DF, WERELD ROEPT OM HULP Cultureel venster MONUMENT LEZERS PELGRIMAGE Gebed voor de Christelijke eenheid 42.000 Christenen in Israël NIEUWE LEIDSCHE COURANT door C. Rijnsdorp „Om het papier te kunnen fabriceren dat er nodig is voor elk zondagsnummer van de Herald Tri bune, moet men zes en een halve hectare bos kap pen. Vijf en zestig duizend vierkante meters van Gods schepping voor de publicatie van de kwaadaardighe den, de zelfgenoegzaamheid en de zotternijen van de mensen die leven in deze wereld! Welnu, ik zeg dat zij uit haar mond ruikt, ondanks haar chlorofiel, deze wereld van papier! En dat het hart er nog vlugger in verkilt dan de aardbol; en dat haar plastic, dé uitvin ding van onze eeuw, langzamerhand vat krijgt op onze zielen: ijl en licht en zó broos Aldus begint het Woord Vooraf tot een nieuw boek van Gilbert Cesbron, de bekende auteur van de romans „Heili gen gaan naar de hel" en „Honden zonder halsband". Dit nieuwe boek echter, waarvan de oorspronkelijke titel luidt: „Ce siècle appelle au secours" en dat bij Robert Laffont te Parijs is uitgegeven, bevat een aantal opstellen, waarin de auteur zich met iets als profe tische bezieling, van zijn r.k. overtuiging uit, richt tot de wereld met korte beschouwingen over onderwerpen, die vandaag aan de dag die wereld beroeren. „Deze wereld roept om hulp", zegt de schrijver, doch hij voegt er aan toe- „Maar zij weet niet tot wie." En dan herinnert hij ons aan de priester-arbeider Michel Favreau, die op 7 april 1951 in de haven van Bordeaux door een last balken, die aan een kraan zwaaide, werd verpletterd. T vreau had gezegd: ..Wanneer n de balen of de kisten draagt de schaduw van de hijsmasten die de vorm van een kruis heb ben. is het zo makkelijk zich mei de gekruisigde Christus te ver binden. Het is alle dagen Goede Vrijdag..." Naar aanleiding van het daar na afgekomen verbod van dit soort priesterwerk houdt Cesbron een emotioneel pleidooi voor de „oogverblindende onvoorzichtig heden uit liefde, onredelijke zelf opofferingen, eigenzinnige marte laarschappen", waarbij hij her innert aan het woord van Jezus: ..Wie zijn ziel wil redden, zal haar verliezen, maar wie zijn ziel In andere stukken protesteert de schrijver tegen het slachten van honden en katten, tegen de jacht op onschadelijke dieren, te gen het brutale sex-appeal van zo vele films, tegen het nodeloos op offeren van mensenlevens zoals bij Djen-Bjen-Foe, tegen de hoge kindersterfte in de gezinnen van Franse fabrieksarbeiders 39 babies op de duizend, tegenover 9 op de duizend bij de hoofdar beiders tegen de, in de onder wereld spelende, z*g. „zwarte" (sensatie) romans, tegen de (Fran se) Raden van Commissarissen met hun lege gewichtigheid, hy- pocrisie en onwetendheid wat be- treft de werkelijke toestanden in de bedrijven, waarvan zij profi- teren, en tegen zovele leeghoof- dige ridders van het Legioen van Eer, welke onderscheiding volgens Cesbron een gezelschapsspel is 1 geworden. Al deze stukken hou den een hartstochtelijk protest in tegen de ontmenselijking van de mens en vormen voor dit boek de polemische basis met de on- dertitel: De kinderen van deze eeuw, Tegelijk vormt deze eerste afdeling als het ware de onder bouw van het natuurlijke leven, I dat alle mensen gemeen hebben. HET TWEEDE GEDEELTE van -het werk heet: Mijn Museum. Hier gaat de auteur meer posi- tief te werk en betrekt hij meer rechtstreeks de religie in zijn be- schouwingen. HL schrijft over de schoenen van meneer Vianney I (de beroemde pastoor van Ars, 17861859), symbool van de vol strekte dienstbereidheid van deze 1 christen van de daad; over het 1 spinnewiel van Gandhi als zinne beeld van diens werkzaamheid I voor de bevrijding van de volken I in India: over de armstoel, be ll kleed met blauw pluche, waarop Catherine Labouré in een visioen de heilige maagd heeft zien zit ten (hier kunnen wij de auteur moeilijk volgen), over het koffie kopje van de grote