekers. Als 't er op
aan kwam, kon ook hij zijn handen ge
bruiken.
Wat is er toen precies gebeurd? Ik
weet 't niet, evenmin als mijn vader 't
ooit geweten heeft. Een streekblad uit
die tijd bevatte een bericht, dat werd
uitgeknipt en op een schriftblad opge
plakt. Hier is dat blad en ik lees:
Eenlge landarbeiders, die n;
Daar lag de inhoud
oude envelop -.veer vóór mij.
greep de
Z}an uit 't <~lOeAten
Werkende handen, maar als het voedsel
ontbreekt, zullen die handen spoedig
werkeloos rusten en slechts nu en dan
om een aalmoes kunnen vragen. In de
achtergebleven gebieden moeten de men
sen leren, hoe zij zichzelf kunnen voeden
door arbeid, op moderne leest geschoeid.
trtitrlririitrictrirtriz-üirlrtrtrtx-irtririrtrtriririi-ü-ir-trir
I Miebei bij de massa jeugd
I TELEVISI-OENEN
HET eerste jongenskamp gaat uit
Uit de
VOLKSWIJK
Eerste wat ik in de hand hield
was een foto van een jongeman van
zo omstreeks twintig jaar. Ik wist-het:
dat was Martinus.
Meer dan eens heb ik aan ditzelfde
bureau mijn vader betrapt en dan was
't of hij iets snel opborg wat ik niet
mocht zien. Later heb ik begrepen,
dat dat de Martinus-envelop was. Vader
vond 't blijkbaar niet goed. dat ik als
knaap hiervan kennis kreeg.
Aoh, dat is vele, vele jaren geleden
en ik kan me nu zo heel goed inle
ven in de gevoelens van mijn goede
Martinus was zijn oudste broer. En
naar mijn moeder me meermalen ver
telde was hij de trots der familie, 't
Leven was toen zo geheel anders dan
in onze tijd. Martinus wilde school
meester worden, maar hij had heel
wat moeilijkheden te overwinnen eer
hij zijn doel had bereikt. Op 't kleine
dorp, waar de ouders van mijn vader
met hun talrijke gezin woonden, was
zo goed als geen gelegenheid tot stu
die. Naar de dichtst bij gelegen stad
was een wandeling van meer dan een
uur. Enige malen per week deed Mar-
'i-trirCrirCrirCrtrCrirü-ti-ü'trtric-CrCririrk-irto-ir-trk-Crü
heb je voor je kinderen
nou heb ie verder ook niks
nodig. Een kampze lachte
hun akker gingen, deden jl. Maan
dagmorgen een vreeselijke ontdek
king. In een sloot langs den Ach-
terdijk vonden zij het lijk van een
jongeling, met het hoofd naar be
neden. Aanstonds werd de politic
gewaarschuwd, die een uitgebreid
onderzoek instelde. Aanvankelijk
dacht men, dat de jongeling, wel
licht door de duisternis misleid, in
de sloot was geraakt. Maar later
bleek, dat hij het slachtoffer var
een misdaad is geworden. Op het li
chaam werden verschillende kwets
uren aangetroffen, die bewijzen, dat
een vechtpartij heeft plaats gehad,
waarna de onverlaten den jongeling
ln de sloot hebben gezet. Uit alles
blijkt, dat dit niet door één per
soon kan zijn geschied.
Uit het onderzoek kwam vast te
6taan, dat de naam van het slacht
offer is M. T. Hij was 22 jaai
en werkzaam als onderwijzer
een school te W. Reeds eenige tijd
had hij verkering met een meisje,
alhier woonachtig, zodat gevreesd
moet worden, dat de misdaad door
dorpsgenoten moet zijn gepleegd.
Ondanks het uitgebreide onder
zoek heeft de politie tot heden geen
spoor van de daders kunnen
dekken.
Ik heb dit vergeelde krantenknipsel
itrnn* a* dikwijls gelezen. Maar op die
i laar Vioro rptfpnmifïHaff wprH ilr *>r wppr
bere regenmiddag werd ik
geschokt en ontroerd.
