Marti L TEGEN HONGER EN ZIEKTE De grote gele inus-enveiop Mensen moeten worden geholpen om zelf te strijden eeu aosa vemm ZONDAGSBLAD ZATERDAG 28 APRIL 1956 DE ACHTERGEBLEVEN GEBIEDEN VAN ONZE WERELD AV..J Is het probleem van de „achter gebleven gebieden"" op de wereld plotseling zo accuut geworden, dat men in het Westen overal de nood klok luidt? Wat is de reden, dat de landen in V.N.-verband optrekken om hulp en bijstand te geven aan deze enorme streken in Azië, in Afri ka en in Midden- en'Zuid-Amcrika Zit er politiek achter, is het ver kapte defensievoorbereiding.is het voordeel voor de helpende landen zelf? Deze en veel meer vragen rijzen, nu Prins Bernhard onlangs te Amsterdam het bestuur van de Nederlandse Organisatie voor Internationale Bijstand heeft geïnstalleerd. Juist omlijnde plannen heeft de organisatie nog niet: het is juist de bedoeling, deze te ontwerpen en vast te stellen, alvorens men het Nederlandse volk zal vragen, het grote doel te steunen. Laten wij daarom eens zien, hoe het probleem tot probleem is geworden en wat de voorgestelde hulp beoogt. Wij. die in onze wèl-georganiseerde. goed-verzorgde westelijke landen spre ken van „welvaart", beseffen nauwelijks welk een gering wereldoppervlak is be trokken bij de hoogconjunctuur, welkp ons zoveel genoegens en perikelen baart. Hoe schril is de tegenstelling, als we, bedenken, dat nog altijd tweederde van de wereldbevolking in kommer en ge brek leeft! Globaal gesproken kan men zeggen, dat deze talloze mensen onge veer driekwart van het voedsel dat zij i voor een gezond leven nodig hebben. I krijgen. En dat nog niet eens regelma-| tig: hongersnoden zijn- in het zuid-oos ten van Azië, in het midden en oosten van Afrika en in Midden- en Zuid-Ame-| rika gevreesde vijanden van de bevol king. Hier geldt de fnuikende kringloop: te weinig voedsel, ziekte, geen kracht tot arbeid, onvoldoende productie, te weinig voedsel. Gebrek aan voedsel sluit altijd weer de wrede cirkel. Is dat dan vroeger niet zo geweest? Voor zover onze terugblik geldt, ja. Het is geen kwaal van jaren, waaraan deze geteisterde bevolkingen lijden. Voorheen wist men er van af al was het maar door de verhalen en geschrif ten van zendelingen en hun medewer kers. Hebben zij niet als pioniers, met beperkte krachten, altijd weer gestre den tegen honger en ziekte? Is de „medi sche zending" niet een begrip gewor- Men kan dus zeggen, dat, o.m. door de zendingsposten. reeds heel lang „hulp en bijstand" is verleend, ook in wat wij nu de „achtergebleven gebieden" Met de vooruitgang van de techniek zijn de afstanden weggevallen. Niet al leen door snelle vervoermiddelen, maar ook door de telecommunicatie. De vol keren der wereld kunnen elkander nu heel wat beter en sneller bereiken dan vroeger. Hierdoor kan men komen tot het vormen van we reldorganisaties, welke ook waarlijk tot samenwerking, tot direct overleg en daad werkelijke samenwerking kunnen leiden. Kon men vroeger nauwe lijks het eigen werelddeel overzien, thans overziet men de gehele wereld. Duidelijker dan ooit treedt nu naar voren het verschil tussen landen en volkeren, tussen mogelijk heden en ontwikkeling daartoe, tussen de resulta ten van economische op bouw der samenlevingen enhet achterblijven daarin. constateren, waar de moei lijkheden schuilen in de ge bieden. die economisch niet tot ontwikkeling kwa men enzij kunnen ook onderkennen, hoe en op welke wijze hierin kan wor. den geholpen. Zo niet Prees men zich vroeger gelukkig, wan neer