Franse dich ter Paul Valéry, „de halfgod van mijn jeugd" zoals de auteur zegt en die hij nimmer persoonlijk heeft durven naderen; over een f paar witte handschoenen met een 1 geschiedenis, in verband met een i in 1916 vermoorde kluizenaar; over de bloemen, die soldaten ter t gelegenheid van een bezoek, door Clémenceau in 1917 aan de voor- i ste loopgraven gebracht, deze staatsman hebben aangeboden en j waarmee hij zich heeft laten be- graven (in staande houding); ,1 over de ring van Jeanne d'Arc, die zij tevergeefs van haar rech ters heeft terugverlangd, en ten slotte over de rode tuniek van ka pitein Henri de Bournazel, die hij bij een aanval moest camoufle ren, welke camouflage echter niet verhinderde, dat hij binnen wei nige minuten door kogels werd getroffen en stierf. ]~)AN KOMT DE DERDE af- deling, die geheel aan Al- bert Schweitzer is gewijd. De vertaler, dr. Jan van Gelder, Jongi eit Een boek voor ens en meisjes J7EN bundel vol gezelligheid voor alle jongens en meis jes die van lezen en spelen houden", heeft Jo Kalmijn Spierenburg geschreven als on dertitel voor haar boek „De Toverparaplu" Het is inder daad een allergezelligste verza meling verhaaltjes, versjes, sa- menspraakjes en liedjes over vloedig en leuk geïllustreerd door Tineke van de Weger. Vrij wel alle gebeurtenissen die in het leven van miniatuur-mens jes zo belangrijk kunnen zijn. zijn hierin tot genoeglijke ver telsels verwerkt. Daarnaast is veel ruimte gelaten voo- ver haaltjes uit de dieren- en kabou terwereld. Het is een boek, waaraan niet alleen de kinderen veel plezier zullen beleven, maar de ouders evengoed, wan neer zij hun kroost gaan voor lezen. J. K. i Keunlng, Burn. tekent hierbij aan, dat Cesbron in 1953 veel met Schweitzer heeft verkeerd en hem o.a. heeft vergezeld bij een bezoek aan Gunsbach in de Elzas. Ook schreef Cesbron een to neelstuk: ,,11 est minuit Doc- teur Schweitzer", waarvan la ter een film is gemaakt, die in ons land is uitgebracht onder de titel: „Het is middernacht, dokter Schweitzer". De kinder lijke bewondering, die Cesbron voor Schweitzer heeft, is tref fend en kènmerkend voor zijn emotionele natuur. Deze stuk jes vormen met elkaar dan ook meer een portret van de auteur in zijn bewondering en liefde, dan van Schweitzer zelf, al komt de beroemde Elzasser ons door verscheidene fijne en sprekende trekjes ongetwijfeld nader. De uitgeverijen Foreholte te Voorhout en 't Groeit te Antwerpen hebben er goed aan gedaan dit boekje in hun fonds op te nemen. Het is een pleidooi voor christe lijke naastenliefde en menselijkheid, tegen over zg. redelijkheid en berekening. Voor wie lezen kan wijst het Christus aan als de Enige, die de om hulp roepende wereld waar lijk helpen kan. WONEN - WERKEN - RUSTEN n Otto van Tussen broek geen opzienbarend nieuws; evenwel is het ook voor dezen zeker een prettig bezit. Voor hen, die zich interesseren voor interieur verzorging en streven naar een goede vormgeving in eigen interieur geeft het zeer goede richtlijnen, ook al door de eenvoudige wijze, waarop het geschreven is. Soms is de schrijfwijze iets te veel inge steld op een zwijmelend lezerspubliek, o.m., waar de schrijver uitwijdt over tante Miebet en haar Interieur, het domein van de keukenmeiden met hun aandoenlijk gekweel en andere passages. De schrijver tracht hier een populariteit te bereiken door bijkomstigheden, welke aan het geheel afbreuk doen. In enkele grote lijnen wordt ons de gesohiedenis van de 17e tot eind 19e eeuw met haar verval beschreven, om dan te komen tot de grote vernieuwers van deze eeuwwisseling, zoals Berlage, De Bazel e.a. van de Amsterdamsdhe School. Via Rotterdamsche School en Stijl groep komt de schrijver tot on ze eigen tijd, waarbij hij ons de invloeden uit andere landen (o.a. de Scandinavische) te kent. Ten slotte belicht hij de verschillende aspecten van on ze moderne woninginrichting. Niettegenstaande het boek voor geïnteresseerden