HEIMAN DULLAERT NEDERIGHEID A 1 Electrische kerstkaarsjes worden in Dordt bij duizenden vervaardigd Een wijze keerde terug 0 I 10 Een hij zijn leven reeds vergelen dichler-schilder: HIJ I.IET EEiN SCH \MELE VER/\MELING NA, DIE ECHTER VAN ONVERGANKELIJKE WAARDE IS De (jrole tegenstelling: J(~jE) [\j iN'ZE GOUDEN EEUW heeft naar ons gevoel altijd iets triomfantelijks, iets luidruchtigs gehad. Dat begint al hij de havens, waar de schepen, eerst klein, maar met het groeien van de welvaart steeds trotser van houw en vorste lijker \an voorkomen, de schatten uit de Indien in voortdurend rijkere voorraad binnenbrengen. Dat zet zich voort in de steden, waar de eenvoudige sleden van lieverlee vervangen worden door de ratelende karossen: waar het stemmig zwart der herenkleding de plaats gaat ruimen voor vrolijk gekleurde costumes, rijk versierd, voorzien van linten en van strikken en met wuivende pluimen op de hoed. Dat breidt zich uit tot op het platteland, waar de rijke buitenhuizen ver rijzen langs de Vecht of buiten Haarlem of in de Haagse lustwarande. Het is de tijd van de lofdichten op de dap peren, die thuis komen van het ooreloghen; de tijd ook van de vrolijke bruiloftzangen. Er kan geen boek verschijnen of het moet voorzien zijn van een rijkversierde kunstplaat met godinnen, die het titelschild omhooghou den en van een dichterlijke opdracht, waar in de deugden van auteur en werk tot bar stens toe worden opgeblazen. Het is de tijd, dat welgedane schutters zich laten portret teren aan hun welvoorziene maaltijd en er in ieder zich respecterend huis wel een ge schilderd tafereeltje is te vinden. De stadhuizen, steeds statiger van bouw. worden weelderig voorzien van beeldhouw en schilderwerk. De kerken, door een ernsti ger voorgeslacht ontdaan van heiligenbeelden en schilderingen, worden langzaamaan weer gestoffeerd met kleurrijke wapenborden, mar meren praalgraven van zeehelden en andere groten, njkgeornamenteerde orgels als het kon. voorzien van uitbundig beschilderde, open waaierende zijluiken overdadig gebeeld houwde herenbanken, machtige koperen kaar een rijke tijd, rijk in welvaart. «Qv3K8Q»0K»O»CKt»CSct Ze wordt geleerd bij het kind in de kribbe senkronen. Het woorden, rijk kleur. Rood en goud, zij ons voor ogen. GEEN groter tegenstelling zou men zich kunnen indenken dan de hedendaagse jeugd en nede righeid in één adem te noemen. Kom er vandaag de dag maar eens om, een nederige jeugd die in be scheidenheid en ootmoed haar weg gaat. De jeugd in de grote stad met haar problemen en vragen zonder tal, waar zij met een schouderophalen aan voorbij gaat; de jeugd van het platte land en de eilanden, die zich het slachtoffer meent te weten van de volgens haar knellende banden der traditie van de kerk en het ouderlijk tehuis Nederigheid, ootmoed, bescheidenheid en eenvoud schijnen uit de woordenboeken van onze jongeren te zijn geschrapt. Om dat ze in deze tijd. waarin de opgroeien de jongen de illusie koestert straaljager piloot te worden en het moderne meisje de wens te kennen geeft als stewardess haar eigen boterham te verdienen, op eigen benen willen staan. Vooral niet te lang afhankelijk zijn, want de wereld is groot en er valt veel te beleven. Leve de vrijheid; houdt hoog die leus vooral in een tijd, waarin voora! vele jongeren iedere gebondenheid in de ban hebben gedaan en waarin van nederigheid toch geen sprake kan en mag zijd Wat nederigheid, we ..jijen" en „jouen" tegen de „ouwe lui", die er blijkbaar niets van