De zin die niemand schrijven kan Talloze schrijvers schonken de wereld veelen ontvingen weinig J_._ ,Jjn Cultureel venster Het Geluk van de Wijze en de Vreugde van de Analfabeet Leerzaam boekje over jazz NIEUWE LEIDSCHE COURANT 25 Februari - 3 Maart BOEKENWEEK iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiihiiiiiiiiiüiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii Uitgevers drinken nu niet meer uit de I schedels van verslagen auteurs lülllllllllllllllllllllllllllllllllllllll llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll. TWEE figuren zijn ten nauwste betrokken bij de ge boorte van elk boek. de schrijver en de uitgever. Hun aan-deel in dit heugelijk feit is geheel verschillend van aard. De schrijver alleen kan zeggen, dat hij dit pa pieren kind mei smart heeft gebaard. Anderzijds zal de uitgever er terecht op wijzen, dat slechts door zijn arbeid het manuscript als een voldragen boek het daglicht kon aanschouwen om zijn loop door de wereld te beginnen. Dit verschillend aandeel in het ontstaan van het boek leidt vaak ook tot een verschil in waardering. Moederliefde is blind en elke schrijver vindt zijn eigen boek een meester werk. Hij is van oordeel dat hij voor zijn geesteskind een flink honorarium behoort te ontvangen, dat het op z'n fraaist uitgedost de wereld ingestuurd moet worden en dat het met een maximum aan publiciteit behoort te worden geïntroduceerd. De uitgever van zijn kant houdt de nuch tere'cijfers in het oog: de produktiekosten, de markt en de mogelijke verkoopprijs voor dit type boek. In zijn tijd Uit dit verschil in inzicht rij zen natuurlijk wel eens moei lijkheden. Zowel in de memoi- rès van auteurs als in de ge- dénkschriften van uitgevers kan men hierover lange be schouwingen lezen, die uiter aard zelden geheel objectief zijn. Maar over het algemeen is de zakelijke verhouding tus sen schrijver en uitgever thans behoorlijk geregeld. De auteurs verlaten meer en meer het standpunt, dat de uitgeverij een goudmijn is en dat de uit gever rijk wordt op hun kosten. Ze beginnen in te zien, dat een best-seller een vrij zeldzaam verschijnsel is en dat tegen over enkele successen ook steeds een aantal mislukkingen staan, die uiteraard ook uit de opbrengst van die sucessen be taald moeten* worden De uit gever geeft zijn auteurs een be hoorlijk honorarium meestal be staande uit een vast bedrag be nevens een percentage over de verkochte exemplaren. Eén en ander wordt in een behoorlijk contract geregeld. In deze kwestie willen we ons dan ook niet verder verdie pen. We willen in dit artikel laten zien, dat het vroeger heel thaniëf Ponder, anders is geweest. 'Menig mees- die in 7 jaar tien terwerk in de wereldliteratuur j drukken van heeft zijn schrijver geen cent j rijn pers liet ko- opgeleverd. Toen de Engelse i wend door schrijver John Wolcot ruim an- j z - c^_ derhalve eeuw geleden opmerk- lega.'s noemden ken vaak opgedragen aan hoogge plaatste, adellijke personen in de hoop op een gift- Dr Samuel John son, de wonderlijke maar begaaf de schrijver van de ..Dictionary" heeft het eind van deze voor de auteurs vernederende situatie in geluid met zijn in prachtig En gels gestelde, hooghartige brief aa lord Chesterfield, die hem in de steek had gelaten. gon te doen. Toen had de uit- gever de gevierde schrijver no dig en kon hij hem slechts bin den door goed te betalen. We moeten trouwens niet vergeten, dat in de tijd voor het auteurs recht goed geregeld was en ge handhaafd werd, een best-seller voor de uitgever maar een wan kel bezit was. Ieder kon zijn boek, openlijk of later in het verborgen, nadrukken