De zin die niemand
schrijven kan
Talloze schrijvers schonken
de wereld veelen ontvingen weinig
J_._ ,Jjn
Cultureel
venster
Het Geluk van de Wijze en de
Vreugde van de Analfabeet
Leerzaam boekje over jazz
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
25 Februari - 3 Maart
BOEKENWEEK
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiihiiiiiiiiiüiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii
Uitgevers drinken nu niet meer uit de
I schedels van verslagen auteurs
lülllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll.
TWEE figuren zijn ten nauwste betrokken bij de ge
boorte van elk boek. de schrijver en de uitgever. Hun
aan-deel in dit heugelijk feit is geheel verschillend
van aard. De schrijver alleen kan zeggen, dat hij dit pa
pieren kind mei smart heeft gebaard. Anderzijds zal de
uitgever er terecht op wijzen, dat slechts door zijn arbeid
het manuscript als een voldragen boek het daglicht kon
aanschouwen om zijn loop door de wereld te beginnen.
Dit verschillend aandeel in het ontstaan van het boek leidt
vaak ook tot een verschil in waardering. Moederliefde is
blind en elke schrijver vindt zijn eigen boek een meester
werk. Hij is van oordeel dat hij voor zijn geesteskind een
flink honorarium behoort te ontvangen, dat het op z'n
fraaist uitgedost de wereld ingestuurd moet worden en dat
het met een maximum aan publiciteit behoort te worden
geïntroduceerd. De uitgever van zijn kant houdt de nuch
tere'cijfers in het oog: de produktiekosten, de markt en de
mogelijke verkoopprijs voor dit type boek.
In zijn tijd
Uit dit verschil in inzicht rij
zen natuurlijk wel eens moei
lijkheden. Zowel in de memoi-
rès van auteurs als in de ge-
dénkschriften van uitgevers
kan men hierover lange be
schouwingen lezen, die uiter
aard zelden geheel objectief
zijn. Maar over het algemeen
is de zakelijke verhouding tus
sen schrijver en uitgever thans
behoorlijk geregeld. De auteurs
verlaten meer en meer het
standpunt, dat de uitgeverij
een goudmijn is en dat de uit
gever rijk wordt op hun kosten.
Ze beginnen in te zien, dat een
best-seller een vrij zeldzaam
verschijnsel is en dat tegen
over enkele successen ook
steeds een aantal mislukkingen
staan, die uiteraard ook uit de
opbrengst van die sucessen be
taald moeten* worden De uit
gever geeft zijn auteurs een be
hoorlijk honorarium meestal be
staande uit een vast bedrag be
nevens een percentage over de
verkochte exemplaren. Eén en
ander wordt in een behoorlijk
contract geregeld.
In deze kwestie willen we
ons dan ook niet verder verdie
pen. We willen in dit artikel
laten zien, dat het vroeger heel thaniëf Ponder,
anders is geweest. 'Menig mees- die in 7 jaar tien
terwerk in de wereldliteratuur j drukken van
heeft zijn schrijver geen cent j rijn pers liet ko-
opgeleverd. Toen de Engelse i wend door
schrijver John Wolcot ruim an- j z - c^_
derhalve eeuw geleden opmerk- lega.'s noemden
ken vaak opgedragen aan hoogge
plaatste, adellijke personen in de
hoop op een gift- Dr Samuel John
son, de wonderlijke maar begaaf
de schrijver van de ..Dictionary"
heeft het eind van deze voor de
auteurs vernederende situatie in
geluid met zijn in prachtig En
gels gestelde, hooghartige brief aa
lord Chesterfield, die hem in de
steek had gelaten.
gon te doen. Toen had de uit-
gever de gevierde schrijver no
dig en kon hij hem slechts bin
den door goed te betalen. We
moeten trouwens niet vergeten,
dat in de tijd voor het auteurs
recht goed geregeld was en ge
handhaafd werd, een best-seller
voor de uitgever maar een wan
kel bezit was. Ieder kon zijn
boek, openlijk of later in het
verborgen, nadrukken zonder
enig honorarium te betalen.
Ook de steeds stringentere re-
geling van deze zaak, nationaal
en later internationaal, maakte
de uitgevers williger om de
auteurs een billijk honorarium
te betalen.