men naar een hongerend land eni ge schepen vol voedsel en enige vlieg tuigladingen medicijnen kon sturen, en wanneer men. als het heel mooi was. deskundigen te hulp kon zenden, thans heeft men wel ontdekt, dat deze bijstand niet anders is dan een druppel op een gloeiende plaat. Ook het zenden van voedseloverschot- ten naar deze gebieden biedt geen wer kelijke hulp. Het kan dan voorkomen, dat bevolkingsgroepen plotseling een overvloed van yocdscl krijgen, waarop hun maag niet 'Is ingesteld. Tijdelijk mag men dan de honger opvangen, maar dan blijft de kans van nieuwe verzwakking door spijsverteringsstoor nissen welke weer grotere vatbaarheid voor infectieziekten opleveren. In de V.N. is men tot de overtuiging gekomen, dat alléén het zenden van voedsel, zelfs wanneer dit zeer zorgvul dig en regelmatig werd gedaan, ook niet de juiste weg is. Hiermede wordt men de vreselijke volksziekten niet de baas. Alleen het bestrijden van deze ziek ten waartoe de huidige wetenschap met vele nieuwe therapieën en medica- QEBIEDEN, vele tientallen malen groter dan Nederland, zijn op deze aardbol ten prooi aan honger en ziekte. Achtergeblevenis de aanduiding daarvoor geworden. Miljoenen mensen zijn deze zater dag van hun leven begonnen, zonder dat zij wisten of er van avond voedsel voor het hele gezin zou zijn. Langs de wegen van India ziet men vrouwen bedelen om een hap voedsel, met kromme, vermagerde handen grijpen zij gretig naar een homp eten, in China zit een jongetje met een (te dik) hongeroedeembuikje te schrokken van een schaal rijst, het eerste goede eten, dat hem in maanden werd voorgezet. Hongersnood Is dat geen vreselijk woord? Wat is er voor ieder mens een meer gevreesd begrip van honger? En toch zijn er miljoenen mensen, die dagelijks honger lijden. De orga nisatie der Verenigde Naties tracht de achtergebleven gebieden te helpen. Niet alleen door voedselzendingen (want dat is maar tijdelijke hulp), maar ook door het verlenen van andere issistentie: de mensen te leren, hoe zij zelf de strijd kunnen aan binden tegen het spook van de honger en de verschrikkelijke ziekten, die daar het direkte ge volg van zijn. Zelf aanpakken met een gevulde maag, opdat die maag gevuld kan blijven Eén onzer redacteuren vertelt in nevenstaand artikel over de Nederlandse Organisatie voor Internationale Bijstand. menten wel degelijk kans ziet, helpt En is men er dan? Geenszins! Want het is niet de bedoeling, dat de helpen de landen almaar deskundigen blijven uitzenden. Het belangrijkste is: de op leiding in de landen zelf, opdat het werk, dat men nu aanpakt, zo spoedig mogelijk door de inwoners zelf kan den voortgezet en uitgebouwd. Men wil dus als het ware een sneld groeiproces stimuleren. Zullen de landen, die zich nu inspan nen tot hulp, er dan zelf helemaal geen voordeel van hebben? Is dit alles alleen naastenliefde, helemaal belangelo: ze arbeid? O neen, helemaal niet. Men maakt er geen geheim van. dat van de ontwikke ling der achtergebleven gebieden de ge hele wereld, ook dus de helpende landen, kunnen profiteren. Er zitten wel degelijk twee kanten aan deze hulp. De helpende landen ho pen in de toekomst ook producten te kunnen uitwisselen met deze landen, en juist een land als het onze, dat het voor groot deel moet hebben van de ex port, zal er sterk gebaat bij zijn, wan- het deze export kan uitbreiden, eer veer gaat knellen op de wereld markt. Maar, naar bij de Installatie van het bestuur der Nederlandse organisatie met klem werd verzekerd: de bijstand moet niet worden gezien als een politiek spel of als het uitbouwen van defensiemoge lijkheden. Geen der geholpen gebieden zal worden verplicht, de bijstand te verplichtingen tot de verdediging in ik op het por- Martinus ts van heel de VELE HERINNERINGEN AAN HET VERLEDEN HUISDEN IN U kent toch ook wel die ogenblikken, dat je in gedachten door 't raam naar buiten tuurt, zonder veel te ik op Onlangs wa zo'n moment aange land. Ik was alleen thuis. Voor een ge sprek was er dus geen gelegenheid. In lezen had ik geen zin en om te wandelen lokte 't weer niet uit: heel de middag viel een grijze motregen, die 't uitzicht ontnam en de stemming versomber de. Ik zat aan mijn bu reau, dat heel oud en ook heel solide is. Een prachtig stuk werk, zoals tegenwoordig niet meer gemaakt wordt. Als mijn kleinkinderen op bezoek komen, gaan ze altijd mijn bureau bekijken. Nee, zo is 't eigenlijk niet Ze kijken altijd naar die twee ruwe het I gaten in een van de tussenwanden van mijn bureau. Die gaten zijn een "Iherinnering aan de stralende maar vreselijke lentemorgen van 10 mei 1940, ene niet. dat alles op het ge-1toei1 de horden van Hitler ons land binnenvielen. Er werd voortdurend deze hulp nog moet beginnen. geschoten, zodat wij naar de kelder gevlucht waren. En toen we weer naar de huiskamer konden terugkeren vonden we daar een grote ravage, waarderen deelnemen logstijd. bied va De Unicef, het Kinderfonds van de V.N reeds lang gestart en heeft al beelden gegeven van „hoe het De leus van dit fonds is: „Wie de ge zondheid wil bevorderen, beginne bij het begin van het leven". Daarom heeft de ze organisatie zich reeds enorm beijverd op het gebied van moederschapszorg en kinderhygiëne en is daarbij getrokken naar streken, waar men nooit moderne methoden had gehoord. Tegelijk met het inrichten van medi sche posten ter bestrijding van malaria, frambosia, lepra en trachoom, heeft men reeds 6500 posten voor moeder kind gesticht, waarbij dan onmiddellijk de opleiding van kraamverzorgsters ter hand is genomen. Men heeft volle melkpoeder bij ton nen gekocht, ook in ons land, en de moeders geleerd hoe heilzaam melk voor haarzelf en het kind is. Nog was men er niet: het aanvoeren van melk is niet blijvend voldoende. Daarom werden, in overleg met de voed sel- en landbouworganisaties van de VN, op 150 plaatsen kleine melkfabrieken op gericht en men leerde de omwonenden, dat hun runderen melk geven en hoe zij die in de fabriek moeten bewerken. Ve len waren zich niet eens bewust van hel feit, dat koeien melk geven voor men selijke comsumptie! In ruil voor deze wetenschap waardoor plotseling de veeteelt werd ge stimuleerd staan de veehouders nu een deel van de melk gratis af voor de moeders en de rest wordt op norma le wijze door de fabriek afgenomen en bewerkt. Wat ivij doen de Wanneer ternationale bijstand a3n de achterge bleven gebieden ons zal alarmeren, heeft Nederland, zij het voor een groot deel buiten de publieke bekendheid om, reeds een en ander ged; j niet al te veel. Wij leverden reeds melkpoeder der voedsel aan Unicef, evenals medi- d«"hong£ JLm ■SXSSSiïr- het helaas melkfabrieken. Wij gaven ook al geld. waarlijk hulp biadan. 