begrijpen, dat deze moderne tijd „iets anders vraagt". Jeugd en nederigheid? Mens wees toch niet zo hopeloos ouderwets, de wereld vraagt wat anders van ons. Ik zie me er al over praten op school, op kantoor, in de fabriek. Ik kijk wel uit, want zo kom je er niet. Geld verdienen en wanneer we nog op school zijn. dan doen we dit wel tijdens het eerste deel van de vacantie, om het tweede deel van de vacantie er op uit te trekken. En dan liefst zo ver mogelijk van huis, want er is heel wat m de wereld te zien. Wat nederigheid, we organiseren zelf on ze schoolfuifjes en we bestellen met de andere klasgenoten de borrel en sigaret ten. want het moet \ooral pittig zijn Jeugd en nederigheid twee begrippen uit de tijd van onze grootouders. „La-me- niet-lachen" zeggen de Amsterdamse jon gens. die zich in hun eer en goede naam voelen aangetast, wanneer ze ..nozems" worden genoemd Bescheidenheid is een sieraad, maar zonder haar komt men verder, zegt een oud Duits spreekwoord. Wanneer er thans één gezegde opgeld doet en in de practijk wordt gebracht, dan is het toch zeker wel dit. Niet het minst door de jeugd, die me de door. ja in vele gevallen uitsluitend door de slapheid van de ouderen, meent zich ten vrijheid te moeten aanmeten, welke voordat men er erg in heeft ontaard is in een ongebondenheid. En toch j.i toch is jeugd en nederig heid een werkelijkheid. Goddank een wer kelijkheid. waaraan de jeugd en ook de ouderen zich mogen vastklampen Omdat deze nederigheid in een Kind twintig eeu wen geleden iets wezenlijks, iets zichtbaars' en tastbaars is geworden. Dat Kind in de kribbe brengt ook de hedendaagse jeugd bij het Kruis en opent de mogelijkheid voor een je\igd met de Kroon. De Kroon der ware vrijheid. Niet omdat de jeugd deze drie K's zelf zal veroveren of verdie nen, alsof het om de letters van een sport club gaat, maar omdat het een Konink lijke gift is. Zoals het Kerstfeest het feest van het nederig Kind in de kribbe een gave is. Een gave, maar ook een op gave. Niet alleen voor ouderen, maar ook voer de jongeren. Een Koninklijke vrij heid in nederigheid ontvangen. Een gift om nederig, in ootmoed door te geven op school, op kantoor, in de fabriek of waar we dan ook onze dagelijkse arbeid vin den. Jeugd en nederigheid, het is en het blijft een werkelijkheid; oud, maar altijd weer nieuw, omdat het toekomstmogelijkheden opent voor een jeugd, die, bezield met idealen, geplaatst wordt in de vrijheid, welke gebonden is aan Hem, die Zijn jongeren leerde nederig te zijn. ornaat Hij zelf nederig was. Van de nederigheid der Kribbe via de schande van het Kruis naar de vrijheid en de heerlijkheid van de Kroon. Wanneer de jeugd zó het Kerstfeest viert en gelukkig vieren velen zo het feest van het nederige Kind. want er zijn altijd nog duizenden, die de knieën voor de afgod van de zogenaamde vrijheid niet gebogen hebben, ook al hebben anderen het begrip nederigheid over boord ge gooid wanneer het zó Kerstfeest mag zijn, dan is deze nederigheid een aanbid ding, een dankzegging en een lofprijzing Hem, die ook de jongeren deelgenoot welke ieders leven vol- G. H. MEIJROOS INGETOGENHEID GEILICHT Was dan de ingetogenheid gevlucht uit de Lage Landen" Waren er in die jaren geen Was het goud klatergoud? stillen in den lande der Gouden Eeuw alleen i O. neen. Holland heeft ook toen stig gezicht vertoond. Terzijde van deze woe lige welvaart waren zij nog te vinden: de wij ze zoekers in de boeken, de ingekeerde vro men. de schilders van het verstilde