een juis te indruk geeft van wat het in terieur goed maakt, vind ik het toch bezwaarlijk, dat ons te weinig de achtergrond getoond wordt van de ontwikkeling in de interieurkunst, het waarom. Speciaal bij de moderne vorm geving zou dit vooral voor de oningewijde een beter begrip kunnen aankweken, temeer, waar dit de uiteindelijke bedoe ling van het boek is. Speelden Berlage en De Ba zel met hun constructieve geest en vooral Berlage met zijn doel het meubel te onderwerpen aan zijn functie, hierin al een zeer belangrijke rol, ik zie niet in wat b.v. een Lion Cachet op zichzelf een representatieve figuur, hiermede te maken had en welke invloed hij heeft uit geoefend, of het moet een ne gatieve zijn. Meer aandacht verdienen Penaat en Van der Sluis met hun streven naar lichte en doelmatige construc ties. Dubbele aandacht had ze ker ook de hierop volgende Stijlgroep verdiend met de schilder Mondriaan, de archi- ten Oud, Van Doesburg, Riet veld, e.a. Deze toch brachten met hun experimenten de gro te ommekeer teweeg en zij hebben onze tijd van doelmatig heid, kleur en rechte lijnen in geluid, waarbij gebruik van anT der materiaal, zoals glas, meu belplaat e.d. plus machinale, productie primair werden. Het is juist deze ontwikkeling, wel ke het enig juiste beeld kan geven van het thans gevormde interieur. Hierna toont de schrijver ons het tegenwoordige interieur in zijn meer behoudende alsook in zijn meest vooruitstrevende en experimentele vorm. Hier is het, dat hij alle aspecten van ons wonen, werken en rusten zowel in de woning in de stad ais op"'het land onder de loupe neemt en goede richtlijnen geeft voor hen, die een interi eur willen inrichten of laten inrichten. Van de grote tot de kleine kamer, de gecombineer de zit-slaapkamer met hun kleuren, meubels, berging, enz. wordt hier iets verteld, terwijl dit alles voldoende met foto materiaal van uitgevoerd werk wordt verlucht. TN het laatste hoofdstuk onder 1 de titel „Een nieuwe woon- cultuur" waarin enige verras sende uitspraken van architect Penraat geciteerd worden, trof ik toch weer passages aan, die te denken geven en waarbij we ons afvragen, of de schrij ver toch niet ergens met teveel heimwee aan het handwerk te rugdenkt. Als de schrijver spreekt over het teruggrijpen naar dingen uit vroeger tijd in een interieur als dat van Pen- raat dat onze tijd vooruit is dan geloof ik niet, dat dit teruggrijpen een teken voor de toekomst is. Hij, die bij de tijd of zijn tijd vooruit is, zal alle goede voortbrengselen uit vroeger tijden naar waarde weten te schatten en cr zich in zijn doelmatig interieur gaar ne mede omringen. Voor een beter begrip bij het lezerspubliek ten aanzien van ons huidig industrieel product, waaronder ook het meubel, had ik graag in dit laatste hoofd stuk ook meer de maatschap pelijke en economische achter grond plus de onmogelijkheid om te ontkomen aan de techni sche vooruitgang, belicht wil len zien, welke de basis vormen voor de ontwikkeling van deze industriële producten. Betreffende het fotomateriaal is over hel algemeen een uitste kende keuze gemaakt, doch er zijn ook enige uitermate slech te vormen in waar te nemen, vooral uit de tijd van de Am- ^Portret van een oude vrouw Een mensenleven heeft zij daar gezeten Achter haar klantenboek in 't schemerig kantoor. Haar leven was tot op de draad versleten, Haar winter duurde alle zomers door. Een zorgenvrouw werd zij door al die jaren, Een web wan zorgzn lag op haar gezicht. Van spinrag waren haar gekroesde haren En uit haar ogen scheen septemberlicht. Vaak, in gesprek met reizigers en klanten, Heeft zij wat haar ontrustte, aan haar Heer gezegd, Terwijl zij stoffen voelde met haar handen, Haar zaken zwijgend met Hem overlegd. Zij sprak Hem ook van wonden, die steeds open gingen, Omdat Hij er geen enkele genas. Maar aan haar graf liet zij ons samen zingen Hoe veilig zij in Jezus' armen was. NEL VEERMAN voor het Joodse volk waar men