zonder enig honorarium te betalen. Ook de steeds stringentere re- geling van deze zaak, nationaal en later internationaal, maakte de uitgevers williger om de auteurs een billijk honorarium te betalen. Walter Scott, de schrijver van „Ivanhoe", dacht dan ook al heel wat vriendelijker over de uitgevers dan zijn landge noot Wolcot. Ja, hij had zelfs met hen te doen en niet ten on rechte. Hij schreef, dat uitge ver is „het neteligste, riskant- ste en gevaarlijkste van alle beroepen, dat van jockey nau welijks uitgezonderd". Scott had dan ook geen klagen, want hij inde jaarlijks f 150.000 van z'n uitgever voor de Waverley- romans. Louise Alcott, de nu vrijwel vergeten Amerikaanse schrijfster van meisjesboeken, ontving 200.0001 dollar voor haar werken. Dickens kreeg als onbekend journalist a] 150 voor elke maandelijkse aflevering van de „Pickwick Papers" in 1835. Dit hnnnrJrhimU^nraS bedrag wérd nog verhoogd. Oliver Goldsmith die !oen An de vijfde aflevering ke. Zo omstreeks 1750 leefde, door hospita opgesloten op zijn kamer, omdat hij het achterstallige kost geld niet betalen kon. Zijn vriend dr. Johnson zocht hem op in de gijzeling en nam het manuscript Goldsmith's ..De pred; is ook nu in ona land nog be' Sam Weller ten tonele liet ver schijnen en de uitgave een gekend succes werd. „Het werk is geen grapje, maar de voor waarden zijn te aanlokkelijk ■HMHjaSiMH^ijzen" kant van S3SSS^*uitUS& "5? hij voor 60 pond aan een uitgever >t<? Ka4e P,eze schrijver werd nas, geen geld. John Bunyan ontving niets voor zijn in 1678 verschenen we reldberoemde boek „De Pel grimsreis", maar de uitgever Na- zeer rijk man door boeken. Alleen de lezingen zijn werken, die hij in de win ter van 1867 op 1868 in Ameri ka hield, leverden hem na af- BOEKENWEEK 1956 - BOEKENWEEK 1956 tk te, dat de uitgevers l eden die wijn drinken uit de sche dels van de door. hen versla gen auteurs, was deze uit spraak niet geheel onverdiend. ife; vfézm De arme schrijver Deze auteur was echter reeds geprikkeld, want hij had een uitgever met een stok op het hoofd geslagen en was daarna door deze in de goot geslingerd. Aan het eind van de middel eeuwen was de gedachte nog al gemeen, dat er geen geestelijk eigendom bestond. Een schrij ver, wiens gedachten en inzich ten door de nog jonge drukpers tot een groot publiek werden gebracht, was hiervoor alleen maar dankbaar. Hij dacht er niet over om geld te vragen van de drukker, die hem deze dienst bewees. De drukkeruit gever betaalde wel de lieden, die in zijn opdracht naslagwer ken samenstelde of de correc tie verzorgden, maar niet de auteurs van oorspronkelijk werk of de talloze bewerkers van klassieke schrijvers. Erasmus bedelt "pen duidelijk voorbeeld van deze situatie biedt Erasmus, als hij in een vleiende brief aan de beroemde drukker-uit- gever. Aldus Maputius in Vene tië vraagt of deze toch alsje blieft zijn uitgave van Euripi des het licht wil laten zien. Erasmus zal hem geheel gra tis een door hemzelf gecorri geerd exemplaar sturen van de slechte uitgave, die door Badius in Parijs werd uitgege ven. Ja, de arme humanist biedt zelfs aan zelf 100 of 200 exemplaren te kopen, als zijn boek maar opgenomen wordt in de beroemde reeks van klei ne uitgaven der klassieken de „pockets" van die tijd die door Manutius worden uit gegeven. In onze Gouden Eeuw was er nog geen sprake van een schrij vers-honorarium. De auteurs pro beerden toen toch wat geld te vangen door hun werk op te dra gen aan de regering van stad, gewest of republiek. Zo ontving Pieter Bor voor zijn grote werk over de „Nederlandtsche Oorlo gen" een jaargeld van 