leven, de dichters van de innerlijke gedachte. Zo'n stille in den lande was de jonggestor ven Rotterdamse schilder-dicnter Heiman Dullaert. Het is maar heel weinig, wat hij ons na. liet. Ja. zo zijn vriend David van Hoogstra ten. daarin bijgestaan door een andere be wonderaar, Govaert Cinq, niet in 1719, vijf endertig jaar na Dullaerts dood, diens dicht werk van overal bijeengeraapt, voor het eerst in druk had laten verschijnen, wij zouden van de man zo goed als niets geweten heb ben. Een schamele verzameling, maar niet temin van onvergankelijke waarde. LEERLING VAN REHHRANDT Philips de Koninck. evenals Dullaert een leerling van Rembrandt, had van zijn vriend eens het portret geschilderd en naar voor beeld van dit portret graveerde Jacobus Hou- braken voor deze uitgave de afbeelding, waar uit wij de jonge dichter kennen: een levendig, maar toch wat droefgeestig gezicht, een Rem- brandtsmuts op de gekrulde lokken. Zo n jaar of zes, van zijn zestiende tot zijn twee-en-twintigste jaar. moet Dullaert bij Rembrandt in de leer zijn geweest. Hij was een zoon van een rijke korenkoper in Rot terdam, waar hij op 6 Februari 1636 was geboren. Zijn piooder was jong gestorven en ook Heiman was lichamelijk niet sterk. Van Hoogstraten zegt; „Hij was niet bequaem dan tot dingen, die enkel den geest betroffen". Van deze biograaf wetqn we ook. dat Dul laert zo in de schilderkunst vorderde, dat eens in Amsterdam een door hem vervaar digde copie verkocht werd als een echt werk van Rembrandt. Een niet geringe,eer in die jaren. Overigens is ons ook van zijn schilderwerk niet veel bekend. Er moet een oud-heremietje <de heilige Brunogeweest zijn. In Wenen is nog een kindermoord te Bethlehem van hem. En dr. Hofstede de Groot bezat van hem de Urinedokter, thans in het museum te Groningen, terwijl het Kröller-Müller-mu- seum nog een stilleven met boeken en schrijf behoeften van hem bezit. Voorts vermelden oude catalogi nog verschillende door hem ge schilderde portretten en gezelschapjes. en Houbraken vertelt met welgevallen van een keukenstuk. waarin twee beeldjes: het ene verbeeldende een vrouwtje, dat een koperen ketel schuurt. Van het Rotterdamse St. Lucasgilde is Dul laert de hoofdman geweest. Voor het overige timmerde hij niet aan de weg. Geld had hij niet nodig; hij was ongetrouwd en hij schil derde waarschijnlijk alleen voor eigen ple zier en ten gerieve van familie en vrienden. Na zijn Amsterdamse studiejaren in Rot terdam teruggekeerd, sleet hij daar zijn da gen in een leven gewijd aan kunst en studie. Hij was er diaken en later ouderling van de Waalse kerk. „Hij leidde een onbesproken leven, zijnde stil, ingetogen, dogh zeer ver plichtende van aert. In den dienst der Kercke getreden, ging hij veel om met predikanten en andere luiden van ernst." Hij behoorde tot een prinsgezinde familie, maar in 1672, toen de stadhoudersgezinde Rotterdammers hem in de vroedschap wil den hebben, bedankte hijzijn zedigheit en afkeer van eerzucht deden hem die be vordering ontgaan en tot zich zeiven inkee- ren zegt Van Hoogstraten. OI'EN OOG Toch; al leefde Dullaert in stilte zijn le ven hij had een open oog voor de heerlijk heid van onze Gouden Eeuw. Nieuwjaar 1669 b.v. bezingt hij de vrije zeevaart: „Nu staat de ruime zee voor uwen handel open, Uw vaartuig mag nu vrij langs duizend kusten lopen Daar uwe zeilen, op den diepe oceaan, Van wind en voorspoed vol en opgezwollen staan. Dit propt met neringen en welvaart uwe Stad, Uw rusteloos kantoor met bezigheit