Walter Scott, de schrijver
van „Ivanhoe", dacht dan ook
al heel wat vriendelijker over
de uitgevers dan zijn landge
noot Wolcot. Ja, hij had zelfs
met hen te doen en niet ten on
rechte. Hij schreef, dat uitge
ver is „het neteligste, riskant-
ste en gevaarlijkste van alle
beroepen, dat van jockey nau
welijks uitgezonderd". Scott
had dan ook geen klagen, want
hij inde jaarlijks f 150.000 van
z'n uitgever voor de Waverley-
romans. Louise Alcott, de nu
vrijwel vergeten Amerikaanse
schrijfster van meisjesboeken,
ontving 200.0001 dollar voor
haar werken.
Dickens kreeg als onbekend
journalist a] 150 voor elke
maandelijkse aflevering van de
„Pickwick Papers" in 1835. Dit
hnnnrJrhimU^nraS bedrag wérd nog verhoogd.
Oliver Goldsmith die !oen An de vijfde aflevering
ke. Zo
omstreeks 1750 leefde, door
hospita opgesloten op zijn kamer,
omdat hij het achterstallige kost
geld niet betalen kon. Zijn vriend
dr. Johnson zocht hem op in de
gijzeling en nam het manuscript
Goldsmith's ..De pred;
is ook nu in ona land nog be'
Sam Weller ten tonele liet ver
schijnen en de uitgave een
gekend succes werd. „Het werk
is geen grapje, maar de voor
waarden zijn te aanlokkelijk
■HMHjaSiMH^ijzen"
kant van S3SSS^*uitUS& "5?
hij voor 60 pond aan een uitgever >t<? Ka4e P,eze schrijver werd
nas, geen geld.
John Bunyan
ontving niets
voor zijn in 1678
verschenen we
reldberoemde
boek „De Pel
grimsreis", maar
de uitgever Na-
zeer rijk man door
boeken. Alleen de lezingen
zijn werken, die hij in de win
ter van 1867 op 1868 in Ameri
ka hield, leverden hem na af-
BOEKENWEEK 1956 - BOEKENWEEK 1956
tk
te, dat de uitgevers l eden
die wijn drinken uit de sche
dels van de door. hen versla
gen auteurs, was deze uit
spraak niet geheel onverdiend.
ife;
vfézm
De arme schrijver
Deze auteur was echter reeds
geprikkeld, want hij had een
uitgever met een stok op het
hoofd geslagen en was daarna
door deze in de goot geslingerd.
Aan het eind van de middel
eeuwen was de gedachte nog al
gemeen, dat er geen geestelijk
eigendom bestond. Een schrij
ver, wiens gedachten en inzich
ten door de nog jonge drukpers
tot een groot publiek werden
gebracht, was hiervoor alleen
maar dankbaar. Hij dacht er
niet over om geld te vragen
van de drukker, die hem deze
dienst bewees. De drukkeruit
gever betaalde wel de lieden,
die in zijn opdracht naslagwer
ken samenstelde of de correc
tie verzorgden, maar niet de
auteurs van oorspronkelijk
werk of de talloze bewerkers
van klassieke schrijvers.
Erasmus bedelt
"pen duidelijk voorbeeld van
deze situatie biedt Erasmus,
als hij in een vleiende brief
aan de beroemde drukker-uit-
gever. Aldus Maputius in Vene
tië vraagt of deze toch alsje
blieft zijn uitgave van Euripi
des het licht wil laten zien.
Erasmus zal hem geheel gra
tis een door hemzelf gecorri
geerd exemplaar sturen van
de slechte uitgave, die door
Badius in Parijs werd uitgege
ven. Ja, de arme humanist
biedt zelfs aan zelf 100 of 200
exemplaren te kopen, als zijn
boek maar opgenomen wordt
in de beroemde reeks van klei
ne uitgaven der klassieken
de „pockets" van die tijd
die door Manutius worden uit
gegeven.
In onze Gouden Eeuw was er
nog geen sprake van een schrij
vers-honorarium. De auteurs pro
beerden toen toch wat geld te
vangen door hun werk op te dra
gen aan de regering van stad,
gewest of republiek. Zo ontving
Pieter Bor voor zijn grote werk
over de „Nederlandtsche Oorlo
gen" een jaargeld van 600
de Staten-Generaal en bij de
schijning van elk deel telkens
ƒ50 van de Haagse magistraat.