600 de Staten-Generaal en bij de schijning van elk deel telkens ƒ50 van de Haagse magistraat. Zelfs de rijke Jacob Cats kreeg nog 150 Carolusguldens van df Staten van Holland wegens de op dracht van een dichtwerk. In het buitenland werden de toe- hem niet niets „Bunyan- Ponder". Defoe. de auteur Crusoe", stierf in tige omstandigedei uitgever Taylor, die BOEKENWEEK 1956 - BOEKENWEEK 1956 trek van alle kosten al 100.000 dollar op. Mevrouw Harriet Beecher- 0_._. - Stowe werd voorgoed van leed. liet aan de weduwe Taylor haar ernstige zorgen om het een.l!.al[ nv nenafr tenj ']p' rfrnk geringe huishoudgeld verlost na ken alleen ff «JKJ *35 v.„ h..r „Negerhut maanden tijds verschenen, léver- van oom Tom En net was den Taylor de voor die tijd enor- niet de schuld van haar uitge- me netto-winst od van 10.000 gul- ver, dat ze er niet schatrijk door werd. Deze had aangebo den óf de kosten zowel als de winst met haar te delen óf al le risico zelf te nemen en haar dan 10 pet. van de winst te be talen. Zij koos het laatste, me de op aandringen van het Con greslid Greeley die er op wees, dat door vrouwen geschreven boeken niet in trek waren en dat het risico dus te groot was. Een voorbeeld uit Frankrijk: Eugène Sue ontving 100.000 (goud)francs voor zijn „Wan delende Jood" en frs. 160.000 voor „Geheimen van Parijs". Milton kreeg voor wereldberoemde boek „Het verlo ren paradijs" ƒ60 in 1667 Dat steekt wel erg af bij de 2000 cf 3000, die de onbekende schrij ver van een zeer middelmatig en spoedig in de vergètelheid verzin kend serie-boek thans toucheert! Volgens Bartjens ons land was het al niet beter. De Amsterdamse schoolmeester Willem Bartjens b.v. hééft nooit een cent ont vangen voor zijn rekenboekjes, die twee eeuwen na zijn dood nog herdrukt werden. En toch zijn veelgebruikte schoolboeken voor de uitgever altijd een goud mijn geweest. Trouwens, de Amerikaanse collega van Bart jens kreeg nog in 1830 slechts 300 dollar voor zijh aardrijks- kundeboekje, waarvan- de uit gever S. G. Goodrich niet min der dan 2.000.000 exemplaren verkocht. Heel droevig is het geval van de Duitse leraar Christian Fuerchtegott Gellert, wiens „Fa belen" een der meest gelezen boeken uit de 18e eeuw is. Hij kreeg voor het manuscript 50 van de uitgever Wèndler. Deze laatste werd rijk door het boek, ging vroeg rentenieren en plaat zijn kapitale Gellert. De auteur zelf leid de tot zijn dood een karig be- Bij ons is ook Hieronymus van Alphen niet rijk geworden van zijn „Gedichtjens voor kinderen", hoewel dit boekje zestig jaar lang onophoudelijk werd herdrukt en De rijke uitgever het grootste uitgeverssucces uit onze boekenhistorie was. De uit geversfamilie Terveen is niet voor niets altijd zo geheimzinnig geweest met het aantal oplagen en de oplagecijfers! Betere tijden gETERE TIJDEN braken aan. Preken goud op snee kleiner taalgebied konden dergelijke bedragen natuurlijk niet worden betaald. Toch staat wel vast, dat Nicolaas Beets in 3e loop van zijn leven een aar dig bedrag heeft ontvangen voor zijn telkens herdrukte Ca mera Obscura, het grote uitge verssucces van zijn zwager Bohn. En hij accepteerde het ook, hoezeer hij in zijn later eerwaardig leven op deze „jeugdzonde" neerzag. Tollens maakte hier als dich ter de overgangstijd mee op het gebied van honoraria. Aanvan kelijk ontving hij een discreet geschenk onder couvert van z'n uitgever, doch later had hij een contract. Vooral in de 19e eeuw waren prekenbundels van geliefde predikanten een goed llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll artikel. Zo wil het verhaal, dat de hoogleraar J. H. van der Palm, die