Dat moet voor mijn grootouders e
op dé das,'ZtV M Maar IK KAN
bij wezen, want
welkomstcommissie i
eer ik honend „Net of ik ooit een kamp b- kinderen wat geweest zijn, toen zij
krijg. Ik kan me lam werken voor tf~
die kinderen en dan zij nog uitgaan?
boven Niks hoor! Ik ben niet helemaal
Siaakie "heeft vrima "ouders Zó ontvan9st gereed stond. Alleen de Het is zo gezond voor hem.
Sbevond zich deer en ze keek °™'rde bmtenlneht.
prima, dat ze hun kind alles geven.
Non ja, alles, behalve wat hij echt e™"d
eens nodig zou hebben, voon 0
„Buitenlucht kan
Ik schrijf dit met een rood hoofd ™°eder te contrariëren! Ik knikte Dacht je dat
van kwaadheid en misschien is dat hort en schoof haar zo'n beetje uit buitenlucht is?
niet verstandig van me, maar ik zit de we9 de, hamer te betreden
zo boordevol, dat ik van mijn hart t°aar moeder languit op twee stoe-
geen moordkuil kan maken. Het za*: ^,e hee< verwilderd naar
mijn fabriek
Mens, laat
lachen! Ik doen alles voor de kin
deren en daarmee uit. Die club
al apenspul genoeg!"
verhaal moet er
Eigenlijk was ik al woest, toen
ik eindelijk bij Sjaakjes moeder bo- was-
ven kwam. Het had heel wat voeten „Ik kom voor Sjaakje", zei ik,
in de aarde gehad, eer ik zover was.
Ik had beneden aan de trap gestaan
op de vraag wie daar was, had moest
friet en een knagende honger. Schril
een foto als bovenstaande op het
belang voor hulp aan de achterge-
2n gebieden, niet alleen in India,
zijn om de bevolkingen kracht te schen-
ken. maar het zal ook beter voedsel
moeten zijn. Dus: men heeft deskundi- -5
gen nodig die de levensomstandigheden j3
bestuderen en juiste voorlichting geven
aan de bevolking.
Dan: medicamenten voor het bestrij- -b
den van slopende ziekten als malaria.
framboesia. lepra en trachoom. de ge-
vreesde oogziekte waaraan zovelen lij-
Opnieuw heeft men dan deskundigen
nodig om de ziekten te behandelen.
Tegelijk echter moet. wanneer men
de bevolkingen nieuwe levenskracht
kan geven de weg worden gewezen n
waarop zij de landsproductie kunnen
verhogen, kortom, de gehele
herzien.
ik geantwoord, dat ik de leidster ik had die drie trappen v
JK HAD hier veel op kunnen ant
woorden. Ik had kunnen zeggen,
j dat Sjaakje teert op zijn cluburen.
wilden hem graag meenemen Ih had haar kunnen schilderen hoe
voorjaarskampIk haar kind daar geniet. Ik had een
referaat kunnen houden over het M -
feit. dat een jongetje, dat enkel Viirf/
maar een ouder zusje bezit, de om
gang met andere jongens broodnodig
Ïop welk een vreselijke wijze hun
zo veelbelovende Martinus zijn levens-
xv einde had gevonden.
3- „Ja, jongen, je vader is nooit meer
de oude gewordenhoor ik mijn
2 moeder fluisteren,
b
2 Daarmee was deze trieste geschiede-
xj. nis nog niet uit.
b In de envelop met de naam „Marti-
nus" bevindt zich nóg een stuk, dat in-
niot S zonderheid mijn vader zeer heeft aan-
mei gegrepen.
s- Zijn ouders waren al lang overleden,
zijn broers en zusters sedert vele ja
ren getrouwd. Mijn vader
i> van de zaak geworden ei
3 in het ouderlijk huis.