en schat, Uw beurs met gout en voorts uw hart met vrolijkheden". Ook voor het goede leven had hij een open oog. Hoe heeft hij niet met een ken nelijke vreugde Du Bellay's ode van dc Akkerman aan de Winden vertaald „Ik offer vermiljoene rozen, En leliën en violette» En bloemen versch gepluckt die blozen, Waar op den daauw haar' paarlen zette, En strouy ze met mijn eygen handen, Op uw altaar o lichte vleugels Gebroederen, die alle landen Der werelt met u snelle vleugels Doorreyst. en met een suizend ruischen Het schaduwachtig groen beweegt, Waar langs gij zachtjes heên komt bruischen, Ze hóren er hij! Ook Noorwegen en Zweden hebben er belangstelling voor JN vele gezinnen vindt men in de donkere dagen, die aan het Kerstfeest vooraf gaan. een kerstboom, waarin tientallen kaarsjes flonkeren. Die kleine lichtjes brengen op hun wijze tot uitdrukking de vreugde, waarmee het feest van Christus' geboorte gevierd wordt. De kaarsjes in de kerstboom, klem predikers van de vergankelijkheid van het leven, maar ook van de blijdschap, zij hóren er bij. Op bescheiden wijze her inneren ;p aan de komst van het licht brengende Kind en aan de blijdschap, die al de volken wezen zal De techniek schrijdt staanbaar de kaarsjes worden verdrongen door kleine gloeilampjes, die zo veel voordelen bieden boven de vetpitjes. De gloeilampjes ver overen de kerstboom en in welk el tempo dit gaat. bewijs: de flonkeren- het feit. dat practisch het gehele jaar door een der fabrieken van het Philips-coneerr. de NV. Dordtse metaalindustrie ..Johan de Witt", zich onder meer bezig houdt met de -age van kerstboomverlichting, die haar weg, behalve in Nederland, voor al ook in Noorwegen en Zweden vindt. In de Scandinavische lan den wonden de lampjes niet al leen in kerstbomen gehangen. Men versiert er. aak artis- vijze. ook de tafels Daan akt de BOEIEND PROCES De fabricage van deze lamp jes is een boeiend en vernuftig proces, dat gelijk is aan dat. dat wordt toegepast bij de productie van prozaïscher frerlichtingsar- •.ikelen zoals bijvoorbeeld auto lampjes. Nagenoeg geheel ma chinaal worden de lampjes ver vaardigd en slechts nu en dan komen er mensenhanden aan te pas De machines indrukwek kende producten van menselijk vernuft zijn practisch opper machtig. Schier feilloos doen zij hun werk en dagelijks leverei, /.ij duizenden kerstlampjes af Uiteraard brengen zij minder stemming" dan de ouderwetse kaarsjes, maar de voordelen aan het gebruik verbonden, zijn zo groot, dat velen zwichten voor het gemak en de veiligheid dei 3-Watts-lampjes. GEEN GEVAAR "MEER Afdruipend vet op kostbare tapijten, vuile walm en brandge vaar behoren tot het verleden. De lampjes doen rustig hun werk en al zijn ze minder ..levend", ze geven toch een ef fect. dat bijna gelijk is aan dat der vvaskaarsjes. Vooral de lan ge kaarslampjes ..doen" het goed. Zij zijn in vorm gelijk aan echte kaarsjes en oo'.: hun kleui is natuurgetrouw. Ze zijn name lijk crème-kleurig gespoten er alleen het kopje is helder gehou den Overigens hebben ook dc andere modellen tdrie in getal' hun aantrekkelijkheden. Voora! de zg. sparappels, zo genoemd omdat het model dat der echte sparappels benadert, zijn zeer gewild. Daar deze bijzonder ge schikt zijn voor tafelverlichting, nebben de Noren en Zweden er veel interresse voor. Verder maakt dc ..Johan de Witt" nog dwerglampjes, die op philite- houders worden aangebracht" en olijfvormige lampjes, waarvan de eerste *veliswaar gekleurd, maar en van de laatste in kleur