11.300 ?p„ het,bud/etuVat'! het gehele front, alles '5 u»>«< heeft r,1 ]s dat nu juist niet zo bar veel. Als er nu na verloop van tijd een bij drage van u persoonlijk zal worden ge vraagd, weet ge, waar het nu eigenlijk om gaat. te vijand Neen, wil dan moet. tegelijk worden aangepakt. Dan de achtergebleven gebieden in worden gesteld, zichzelf op te trekken het gebruik van alle moderne hulp middelen. Dan komt men dus tot algemeen op bouwwerk. en dat is het doel van de internationale bijstand. Men zal dus niet moeten blijven staan bij het zenden van voedsel, maar hulp en leiding geven opdat de bevolkingen zelf de produktiemogelijkheden van het land gaan zien en uitbuiten. Niet de lan den van buitenaf, maar de eigen grond van deze gebieden zal de mensen moe ten voeden, hetzij direct, hetzij door uit wisseling van producten. Natuurlijk zal er eerst voedsel moeten Het Is de bedoeling, de naastenliefde in de eerste plaats en het economisch belang in de tweede plaats te laten gel- Het gaat er dus om, honger en ziek ten te bestrijden en op deze wijze uit geputte volkeren nieuwe levenskracht te' schenken, zulks gepaard aan de ontwik keling van technische kennis, opdat de productie ln deze landen kan worden verhoogd, in de eerste plaats tot profijt van de volkeren zelf. Is dit geen doel, dat aller steun ver dient? veroorzaakt door kogels en granaatsplinters. Ook mijn bureau kreeg portie. Die twee kogelgaten heb ik gelatei kinderen gaan er altijd naar kijken. n. En mijn klein- De foto's bij dit artikel werden ontleend aan de tentoonstelling „The Family of Man". Mijn bureau is al heel oud, want ik heb 't van mijn vader geërfd. Ik zie hem in gedachten nog zitten op de plaats waar ik nu geregeld zit te werken. Vooral de onderste lade links bevat talrijke herinneringen aan mijn vader. Ons familiearchief, geborgen in een vierkante trommel, wordt in die la de bewaard. Zo heeft mijn vader dat vele tientallen jaren geleden ingesteld, en ik heb dat altijd zo gelaten. Hoe 't kwam, weet ik niet. Maar op die regenmiddag, toen ik maar niet op gang kon komen, heb ik die trommel weer eens geopend. Och. veel bijzonders zit er niet in. Het trouwboekje van mijn ouders, enige huwelijks- en overlijdensberichten, een oude polis van een begrafenis-onderne ming, verbleekte fotos en nog wat meer paperassen, zoals die in vele fa milies bewaard worden. Maar opeens hield ik een grote gele envelop in de hand, waarop mijn va- handschrift heeft ge schreven: „Martinus". Lang bleef ik met die envelop in de hand voor mijn bureau zitten. Ik wisl wat er in zat, maar altijd ben ik be schroomd me in die inhoud te verdiepen. En 't was net of ik mijn moeder weer hoorde zuch ten: „Die geschiedenis van Mar tinus heeft je vader een heel andere man gemaakt. Hij is looit meer de oude geworden tinus deze wandeling en als hij dan moe thuis kwam zat hij nog een paar uur over zijn boeken gebogen. Hij «begiftigd met een prima verstand meer dan gewone ijver. En 't vreemdde dan ook niemand, dat hij bin nen korte tijd bevoegd werd geacht voor de klas te staan. Kort daarop kreeg hij zijn aanstelling als onderwij zer dat heette toen anders, maa makshalve zal ik 't zo maar no< aan een stadsschool. De enige schaduwzijde van dit grote succes was, dat Martinus de ouderlijke woning moest verlaten. Daar hadden al le huisgenoten spijt over, maar daar was nu eenmaal niets aan te doen. Op een goede dag vertrok Martinus met een grote kist, waarin zijn kleding en boeken geborgen waren, per vracht rijder naar de stad, nagewuifd door t allen. Hij maakte 't best in de stad de oude dorpsschoolmeester zei i Martinus zijn weg door 't leven wel Tot zover ging alles heel gewoon, als 't met tientallén jongelui in die tijd ging. Maar toen kreeg Marietje Stevens plaats in 't leven van Martinus. Zij was een