het opslaat. De schrijver geeft meer dan eens uiting een duidelijk begrip te hebben voor het geestelijke we zen van het Jodendom; daar om valt het des te meer op, dat hij het Christendom afdoet als „slechts" een Joodse secte en verder overgaat tot de histo rische orde: de meer dan er gerlijke houding in de loop der eeuwen door (vele) Christenen tegenover de Joden aangeno men. Dit is een aspect van het boek, dat zowel Jood als Christen tot nadenken moet stemmen. Als het Christendom immers een Joodse sekte is, een kind van de Joodse geest, dan is het voor Joden zaak heel ernstig na te denken over deze harts- relatie. zo moet de Ame rikaan Rufus Learsi: „Het Jood se Volk, van de verwoesting van Jeruzalem tot onze dagen" noemen. Een monument opge richt ter gedachtenis aan 1900 jaren Joodse geschiedenis. Dr. J. Melkman zorgde voor de Nederlandse bewerking; hij liet weg, wat speciaal voor Amerikaanse lezers was be doeld en voegde toe, wat ons Nederlandse lezers in het bij zonder interesseert. J. M. Meu- lenhoff te Amsterdam gaf het rijk voorzien van illustraties uit. Van de verwoesting van Jerusalem in 70 door Titus tot de oprichting van de staat Is raël in 1949: één lange lijdens weg, maar tevens een openba ring van welhaast bovenmense lijke geestkracht, geput uit het Boek. De kreet der vervolgden, maar evenzeer het gebed der duldenden, de wijze stem der geleerden, maar ook het practi- sche geluid van het scherpe Joodse vernuft klinken hieruit op. Het is een boek, dat boeit, Schweizerische Musikzeitung U) E „Schweizerische Musikzei- tung", het officiële orgaan van de Zwitserse toonkunste naarsvereniging, opent haar ja- nuari-nummer mét een hoogst interessant artikel van Willy Tappolet, nl. „Arthur Honegger, la synthèse du génie frangais et du génie allemand". Op zeer duidelijke wijze worden nier de Zwitserse afkomst van en de Franse sfeer bij Honegger tot een waardevolle synthese ge bracht. H.H Stuckenschniidt en Andres Briner schrijven over de grote pianist, paedagoog en com ponist Ferruccio Busoni (1866 1924i, speciaal wel naar aanlei ding van diens opera „Doktor Faust". In een geïllustreerd artikel geeft Claude Rostand een uitnemend inzicht in het nieuwe werk van de jonge toonaangevende Franse componist Pierre Boulez, een leer ling van Messiaen en Leibowitz. Het betreft hier de muziek die Boulez schreef bij de „Orestie" van Aeschylus, in opdracht van de Compagnie Madeleine Renaud- Jean-Louis Barrault. Deze mu ziek wordt een voorbeeld van goede toneelmuziek genoemd. Naast overzichten van de mu zikale gebeurtenissen in de ver schillende Zwitsers-a steden en in enkele Europese landen (ook Nederland, waarin echter alleen Amsterdam is behandeld), is er een uitvoerig verslag opgeno men van het Weense operafeest ter gelegenheid van de heropening van de Wiener Staatsoper. Dit tweetalige Zwitserse mu ziektijdschrift is het nieuwe jaar bijzonder goed gestart. CORN. B. sterdamsdhe School. Ook in de moderne interieurs trof ik en kele minder geslaagde meubel vormen aan, terwijl in de ultra moderne richting de afgebeel de Amerikaanse lampen zelfs uitermate slecht en gezocht zijn. Beter was het geweest bij de foto's dan ook een korte ex plicatie ter verduidelijking te geven. ARIE VERMEER. Oaade* "elft" fllETS is op deze wereld in teressanter dan de mens. Ook nu nog, in deze tijd van nivellering. Vroeger, en vooral in de dorpen, had men de typen, de zonderlingen, de excentrie ken, die meer kans hadden zich tot een eigenaardige figuur te ontwikkelen dan heden ten dage het geval is. Wij lopen allen gevaar confectiemensen te wor den: vrijwel eender gekleed, met ongeveer dezelfde lectuur en dezelfde meningen. Des te plezieriger is het weer eeni met enkele uitzonderlijke figuren te worden geconfronteerd. De eer ste die ik op het oog heb, had in zijn uiterlijk voorkomen niets bijzonders. Een man van mis schien vijftig jaar. middelmatig van lengte, met een grijze