DF, WERELD ROEPT OM HULP
Cultureel
venster
MONUMENT
LEZERS PELGRIMAGE
Gebed voor de
Christelijke eenheid
42.000 Christenen in Israël
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
door
C. Rijnsdorp
„Om het papier te kunnen fabriceren dat er nodig
is voor elk zondagsnummer van de Herald Tri
bune, moet men zes en een halve hectare bos kap
pen. Vijf en zestig duizend vierkante meters van Gods
schepping voor de publicatie van de kwaadaardighe
den, de zelfgenoegzaamheid en de zotternijen van de
mensen die leven in deze wereld! Welnu, ik zeg dat
zij uit haar mond ruikt, ondanks haar chlorofiel, deze
wereld van papier! En dat het hart er nog vlugger in
verkilt dan de aardbol; en dat haar plastic, dé uitvin
ding van onze eeuw, langzamerhand vat krijgt op
onze zielen: ijl en licht en zó broos
Aldus begint het Woord
Vooraf tot een nieuw boek van
Gilbert Cesbron, de bekende
auteur van de romans „Heili
gen gaan naar de hel" en
„Honden zonder halsband". Dit
nieuwe boek echter, waarvan
de oorspronkelijke titel luidt:
„Ce siècle appelle au secours"
en dat bij Robert Laffont te
Parijs is uitgegeven, bevat een
aantal opstellen, waarin de
auteur zich met iets als profe
tische bezieling, van
zijn r.k. overtuiging uit,
richt tot de wereld met
korte beschouwingen
over onderwerpen, die
vandaag aan de dag die
wereld beroeren. „Deze
wereld roept om hulp",
zegt de schrijver, doch
hij voegt er aan toe-
„Maar zij weet niet
tot wie."
En dan herinnert hij ons
aan de priester-arbeider
Michel Favreau, die op 7
april 1951 in de haven
van Bordeaux door een
last balken, die aan een kraan
zwaaide, werd verpletterd. T
vreau had gezegd: ..Wanneer n
de balen of de kisten draagt
de schaduw van de hijsmasten
die de vorm van een kruis heb
ben. is het zo makkelijk zich mei
de gekruisigde Christus te ver
binden. Het is alle dagen Goede
Vrijdag..."
Naar aanleiding van het daar
na afgekomen verbod van dit
soort priesterwerk houdt Cesbron
een emotioneel pleidooi voor de
„oogverblindende onvoorzichtig
heden uit liefde, onredelijke zelf
opofferingen, eigenzinnige marte
laarschappen", waarbij hij her
innert aan het woord van Jezus:
..Wie zijn ziel wil redden, zal
haar verliezen, maar wie zijn ziel
In andere stukken protesteert
de schrijver tegen het slachten
van honden en katten, tegen de
jacht op onschadelijke dieren, te
gen het brutale sex-appeal van zo
vele films, tegen het nodeloos op
offeren van mensenlevens zoals
bij Djen-Bjen-Foe, tegen de hoge
kindersterfte in de gezinnen van
Franse fabrieksarbeiders 39
babies op de duizend, tegenover
9 op de duizend bij de hoofdar
beiders tegen de, in de onder
wereld spelende, z*g. „zwarte"
(sensatie) romans, tegen de (Fran
se) Raden van Commissarissen
met hun lege gewichtigheid, hy-
pocrisie en onwetendheid wat be-
treft de werkelijke toestanden in
de bedrijven, waarvan zij profi-
teren, en tegen zovele leeghoof-
dige ridders van het Legioen van
Eer, welke onderscheiding volgens
Cesbron een gezelschapsspel is
1 geworden. Al deze stukken hou
den een hartstochtelijk protest in
tegen de ontmenselijking van de
mens en vormen voor dit boek
de polemische basis met de on-
dertitel: De kinderen van deze
eeuw, Tegelijk vormt deze eerste
afdeling als het ware de onder
bouw van het natuurlijke leven,
I dat alle mensen gemeen hebben.
HET TWEEDE GEDEELTE van
-het werk heet: Mijn Museum.