knap meisje, dat hij ontmoette op een uitvoering van een vermaarde zangvereniging. Zij logeerde bij tante in de stad, maar toen zij haar dorp terugkeerde, bleef haar vriendschap met Martinus bestaan. Hij bezocht haar geregeld en ook hij haar mee naar zijn ouderlijk huis, waar zij door haar eenvoud en v delijkheid alle harten veroverde. Ach, 't leek alles zo zonnig en 3 spoedig. Twee jonge mensen, die kaar hartelijk beminden en die avonds op hun wandelingen buiten het kleine dorp fluisterden over het grote geluk, dat hen zeker wachtte Het dorpje, waar Marietje woonde, was toen nog volkomen geïsoleerd. Dat bracht mee, dat elke vreemdeling er met een wantrouwend oog werd aange keken. En als een jongeman van bui ten verkering zocht met een meisje in 't dorp dan werd dat bijna altijd voor de geliefden een oorzaak iot veel gesar en soms nog erger. Dat was toen op vele dorpen wet en regel, en menige jongeman moest zijn liefde betalen met een flink pak slaag van een stelletje dorpsblagen. Martinus had natuurlijk wel gehoord, welk gevaar hem bedreigde. Maar hij trok zich er weinig van aan. Hij een onverschrokken jongen, die er over dacht op de loop te gaan voor een of meer ruziezoekers. Als 't er op aan kwam, kon ook hij zijn handen ge bruiken. Wat is er toen precies gebeurd? Ik weet 't niet, evenmin als mijn vader 't ooit geweten heeft. Een streekblad uit die tijd bevatte een bericht, dat werd uitgeknipt en op een schriftblad opge plakt. Hier is dat blad en ik lees: Eenlge landarbeiders, die n; Daar lag de inhoud oude envelop -.veer vóór mij. greep de Z}an uit 't <~lOeAten Werkende handen, maar als het voedsel ontbreekt, zullen die handen spoedig werkeloos rusten en slechts nu en dan om een aalmoes kunnen vragen. In de achtergebleven gebieden moeten de men sen leren, hoe zij zichzelf kunnen voeden door arbeid, op moderne leest geschoeid. trtitrlririitrictrirtriz-üirlrtrtrtx-irtririrtrtriririi-ü-ir-trir I Miebei bij de massa jeugd I TELEVISI-OENEN HET eerste jongenskamp gaat uit Uit de VOLKSWIJK Eerste wat ik in de hand hield was een foto van een jongeman van zo omstreeks twintig jaar. Ik wist-het: dat was Martinus. Meer dan eens heb ik aan ditzelfde bureau mijn vader betrapt en dan was 't of hij iets snel opborg wat ik niet mocht zien. Later heb ik begrepen, dat dat de Martinus-envelop was. Vader vond 't blijkbaar niet goed. dat ik als knaap hiervan kennis kreeg. Aoh, dat is vele, vele jaren geleden en ik kan me nu zo heel goed inle ven in de gevoelens van mijn goede Martinus was zijn oudste broer. En naar mijn moeder me meermalen ver telde was hij de trots der familie, 't Leven was toen zo geheel anders dan in onze tijd. Martinus wilde school meester worden, maar hij had heel wat moeilijkheden te overwinnen eer hij zijn doel had bereikt. Op 't kleine dorp, waar de ouders van mijn vader met hun talrijke gezin woonden, was zo goed als geen gelegenheid tot stu die. Naar de dichtst bij gelegen stad was een wandeling van meer dan een uur. Enige malen per week deed Mar- 'i-trirCrirCrirCrtrCrirü-ti-ü'trtric-CrCririrk-irto-ir-trk-Crü heb je voor je kinderen nou heb ie verder ook niks nodig. Een kampze lachte hun akker gingen, deden jl. Maan dagmorgen een vreeselijke ontdek king. In een sloot langs den Ach- terdijk vonden zij het lijk van een jongeling, met het hoofd naar be neden. Aanstonds werd de politic gewaarschuwd, die een uitgebreid onderzoek instelde. Aanvankelijk dacht men, dat de jongeling, wel licht door de duisternis