kuif, en op de neus een bril met nog al dikke glazen. De schoenen vielen even op door de omhoog krullende neuzen. Dat zou kun nen wijzen op gebrek aan prac- tische zin. Maar van deze man interesseerden mij alleen de ogen en hun omgeving. Als hij zijn bril even afzette, zag men hoe bijziende hij was, en hoe vermoeid de ogen waren door jarenlang overdreven ingespan nen en ook veel nachtelijk ge bruik. De oogleden hadden rode randen en de ogen zelf lagen verzonken in het gezicht. Een hartstochtelijk lezer moest hij wel zijn en dat was hij ook, want stoppage of horlogemaken geeft aan het gezicht een andere uitdrukking, al zou men die niet precies kunnen omschrijven. Maar wat nu zo trof was het contrast tussen wat om de ogen heen was en de uitdrukking van die ogen zelf. De omgeving van de ogkii sprak van vermoeidheid, verbruikt zijn. I n de ogen. zoals de man ze opsloeg naar de lamp, leefde een blauw vuur: intelli- TWEE ONTMOETINGEN gentie, onverzadigbare weetgie righeid. kortom dat ondefinieer bare dat men een vonk van het goddelijke zou willen noemen. DE andere man was misschien een nog vuriger geest, maar bij hem uitte zich dat veel meer door middel van het lichame lijke. Hij kwam mij bezoeken. Op de gang hoorde ik zijn stem. krachtig genoeg om een Ahoy- hal te bespreken Een kleine. vierkante man met wild grijs haar en een korte, witte baard. Alles aan hem trilde van levens kracht. drift, energie. Hij was tachtig jaar. en moe. verklaarde hij, maar na een minuut te heb ben gezeten, terwijl zijn voeten een soort tap-dans uitvoerden, veerde hij alweer omhoog, om het gesprek wandelend en ges ticulerend voort te zetten. Een eikeborm van een mens. maar tevens zo nerveus en schichtig als een raspaard. En men ver wondert zich om de variatie kunst. die God in het leven toe past, zodat men in één week tijds linnen een tamelijk nauwe levenscirkel twee zulke uiteen lopende. markante typen kan ontmoeten: een modern soort Aristdeles. die immers de ..le zer" genoemd werd, een onver zadigbaar en keurend fijnproe ver onder de lezers, die toch in de ogen het oorspronkelijke vuur bewaard heeft en bij wie de ontelbare letters de geest niet hebben gedood, en het Enakskind, de stoere, oude. ver weerde menseik, die niettemin evenzeer geest was als lichaam, ia aan wie zich de arbeid van lichaam en ziel manifesteerde op een wiizé. zo&ls men zelden aan treft. Welk een Schepper is toch onze Vader der mensen! C. R. MAAR voor de Christenen is er de plicht na te gaan, hoe Christenen zo dikwijls tot zulk een on-Christelijk handelen tegenover de Joden kwamen. Dit boek doet dit niet: het is zijn enig (maar niettemin ernstig) gemis. Wat het boek echter nalaat, moge voor de lezers des te meer een zaak van ernstig nadenken worden. Jodendom en Christen dom stoelen op dezelfde wortel. Ge zamenlijke studie van deze Godde- lijke» afkomst, kan beide slechts tot zegen strekken. In het Oude Testament moeten zij hun een heid kunnen vinden. Voor onze kant kan daarom niet krachtig ge noeg gewezen worden op de nood zaak voor de Christelijke kerk om zich te verdiepen in het Oude Tes tament. Aan de andere kant moet de Joden op het hart gebonden worden het Nieuwe Testament te bestuderen zonder vooroordeel, slechts geleid door het licht, dat hun in het Oude is meegegeven. Van zo'n boek als van Learsi is het ondoenlijk om zelfs maar de hoofdstukken bij name op te som men: het is te rijk van inhoud en te veelomvattend. Het Jodendom is uitgezwermd van Oost naar West en zijn lotgevallen zijn on telbaar als het zand der zee. Het boek geeft hiervan een indrukwek kende beschrijving Daarom slechts een herhaling van de al gemene indruk: dit boek is een monument. EV. G. Bekroonde roman van André Dhötel Dhótel*» (leraar schillende romans), koorlijk verhaal in re, dat in de Franse literatuur vrij zeldzaam voorkomt. Bij de keuze van het te bekronen werk heeft de jury zich ditmaal laten leiden door de wens. een