Zelfs de rijke Jacob Cats kreeg
nog 150 Carolusguldens van df
Staten van Holland wegens de op
dracht van een dichtwerk.
In het buitenland werden de toe-
hem niet
niets „Bunyan-
Ponder".
Defoe. de auteur
Crusoe", stierf in
tige omstandigedei
uitgever Taylor, die
BOEKENWEEK 1956 - BOEKENWEEK 1956
trek van alle kosten al 100.000
dollar op.
Mevrouw Harriet Beecher-
0_._. - Stowe werd voorgoed van
leed. liet aan de weduwe Taylor haar ernstige zorgen om het
een.l!.al[ nv nenafr tenj ']p' rfrnk geringe huishoudgeld verlost na
ken alleen ff «JKJ *35 v.„ h..r „Negerhut
maanden tijds verschenen, léver- van oom Tom En net was
den Taylor de voor die tijd enor- niet de schuld van haar uitge-
me netto-winst od van 10.000 gul- ver, dat ze er niet schatrijk
door werd. Deze had aangebo
den óf de kosten zowel als de
winst met haar te delen óf al
le risico zelf te nemen en haar
dan 10 pet. van de winst te be
talen. Zij koos het laatste, me
de op aandringen van het Con
greslid Greeley die er op wees,
dat door vrouwen geschreven
boeken niet in trek waren en
dat het risico dus te groot was.
Een voorbeeld uit Frankrijk:
Eugène Sue ontving 100.000
(goud)francs voor zijn „Wan
delende Jood" en frs. 160.000
voor „Geheimen van Parijs".
Milton kreeg voor
wereldberoemde boek „Het verlo
ren paradijs" ƒ60 in 1667 Dat
steekt wel erg af bij de 2000 cf
3000, die de onbekende schrij
ver van een zeer middelmatig en
spoedig in de vergètelheid verzin
kend serie-boek thans toucheert!
Volgens Bartjens
ons land was het al niet
beter. De Amsterdamse
schoolmeester Willem Bartjens
b.v. hééft nooit een cent ont
vangen voor zijn rekenboekjes,
die twee eeuwen na zijn dood
nog herdrukt werden. En toch
zijn veelgebruikte schoolboeken
voor de uitgever altijd een goud
mijn geweest. Trouwens, de
Amerikaanse collega van Bart
jens kreeg nog in 1830 slechts
300 dollar voor zijh aardrijks-
kundeboekje, waarvan- de uit
gever S. G. Goodrich niet min
der dan 2.000.000 exemplaren
verkocht.
Heel droevig is het geval van
de Duitse leraar Christian
Fuerchtegott Gellert, wiens „Fa
belen" een der meest gelezen
boeken uit de 18e eeuw is. Hij
kreeg voor het manuscript 50
van de uitgever Wèndler. Deze
laatste werd rijk door het boek,
ging vroeg rentenieren en plaat
zijn kapitale
Gellert. De auteur zelf leid
de tot zijn dood een karig be-
Bij ons is ook Hieronymus van
Alphen niet rijk geworden van
zijn „Gedichtjens voor kinderen",
hoewel dit boekje zestig jaar lang
onophoudelijk werd herdrukt en
De rijke uitgever
het grootste uitgeverssucces uit
onze boekenhistorie was. De uit
geversfamilie Terveen is niet
voor niets altijd zo geheimzinnig
geweest met het aantal oplagen
en de oplagecijfers!
Betere tijden
gETERE TIJDEN braken aan.
Preken goud op snee
kleiner taalgebied konden
dergelijke bedragen natuurlijk
niet worden betaald. Toch staat
wel vast, dat Nicolaas Beets in
3e loop van zijn leven een aar
dig bedrag heeft ontvangen
voor zijn telkens herdrukte Ca
mera Obscura, het grote uitge
verssucces van zijn zwager
Bohn. En hij accepteerde het
ook, hoezeer hij in zijn later
eerwaardig leven op deze
„jeugdzonde" neerzag.