regelmatig cp Am sterdamse kansels verscheen, na de preek altijd even bij de uitgever Mortier aanliep om zijn preek af te geven. Op een vaste plaats lag dan een brief je van honderd klaar, dat Van der Palm discretelijk in zijn zak liet verdwijnen. Mortier wachtte tot hij tien preken had en gaf ze dan gebundeld uit. Het schrijvershonorarium van 1000 kwam er dan dubbel en dwars weer uit. We zullen ons zoals afgespro ken niet verdiepen in de ver houding tussen schrijver en uit gever m onze tijd. We wijzen er nog even op, dat in het En gelse taalgebied vooral een best-seller de schrijver een vermogen kan opleveren. Het bedrag, dat Margaret Mitchell ontving voor haar „Gejaagd door de Wind" aan honóraria, tantièmes, vertaalrechten, film rechten e.d. beloopt zeker meer dan een millioen gulden. Zulke fe best-sellers zijn zeldzaam en in ons land levert zelfs een boek, dat algemeen de aandacht trekt, de schrijver héél wat minder op. Maar in elk géval wordt het werk van de auteur tegenwoordig over het alg- meen behoorlijk beloond. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii die zijn leven en lot in het wereldgeweld zeker niet minder goed in handen hebben dan die, welke aan het hoofd staan van lezende en schrijvende inboorlingen uit het critische Westen. Bovendien, sinds het handschrift van mijn vier schoolgaande kinderen, dank zij het moderne schrijf onderricht, volslagen onlees baar is en het begrip van hetgeen zij moeten lezen, afgezien van de wijze waarop ze het doen, dank zij het schoolonderwijs een da gelijks grotere warwinkel wordt, ga ik aan het nut en de zegeningen van dit bescha vingsaspect twijfelen en iets serieus voelen voor het analfabetisme onder welks glorie nog enkele schaarse miljoenen op dit aarde- rond rustig leven. (0mó werk ió o(ec/ito een vage en taótende proloog ft ET uitgevers- en boekverkopersbedrijf geeft een merk- H waardige manifestatie van energie te zien, die tn de eerste plaats natuurlijk een zakelijke kant heeft, macjr tevens ondenkbaar is zonder het opbrengen van bepaalde geestelijke kwaliteiten. Het verwerven van kopij door de uitgever, het opbouwen van een fonds met een eigen ka- rükter, vereist zowel zakelijke flair als inzicht in verschijn selen van geestelijke aard. De boekverkopêr, de bemidde laar tussen uitgever en lezerspubliek, kan nog veel minder toe met enkel maar zakelijke handigheid. Hoewel hij on mogelijk alles wat bij hem te koop is kan hebben gelezen, moet hij er zóveel van weten, dat hij gevraagd of onge vraagd, deskundig advies aan zijn klanten kan geven. tTV IJ allen in ons goede vaderland hebben FT lezen en schrijven geleerd. Wij prijzen ons daarom gelukkig. Het biedt ook voor delen. Alleen, we moeten ze nietoverdrijven en ons deswege niet op de borst slaan tegen over lieden uit gebieden in de wereld die in onbekommerde gemoedsrust hun onbe schaafdheid mogen uitvieren tegenover de leden der lezende en schrijvende gemeen schappen. Want er zijn vele en telkens meer momen ten waarop de doodvermoeide beschaafde mens de mede-levensgenoot uit de onder ontwikkelde gebieden op dit punt kan be nijdenDeze toch kan de last van lezen 'en schrijven overlaten aan enkele kopstukken HZ, sinds ik ze leerde hanteren, vart mijn twijfel doen genezen, integen deel. En van het ogenblik dat ik kennis maakte met de opvoering van de productiviteit van het lezen door middel van de electro- nica. groeit mijn overtuiging in de Ontstellende gevaren veroon. den aan het ieren lezen en schrij - Ik zie een sumptie var isengeluk verbijsterende con- mensenlevens en terwiUe van een goddeloze duitenwiijst