werk naar voren te brengen, dat 'een zuivere sfeer ademt, en de span ningen van de hedendaagse tijd een ogenblik doet vergeten. Deze Arcadische gesohiedenis verhaalt met veel gratie en af en toe ook humor de odyssee van de jeugd- dige dromer Gaspard Fontarelle. Deze ontmoet een knaap, die van huis is weggelopen om zijn „land" te roeken De knaap, die later een meisje blijkt te zijn, Hélène ge naamd. oefent een zo grote aan trekkingskracht op hem uit, dat hij haar tracht te helpen. gen- hij kan. waarbij ook een geheim zinnig zwartbont paard hem be hulpzaam is. Hun zwerftocht voert door de schone wouden der Fran ce en Belgische Ardennen, door ge heel België, over zee naar de Ber muda-eilanden en terug, via kas talen. filmstudio's en kermisten ten, tenslotte naar het einddoel. Maman Jenny, Hélènes moeder, en „le grand rays". Frankrijk, waar men de eiken en berken, de appelbomen, maar ook de palmen en de zee, die Hélène zich uit haar vroegste kindertijd herinnert, terugvindt. Er heerst een ononderbroken zuivere geest in dit boek. dat zo wel aan Hector Malot's bekende jeugdromans „Sans Familie" en ..Romain Kalbris" als aan de die pe en tedere „Grand Meaulnes" van Alain-Fournier doet denken. Dit laatste werk is echter, ondanks het sterk sprookjesachtig element, reëler: het werkelijke leven met zijn vreueden en vooral zijn tra giek voert er de boventoon. In ..Le Pays ou l'on n'arrive jamais" zijn de figuren schetsmatiger, be halve de held en heldin, die iets meer reliëf hebben gekregen, voor al de gedecideerde en doelbewus te Hélène. De overige personen zijn voor het merendeel min of meer fantastische of karakaturale silhouetten. De auteur heeft uitstekend par tij weten te trekken van moderne elementen, zoals radio en film, ja. zelfs van de tweede wereldoorlog en zijn gevolgen. Resumerend kan men zeggen, dat de bekronihg van deze roman zeer te waarderen is André Dhötel heeft aan jongeren voortreffelijk idealistisch IN DE WEEK VAN 18—25 JANUARI haal teld, dat echter ..kinde in welke leeftijd ook. die s van Gaspards tante Ga- voor „des originaux" niet al kunnen boeien. ANNA MERTENS DE Wereldraad van Kerken heeft de bij de raad aangesloten kerken uitgenodigd ook dit jaar weer een gebedsweek voor de Christelijke eenheid uit te schrij ven in de week van 18 tot 25 januari. De gebedsweek wordt vrijwel over de hele weréld gehouden door Protestanten. Anglicanen, Orthodoxen en ook door Rooms- Katholieken. Zo zullen over de hele wereld de knieën van duizenden zich buigen en een ge bed opzenden tot de Ene Her der voor de eenheid van de gan se kerk. In Evanston werd het volgende (Schriftuurlijke) gebed voor de eenheid der Christenheid samen gesteld, dat we hier overnemen: Schering en inslag De moderne ontwikkeling van techniek en industrie roept aller lei problemen op en wel in de eerste plaats voor de jeugd. Het is daarom dat Schering en Inslag, instructieblad voor het Gereformeerde Jeugdwerk een speciaal dubbelnummer wijdde aan industrialisatie en jeugd werk. In een aantal artikelen van des kundige hand, verlucht met fo to's, worden verschillende kanten van dit geweldige vraagstuk be licht, o.a. door dr Joh. H. Schreu- rer, prof. dr. ir. H. van Riessen, prof. dr. G. Brillenburg Wurth, prof. dr. J. Waterink en Ad. Kui per, de hoofdredacteur over het Geref. jeugdwerk in de industrie gebieden. Deze uitgave doet, zoals wij in het voorwoord van de redac tie lezen, een beroép op allen, die leiding geven in het jeugd werk en op hen die bij dit lei ding-geven geïnteresseerd zijn of geïnteresseerd behoren te we zen. De artikelen zijn afgewis seld met enkele literaire en we tenschappelijke fragmenten. Het nummer is bij De Witte Hei. Huis ter Heide verkrijgbaar. ALMACHTIGE Schepper en Verlosser van alle mensen, Die uit genade Uw eigen volk kiest, roept en het verbond met hen aangaat, wij aanbidden U om Uw diepe wijsheid en onnaspeurlijke oordelen. Geloofd zijt Gij, O