Op zekere dag werd er
i op adem komen, want
3 zorgd. De envelop was voorzien var
Seen buitenlandse postzegel. Een brief
uit Amerika dat was toen iets heel
3 bijzonders. Familie of vrienden hadden
2 mijn ouders niet in dit verre land.
- mocht dan de afzender wel
ontvangst. Maar in plaats daarvan Ze deed dat. Ze zei„Daar komt kan hebben. Ik had kunnen herha-
had de jonge meisjesstem
Dat kind gaat niet uit! len> fat televisietoestellen geen
Sjaakjes oudere zus tegen haar Ik gaan ook niet uit en ik zou niet speelkameraadjes zijn en dat de
moeder gegild: „Daar is die meid weten waarom dat kind dat wel zou straatluchtjes geen ozon bevatten.
En de moeder doen. Dat kind krijgt alles wat ie kunnen profeteren, dat
„Dat nodig heeft.J
zeggen. Ik
de club
had zeer hoorbaar geantwoord
gezemel: zeg maar. dat ik niet thuis
ben!" En dat stak
der met al haar extra inspanning
toch in feite haar kinderen voor de
milde dieren gooit. Ik deed het niet.
.Ik was er te kwaad voor: ik kon
bleek, smal je juiste woorden toch niet meer
2 zon moet. vinden. En ik was ook bedroefd.
Dus antwoordde ik op de mede- loant^de moeder "kefte Ik keb alleen miin schouders op-
ding van zuslief, dat moeder „uit moeaer Kefte gehaald - -
honend: „Maak dat vemjnidoor"
I -J» V. P-. IJ f' J L merken, dat Sjaakje daar
als „meid beweid te umrden. En uil.ag 'want h'e( J
jochie, dat per s
de kat wijs!" en joeg geërgerd de
trappen op. Dat was niet verstandig,
want je moet nooit in kwaadheid
„Dat kind heb alles! We hebben sarcastisch klinken.
huisbezoeken doen,
ik was werk ik me nu te sappel voor. Ik vijf minuten geduurd. En ik ben
1 de deur geweest ben 1
't fabriek gegaan c
toen hij de brief openmaakte. Daar
b stond hij, vlak bij het raam. Ik
g erg nieuwsgierig, maar wilde hem niet
2 storen. Hij zou me straks wel vertellen,
wat er in de brief te lezen stond. Op-
eens was 't net of je vader wankelde.
Hij zag bijna even wit als 't papier in
5 zijn handen. Eerst scheen hij op een
stoel te willen gaan zitten. Maar even
b later verliet hij de kamer en hoorde ik
3 hem naar boven gaan. Dat was
g vreemd. De inhoud van die brief moest
ij. je vader wel erg hebben aangegrepen.
3 Ik wachtte vijf minuten, een kwartier,
3 een half uur... Toen kon ik 't niet lan-
ger uithouden en ging ook naar boven.
ik geloof Ik vond je vader op onze slaapkamer.
b Hij zat op een stoel, de brief in zijn
g handen en hij staarde naar buiten. Ilij
3 was zo verdiept in gedachten, dat hij
- i<. me niet eens had horen binnen komen.
blij, dat ik het nu tenminste heb b „Wat is er toch, Henk?" vroeg ik en
't was of hij wakker schrok. Hij zei
geen woord, maar reikte me de brief
Jaren geleden vestigde zich
hier een Hollander, die Willem
heette. Hij was een ijverige,
maar stille, zwijgzame man. Hij
trouwde met een Amerikaanse
vrouw en toen die enige jaren
later overleed bleef hij alleen in!
zyn huisje wonen. Voor zijn eten
zorgde hij zelf. Mijn vrouw ga]
zijn huisje elke week een goede
beurt. Een enkele keer bezocht
hij ons en ook ging hij tamelijk
geregeld mee naar de kerk.
Daar mijn vrouw en ik ook
geboren Hollanders zijn, spreken
wij nog dikwijls over 't oude
vaderland. Willem luisterde met
aandacht naar die gesprekken.
Maar zelden nam hij er aan deel.