en een grandioze stijging van het aantal psychische wrakken, waarover uit sluitend de kaste der psychiaters zich zal verheugen. terzijde laten dan resteert het feit dat ik. evenals u, bij het spits uur der nationale boekenweek, ernstiger bepaald word bij meer lezen en meer schrij. ven dan in de minder luide tijden van het jaar. En zo hebben we ons dan weer ver diept in de gecompli ceerde zieleroerselen van onder talrijke complexen gebukt gaande jonge en oudere mensen in de moderne romans; in de stuipachtige re flexen van na-experi. menterende poëten in de hysterische knapen pn meisjes die de rijpere jeugd lectuur bevolken; in de pijnlijke humor van onze gestandaar diseerde lolbroeken er, pretjurken en in de chemische analyse van het zwavelzuur, waarmede auteurs zich bij onen doek volspuiten Het is een vermoeiende en wei- nie opbeurende bezig heid. Maar zeg nu maar eens. in dit tijdsbe stek: ..ga vissen of op de tijgerjacht of kruiden lezen, doe liever alles behalve door JAN H. DE GROOT lezen en schrijven." Waar blij ven we dar. met onze cultuur? Bovendien geeft zo n advies niks. U gaat toch uw gang Ml in „hij wordt oud, die vrijer; hy behoort tot een voorbije gene ratie en hij zit, net als zovele leden van oudere generaties, tegen de moderne jongeren te kan- Dan moet ik verzuchten: ik wilde dat dat waar was. Ik wilde wel dat het alléén waar was, dan zou ik mij rustig schikken onder de regelen van deze natuurwet en er pezig op los „kankeren". Maar er is iets an ders Het lijkt wel of ik alles wat talrijke variaties. Tussen deze twee polen ligt alles wat de dichter en de schrij. ver scheppen kan. Ik wist dat voordien nog niet, althans, ik had het mij nimmer zo gerealiseerd- Maar nu weet ik het dan. Voor goed En nu kunnen ze me nog meer vertellen. De commissaris en dc hoofdredacteur, Steinbeck en Vestdijk, Lucebert en meneer Jansen en de Bedreigde-Mens-in- de-Moderne-Samenleving Ik zou het liefst niet meer willen lezen en nog minder willen schrijven. Het gaat niet, helaas. Het laatste he laas ook niet ter wille van Maar stel je voor dat het kon. Ik zou een onbekom merde vreugde deelachtig worden en deze vreugde moet verwant zijn aan het geluk van de analfabeet. Dit alles speelt zich af in de wereld van het gereedgekomen boek. Maar daaronder ligt de groep van mensen die de boeken maken: de schrijvers Natuurlijk zijn dat niet alleen romanschrijvers, of dichters, of auteurs van min of meer po pulaire studies. De wereld van het boek is zoveel ruimer dan literatuur en ontspanningslec tuur. Maar het zijn toch de kunstènaars onder hen, die het meest tot de verbeelding spre ken: zij zijn de aangewezen vertegenwoordigers van het schrijversgilde, wanneer het er op aankomt de wereld van het boek voor het grote publiek zichtbaar te maken. Ook zij künnen hun roeping slechts vol gen door de inzet van een enor- energie. Sommigen onder het ontwerpen en uitvoeren van hun werken. Hierin zijn zij verwant aan hun collega's op de andere kunstgebieden. De kunstproduk- tie is ondenkbaar zonder de in zet van een zeer speciale ener gie, die meer krachten van lichaam, geest en gemoed vergt dan de handel. In zaken kan kan men een ver doorgedreven systeem van arbeidsverdeling toepassen. De Scheppende kun stenaar echter moet alles al leen dóen en kan zich in vele gevallen niet eens tot dat ene werk bepalen: de auteur die niets anders te doen heeft dan boeken schrijven is een zeld zaamheid. Het is hier niet de plaats over die eigenaardige krachts inspanning van de scheppende kunstenaar te spreken. Wel over de grenzen daarvan. Hans Jürgen Baden wijdt daaraan in