Tollens maakte hier als dich
ter de overgangstijd mee op het
gebied van honoraria. Aanvan
kelijk ontving hij een discreet
geschenk onder couvert van z'n
uitgever, doch later had hij
een contract. Vooral in de 19e
eeuw waren prekenbundels van
geliefde predikanten een goed
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
artikel. Zo wil het verhaal, dat
de hoogleraar J. H. van der
Palm, die regelmatig cp Am
sterdamse kansels verscheen,
na de preek altijd even bij de
uitgever Mortier aanliep om
zijn preek af te geven. Op een
vaste plaats lag dan een brief
je van honderd klaar, dat Van
der Palm discretelijk in zijn
zak liet verdwijnen. Mortier
wachtte tot hij tien preken had
en gaf ze dan gebundeld uit.
Het schrijvershonorarium van
1000 kwam er dan dubbel en
dwars weer uit.
We zullen ons zoals afgespro
ken niet verdiepen in de ver
houding tussen schrijver en uit
gever m onze tijd. We wijzen
er nog even op, dat in het En
gelse taalgebied vooral een
best-seller de schrijver een
vermogen kan opleveren. Het
bedrag, dat Margaret Mitchell
ontving voor haar „Gejaagd
door de Wind" aan honóraria,
tantièmes, vertaalrechten, film
rechten e.d. beloopt zeker meer
dan een millioen gulden. Zulke fe
best-sellers zijn zeldzaam en in
ons land levert zelfs een boek,
dat algemeen de aandacht
trekt, de schrijver héél wat
minder op. Maar in elk géval
wordt het werk van de auteur
tegenwoordig over het alg-
meen behoorlijk beloond.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
die zijn leven en lot in het wereldgeweld
zeker niet minder goed in handen hebben
dan die, welke aan het hoofd staan van
lezende en schrijvende inboorlingen uit het
critische Westen.
Bovendien, sinds het handschrift van mijn
vier schoolgaande kinderen, dank zij het
moderne schrijf onderricht, volslagen onlees
baar is en het begrip van hetgeen zij moeten
lezen, afgezien van de wijze waarop ze het
doen, dank zij het schoolonderwijs een da
gelijks grotere warwinkel wordt, ga ik aan
het nut en de zegeningen van dit bescha
vingsaspect twijfelen en iets serieus voelen
voor het analfabetisme onder welks glorie
nog enkele schaarse miljoenen op dit aarde-
rond rustig leven.
(0mó werk ió o(ec/ito een vage en
taótende proloog
ft ET uitgevers- en boekverkopersbedrijf geeft een merk-
H waardige manifestatie van energie te zien, die tn de
eerste plaats natuurlijk een zakelijke kant heeft, macjr
tevens ondenkbaar is zonder het opbrengen van bepaalde
geestelijke kwaliteiten. Het verwerven van kopij door de
uitgever, het opbouwen van een fonds met een eigen ka-
rükter, vereist zowel zakelijke flair als inzicht in verschijn
selen van geestelijke aard. De boekverkopêr, de bemidde
laar tussen uitgever en lezerspubliek, kan nog veel minder
toe met enkel maar zakelijke handigheid. Hoewel hij on
mogelijk alles wat bij hem te koop is kan hebben gelezen,
moet hij er zóveel van weten, dat hij gevraagd of onge
vraagd, deskundig advies aan zijn klanten kan geven.
tTV IJ allen in ons goede vaderland hebben
FT lezen en schrijven geleerd. Wij prijzen
ons daarom gelukkig. Het biedt ook voor
delen. Alleen, we moeten ze nietoverdrijven
en ons deswege niet op de borst slaan tegen
over lieden uit gebieden in de wereld die in
onbekommerde gemoedsrust hun onbe
schaafdheid mogen uitvieren tegenover de
leden der lezende en schrijvende gemeen
schappen.
Want er zijn vele en telkens meer momen
ten waarop de doodvermoeide beschaafde
mens de mede-levensgenoot uit de onder
ontwikkelde gebieden op dit punt kan be
nijdenDeze toch kan de last van lezen 'en
schrijven overlaten aan enkele kopstukken
HZ,
sinds ik ze leerde hanteren, vart
mijn twijfel doen genezen, integen
deel. En van het ogenblik dat ik
kennis maakte met de opvoering
van de productiviteit van het
lezen door middel van de electro-
nica. groeit mijn overtuiging in
de Ontstellende gevaren veroon.
den aan het ieren lezen en schrij -
Ik zie een
sumptie var
isengeluk
verbijsterende con-
mensenlevens en
terwiUe van een
goddeloze duitenwiijst en een
grandioze stijging van het aantal
psychische wrakken, waarover uit
sluitend de kaste der psychiaters
zich zal verheugen.
terzijde laten dan resteert het feit
dat ik. evenals u, bij het spits
uur der nationale boekenweek,
ernstiger bepaald word bij meer
lezen en meer schrij.
ven dan in de minder
luide tijden van het
jaar.