God. Fruwiae God Die Uw Zoon Jezus Christus zond als de be loofde Messias en Redder van Uw volk, wij danken U voor Uw onveranderde liefde. Geloofd zijt Gij, O God. O Zoon des mensen en lijdende dienstknecht, doorVJT' zoenend sterven wij eén met U en met elk aa, Semmktzijn, maak ons berouwvol en boetvaard.g over onre oerdeeldheid, die voortduurt en die het feit verduistert, dat Uw offer eens en voor altijd gebracht werd. Hoor ons en red ons, o Heer Goede Herder van onze zielen. Die geleefd hebt en gestorven zijt om de verspreide kinderen van God bijeen te brengen, neem van ons af alle eigenmachtigheid en we er spanningheid, die tel kens Uw kudde uiteendrijven en van elkander vervreemden. Hoor ons en red ons, O Heer. Gii die de ware wijnstok zijt, waarvan wij allen de ranken zijn, blift in ons, opdat wij in U mogen blijven en reinig «Onndschnp en trots, door Uw Woord, zodat w,j veel vrucht mogen dragen te Uwer ere. Hoor ons en red ons, O Heer. Gij bruidegom, die de Kerk liefhebt, die haar gereinigd en ge heiligd hebt. opdat zij heilig en onbevlekt tn de dag van Uw komst zij. zuiver ons, haar leden, van onwetendheid en traag heid waardoor ons getuigenis en onze dienst verdeeld zijn. Hoor ons en red ons, o Heer. O Heilig Hoofd van Uw lichaam, de Kerk, geef ons de genade om de eenheid des Geestes te ervaren en om de eenheiddes geloofs te verwerven in het kennen van U, zodat wy de vrede mogen najagen en wij elkaar mogen versterken. Hoor ons en red ons, O Heer. Heilige Geest van God, in Wiens gemeenschap wij Ieven hebben, en door Wiens gaven wij gesterkt worden, leid ons ondanks on-e verdeeldheid, in de waarheid van Christus en geef ons kracht om al datgene te doen dat nodig is om de eenheid van 'de Kerk te doen blijken. Hoor ons, red ons, genees en verenig ons, O Heer. Amen. O Almachtige God, Die Uw Zoon Jezus Christus zondt opdat Hij Uw volk als één kudde onder één Herder zou verenigen, wij voegen ons gebed bij het wereldwijd gebed van Uw bid dende Kerk in hemel en op aarde; wij bidden U: laat de dag spoedig komen dat wij U één van hart en geest mogen dienen en aanbidden in de vrede en liefde van het Lichaam van Christus, door Uw Zoon, Jezus Christus, onze Heer. Amen. Twee kansels - twee eeuwen i tijds t Een baardapostel in Duitsland predikt afgoderij r\AT er in tu- stijl van de kanselbouw kan men uit nevenstaande plaatjes uel afleiden. In de uit de vijftiende eeuw daterende Grote Kerk in Dordrecht, met de prachtige gebeeldhouwde koorbanken, heeft de preekstoel wel ee dige structuur. Deze kansel, die uit 1756 dateert en oud is, is de enige in ons land met kuip, die in het diffuse licht van de Oi Kerk een heel bijzonder effect sorteert. Het klankbord is ver- vaardigd van massief Cubaans mahonie met een soortelijk gewicht van niet minder dan 1,8. Hoe men dit gevaarte, waar van het totale gewicht op een ton tvordt geschat, op één punt in de pilaar heeft kunnen op hangen is een vraag, die men kan beantwoorden. Maar het hangt en blijft er hangen, de mvoud, is het spreekgestoelte Voorburg, een nieuwe kerk, toals men weet op 31 oktober n gebruik kon worden gé- n. Wat ook de bouwstijl van kansels in deze Hervormde >n moge zijn. als het Woord toar verkondigd wordt- F) Z dwaasheden zijn de we- reld nog niet uit. In Duits land is een zg. baard-apostel opgestaan, een zekere Fritz Braun, die het scheermes en het electrische scheerapparaat ziet als de incarnatie van het boze. Hij schrijft in zijn tijd schrift „Wort und Zeit", dat de mannen zonder kritiek dage lijks de natuurlijke haar dracht verloochenen door de haren bij de wortels af te snij den, zich daardoor ontblotend van de door de natuur ge schonken gezichtsbedekking. Het gladgeschoren mannenge- zicht heeft sinds de eerste we reldoorlog op de ganse aarde gezegevierd, net als de bios coop, de auto en de steeds ho ger wordende cijfers van echt scheidingen. Men laat zich door de mode naar de kapperstoel leiden