Hier gaat de auteur meer posi-
tief te werk en betrekt hij meer
rechtstreeks de religie in zijn be-
schouwingen. HL schrijft over de
schoenen van meneer Vianney
I (de beroemde pastoor van Ars,
17861859), symbool van de vol
strekte dienstbereidheid van deze
1 christen van de daad; over het
1 spinnewiel van Gandhi als zinne
beeld van diens werkzaamheid
I voor de bevrijding van de volken
I in India: over de armstoel, be
ll kleed met blauw pluche, waarop
Catherine Labouré in een visioen
de heilige maagd heeft zien zit
ten (hier kunnen wij de auteur
moeilijk volgen), over het koffie
kopje van de grote Franse dich
ter Paul Valéry, „de halfgod van
mijn jeugd" zoals de auteur zegt
en die hij nimmer persoonlijk
heeft durven naderen; over een
f paar witte handschoenen met een
1 geschiedenis, in verband met een
i in 1916 vermoorde kluizenaar;
over de bloemen, die soldaten ter
t gelegenheid van een bezoek, door
Clémenceau in 1917 aan de voor-
i ste loopgraven gebracht, deze
staatsman hebben aangeboden en
j waarmee hij zich heeft laten be-
graven (in staande houding);
,1 over de ring van Jeanne d'Arc,
die zij tevergeefs van haar rech
ters heeft terugverlangd, en ten
slotte over de rode tuniek van ka
pitein Henri de Bournazel, die hij
bij een aanval moest camoufle
ren, welke camouflage echter niet
verhinderde, dat hij binnen wei
nige minuten door kogels werd
getroffen en stierf.
]~)AN KOMT DE DERDE af-
deling, die geheel aan Al-
bert Schweitzer is gewijd. De
vertaler, dr. Jan van Gelder,
Jongi
eit
Een boek voor
ens en meisjes
J7EN bundel vol gezelligheid
voor alle jongens en meis
jes die van lezen en spelen
houden", heeft Jo Kalmijn
Spierenburg geschreven als on
dertitel voor haar boek „De
Toverparaplu" Het is inder
daad een allergezelligste verza
meling verhaaltjes, versjes, sa-
menspraakjes en liedjes over
vloedig en leuk geïllustreerd
door Tineke van de Weger. Vrij
wel alle gebeurtenissen die in
het leven van miniatuur-mens
jes zo belangrijk kunnen zijn.
zijn hierin tot genoeglijke ver
telsels verwerkt. Daarnaast is
veel ruimte gelaten voo- ver
haaltjes uit de dieren- en kabou
terwereld. Het is een boek,
waaraan niet alleen de kinderen
veel plezier zullen beleven,
maar de ouders evengoed, wan
neer zij hun kroost gaan voor
lezen.
J. K.
i Keunlng, Burn.
tekent hierbij aan, dat Cesbron
in 1953 veel met Schweitzer
heeft verkeerd en hem o.a.
heeft vergezeld bij een bezoek
aan Gunsbach in de Elzas.
Ook schreef Cesbron een to
neelstuk: ,,11 est minuit Doc-
teur Schweitzer", waarvan la
ter een film is gemaakt, die in
ons land is uitgebracht onder
de titel: „Het is middernacht,
dokter Schweitzer". De kinder
lijke bewondering, die Cesbron
voor Schweitzer heeft, is tref
fend en kènmerkend voor zijn
emotionele natuur. Deze stuk
jes vormen met elkaar dan
ook meer een portret van de
auteur in zijn bewondering en
liefde, dan van Schweitzer zelf,
al komt de beroemde Elzasser
ons door verscheidene fijne en
sprekende trekjes ongetwijfeld
nader.
De uitgeverijen Foreholte te
Voorhout en 't Groeit
te Antwerpen hebben
er goed aan gedaan dit
boekje in hun fonds op
te nemen. Het is een
pleidooi voor christe
lijke naastenliefde en
menselijkheid, tegen
over zg. redelijkheid en
berekening. Voor wie
lezen kan wijst het
Christus aan als de
Enige, die de om hulp
roepende wereld waar
lijk helpen kan.
WONEN - WERKEN - RUSTEN
n Otto van Tussen
broek geen opzienbarend nieuws; evenwel is het ook voor dezen
zeker een prettig bezit. Voor hen, die zich interesseren voor interieur
verzorging en streven naar een goede vormgeving in eigen interieur
geeft het zeer goede richtlijnen, ook al door de eenvoudige wijze,
waarop het geschreven is. Soms is de schrijfwijze iets te veel inge
steld op een zwijmelend lezerspubliek, o.m., waar de schrijver uitwijdt
over tante Miebet en haar Interieur, het domein van de keukenmeiden
met hun aandoenlijk gekweel en andere passages. De schrijver tracht
hier een populariteit te bereiken door bijkomstigheden, welke aan het
geheel afbreuk doen.
In enkele grote lijnen wordt
ons de gesohiedenis van de
17e tot eind 19e eeuw met haar
verval beschreven, om dan te
komen tot de grote vernieuwers
van deze eeuwwisseling, zoals
Berlage, De Bazel e.a. van de
Amsterdamsdhe School. Via
Rotterdamsche School en Stijl
groep komt de schrijver tot on
ze eigen tijd, waarbij hij ons
de invloeden uit andere landen
(o.a. de Scandinavische) te
kent. Ten slotte belicht hij de
verschillende aspecten van on
ze moderne woninginrichting.