En zo hebben we
ons dan weer ver
diept in de gecompli
ceerde zieleroerselen
van onder talrijke
complexen gebukt
gaande jonge en
oudere mensen in de
moderne romans; in
de stuipachtige re
flexen van na-experi.
menterende poëten
in de hysterische
knapen pn meisjes
die de rijpere jeugd
lectuur bevolken; in
de pijnlijke humor
van onze gestandaar
diseerde lolbroeken
er, pretjurken en in
de chemische analyse
van het zwavelzuur,
waarmede auteurs
zich bij onen doek
volspuiten Het is een
vermoeiende en wei-
nie opbeurende bezig
heid.
Maar zeg nu maar
eens. in dit tijdsbe
stek: ..ga vissen of
op de tijgerjacht of
kruiden lezen, doe
liever alles behalve
door
JAN H. DE GROOT
lezen en schrijven." Waar blij
ven we dar. met onze cultuur?
Bovendien geeft zo n advies niks.
U gaat toch uw gang
Ml
in
„hij wordt oud, die vrijer; hy
behoort tot een voorbije gene
ratie en hij zit, net als zovele
leden van oudere generaties, tegen
de moderne jongeren te kan-
Dan moet ik verzuchten: ik
wilde dat dat waar was. Ik wilde
wel dat het alléén waar was,
dan zou ik mij rustig schikken
onder de regelen van deze
natuurwet en er pezig op los
„kankeren". Maar er is iets an
ders Het lijkt wel of ik alles wat
talrijke variaties.
Tussen deze twee polen ligt
alles wat de dichter en de schrij.
ver scheppen kan. Ik wist dat
voordien nog niet, althans, ik had
het mij nimmer zo gerealiseerd-
Maar nu weet ik het dan. Voor
goed
En nu kunnen ze me nog meer
vertellen. De commissaris en dc
hoofdredacteur, Steinbeck en
Vestdijk, Lucebert en meneer
Jansen en de Bedreigde-Mens-in-
de-Moderne-Samenleving
Ik zou het liefst niet meer
willen lezen en nog minder
willen schrijven. Het gaat
niet, helaas. Het laatste he
laas ook niet ter wille van
Maar stel je voor dat het
kon. Ik zou een onbekom
merde vreugde deelachtig
worden en deze vreugde
moet verwant zijn aan het
geluk van de analfabeet.
Dit alles speelt zich af in de
wereld van het gereedgekomen
boek. Maar daaronder ligt de
groep van mensen die de
boeken maken: de schrijvers
Natuurlijk zijn dat niet alleen
romanschrijvers, of dichters, of
auteurs van min of meer po
pulaire studies. De wereld van
het boek is zoveel ruimer dan
literatuur en ontspanningslec
tuur. Maar het zijn toch de
kunstènaars onder hen, die het
meest tot de verbeelding spre
ken: zij zijn de aangewezen
vertegenwoordigers van het
schrijversgilde, wanneer het er
op aankomt de wereld van het
boek voor het grote publiek
zichtbaar te maken. Ook zij
künnen hun roeping slechts vol
gen door de inzet van een enor-
energie. Sommigen onder
het ontwerpen en uitvoeren van
hun werken.
Hierin zijn zij verwant aan
hun collega's op de andere
kunstgebieden. De kunstproduk-
tie is ondenkbaar zonder de in
zet van een zeer speciale ener
gie, die meer krachten van
lichaam, geest en gemoed vergt
dan de handel. In zaken kan
kan men een ver doorgedreven
systeem van arbeidsverdeling
toepassen. De Scheppende kun
stenaar echter moet alles al
leen dóen en kan zich in vele
gevallen niet eens tot dat ene
werk bepalen: de auteur die
niets anders te doen heeft dan
boeken schrijven is een zeld
zaamheid.