misleid, in de sloot was geraakt. Maar later bleek, dat hij het slachtoffer var een misdaad is geworden. Op het li chaam werden verschillende kwets uren aangetroffen, die bewijzen, dat een vechtpartij heeft plaats gehad, waarna de onverlaten den jongeling ln de sloot hebben gezet. Uit alles blijkt, dat dit niet door één per soon kan zijn geschied. Uit het onderzoek kwam vast te 6taan, dat de naam van het slacht offer is M. T. Hij was 22 jaai en werkzaam als onderwijzer een school te W. Reeds eenige tijd had hij verkering met een meisje, alhier woonachtig, zodat gevreesd moet worden, dat de misdaad door dorpsgenoten moet zijn gepleegd. Ondanks het uitgebreide onder zoek heeft de politie tot heden geen spoor van de daders kunnen dekken. Ik heb dit vergeelde krantenknipsel itrnn* a* dikwijls gelezen. Maar op die i laar Vioro rptfpnmifïHaff wprH ilr *>r wppr bere regenmiddag werd ik geschokt en ontroerd. Dat moet voor mijn grootouders e op dé das,'ZtV M Maar IK KAN bij wezen, want welkomstcommissie i eer ik honend „Net of ik ooit een kamp b- kinderen wat geweest zijn, toen zij krijg. Ik kan me lam werken voor tf~ die kinderen en dan zij nog uitgaan? boven Niks hoor! Ik ben niet helemaal Siaakie "heeft vrima "ouders Zó ontvan9st gereed stond. Alleen de Het is zo gezond voor hem. Sbevond zich deer en ze keek °™'rde bmtenlneht. prima, dat ze hun kind alles geven. Non ja, alles, behalve wat hij echt e™"d eens nodig zou hebben, voon 0 „Buitenlucht kan Ik schrijf dit met een rood hoofd ™°eder te contrariëren! Ik knikte Dacht je dat van kwaadheid en misschien is dat hort en schoof haar zo'n beetje uit buitenlucht is? niet verstandig van me, maar ik zit de we9 de, hamer te betreden zo boordevol, dat ik van mijn hart t°aar moeder languit op twee stoe- geen moordkuil kan maken. Het za*: ^,e hee< verwilderd naar mijn fabriek Mens, laat lachen! Ik doen alles voor de kin deren en daarmee uit. Die club al apenspul genoeg!" verhaal moet er Eigenlijk was ik al woest, toen ik eindelijk bij Sjaakjes moeder bo- was- ven kwam. Het had heel wat voeten „Ik kom voor Sjaakje", zei ik, in de aarde gehad, eer ik zover was. Ik had beneden aan de trap gestaan op de vraag wie daar was, had moest friet en een knagende honger. Schril een foto als bovenstaande op het belang voor hulp aan de achterge- 2n gebieden, niet alleen in India, zijn om de bevolkingen kracht te schen- ken. maar het zal ook beter voedsel moeten zijn. Dus: men heeft deskundi- -5 gen nodig die de levensomstandigheden j3 bestuderen en juiste voorlichting geven aan de bevolking. Dan: medicamenten voor het bestrij- -b den van slopende ziekten als malaria. framboesia. lepra en trachoom. de ge- vreesde oogziekte waaraan zovelen lij- Opnieuw heeft men dan deskundigen nodig om de ziekten te behandelen. Tegelijk echter moet. wanneer men de bevolkingen nieuwe levenskracht kan geven de weg worden gewezen n waarop zij de landsproductie kunnen verhogen, kortom, de gehele herzien. ik geantwoord, dat ik de leidster ik had die drie trappen v JK HAD hier veel op kunnen ant woorden. Ik had kunnen zeggen, j dat Sjaakje teert op zijn cluburen. wilden hem graag meenemen Ih had haar kunnen schilderen hoe voorjaarskampIk haar kind daar geniet. Ik had een referaat kunnen houden over het M - feit. dat een jongetje, dat enkel Viirf/ maar een ouder zusje bezit, de om gang met andere jongens broodnodig Ïop welk een vreselijke wijze hun zo veelbelovende Martinus zijn levens- xv einde had gevonden. 