Niettegenstaande het boek
voor geïnteresseerden een juis
te indruk geeft van wat het in
terieur goed maakt, vind ik het
toch bezwaarlijk, dat ons te
weinig de achtergrond getoond
wordt van de ontwikkeling in
de interieurkunst, het waarom.
Speciaal bij de moderne vorm
geving zou dit vooral voor de
oningewijde een beter begrip
kunnen aankweken, temeer,
waar dit de uiteindelijke bedoe
ling van het boek is.
Speelden Berlage en De Ba
zel met hun constructieve geest
en vooral Berlage met zijn
doel het meubel te onderwerpen
aan zijn functie, hierin al een
zeer belangrijke rol, ik zie niet
in wat b.v. een Lion Cachet
op zichzelf een representatieve
figuur, hiermede te maken had
en welke invloed hij heeft uit
geoefend, of het moet een ne
gatieve zijn. Meer aandacht
verdienen Penaat en Van der
Sluis met hun streven naar
lichte en doelmatige construc
ties. Dubbele aandacht had ze
ker ook de hierop volgende
Stijlgroep verdiend met de
schilder Mondriaan, de archi-
ten Oud, Van Doesburg, Riet
veld, e.a. Deze toch brachten
met hun experimenten de gro
te ommekeer teweeg en zij
hebben onze tijd van doelmatig
heid, kleur en rechte lijnen in
geluid, waarbij gebruik van anT
der materiaal, zoals glas, meu
belplaat e.d. plus machinale,
productie primair werden. Het
is juist deze ontwikkeling, wel
ke het enig juiste beeld kan
geven van het thans gevormde
interieur.
Hierna toont de schrijver ons
het tegenwoordige interieur in
zijn meer behoudende alsook in
zijn meest vooruitstrevende en
experimentele vorm. Hier is
het, dat hij alle aspecten van
ons wonen, werken en rusten
zowel in de woning in de stad
ais op"'het land onder de loupe
neemt en goede richtlijnen
geeft voor hen, die een interi
eur willen inrichten of laten
inrichten. Van de grote tot de
kleine kamer, de gecombineer
de zit-slaapkamer met hun
kleuren, meubels, berging, enz.
wordt hier iets verteld, terwijl
dit alles voldoende met foto
materiaal van uitgevoerd werk
wordt verlucht.
TN het laatste hoofdstuk onder
1 de titel „Een nieuwe woon-
cultuur" waarin enige verras
sende uitspraken van architect
Penraat geciteerd worden, trof
ik toch weer passages aan, die
te denken geven en waarbij
we ons afvragen, of de schrij
ver toch niet ergens met teveel
heimwee aan het handwerk te
rugdenkt. Als de schrijver
spreekt over het teruggrijpen
naar dingen uit vroeger tijd in
een interieur als dat van Pen-
raat dat onze tijd vooruit
is dan geloof ik niet, dat
dit teruggrijpen een teken voor
de toekomst is. Hij, die bij de
tijd of zijn tijd vooruit is, zal
alle goede voortbrengselen uit
vroeger tijden naar waarde
weten te schatten en cr zich
in zijn doelmatig interieur gaar
ne mede omringen.
Voor een beter begrip bij het
lezerspubliek ten aanzien van
ons huidig industrieel product,
waaronder ook het meubel, had
ik graag in dit laatste hoofd
stuk ook meer de maatschap
pelijke en economische achter
grond plus de onmogelijkheid
om te ontkomen aan de techni
sche vooruitgang, belicht wil
len zien, welke de basis vormen
voor de ontwikkeling van deze
industriële producten.
Betreffende het fotomateriaal
is over hel algemeen een uitste
kende keuze gemaakt, doch er
zijn ook enige uitermate slech
te vormen in waar te nemen,
vooral uit de tijd van de Am-
^Portret van een oude vrouw
Een mensenleven heeft zij daar gezeten
Achter haar klantenboek in 't schemerig kantoor.
Haar leven was tot op de draad versleten,
Haar winter duurde alle zomers door.
Een zorgenvrouw werd zij door al die jaren,
Een web wan zorgzn lag op haar gezicht.
Van spinrag waren haar gekroesde haren
En uit haar ogen scheen septemberlicht.
Vaak, in gesprek met reizigers en klanten,
Heeft zij wat haar ontrustte, aan haar Heer gezegd,
Terwijl zij stoffen voelde met haar handen,
Haar zaken zwijgend met Hem overlegd.
Zij sprak Hem ook van wonden, die steeds open gingen,
Omdat Hij er geen enkele genas.
Maar aan haar graf liet zij ons samen zingen
Hoe veilig zij in Jezus' armen was.