zijn boek „Die Grenzen der Müdigkeit" enige van zijn mooiste bladzijden. Ik citeer uit de vertaling van Rob Lim burg (uitg. W. ten Have N.V.) enkele treffende passages. „Dat is het ongeluk van alle scheppende arbeid: dat niet gelukt, wat had moeten geluk ken, doch dat veeleer de kloof tussen willen en volbrengen steeds dieper wordt. Ik ken nauwelijks een scheppend kun stenaar, die niet diep onder de indruk was van het slechts voorlopige karakter van zijn schepping... Slechts in zijn eer ste geestdrift meent hij mis schien iets volmaakts te hebben geschapen, maar zodra de roes van het scheppen afebt en men de nodige distantie verkrijgt tot zijn werk, begint men de tekortkomingen ervan te ont dekken. Men wordt deze ge waar met zulk een duidelijk heid, dat men lust krijgt ht- doek te vernielen of het ma nuscript in flarden te scheuren. Ontmoetingen met schrijvers VELDEN is de „Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels" met haar „Geschenk" ter gelegenheid van de jaarlijkse boekenweek zo goed geslaagd als dit jaar Ze heeft dr. P. H. Ritter jr uitgenodigd het een en ander te vertellen van zijn ontmoe tingen met schrijvers, waarbij uiteraard de figuren van de oude en midden-generatie in de eerste plaats in aanmerking kwamen. Men kan zich afvra gen waartoe dat curieuze toe voegsel „junior" bij de naam nog dient, nu de heer Ritter tot de oudsten der nog levende li teratoren behoort. Maar dan beseft men terstond, dat dit hardnekkig handhaven van de status van jongere niet alleen piëteit verraadt en tevens de levensstijl van zijn generatie typeert, maar dat het boven dien beantwoordt aan een gees telijke frisheid die menig jon gere hem mag benijden. Het kwam Ritter met zijn veeljari ge ondervinding en persoonlijke herinneringen aan de belang rijkste figuren van onze litera I tuur toe, zijn indrukken en ka rakteristieken bijeen te bren gen in een boekje, dat met zijn oplaag van 142.000 exemplaren bedoeld is in een zo breed mo gelijke 'kring te worden gele zen. Niet minder dan 52 man nelijke en vrouwelijke auteurs passeren de revue in persoon lijke karakteristieken, die Rit ter als opmerker, stylist en mensenkenner op zijn voorde ligst doen uitkomen en die een waardevolle bijdrage vormen tot de literatuurgeschiedenis van de laatste vijftig jaren. Het boekje is door zijn anecdotische allure zeer leesbaar ook voor wie niet in onze letterkunde thuis is, maar ook de criticus herleest het met groot genoe gen en onverflauwde belang stelling. Hoe raak Ritter type ren kan blijkt b-v. al uit deze ene volzin: „Frans Coenen had een kleine baard en die diende om er in te mompelen Van zulke fijne en spitse dingen staat het boekje vol. Ook naar het uiterlijk is het werkje in I heel linnen gebonden, en ver I lucht met foto's en tekeningen waaronder enkele zeer zeldza I me uitstekend verzorgd. Jan H. de Groot met papier en vulpen, waarmee hij „nood gedwongen" rijn brood moet verdienen. behoeven daarbij niet knikkebollend het woord van de prediker te beamen: „dat er geen nieuws onder de zon is" Dat'zou een gemakkelijke vlucht zijn. nogal pover ook. Een soort ge blaseerdheid. een armzalig sno- Het moet ergens elders liggen. Want het feit bestaat dat ik met tegenzin lees en drie maal per dag m'n vulpen verwens, alsof dat instrument het helpen kan dat zijn baas in zijn prille jeugd schrijven leerde om er later voor een^eoed deeel zijn broed mee te Nee. beklaag me niet ik ben desondanks gelukkig. Het moet. als ik naar de eerste verschijn selen van deze weerzin terug zoek. een na-oorlogsversohijnsel In de laatste wereldoorlog heb- bekommernis i