3- „Ja, jongen, je vader is nooit meer de oude gewordenhoor ik mijn 2 moeder fluisteren, b 2 Daarmee was deze trieste geschiede- xj. nis nog niet uit. b In de envelop met de naam „Marti- nus" bevindt zich nóg een stuk, dat in- niot S zonderheid mijn vader zeer heeft aan- mei gegrepen. s- Zijn ouders waren al lang overleden, zijn broers en zusters sedert vele ja ren getrouwd. Mijn vader i> van de zaak geworden ei 3 in het ouderlijk huis. Op zekere dag werd er i op adem komen, want 3 zorgd. De envelop was voorzien var Seen buitenlandse postzegel. Een brief uit Amerika dat was toen iets heel 3 bijzonders. Familie of vrienden hadden 2 mijn ouders niet in dit verre land. - mocht dan de afzender wel ontvangst. Maar in plaats daarvan Ze deed dat. Ze zei„Daar komt kan hebben. Ik had kunnen herha- had de jonge meisjesstem Dat kind gaat niet uit! len> fat televisietoestellen geen Sjaakjes oudere zus tegen haar Ik gaan ook niet uit en ik zou niet speelkameraadjes zijn en dat de moeder gegild: „Daar is die meid weten waarom dat kind dat wel zou straatluchtjes geen ozon bevatten. En de moeder doen. Dat kind krijgt alles wat ie kunnen profeteren, dat „Dat nodig heeft.J zeggen. Ik de club had zeer hoorbaar geantwoord gezemel: zeg maar. dat ik niet thuis ben!" En dat stak der met al haar extra inspanning toch in feite haar kinderen voor de milde dieren gooit. Ik deed het niet. .Ik was er te kwaad voor: ik kon bleek, smal je juiste woorden toch niet meer 2 zon moet. vinden. En ik was ook bedroefd. Dus antwoordde ik op de mede- loant^de moeder "kefte Ik keb alleen miin schouders op- ding van zuslief, dat moeder „uit moeaer Kefte gehaald - - honend: „Maak dat vemjnidoor" I -J» V. P-. IJ f' J L merken, dat Sjaakje daar als „meid beweid te umrden. En uil.ag 'want h'e( J jochie, dat per s de kat wijs!" en joeg geërgerd de trappen op. Dat was niet verstandig, want je moet nooit in kwaadheid „Dat kind heb alles! We hebben sarcastisch klinken. huisbezoeken doen, ik was werk ik me nu te sappel voor. Ik vijf minuten geduurd. En ik ben 1 de deur geweest ben 1 't fabriek gegaan c toen hij de brief openmaakte. Daar b stond hij, vlak bij het raam. Ik g erg nieuwsgierig, maar wilde hem niet 2 storen. Hij zou me straks wel vertellen, wat er in de brief te lezen stond. Op- eens was 't net of je vader wankelde. Hij zag bijna even wit als 't papier in 5 zijn handen. Eerst scheen hij op een stoel te willen gaan zitten. Maar even b later verliet hij de kamer en hoorde ik 3 hem naar boven gaan. Dat was g vreemd. De inhoud van die brief moest ij. je vader wel erg hebben aangegrepen. 3 Ik wachtte vijf minuten, een kwartier, 3 een half uur... Toen kon ik 't niet lan- ger uithouden en ging ook naar boven. ik geloof Ik vond je vader op onze slaapkamer. b Hij zat op een stoel, de brief in zijn g handen en hij staarde naar buiten. Ilij 3 was zo verdiept in gedachten, dat hij - i<. me niet eens had horen binnen komen. blij, dat ik het nu tenminste heb b „Wat is er toch, Henk?" vroeg ik en 't was of hij wakker schrok. Hij zei geen woord, maar reikte me de brief Jaren geleden vestigde zich hier een Hollander, die Willem heette. Hij was een ijverige, maar stille, zwijgzame man. Hij trouwde met een Amerikaanse vrouw en toen die enige jaren later overleed bleef hij alleen in! zyn huisje wonen. Voor zijn eten zorgde hij zelf. Mijn vrouw ga] zijn huisje elke week een goede beurt. Een enkele keer bezocht hij ons en ook ging hij tamelijk geregeld mee naar de kerk. Daar mijn vrouw en ik ook