NEL VEERMAN
voor het Joodse volk
waar men het opslaat. De
schrijver geeft meer dan eens
uiting een duidelijk begrip te
hebben voor het geestelijke we
zen van het Jodendom; daar
om valt het des te meer op,
dat hij het Christendom afdoet
als „slechts" een Joodse secte
en verder overgaat tot de histo
rische orde: de meer dan er
gerlijke houding in de loop der
eeuwen door (vele) Christenen
tegenover de Joden aangeno
men. Dit is een aspect van
het boek, dat zowel Jood als
Christen tot nadenken moet
stemmen. Als het Christendom
immers een Joodse sekte is, een
kind van de Joodse geest, dan is
het voor Joden zaak heel ernstig
na te denken over deze harts-
relatie.
zo moet
de Ame
rikaan Rufus Learsi: „Het Jood
se Volk, van de verwoesting van
Jeruzalem tot onze dagen"
noemen. Een monument opge
richt ter gedachtenis aan 1900
jaren Joodse geschiedenis. Dr.
J. Melkman zorgde voor de
Nederlandse bewerking; hij
liet weg, wat speciaal voor
Amerikaanse lezers was be
doeld en voegde toe, wat ons
Nederlandse lezers in het bij
zonder interesseert. J. M. Meu-
lenhoff te Amsterdam gaf het
rijk voorzien van illustraties
uit. Van de verwoesting van
Jerusalem in 70 door Titus tot
de oprichting van de staat Is
raël in 1949: één lange lijdens
weg, maar tevens een openba
ring van welhaast bovenmense
lijke geestkracht, geput uit het
Boek.
De kreet der vervolgden,
maar evenzeer het gebed der
duldenden, de wijze stem der
geleerden, maar ook het practi-
sche geluid van het scherpe
Joodse vernuft klinken hieruit
op. Het is een boek, dat boeit,
Schweizerische
Musikzeitung
U) E „Schweizerische Musikzei-
tung", het officiële orgaan
van de Zwitserse toonkunste
naarsvereniging, opent haar ja-
nuari-nummer mét een hoogst
interessant artikel van Willy
Tappolet, nl. „Arthur Honegger,
la synthèse du génie frangais et
du génie allemand". Op zeer
duidelijke wijze worden nier de
Zwitserse afkomst van en de
Franse sfeer bij Honegger tot
een waardevolle synthese ge
bracht. H.H Stuckenschniidt en
Andres Briner schrijven over de
grote pianist, paedagoog en com
ponist Ferruccio Busoni (1866
1924i, speciaal wel naar aanlei
ding van diens opera „Doktor
Faust".
In een geïllustreerd artikel geeft
Claude Rostand een uitnemend
inzicht in het nieuwe werk van
de jonge toonaangevende Franse
componist Pierre Boulez, een leer
ling van Messiaen en Leibowitz.
Het betreft hier de muziek die
Boulez schreef bij de „Orestie"
van Aeschylus, in opdracht van
de Compagnie Madeleine Renaud-
Jean-Louis Barrault. Deze mu
ziek wordt een voorbeeld van
goede toneelmuziek genoemd.
Naast overzichten van de mu
zikale gebeurtenissen in de ver
schillende Zwitsers-a steden en in
enkele Europese landen (ook
Nederland, waarin echter alleen
Amsterdam is behandeld), is er
een uitvoerig verslag opgeno
men van het Weense operafeest
ter gelegenheid van de heropening
van de Wiener Staatsoper.
Dit tweetalige Zwitserse mu
ziektijdschrift is het nieuwe jaar
bijzonder goed gestart.
CORN. B.
sterdamsdhe School. Ook in de
moderne interieurs trof ik en
kele minder geslaagde meubel
vormen aan, terwijl in de ultra
moderne richting de afgebeel
de Amerikaanse lampen zelfs
uitermate slecht en gezocht
zijn. Beter was het geweest bij
de foto's dan ook een korte ex
plicatie ter verduidelijking te
geven.
ARIE VERMEER.
Oaade* "elft"
fllETS is op deze wereld in
teressanter dan de mens.
Ook nu nog, in deze tijd van
nivellering. Vroeger, en vooral
in de dorpen, had men de typen,
de zonderlingen, de excentrie
ken, die meer kans hadden zich
tot een eigenaardige figuur te
ontwikkelen dan heden ten dage
het geval is. Wij lopen allen
gevaar confectiemensen te wor
den: vrijwel eender gekleed,
met ongeveer dezelfde lectuur
en dezelfde meningen. Des te
plezieriger is het weer eeni met
enkele uitzonderlijke figuren te
worden geconfronteerd. De eer
ste die ik op het oog heb, had
in zijn uiterlijk voorkomen niets
bijzonders. Een man van mis
schien vijftig jaar. middelmatig
van lengte, met een grijze kuif,
en op de neus een bril met nog
al dikke glazen. De schoenen
vielen even op door de omhoog
krullende neuzen. Dat zou kun
nen wijzen op gebrek aan prac-
tische zin. Maar van deze man
interesseerden mij alleen de
ogen en hun omgeving. Als hij
zijn bril even afzette, zag men
hoe bijziende hij was, en hoe
vermoeid de ogen waren door
jarenlang overdreven ingespan
nen en ook veel nachtelijk ge
bruik. De oogleden hadden rode
randen en de ogen zelf lagen
verzonken in het gezicht. Een
hartstochtelijk lezer moest hij
wel zijn en dat was hij ook,
want stoppage of horlogemaken
geeft aan het gezicht een andere
uitdrukking, al zou men die niet
precies kunnen omschrijven.