bespoten der lampjes op 'allerleLplaatsen worden. en onder velerlei omstandighe den mogelijk maken. TOCH KK\ Het wat de koper tenslot te te doen heeft, is het steken ER IJ ES van de stekker in het stopcon tact. In al hun weelde en glorie branden dan de lampjes, daar mee de triomf van de electrici- teit en de techniek over kaars licht en handwerk bewijzend. De fabricage loopt net af met de lampji Als de lampjes gerged den ze bijvoorbeeld a; derzijde nog bedekt laagje stroompasta en urn, dat dienst die' als knrtsluit- mechanisatie, gelijk aan wat ook in andere verlichtingsartikelen is te vinden. Het "oordeel er van is. dat als er een lampje uitgaat, niet dc hele serie lampjes uit valt Heeft men ook dit proces achter de rug. dan worden er zo nodig schuifbare veren, klemve- Met alle waardering oor het vernuft, dat aan irieage der kerstlampjes grondslag ligt: Wij blljve ammer vinden, dat de I ihtei Wanneer ge over 't aartrijk veegt. Komt, asemt met u luchten asem In 't winterkoren dat ik wann'. Op dat den daauw met vochten wasem Mijn' dorschvloer niet beschaden kan!" CHRISTUS-SONNETTEN Maar niet om deze lofdichten of pastorale oden verdient Dullaert, ondanks zijn geringe nalatenschap, gerekend te worden onder onze grote dichters. Dat hem deze onder scheiding toekomt, dankt hij aan zijn Chris tussonnetten. Een cyclus van acht sonnetten op net lijden en sterven van zijn Heer, voorafgegaan door een sonnet op de Drie Wijzen uit Oosten en gevolgd door een op de Zegenrijke Visvangst. Deze behoren on getwijfeld tot het hoogste, wat in onze taal op dit gebied verscheen. Waarschijnlijk stammen zij uit de laatste tijd van Dullaerts korte leven. Voor een uitbreiding van deze sonnettenreeksen tot de andere heilsfeiten heeft hem op Aarde de tijd en kracht ontbroken. Wellicht is onderstaand sonnet op de Drie Wijzen het begin van een nieuwe krans geweest. „Gij, die, gewoon om hoog met uwen geest te zweven, De voorbeduitselen des Hemels, eer het daagt, Met goude letteren op bruin azuur geschreven, Den op- en ondergang der aardsche rijken vraagt: Wat hope is uwe konst van boven tog gegeven, Waar door gij hier beneên zo zwaren landreis waagt? Wal is 'er dat uw hert, door weetlust aangedreven, Uit uu'en morgenstond naar dezen middag jaagt? Ja, wereltwijzen, ja, die reden is gevonden. Terwijl uwe.oogen vast de Hemelen doorgronden Verslingerde uwe ziel op zo veel heerlijkheit: En speurende uit het licht van een genadestarre, Dat hier de leydstar was. die derwaarts aangeleid Zoo volgde uw graag geloof haar heilrijk spoor van verre." Slechts 48 jaren oud is de zwakke tering achtige man geworden. De laatste jaren had hij met zijn vrienden geen contact meer. Door zijn tijdgenoten was hij. zoals de dich ter Oudaen het in zijn lijkklacht zegt, by zijn leven reeds vergeten. Dullaert zelf had zijn vroeg levenseinde al lanf^ verwacht. Hij was wél voorbereid Die, als Dan Een berg Wy alle dan. der drie Wijzen Dat waaren Wyzen, die den Weg zoo treffen konden, Dat zy den Oorsprong, van de Wysheid zelve, vonden! Hoewel Hy schuil lag. in zoo onbekenden kleed, Dat al de wereld, met versmaadheid. Armoed heet. Ds Schat waardeerd de Kas. de Vee-stal ging te boven, Het allergrootste van de Koninglyke hoven: En wat d'Ontdekking. daar de wyze zoekers gaf, Daar wist Jeruzalemin zyne orach: niet af. De deèmoed boog zich. en ontsloot haar offerhunden, De moeiten was betaald, van komst uit verre landen. Daar is veel boogens. zeer verheven. en geroemd, Dat