geboren Hollanders zijn, spreken wij nog dikwijls over 't oude vaderland. Willem luisterde met aandacht naar die gesprekken. Maar zelden nam hij er aan deel. We kwamen nooit te weten waar hij precies in Holland heeft ge woond en welk werk hij daar deed. Hij had blijkbaar niet graag dat wij daar naar informeerden en daarom zwegen wij er ten slotte maar over. Er wordt hier veel gebouwd en Willem was een bekwaam metselaar, die veel geld ver diende. Hij leerde gemakkelijk en sprak goed Engels. Enige jaren geleden hebben we een eigen kerk gekregen. Groot is het gebouw niet, maar 't kon keurig worden ingericht. Dijt was mogelijk doordat er bij onze dominee telkens een groot bedrag werd bezorgd: Wie deze vorste lijke gever was hebben y:e nooit gewetpn. Maar onlangs is 't toch uitgekomen. En nu, geachte familie, moet ik u iets gaan meedelen, dat bij u oude wonden zal open rijten. Maar 'k heb plechtig moeten beloven u deze dingen te schrijven Ja. ik wist het: nü kwam het. Ik moest even wachten eer ik het slot van de brief las. 't Was me of vader en moeder achter mijn stoel stonden en meelazen: Vorige week heeft Willem een ongeluk gehad. Hij viel van een hoge steiger en werd bewusteloos naar een ziekenhuis gebracht. De laatste nacht van zijn leven heb ik hem bezocht. En een paar uur vóór zijn sterven keerde het be wustzijn terug. En toen vertelde hij mij het geheim van zijn leven. Hij was de moordenaar van uw broer. Twee vrienden hadden hem geholpen, maar hij was de hoofd schuldige. 't Gelukte hem naar Amerika te vluchten. Maar de rust was voor altijd uit zijn leven weg. Hij had getracht door grote giften voor onze nieuwe kerk zijn geweten tot rust te brengen. Maar nu hij weldra voor God zou moeten verschijnen, greep de angst hem aan als nooit te Ik heb hem verteld van de moordenaar aan het kruis en toen hebben we samen gebeden. t Niet lang daarna is Willem ge storven. Aan God is het oordeel „Mogen we de oorlogsgaten nog Ik noemde hem Willem, maar dat I was zijn eigenlijke naam niet. En ook I heb ik de namen van de twee mede- plichtigen, die in de brief genoemd wer den, weggelaten. Ook heb ik de brief zo veel mogelijk in de tegenwoordige spel ling overgebracht, want heel wat zin woorden bewijzen, dat de schrij- 1 zijn moedertaal veel was ver- Al de stukken op Martinus betrekking 1 hebbende borg ik weer zorgvuldig op in de grote gele envelop. ik op het portret te sta- Nog Martinus eens de trots van heel I de familie... Ik heb wel eens horen vertellen, dat j vader na deze trieste historie nooit leer eens echt gelachen heeft. Dat is misschien wel wat overdreven. Maar mijn moeder had ongetwijfeld gelijk: „Die geschiedenis van Martinus heeft je vader een heel andere man ge maakt. Hij is nooit meer de oude ge- Eindelijk had de regen opgehouden. En nog even brak de zon door. Ik keek naar 't groen en de voor jaarsbloemen in onze kleine stadstuin. Plots vloog de kamerdeur open. Mijn oudste kleinzoon stond al naast mijn oude bureau. In de gang hoorde ik ge rucht van nog meer familieleden. 't Was of ik wakker schrok. En haastig schoof ik de foto in de en velop die ik in de onderste lade links sn mijn bureau liet vallen. Net als vader deed vele, vele jaren geleden.... „Opa, mag ik de oorlogsgaten nog „Zeker, m'n jongen. Wacht ik zal opstaan. Dan kan je ze beter bekij ken...." Toen ik daar naast mijn bureau stond viel mijn vijfjarige kleindochter me juichend in de armen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1956 | | pagina 18