Maar wat nu zo trof was het
contrast tussen wat om de ogen
heen was en de uitdrukking van
die ogen zelf. De omgeving van
de ogkii sprak van vermoeidheid,
verbruikt zijn. I n de ogen. zoals
de man ze opsloeg naar de lamp,
leefde een blauw vuur: intelli-
TWEE
ONTMOETINGEN
gentie, onverzadigbare weetgie
righeid. kortom dat ondefinieer
bare dat men een vonk van het
goddelijke zou willen noemen.
DE andere man was misschien
een nog vuriger geest, maar
bij hem uitte zich dat veel meer
door middel van het lichame
lijke. Hij kwam mij bezoeken.
Op de gang hoorde ik zijn stem.
krachtig genoeg om een Ahoy-
hal te bespreken Een kleine.
vierkante man met wild grijs
haar en een korte, witte baard.
Alles aan hem trilde van levens
kracht. drift, energie. Hij was
tachtig jaar. en moe. verklaarde
hij, maar na een minuut te heb
ben gezeten, terwijl zijn voeten
een soort tap-dans uitvoerden,
veerde hij alweer omhoog, om
het gesprek wandelend en ges
ticulerend voort te zetten. Een
eikeborm van een mens. maar
tevens zo nerveus en schichtig
als een raspaard. En men ver
wondert zich om de variatie
kunst. die God in het leven toe
past, zodat men in één week
tijds linnen een tamelijk nauwe
levenscirkel twee zulke uiteen
lopende. markante typen kan
ontmoeten: een modern soort
Aristdeles. die immers de ..le
zer" genoemd werd, een onver
zadigbaar en keurend fijnproe
ver onder de lezers, die toch in
de ogen het oorspronkelijke vuur
bewaard heeft en bij wie de
ontelbare letters de geest niet
hebben gedood, en het
Enakskind, de stoere, oude. ver
weerde menseik, die niettemin
evenzeer geest was als lichaam,
ia aan wie zich de arbeid van
lichaam en ziel manifesteerde op
een wiizé. zo&ls men zelden aan
treft. Welk een Schepper is toch
onze Vader der mensen!
C. R.
MAAR voor de Christenen is er
de plicht na te gaan, hoe
Christenen zo dikwijls tot zulk een
on-Christelijk handelen tegenover
de Joden kwamen. Dit boek doet
dit niet: het is zijn enig (maar
niettemin ernstig) gemis.
Wat het boek echter nalaat,
moge voor de lezers des te meer
een zaak van ernstig nadenken
worden. Jodendom en Christen
dom stoelen op dezelfde wortel. Ge
zamenlijke studie van deze Godde-
lijke» afkomst, kan beide slechts
tot zegen strekken. In het Oude
Testament moeten zij hun een
heid kunnen vinden. Voor onze
kant kan daarom niet krachtig ge
noeg gewezen worden op de nood
zaak voor de Christelijke kerk om
zich te verdiepen in het Oude Tes
tament. Aan de andere kant moet
de Joden op het hart gebonden
worden het Nieuwe Testament te
bestuderen zonder vooroordeel,
slechts geleid door het licht, dat
hun in het Oude is meegegeven.
Van zo'n boek als van Learsi is
het ondoenlijk om zelfs maar de
hoofdstukken bij name op te som
men: het is te rijk van inhoud en
te veelomvattend. Het Jodendom
is uitgezwermd van Oost naar
West en zijn lotgevallen zijn on
telbaar als het zand der zee. Het
boek geeft hiervan een indrukwek
kende beschrijving Daarom
slechts een herhaling van de al
gemene indruk: dit boek is een
monument.
EV. G.
Bekroonde roman
van André Dhötel
Dhótel*» (leraar
schillende romans),
koorlijk verhaal in
re, dat in de Franse literatuur
vrij zeldzaam voorkomt. Bij de
keuze van het te bekronen werk
heeft de jury zich ditmaal laten
leiden door de wens. een werk
naar voren te brengen, dat 'een
zuivere sfeer ademt, en de span
ningen van de hedendaagse tijd
een ogenblik doet vergeten. Deze
Arcadische gesohiedenis verhaalt
met veel gratie en af en toe ook
humor de odyssee van de jeugd-
dige dromer Gaspard Fontarelle.