hoog-ge'.cerdheid hiet. en Wysheid werd genoemd Van veelderleije slag. en allerhande streeken, Om met veel -.wier, en zwaai, een hoopen ivind te breeken: Maar wat is 't alles, als de zoeker niet en vind, De Eerste Oorzaak, daar de Wysheid uit begint; boven alle zaaken, Zyn Vinder, eindeling, kan Eeuwig Zalig maaken? ar moeiten, en de schoone tyd vermorst, kaf gewand, een schuur vol stroo gedorst, die 't Wit der Wysheid willen treffen, Die moeten Bethlehem, in haare Ziel verheffen. JOANNES LUIKEN. (Dc Schriftuurlyke Geschiedenissen en Gelykenissen, Van het Nieuwe Verbond; Vertoonende Een honderd acht en veertig Konstige Figuuren Met Bybelse Verklaa ringen en Stichtelyke Verzen door Joannes Luiken. Te Amsterdam. By de Wed. Pieter Arentz. en Kornelis van der Sys. Boek- verkoopers in de Beursstraat, in de drie Raapen, 1712.) (Zie gravure lifiks boven). en heeft dit in zijn afscheidslied welhaast triomfantelijk beleden: „O haast gebluschte vlam van mijne kaers! nu dat Gij. mijnen voortgang stut in 't naerstig onderzoeken Van nutte wetenschap, in wijsheidvolle boeken Voor een leergierig oog zoo rijkelijk bevat, Verstrekt gij mij een boek. waar uit te leren staat Het haast verloopen uur van mijn vergankelijk leven: Een grondles, die een wijs en deuchtzaam hart kan geven Aan een aandachtiq man, wien zij ter harte gaat. Maar levend zinnebeeld van 't leven dat verdwijnt, Gij smoort in duisternis nu gij uio licht gaal misse?' En ik ga door de dood uit mijne duisternisse Naar 't onuitbluschlijk licht, dat m den Hemel schijnt.' Zo was zijn dood op de zesde Mei 1684 voor hem een ingang tot het leven en in deze troostvolle wetenschap hebben zijn vrienden hem in de Franse kerk te Rotter dam ter ruste gelegd. (Vervolg van pagina 9.) P ZATERDAG 24 DECEMBER 1955 komt Melchior de plaats Nazareth binnen. Het is avond, Kerstavond, en hij is niet de enige, die door de Maria-straat, de Josef-straat en de Jacobus-straat gaat. Van heinde en ver zijn. zij gekomen de pelgrims: Amerikanen met palm beach costuums en opzichtige das sen; Engelsen met stijve boordjes en streep jes-overhemden. Ook geestelijken lopen er rond. honderden geestelijken. Ze komen uit Rome. Parijs, Lissabon, Caracas, tot uit het noordelijke Alaska toe. Door het stadje, dat misschien honderd straten telt. bewegen zich duizenden mensen. Nee. ze dragen geen pakjes onder de arm en ook de feestverlichting ontbreekt. De winkels zijn zelfs gesloten en in de etalages is geen Kerstboom te zien. Op de ruime parkeerplaatsen in het cen trum van de plaats staan de taxi's dicht naast elkaar. Grote touringcars vullen de straten en de chauffeurs er van zitten ver woed met elkaar te kaarten. Men kan het de inwoners van Nazareth aanzien, dat ze een welvarend leven leiden. Ze gaan beter gekleed dan de mensen uit an dere streken van Gallilea en hun huizen zien er minder bouwvallig uit. Geen'wonder ook. Gidsen voor en bewa kers van heilige plaatsen worden er bij tien tallen tegelijk gevraagd, 't Hele jaar door houdt de stroom van pelgrims aan om op Kerstavond zijn hoogtepunt te bereiken. Een groezelig jongetje stapt op Melchior ..Mag ik U de bron van Maria laten zien?" vraagt hij op een toon. die geen spoor van verlegenheid verraadt. Melchior schudt van neen. Fanatiek houdt de knaap echter aan. ,,De timmermanswinkel van Josef dan?" is zijn volgende vraag. En als Melchior ook hier niet op wenst in te gaan. gooit hij zijn laatste visje uit: ,.Ik kan U naar de bank brengen, waar Jezus met de kinderen heeft