andere de in kerende medemei nebben gestaan muziek Adriaan Heerkens by Bosch en Keuning in Baarn uit gaf. De ondertitel geeft meer pre cies aan, waarom het in dit boek je gaat Die ndertitel luidt: het wezen, de geschiedenis, de stars, de bands en combo s, de instru mentatie, de stijlen en de tech nieken. Dat alles bij elkaar in een boekje van 120 bladzijden. Als u nu nog weet dat er tal van foto's in zijn opgenomen en dat het boekje nog een lexicon van muziektechniscne termen be vat, dan begrijpt u wel wat er allemaal in die bladzijden is sa mengeperst. En toch durven we het boekje goed te noemen, ja, we zijn er zelfs blij mee. Vooral in christelijke kringen is er heel wat misverstand ten aanzien van de jazz. „Een steen des aanstoots" noemt de schrijver de jazz terecht. En hij signaleert eenzijdigheid aan beide zijden: links verafgo ding en ziekelijke exaltatie, rechts miskenning, verguizing en ver achting. In beide gevallen wordt bewezen dat men eigenlijk niet weet wat de jazz is. wat het wezen dezer muziek is. Door de ver afgoding komen de excessen, de ziekelijke uitwassen. Maar met verguizing doet men schromelijk te kort aan die jazz, „waaruit de adembenemende tragiek van het vertrapte en verguisde negerras in Amerika opklinkt en die de verklanking is van een vlijm scherpe aanklacht tegen de mo derne maatschappij". Met deze uitspraak is gelijk de gehele lig ging van dit boekje gekenschetst: Adriaan Heerkens brengt zijn lezer terug tot de oorspronkelijke jazz hij opent de ogen voor de kitsch op dit gebied, voor de „Sweet, dat druipende namaak- procédé dat men uit onkunde om zijn vaak syncopisch aspect jazz noemt" En hij toont heel duidelijk aan dat wat zich oppervlakkig be luisterd als plezier aandient, in feite vaak is doortrokken van het „onmenselijke wereldleed dat de negers geslacht na geslacht de afgrondelijk- torsen hebben gehad". Zeer com pact maar toch zeer duidelijk leidt Adr. Heer kens zijn lezers binnen geheel andere muziekwereld j omdat de neger er een ander klank- en LOUIS ziekideaal op Armstrong houdt dan Het wezen de geschiedenis der jazz worden nauwkeurig nagegaan en de her leving der New Orleans-. Dixie land- en Chicagostijl van om streeks 1910—1930 wordt terecht naar voren geschoven. In dit hel dere en instructieve betoog van Heerkens is er vanzelfsprekend ook de waarschuwing. Boven alles spreekt uit dit boekje de grote objectiviteit, waarmee een klas siek musicus de jazz bestudeerde en benadert. Dat een christelijke uitgeverij het aandurfde boekje uit te geven, stemt heugend. We wensen het in han den van vele ouders die geen raad weten met de ritmisch- muzikale aspiratie van hun op groeiende kinderen. Het boekje kan voor hen verhelderend werken. Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll WAAROM SPEEL JE NIET, VINCENT? door Peter Jaspers. Uitg. Druk kerij Hollandia, Baarn. Weer zo'n moderne roman die je wel boeit en aantrekt, maar die je, na lezing, absoluut on bevredigd laat. Een jonge zelf zuchtige moeder die niets van opvoeden (d.i. zichzelfopvoeden) verstaat eeo ongehuwde vriendin die haar eerste liefde niet kan vergeten en zó ver schrikkelijk verstandig praat, dat je er kriebelig van wordt. Voorts een paar zeer goed ge observeerde kinderen. ster heeft in dit boek, dat in vele opzichten een spiegel is van het moderne leven, het menselijk tekort in de opvoe- logische handeling in... Ons deel hier is een torso, een brok stuk; dat geldt voor datgene, wat we van ons léven maken, en ook voor al onze werken. Was het maar mogelijk één enkele zin te schrijven, waarin een gedachte, een bloem, de tere