Deze ontmoet een knaap, die van
huis is weggelopen om zijn „land"
te roeken De knaap, die later een
meisje blijkt te zijn, Hélène ge
naamd. oefent een zo grote aan
trekkingskracht op hem uit, dat
hij haar tracht te helpen.
gen-
hij kan. waarbij ook een geheim
zinnig zwartbont paard hem be
hulpzaam is. Hun zwerftocht voert
door de schone wouden der Fran
ce en Belgische Ardennen, door ge
heel België, over zee naar de Ber
muda-eilanden en terug, via kas
talen. filmstudio's en kermisten
ten, tenslotte naar het einddoel.
Maman Jenny, Hélènes moeder,
en „le grand rays". Frankrijk,
waar men de eiken en berken, de
appelbomen, maar ook de palmen
en de zee, die Hélène zich uit
haar vroegste kindertijd herinnert,
terugvindt.
Er heerst een ononderbroken
zuivere geest in dit boek. dat zo
wel aan Hector Malot's bekende
jeugdromans „Sans Familie" en
..Romain Kalbris" als aan de die
pe en tedere „Grand Meaulnes"
van Alain-Fournier doet denken.
Dit laatste werk is echter, ondanks
het sterk sprookjesachtig element,
reëler: het werkelijke leven met
zijn vreueden en vooral zijn tra
giek voert er de boventoon. In
..Le Pays ou l'on n'arrive jamais"
zijn de figuren schetsmatiger, be
halve de held en heldin, die iets
meer reliëf hebben gekregen, voor
al de gedecideerde en doelbewus
te Hélène. De overige personen
zijn voor het merendeel min of
meer fantastische of karakaturale
silhouetten.
De auteur heeft uitstekend par
tij weten te trekken van moderne
elementen, zoals radio en film, ja.
zelfs van de tweede wereldoorlog
en zijn gevolgen. Resumerend kan
men zeggen, dat de bekronihg van
deze roman zeer te waarderen is
André Dhötel heeft aan jongeren
voortreffelijk idealistisch
IN DE WEEK VAN
18—25 JANUARI
haal
teld, dat echter ..kinde
in welke leeftijd ook. die
s van Gaspards tante Ga-
voor „des originaux" niet
al kunnen boeien.
ANNA MERTENS
DE Wereldraad van Kerken heeft
de bij de raad aangesloten
kerken uitgenodigd ook dit jaar
weer een gebedsweek voor de
Christelijke eenheid uit te schrij
ven in de week van 18 tot 25
januari.
De gebedsweek wordt vrijwel
over de hele weréld gehouden
door Protestanten. Anglicanen,
Orthodoxen en ook door Rooms-
Katholieken. Zo zullen over
de hele wereld de knieën van
duizenden zich buigen en een ge
bed opzenden tot de Ene Her
der voor de eenheid van de gan
se kerk.
In Evanston werd het volgende
(Schriftuurlijke) gebed voor de
eenheid der Christenheid samen
gesteld, dat we hier overnemen:
Schering en inslag
De moderne ontwikkeling van
techniek en industrie roept aller
lei problemen op en wel in de
eerste plaats voor de jeugd.
Het is daarom dat Schering en
Inslag, instructieblad voor het
Gereformeerde Jeugdwerk een
speciaal dubbelnummer wijdde
aan industrialisatie en jeugd
werk.
In een aantal artikelen van des
kundige hand, verlucht met fo
to's, worden verschillende kanten
van dit geweldige vraagstuk be
licht, o.a. door dr Joh. H. Schreu-
rer, prof. dr. ir. H. van Riessen,
prof. dr. G. Brillenburg Wurth,
prof. dr. J. Waterink en Ad. Kui
per, de hoofdredacteur over het
Geref. jeugdwerk in de industrie
gebieden.
Deze uitgave doet, zoals wij
in het voorwoord van de redac
tie lezen, een beroép op allen,
die leiding geven in het jeugd
werk en op hen die bij dit lei
ding-geven geïnteresseerd zijn
of geïnteresseerd behoren te we
zen. De artikelen zijn afgewis
seld met enkele literaire en we
tenschappelijke fragmenten. Het
nummer is bij De Witte Hei.
Huis ter Heide verkrijgbaar.
ALMACHTIGE Schepper en Verlosser van alle mensen, Die
uit genade Uw eigen volk kiest, roept en het verbond met
hen aangaat, wij aanbidden U om Uw diepe wijsheid en
onnaspeurlijke oordelen.