gezeten, meneer Een pracht van een bank is 'tDe zitting is nog helemaal gaaf. Weer geeft Melchior te kennen niets voor zo'n excursie te voelen. Het jongetje, dat nu wel inziet, dat er bij Melchior niets te halen valt, spuugt verach telijk op de grond en draait l»em, onder het toevoegen van een paar lelijke scheldwoorden, toe. Onmiddellijk daarna klampt hij ilfde LS de torens van Nazareth veelheid van klokketonei te zingen en dc vreemdelingen stadje zich begin l het de plechtige kerk diensten opmaken, loopt Melchior als een opgejaagd dier over de vlakte van Es- draelon. Hdj is de plaats door de zuidelijke poort ontvlucht en de duistere, met stenen be zaaide velden ingesneld. In de verte, recht voor hem, tekenen de donkere contouren van de Karmel zich af. De sterren pinkelen in de nacht, maar een nieuw hemellichaam ziet hij nergens verschijnen. Hoe anders was het zo'n tweeduizend jaar .akte van - _r kameel, het gezicht "gericht naar het heelal. De weg was hem en de zijnen door God zelf geopen baard. middels een ster, die op onverklaar bare wijze was gekomen en verdwenen. Als door een zware koorts bevangen, strom pelt hij verder. Zijn slapen bonzen en zijn ge dachten warrelen wild door elkander. In zijn trauma ziet hij al zijn belevenissen als schrikbeelden voor zich oprijzen: de Madon na-industrie in Maria Elend, het drankfeest in Londen, de moord in Nebraska, de haat en de nijd in Berlijn, de verzakeling in het Louvre en de verdeeldheid in Nazareth. En tussen dit alles door duiken steeds maar weer die stalletjes en die kindekes uit dat warenhuis voor hem op, met en zonder ster ren, met ossen, ezels, schapen of geiten. Een onweerstaanbare moeheid bevangt hem. Zij drukt hem op de knieën en strekt hem tnachteloos op de grond uit. Zijn kleren zijn weldra doorweekt door de dauw, maar hij merkt het niet. Elke zenuw, elke gedach te is op die Kerstweek van 1955 gericht, op het vermaterialiseerde, vercommercialiseer- de of vermoorde Kerstwonder. Als zijn loodzware oogleden zich eindelijk sluiten, hoopt hij nooit meer in deze wereld te ontwaken. Zijn herinneringsvermogen was te sterk gebleken voor een tijd, waarin de hoogste waarden worden vergeten of verdoe zeld. A. MARSEILLE g üiittilirlririrüiittv-ü-tt-üii-Crvirü-ü een andere vreemdeling aan met dezel dringerige vragen. Melchior ervaart weldra, dat de knaap tot het straatbeeld van Nazareth behoort. Hij wordt die avond zeker door twintig jongetjes lastig gevallen, die hem allen plaatsen willen laten zien. welke een rol in Jezus' leven ge speeld hebben. Als de Kerstnacht aanbreekt, zijn de stra ten nog vol mensen Ze slurpen koffie aan de vieze stalletjes, wachtend op het tijdstip, dat dc kerkdeuren zullen open gaan. En als Mel chior dan aan een ingezetene van Nazareth vraagt, waar zich de kerk van Jezus Chris tus bevindt, kijkt deze hem enigszins spottend ..De kerk van Jezus Christus?" herhaalt hij. alsof hij over het antwoord na moet den ken „Wat bedoelt U. meneer? Bent U ka tholiek, luthers, remonstrants, hervormd of gereformeerd? Of bent U misschien een Is raëliet, zoals ik? Er zijn hier 26 kerken ziet U en-ne" vertrouwelijk buigt hij zich naar Melchior toe ,.ze zijn allemaal boven het huis gebouwd, waar Josef en Maria vroeger gewoond hebben. Ze maken het de mensen wel moeilijk tegenwoordig, vindt U ook niet, Jeugd en het spel van licht donker, als de flakkerende vl wordt weerspiegeld en twee wonderend kijkende ogen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 22