We kwamen nooit te weten waar
hij precies in Holland heeft ge
woond en welk werk hij daar
deed. Hij had blijkbaar niet graag
dat wij daar naar informeerden
en daarom zwegen wij er ten
slotte maar over.
Er wordt hier veel gebouwd
en Willem was een bekwaam
metselaar, die veel geld ver
diende. Hij leerde gemakkelijk
en sprak goed Engels.
Enige jaren geleden hebben we
een eigen kerk gekregen. Groot
is het gebouw niet, maar 't kon
keurig worden ingericht. Dijt was
mogelijk doordat er bij onze
dominee telkens een groot bedrag
werd bezorgd: Wie deze vorste
lijke gever was hebben y:e nooit
gewetpn. Maar onlangs is 't toch
uitgekomen.
En nu, geachte familie, moet
ik u iets gaan meedelen, dat
bij u oude wonden zal open
rijten. Maar 'k heb plechtig
moeten beloven u deze dingen te
schrijven
Ja. ik wist het: nü kwam het. Ik
moest even wachten eer ik het slot van
de brief las. 't Was me of vader en
moeder achter mijn stoel stonden en
meelazen:
Vorige week heeft Willem een
ongeluk gehad. Hij viel van een
hoge steiger en werd bewusteloos
naar een ziekenhuis gebracht. De
laatste nacht van zijn leven heb
ik hem bezocht. En een paar uur
vóór zijn sterven keerde het be
wustzijn terug. En toen vertelde
hij mij het geheim van zijn leven.
Hij was de moordenaar van uw
broer. Twee vrienden hadden hem
geholpen, maar hij was de hoofd
schuldige. 't Gelukte hem naar
Amerika te vluchten. Maar de
rust was voor altijd uit zijn leven
weg. Hij had getracht door grote
giften voor onze nieuwe kerk
zijn geweten tot rust te brengen.
Maar nu hij weldra voor God
zou moeten verschijnen, greep
de angst hem aan als nooit te
Ik heb hem verteld van de
moordenaar aan het kruis en
toen hebben we samen gebeden. t
Niet lang daarna is Willem ge
storven.
Aan God is het oordeel
„Mogen we de oorlogsgaten nog
Ik noemde hem Willem, maar dat I
was zijn eigenlijke naam niet. En ook I
heb ik de namen van de twee mede-
plichtigen, die in de brief genoemd wer
den, weggelaten. Ook heb ik de brief zo
veel mogelijk in de tegenwoordige spel
ling overgebracht, want heel wat zin
woorden bewijzen, dat de schrij-
1 zijn moedertaal veel was ver-
Al de stukken op Martinus betrekking 1
hebbende borg ik weer zorgvuldig op in
de grote gele envelop.
ik op het portret te sta-
Nog
Martinus eens de trots van heel I
de familie...
Ik heb wel eens horen vertellen, dat j
vader na deze trieste historie nooit
leer eens echt gelachen heeft.
Dat is misschien wel wat overdreven.
Maar mijn moeder had ongetwijfeld
gelijk: „Die geschiedenis van Martinus
heeft je vader een heel andere man ge
maakt. Hij is nooit meer de oude ge-
Eindelijk had de regen opgehouden.
En nog even brak de zon door.
Ik keek naar 't groen en de voor
jaarsbloemen in onze kleine stadstuin.
Plots vloog de kamerdeur open. Mijn
oudste kleinzoon stond al naast mijn
oude bureau. In de gang hoorde ik ge
rucht van nog meer familieleden.
't Was of ik wakker schrok.
En haastig schoof ik de foto in de en
velop die ik in de onderste lade links
sn mijn bureau liet vallen.
Net als vader deed vele, vele jaren
geleden....
„Opa, mag ik de oorlogsgaten nog
„Zeker, m'n jongen. Wacht ik zal
opstaan. Dan kan je ze beter bekij
ken...."
Toen ik daar naast mijn bureau stond
viel mijn vijfjarige kleindochter
me juichend in de armen