Geloofd zijt Gij, O God.
Fruwiae God Die Uw Zoon Jezus Christus zond als de be
loofde Messias en Redder van Uw volk, wij danken U voor Uw
onveranderde liefde.
Geloofd zijt Gij, O God.
O Zoon des mensen en lijdende dienstknecht, doorVJT'
zoenend sterven wij eén met U en met elk aa, Semmktzijn,
maak ons berouwvol en boetvaard.g over onre oerdeeldheid,
die voortduurt en die het feit verduistert, dat Uw offer eens en
voor altijd gebracht werd.
Hoor ons en red ons, o Heer
Goede Herder van onze zielen. Die geleefd hebt en gestorven
zijt om de verspreide kinderen van God bijeen te brengen, neem
van ons af alle eigenmachtigheid en we er spanningheid, die tel
kens Uw kudde uiteendrijven en van elkander vervreemden.
Hoor ons en red ons, O Heer.
Gii die de ware wijnstok zijt, waarvan wij allen de ranken zijn,
blift in ons, opdat wij in U mogen blijven en reinig
«Onndschnp en trots, door Uw Woord, zodat w,j veel vrucht
mogen dragen te Uwer ere.
Hoor ons en red ons, O Heer.
Gij bruidegom, die de Kerk liefhebt, die haar gereinigd en ge
heiligd hebt. opdat zij heilig en onbevlekt tn de dag van Uw
komst zij. zuiver ons, haar leden, van onwetendheid en traag
heid waardoor ons getuigenis en onze dienst verdeeld zijn.
Hoor ons en red ons, o Heer.
O Heilig Hoofd van Uw lichaam, de Kerk, geef ons de genade
om de eenheid des Geestes te ervaren en om de eenheiddes
geloofs te verwerven in het kennen van U, zodat wy de vrede
mogen najagen en wij elkaar mogen versterken.
Hoor ons en red ons, O Heer.
Heilige Geest van God, in Wiens gemeenschap wij Ieven hebben,
en door Wiens gaven wij gesterkt worden, leid ons ondanks
on-e verdeeldheid, in de waarheid van Christus en geef ons
kracht om al datgene te doen dat nodig is om de eenheid van
'de Kerk te doen blijken.
Hoor ons, red ons, genees en verenig ons, O Heer. Amen.
O Almachtige God, Die Uw Zoon Jezus Christus zondt opdat
Hij Uw volk als één kudde onder één Herder zou verenigen,
wij voegen ons gebed bij het wereldwijd gebed van Uw bid
dende Kerk in hemel en op aarde; wij bidden U: laat de dag
spoedig komen dat wij U één van hart en geest mogen dienen
en aanbidden in de vrede en liefde van het Lichaam van
Christus, door Uw Zoon, Jezus Christus, onze Heer. Amen.
Twee kansels - twee eeuwen
i tijds t
Een baardapostel in Duitsland
predikt afgoderij
r\AT er in tu-
stijl van de kanselbouw kan men uit nevenstaande
plaatjes uel afleiden. In de uit de vijftiende eeuw daterende
Grote Kerk in Dordrecht, met de prachtige gebeeldhouwde
koorbanken, heeft de preekstoel wel ee
dige structuur.
Deze kansel, die uit 1756 dateert en
oud is, is de enige in ons land met
kuip, die in het diffuse licht van de Oi
Kerk een heel bijzonder effect
sorteert. Het klankbord is ver-
vaardigd van massief Cubaans
mahonie met een soortelijk
gewicht van niet minder dan
1,8.
Hoe men dit gevaarte, waar
van het totale gewicht op een
ton tvordt geschat, op één punt
in de pilaar heeft kunnen op
hangen is een vraag, die men
kan beantwoorden. Maar het
hangt en blijft er hangen, de
mvoud, is het spreekgestoelte
Voorburg, een nieuwe kerk,
toals men weet op 31 oktober
n gebruik kon worden gé-
n. Wat ook de bouwstijl van
kansels in deze Hervormde
>n moge zijn. als het Woord
toar verkondigd wordt-
F) Z dwaasheden zijn de we-
reld nog niet uit. In Duits
land is een zg. baard-apostel
opgestaan, een zekere Fritz
Braun, die het scheermes en
het electrische scheerapparaat
ziet als de incarnatie van het
boze. Hij schrijft in zijn tijd
schrift „Wort und Zeit", dat
de mannen zonder kritiek dage
lijks de natuurlijke haar
dracht verloochenen door de
haren bij de wortels af te snij
den, zich daardoor ontblotend
van de door de natuur ge
schonken gezichtsbedekking.