Het is hier niet de plaats
over die eigenaardige krachts
inspanning van de scheppende
kunstenaar te spreken. Wel
over de grenzen daarvan. Hans
Jürgen Baden wijdt daaraan in
zijn boek „Die Grenzen der
Müdigkeit" enige van zijn
mooiste bladzijden. Ik citeer
uit de vertaling van Rob Lim
burg (uitg. W. ten Have N.V.)
enkele treffende passages.
„Dat is het ongeluk van alle
scheppende arbeid: dat niet
gelukt, wat had moeten geluk
ken, doch dat veeleer de kloof
tussen willen en volbrengen
steeds dieper wordt. Ik ken
nauwelijks een scheppend kun
stenaar, die niet diep onder de
indruk was van het slechts
voorlopige karakter van zijn
schepping... Slechts in zijn eer
ste geestdrift meent hij mis
schien iets volmaakts te hebben
geschapen, maar zodra de roes
van het scheppen afebt en men
de nodige distantie verkrijgt
tot zijn werk, begint men de
tekortkomingen ervan te ont
dekken. Men wordt deze ge
waar met zulk een duidelijk
heid, dat men lust krijgt ht-
doek te vernielen of het ma
nuscript in flarden te scheuren.
Ontmoetingen met schrijvers
VELDEN is de „Vereeniging ter
bevordering van de belangen
des Boekhandels" met haar
„Geschenk" ter gelegenheid
van de jaarlijkse boekenweek
zo goed geslaagd als dit jaar
Ze heeft dr. P. H. Ritter jr
uitgenodigd het een en ander
te vertellen van zijn ontmoe
tingen met schrijvers, waarbij
uiteraard de figuren van de
oude en midden-generatie in de
eerste plaats in aanmerking
kwamen. Men kan zich afvra
gen waartoe dat curieuze toe
voegsel „junior" bij de naam
nog dient, nu de heer Ritter tot
de oudsten der nog levende li
teratoren behoort. Maar dan
beseft men terstond, dat dit
hardnekkig handhaven van de
status van jongere niet alleen
piëteit verraadt en tevens de
levensstijl van zijn generatie
typeert, maar dat het boven
dien beantwoordt aan een gees
telijke frisheid die menig jon
gere hem mag benijden. Het
kwam Ritter met zijn veeljari
ge ondervinding en persoonlijke
herinneringen aan de belang
rijkste figuren van onze litera
I tuur toe, zijn indrukken en ka
rakteristieken bijeen te bren
gen in een boekje, dat met zijn
oplaag van 142.000 exemplaren
bedoeld is in een zo breed mo
gelijke 'kring te worden gele
zen. Niet minder dan 52 man
nelijke en vrouwelijke auteurs
passeren de revue in persoon
lijke karakteristieken, die Rit
ter als opmerker, stylist en
mensenkenner op zijn voorde
ligst doen uitkomen en die een
waardevolle bijdrage vormen
tot de literatuurgeschiedenis
van de laatste vijftig jaren. Het
boekje is door zijn anecdotische
allure zeer leesbaar ook voor
wie niet in onze letterkunde
thuis is, maar ook de criticus
herleest het met groot genoe
gen en onverflauwde belang
stelling. Hoe raak Ritter type
ren kan blijkt b-v. al uit deze
ene volzin: „Frans Coenen had
een kleine baard en die diende
om er in te mompelen Van
zulke fijne en spitse dingen
staat het boekje vol. Ook naar
het uiterlijk is het werkje in
I heel linnen gebonden, en ver
I lucht met foto's en tekeningen
waaronder enkele zeer zeldza
I me uitstekend verzorgd.
Jan H. de Groot met papier
en vulpen, waarmee hij „nood
gedwongen" rijn brood moet
verdienen.
behoeven daarbij niet
knikkebollend het woord van de
prediker te beamen: „dat er geen
nieuws onder de zon is" Dat'zou
een gemakkelijke vlucht zijn.
nogal pover ook. Een soort ge
blaseerdheid. een armzalig sno-
Het moet ergens elders liggen.