omtrekken van een gezicht erkelijk waren vastgelegd, zo als een insect in het barnsteen bewaard blijft! Een zin, in al zijn glans en helderheid, zoals hij ons voor de geest stond Eén enkele zin die zo geschre ven was, zou het kunstenaars bestaan rehabiliteren en het offer rechtvaardigen van de talloze dagen, die zijn verslon den door het werk, dat in het juiste licht bezien nooit „af" is, maar slechts een vage en tas tende proloog. Eén zin, één enkele slechts, en men zou we ten: het is de moeite waard ge weest, en men zal eens kunnen sterven zonder het bittere (en verbitterende) besef, dat het scheppende vermogen niet toe reikend was. Hoewel we van deze zin dromen, en elke zin, die we schrijven, een aanval is op deze oer-zin, zal hij nimmer worden geschreven. Hij blijft een hersenschim, zoals de vol maakte liefde of de volmaakte staat." Deze laatste toevoeging maakt een dergelijke uitwei ding ook aanvaardbaar en be grijpelijk voor wie zich nooit voor het proces van het kunst scheppen heeft geïnteresseerd. Hier is immers iets algemeen- menselijks aan de hand: de on toereikendheid van onze beste, onze meest ingespannen pogin gen. Daarom zegt de auteur zo treffend juist: „dat de werke lijk begenadigde ogenblikken niet die zijn, waarin wij ons overgeven aan de fictie dat ons werk volmaakt is, maar die van zelfkennis." Het schepsel moet begrijpen dat het begrensd is, maar dat het in dit begrensd-zijn toch het stempel van de schepper draagt. Zo zien wij de mense lijke energie altijd weer boven zich uitreiken en op zichzelf in vermoeidheid en teleurstelling teruggeworpen worden. Ook in de wereld van het boek wijst het golvenveld van de mense lijke energie terug op God en herinnert zij aan de noodzake lijkheid van te leren leven uit genade, zonder welke geen le ven, in welke zin ook, mogelijk is. C. RIJNSDORP De muze zwerft door Nederland T?VENALS vorige jaren is ter J-' gelegenheid van de boeken week een gedichtenbundel voor de jeugd verschenen. Deze bun dels vormen de z.g. „Muze- "eeks." Men herinnert zich ti tels als De Muze en het Am bacht, De Muze op Reis, De Muze op Zee, De Speelse Mu ze, De Muze en de Seizoenen, De Muze en de Dieren. Twee Muzen. Ditmaal dan zwerft de muze door Nederland. De dich ter Ed. Hoornik heeft de bloem lezing samengesteld uit ontmoe tingen van de muze met pro vincies. steden en stadjes in ons land. Het woord vooraf had men graag wat pregnanter en flitsender gezien, het is wel erg tam, maar het gaat nu een maal om de gedichten. En die zijn met zorg gekozen, uit poë zie van vroeger en nu, men zou kunnen zeggen van Vondel tot Vinkenoog. Henk Broer heeft voor de.illustraties gezorgd: in moderne stijl, raak en soms vol sfeer. Het boekje is bedoeld voor meisjes en jongens van 14—21 jaar; de oplaag is 37 500 exemplaren en de prijs ƒ0.75. Het nationale karakter van dit werkje maakt het te meer tot een aantrekkelijke uitgave, ook voor hen die bij bepaalde gele genheden naar een passend vers zoeken en niet over een grote verzameling gedichten be schikken. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIJIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIII! ding heel scherp belicht Ver der is zij echter niet gekomen. Zij is wel zo eerlijk geweest om de zeer verstandige Jos Wiersma op een moment dat zij zelf danig in de knoop raakt, haar onmacht te laten erken nen. Hier raken we aan het ontstellend gemis van ooeken als deze. Me:, draait maar in een vicieuze cirkel en gaat met oogkleppen aan het bevrij dende evangelie van Christus voorbij.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1956 | | pagina 7