Het gladgeschoren mannenge-
zicht heeft sinds de eerste we
reldoorlog op de ganse aarde
gezegevierd, net als de bios
coop, de auto en de steeds ho
ger wordende cijfers van echt
scheidingen. Men laat zich door
de mode naar de kapperstoel
leiden als schapen naar de
slachtbank.De volle baard
was eens de trots en het te
ken van de autoriteit van de
man, de natuurlijke bescher
ming voor de hals en de tan
den, zo schrijft Braun.
Dit alles zou men nog als een
grap kunnen beschouwen, ware
het niet. dat Braun zijn standpunt
grondt op negen passages uit de
Bijbel. Hij ziet de baard als een
schild tegen aanvallen van de
duivel en als een afweermiddel
tegen een te grote zinnelijkheid,
die door een glad gezicht wordt
opgewekt Bovendien maakt het
voortdurend scheren
Zijn baard moge Braun
veel kwaads hebben behoed,
voor een zotte opvatting van het
Christelijk geloof en een valse
Bijbelverklaring hebben de ha-
Barth in Engeland
In „Uitzicht", tijdschrift ter
bevordering van het oecumenisch
besef, komt een uitvoerige kro
niek voor betreffende de kerk in
Engeland, geschreven door ds. J.
den Berg. gereformeerd pre-
„Met stokken,
vanavond"
£R WERD EENS aan een
predikant gevraagd hoe
bij hem het kerkbezoek was.
„Och", zei hij, „als ik preek,
is de kerk 's morgens niet
helemaal vol en in de avond
dienst niet helemaal leeg!"
Hij vond het prettig dit zó
te mogen constateren.
Wat hij evenwel niet prettig
vond, was. dat als hij,
voordat de avojiddienst aan
ving, met ouderlingen, dia
kenen en collectanten in de
consistorie aanwezig was
een der collectanten een deur
op een kiertje opende, waar
door hij de hele kerk kon
En als de collectant de aan
wezigen in ogenschouw had
genomen, sprak hij de veel
zeggende ivoorden: „Stokken
vanavond".
Dit betekende, dat de kerk zó
Schotland? Het wil mij voorko
men. dat die invloed nog steeds
gering is. Zijdelings hebben zijn
gedachten zeker wel stimulerend
gewerkt en tot nieuwe theologi
sche bezinning aanleiding gege
ven, maar pure barthianen treft
men niet alleen in Engeland,
doch zelfs ook In Schotland nog
niet zoveel aan. Eerder luistert
men dan nog naar Brunner.
Het is merkwaardig, dat men
in sommige kringen die in de
lijn der calvinistische traditie
willen staan het barthianisme be
strijdt als neo-calvinisme met
de zelfde heiligheid waarmee te
onzent sommige barthianen zich
keren tegen wat zij als neo-cal-
vinlsme betitelen. Wie schrijft er
nog eens een boek over de hu
mor van de geschiedenis?
leeg was, dat het onmogelijk
was met doorgeefzakjes te
werken.
Voor de betrokken predikant
was dit, vóór de aanvang
van de dienst, geen bemoe
digend gebeuren.
i hij.
Christus droeg zonder twijfel
een baard. Pilatus daarentegen
was gladgeschoren. Maar de
kerk. zo verkondigt Braun,
brengt met haar verwereldlij
king en haar Bijbelkritiek een
gladgeschoren Jezus en een „glad
geschoren kogelrond Christen-
Braun roept op tot een „Baard-
getuigenis" en schrijft: Welke
mogelijkheden voor diepe, profe
tische gesprekken kunnen zich
ontwikkelen naar aanleiding van
de ongewone baarddracht, als de
baarddrager niet bang is en di
rect tot de tegenaanval overgaat.
Het duivelsinstrument van de
techniek heeft met zijn in massa
vervaardigde scheerapparaten
sprong, maar versaagt
"\7" pLGENS het bureau van statistiek in Israël waren per 1
januari 1955 42.800 christenen in die staat gevestigd. In het
geheel wonen in de Joodse staat 1.717.834 mensen, van wie
191,818 geen Joden zijn. Het grootste aantal niet-Joden wordt ge
vormd door de Mohammedanen, die een gemeenschap van 131.500
hebben, terwijl de Druzen 17.500 zielen tellen. Hoewel het aan
tal immigranten regelmatig afneemt zijn in 1954 toch nog
het land binnengekomen met het doel zich perma-
i
nent daar te vestigen. In het eerste ja;
de staat Israël bedroeg dit aantal 239.076.
Sedert 15 mei 1948 toen de Joodse staat werd uitgeroepen
het bestaan
was dit aantal tot 484 000 gestegen. In de 6V4 j„,
na de uitroeping van de Joodse staat zijn 250.0000 Joden meer h
land binnengekomen dan in de periode 19181948. Van de imrr
granten heeft 58 pet- de dertigjarige leeftijd nc.g niet bereikt.