Want het feit bestaat dat ik met
tegenzin lees en drie maal per
dag m'n vulpen verwens, alsof
dat instrument het helpen kan
dat zijn baas in zijn prille jeugd
schrijven leerde om er later voor
een^eoed deeel zijn broed mee te
Nee. beklaag me niet ik ben
desondanks gelukkig. Het moet.
als ik naar de eerste verschijn
selen van deze weerzin terug
zoek. een na-oorlogsversohijnsel
In de laatste wereldoorlog heb-
bekommernis i
andere de in
kerende medemei
nebben gestaan
muziek Adriaan Heerkens by
Bosch en Keuning in Baarn uit
gaf. De ondertitel geeft meer pre
cies aan, waarom het in dit boek
je gaat Die ndertitel luidt: het
wezen, de geschiedenis, de stars,
de bands en combo s, de instru
mentatie, de stijlen en de tech
nieken. Dat alles bij elkaar in
een boekje van 120 bladzijden.
Als u nu nog weet dat er tal
van foto's in zijn opgenomen en
dat het boekje nog een lexicon
van muziektechniscne termen be
vat, dan begrijpt u wel wat er
allemaal in die bladzijden is sa
mengeperst. En toch durven we
het boekje goed te noemen, ja,
we zijn er zelfs blij mee. Vooral
in christelijke kringen is er heel
wat misverstand ten aanzien van
de jazz. „Een steen des aanstoots"
noemt de schrijver de jazz terecht.
En hij signaleert eenzijdigheid
aan beide zijden: links verafgo
ding en ziekelijke exaltatie, rechts
miskenning, verguizing en ver
achting. In beide gevallen wordt
bewezen dat men eigenlijk niet
weet wat de jazz is. wat het wezen
dezer muziek is. Door de ver
afgoding komen de excessen, de
ziekelijke uitwassen. Maar met
verguizing doet men schromelijk
te kort aan die jazz, „waaruit de
adembenemende tragiek van het
vertrapte en verguisde negerras
in Amerika opklinkt en die de
verklanking is van een vlijm
scherpe aanklacht tegen de mo
derne maatschappij". Met deze
uitspraak is gelijk de gehele lig
ging van dit boekje gekenschetst:
Adriaan Heerkens brengt zijn
lezer terug tot de oorspronkelijke
jazz hij opent de ogen voor de
kitsch op dit gebied, voor de
„Sweet, dat druipende namaak-
procédé dat men uit onkunde om
zijn vaak syncopisch aspect jazz
noemt" En hij toont heel duidelijk
aan dat wat zich oppervlakkig be
luisterd als plezier aandient, in
feite vaak is doortrokken van het
„onmenselijke wereldleed dat de
negers geslacht na geslacht
de afgrondelijk- torsen hebben gehad". Zeer com
pact maar toch
zeer duidelijk
leidt Adr. Heer
kens zijn lezers
binnen
geheel andere
muziekwereld
j omdat de neger
er een ander
klank- en
LOUIS ziekideaal op
Armstrong houdt dan
Het wezen
de geschiedenis der jazz worden
nauwkeurig nagegaan en de her
leving der New Orleans-. Dixie
land- en Chicagostijl van om
streeks 1910—1930 wordt terecht
naar voren geschoven. In dit hel
dere en instructieve betoog van
Heerkens is er vanzelfsprekend
ook de waarschuwing. Boven alles
spreekt uit dit boekje de grote
objectiviteit, waarmee een klas
siek musicus de jazz bestudeerde
en benadert. Dat een christelijke
uitgeverij het aandurfde
boekje uit te geven, stemt
heugend. We wensen het in han
den van vele ouders die geen
raad weten met de ritmisch-
muzikale aspiratie van hun op
groeiende kinderen. Het boekje
kan voor hen verhelderend
werken.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
WAAROM SPEEL JE
NIET, VINCENT?
door Peter Jaspers. Uitg. Druk
kerij Hollandia, Baarn.
Weer zo'n moderne roman die
je wel boeit en aantrekt, maar
die je, na lezing, absoluut on
bevredigd laat. Een jonge zelf
zuchtige moeder die niets van
opvoeden (d.i. zichzelfopvoeden)
verstaat eeo ongehuwde
vriendin die haar eerste liefde
niet kan vergeten en zó ver
schrikkelijk verstandig praat,
dat je er kriebelig van wordt.
Voorts een paar zeer goed ge
observeerde kinderen.
ster heeft in dit boek, dat in
vele opzichten een spiegel is
van het moderne leven, het
menselijk tekort in de opvoe-
logische handeling in... Ons
deel hier is een torso, een brok
stuk; dat geldt voor datgene,
wat we van ons léven maken,
en ook voor al onze werken.