als schapen naar de slachtbank.De volle baard was eens de trots en het te ken van de autoriteit van de man, de natuurlijke bescher ming voor de hals en de tan den, zo schrijft Braun. Dit alles zou men nog als een grap kunnen beschouwen, ware het niet. dat Braun zijn standpunt grondt op negen passages uit de Bijbel. Hij ziet de baard als een schild tegen aanvallen van de duivel en als een afweermiddel tegen een te grote zinnelijkheid, die door een glad gezicht wordt opgewekt Bovendien maakt het voortdurend scheren Zijn baard moge Braun veel kwaads hebben behoed, voor een zotte opvatting van het Christelijk geloof en een valse Bijbelverklaring hebben de ha- Barth in Engeland In „Uitzicht", tijdschrift ter bevordering van het oecumenisch besef, komt een uitvoerige kro niek voor betreffende de kerk in Engeland, geschreven door ds. J. den Berg. gereformeerd pre- „Met stokken, vanavond" £R WERD EENS aan een predikant gevraagd hoe bij hem het kerkbezoek was. „Och", zei hij, „als ik preek, is de kerk 's morgens niet helemaal vol en in de avond dienst niet helemaal leeg!" Hij vond het prettig dit zó te mogen constateren. Wat hij evenwel niet prettig vond, was. dat als hij, voordat de avojiddienst aan ving, met ouderlingen, dia kenen en collectanten in de consistorie aanwezig was een der collectanten een deur op een kiertje opende, waar door hij de hele kerk kon En als de collectant de aan wezigen in ogenschouw had genomen, sprak hij de veel zeggende ivoorden: „Stokken vanavond". Dit betekende, dat de kerk zó Schotland? Het wil mij voorko men. dat die invloed nog steeds gering is. Zijdelings hebben zijn gedachten zeker wel stimulerend gewerkt en tot nieuwe theologi sche bezinning aanleiding gege ven, maar pure barthianen treft men niet alleen in Engeland, doch zelfs ook In Schotland nog niet zoveel aan. Eerder luistert men dan nog naar Brunner. Het is merkwaardig, dat men in sommige kringen die in de lijn der calvinistische traditie willen staan het barthianisme be strijdt als neo-calvinisme met de zelfde heiligheid waarmee te onzent sommige barthianen zich keren tegen wat zij als neo-cal- vinlsme betitelen. Wie schrijft er nog eens een boek over de hu mor van de geschiedenis? leeg was, dat het onmogelijk was met doorgeefzakjes te werken. Voor de betrokken predikant was dit, vóór de aanvang van de dienst, geen bemoe digend gebeuren. i hij. Christus droeg zonder twijfel een baard. Pilatus daarentegen was gladgeschoren. Maar de kerk. zo verkondigt Braun, brengt met haar verwereldlij king en haar Bijbelkritiek een gladgeschoren Jezus en een „glad geschoren kogelrond Christen- Braun roept op tot een „Baard- getuigenis" en schrijft: Welke mogelijkheden voor diepe, profe tische gesprekken kunnen zich ontwikkelen naar aanleiding van de ongewone baarddracht, als de baarddrager niet bang is en di rect tot de tegenaanval overgaat. Het duivelsinstrument van de techniek heeft met zijn in massa vervaardigde scheerapparaten sprong, maar versaagt "\7" pLGENS het bureau van statistiek in Israël waren per 1 januari 1955 42.800 christenen in die staat gevestigd. In het geheel wonen in de Joodse staat 1.717.834 mensen, van wie 191,818 geen Joden zijn. Het grootste aantal niet-Joden wordt ge vormd door de Mohammedanen, die een gemeenschap van 131.500 hebben, terwijl de Druzen 17.500 zielen tellen. Hoewel het aan tal immigranten regelmatig afneemt zijn in 1954 toch nog het land binnengekomen met het doel zich perma- i nent daar te vestigen. In het eerste ja; de staat Israël bedroeg dit aantal 239.076. Sedert 15 mei 1948 toen de Joodse staat werd uitgeroepen het bestaan was dit aantal tot 484 000 gestegen. In de 6V4 j„, na de uitroeping van de Joodse staat zijn 250.0000 Joden meer h land binnengekomen dan in de periode 19181948. Van de imrr granten heeft 58 pet- de dertigjarige leeftijd nc.g niet bereikt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1956 | | pagina 7