Was het maar mogelijk één
enkele zin te schrijven, waarin
een gedachte, een bloem, de
tere omtrekken van een gezicht
erkelijk waren vastgelegd, zo
als een insect in het barnsteen
bewaard blijft! Een zin, in al
zijn glans en helderheid, zoals
hij ons voor de geest stond
Eén enkele zin die zo geschre
ven was, zou het kunstenaars
bestaan rehabiliteren en het
offer rechtvaardigen van de
talloze dagen, die zijn verslon
den door het werk, dat in het
juiste licht bezien nooit „af" is,
maar slechts een vage en tas
tende proloog. Eén zin, één
enkele slechts, en men zou we
ten: het is de moeite waard ge
weest, en men zal eens kunnen
sterven zonder het bittere (en
verbitterende) besef, dat het
scheppende vermogen niet toe
reikend was. Hoewel we van
deze zin dromen, en elke zin,
die we schrijven, een aanval is
op deze oer-zin, zal hij nimmer
worden geschreven. Hij blijft
een hersenschim, zoals de vol
maakte liefde of de volmaakte
staat."
Deze laatste toevoeging
maakt een dergelijke uitwei
ding ook aanvaardbaar en be
grijpelijk voor wie zich nooit
voor het proces van het kunst
scheppen heeft geïnteresseerd.
Hier is immers iets algemeen-
menselijks aan de hand: de on
toereikendheid van onze beste,
onze meest ingespannen pogin
gen. Daarom zegt de auteur zo
treffend juist: „dat de werke
lijk begenadigde ogenblikken
niet die zijn, waarin wij ons
overgeven aan de fictie dat ons
werk volmaakt is, maar die
van zelfkennis."
Het schepsel moet begrijpen
dat het begrensd is, maar dat
het in dit begrensd-zijn toch het
stempel van de schepper
draagt. Zo zien wij de mense
lijke energie altijd weer boven
zich uitreiken en op zichzelf in
vermoeidheid en teleurstelling
teruggeworpen worden. Ook in
de wereld van het boek wijst
het golvenveld van de mense
lijke energie terug op God en
herinnert zij aan de noodzake
lijkheid van te leren leven uit
genade, zonder welke geen le
ven, in welke zin ook, mogelijk
is.
C. RIJNSDORP
De muze
zwerft door
Nederland
T?VENALS vorige jaren is ter
J-' gelegenheid van de boeken
week een gedichtenbundel voor
de jeugd verschenen. Deze bun
dels vormen de z.g. „Muze-
"eeks." Men herinnert zich ti
tels als De Muze en het Am
bacht, De Muze op Reis, De
Muze op Zee, De Speelse Mu
ze, De Muze en de Seizoenen,
De Muze en de Dieren. Twee
Muzen. Ditmaal dan zwerft de
muze door Nederland. De dich
ter Ed. Hoornik heeft de bloem
lezing samengesteld uit ontmoe
tingen van de muze met pro
vincies. steden en stadjes in
ons land. Het woord vooraf had
men graag wat pregnanter en
flitsender gezien, het is wel
erg tam, maar het gaat nu een
maal om de gedichten. En die
zijn met zorg gekozen, uit poë
zie van vroeger en nu, men zou
kunnen zeggen van Vondel tot
Vinkenoog. Henk Broer heeft
voor de.illustraties gezorgd: in
moderne stijl, raak en soms
vol sfeer. Het boekje is bedoeld
voor meisjes en jongens van
14—21 jaar; de oplaag is 37 500
exemplaren en de prijs ƒ0.75.
Het nationale karakter van dit
werkje maakt het te meer tot
een aantrekkelijke uitgave, ook
voor hen die bij bepaalde gele
genheden naar een passend
vers zoeken en niet over een
grote verzameling gedichten be
schikken.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIJIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIII!
ding heel scherp belicht Ver
der is zij echter niet gekomen.
Zij is wel zo eerlijk geweest
om de zeer verstandige Jos
Wiersma op een moment dat
zij zelf danig in de knoop raakt,
haar onmacht te laten erken
nen. Hier raken we aan het
ontstellend gemis van ooeken
als deze. Me:, draait maar in
een vicieuze cirkel en gaat
met oogkleppen aan het bevrij
dende evangelie van Christus
voorbij.