Als de winter langs de duinrand sluipt... Jacobs God Via NAALD en PLAAT Op liet strand; trieste stookolievogels In de duinen; laaiende kleurenpracht maar ook lenteboden! TTOEWF.I, tip Winter officieel nor 1 1 niet zijn intrede heeft gedaan en het kalenderblaadje van 21 Decem ber nog achter zijn voorgangers is verborgen, wijst alles erop, dat deze kille heerser onherroepelijk op komst is. Hij heeft zijn herauten al vooruit- gezonden: de trieste stookolievogels, die door de storm op het strand wor den geworpen, de laaiende kleuren- pracht in de duinen en de vogels uit oostelijke landen, waar het eer der wintert dan bij ons. De noordoostenwind die ,,in het binnenland", zoals De Bilt dit noemt, al straf en fris is, wordt feller en kouder naarmate wc de kust naderen. Hij blaast de geuren van IJmuiden dooreen tot een warreling van lucht jes. Nu eens voeren verse, gerookte of gebakken vis de overhand. Dan zijn het ineens teer en hout. Nog steeds overheerst in deze vis sersplaats het beeld van vijf jaren oorlog en bezetting. Er zijn lege plekken, waar eens huizen stonden en we vinden er vele nieuwe woon- en winkelwijken ter vervanging van de oude, die de oorlog niet overleef den. In de duinen en in de wijde om trek krioelt het van bunkers, de overblijfselen van Hcrr Hitiers ver maarde Atlantik Wall. Bij de haven staat nog de machti ge duikbootbnsis, een enorme kolos van gewapend beton, die zo ver telt het plechtige opschrift op de borden „alleen toegankelijk bij ge dogen" is. Ons einddoel is echter het strand, zodat wij dat gedogen niet van node hebben. Over het smalle straatje, waar langs in tijd van nood de redding boot zeewaarts gaat, lopen we naar de pier. De noordwester heeft hier vrij spel. Hij Jaagt verblindende zandwolken voor zich uit en veran dert het geluid van de zee, die we in de verte hoorden ruisen, in een machtig bulderen. Grote golven slaan op de pier uiteen of lopen kolkend en schuimend op het strand. "PR HANGT een dik, laag wolken- ■*-' dek, waaruit nu en dan motregen necrdrizzelt. Op de pier kleumen wat hengelaars, die stampend trach ten hun voeten op temperatuur te houden en met rode, stijve vingers het aas aan de lijn peuteren. De vangst bestaat uit een enkel klein scholletje of uit krabben, die dwaas met hun scharen in de lucht maaien als ze worden opgehaald. Meeuwen vliegen langs en trachten terloops het aas van de hengelaars weg te kapen. Er is hier een bonte verzameling van leden der meeuwenfamilie bijeen: de kleine kokmeeuwtjes, die u des winters in de stadsgrachten ziet; de forsere zilvermeeuwen, die dit jaar in het broedscizoen werden bestre den tengevolge van hun minder sym pathieke gewoonten ten opzichte van eieren en jongen van andere vogels en de grote mantelmeeuwen met hun donkere vleugels. We zien zowel oude vogels als jon ge, welke laatste te herkennen zijn aan hun bruingevlekt verenpak. Zelfs is er een familielid uit het buiten land aanwezig: een klein dricteen- meeuwtje. Hij zat op de rand van de pier in het water .te staren en was zó mak, dat hij ons tot op ander halve meter liet naderen. Helaas ging hij op de wieken toen het fototoestel voor de dag kwam. Deze drieteenmeeuw, die broedt langs de kust van Noorwegen en Zweden, is hier niet de enige buiten lander. Er zijn nog enkele vertegen woordigers uit Oost-Europa. Halver wege de pier holt een drietal steen- lopertjes voor ons uit. Je vraagt je af hoe die kleine, rode pootjes zo snel kunnen bewegen. Als we ze te dicht naderen vliegen ze op ze hebben een prachtige vleugcltekening en komen met een boog achter Ook zien we een paar duinpiepers, die hier na de herfsttrek nog wat blijven rondhangen en nu voedsel zoe ken tussen de betonnen blokken naast de pier. Het is opkomend getij. De golven komen in woeste gelederen schuimend aanrennen. Als ze tegen de pier uit een slaan, sproeien ze een kletteren de spetterregen over de hele breedte. F)E VERTREKKENDE vissersschepen glijden tussen de pieren kalm voort. Maar zodra ze de neus in de open zee steken, hobbelen ze ver der, golf op, golf af. Het is opmerke lijk om te zien hoe tussen de dobbe rende boten kalm een paar zwarte zee-eenden zwemmen, alsof ze in het minst geen hinder van wind en gol ven ondervinden. Wanneer ze de kust te dicht naderen, vliegen ze terug om, ver buiten ons gezichtsveld, weer op het water te dalen. Maar er zijn er ook, die niet so gelukkig zijn. Terwijl we even later langs het strand lopen, zien we hoe een troep meeuwen en kraaien zich krijsend en vechtend op het zand stort, waar een donker voorwerp ligt. Als we naderbij komen, vliegen ze luid protesterend weg. Hun buit blijkt een dode zee-eend te zijn. De ogen zijn uitgepikt %n het lichaam is opengereten om de ingewanden te kunnen bereiken. De sporen in het zand getuigen hoe er om dit dode dier werd gevochten. We vinden nog meer aangespoelde vogels: zee-eenden (zwarte manne tjes en bruine vrouwtjes) en zeekoe ten, fraaie witzwarte vogels met een spitse snavel. Alle zijn ze min of meer besmet met een kleverige, zwar te substantie. Dit is stookolie, die door thuisvarende schepen in zee gepompt en voor de zeevogels een be dreiging van ongekende afmetingen Ieder weet over welk een grote op pervlakte zich een kleine hoeveelheid olie op het water verspreidt. Zodra de dieren hiermede in aanraking ko men, is het met hen gedaan. Hun verenpak sluit niet meer en ze kun nen de vette, kleverige massa niet verwijderen. Hierdoor wordt het hun onmogelijk om naar voedsel te dui ken en ze laten zich naar het strand drijven. Daar wacht hun de dood door honger en kou. Hun lichamen worden opgeruimd door meeuwen en kraaien, de reini gingsdienst van onze zeekust. In gro te troepen zweven ze boven de bui tenste duinenrij. Tussen de meeu- wenschreeuwen klinken de schorre kreten van de kraaien. Nu en dan duiken ze krijsend neer op de vloed lijn, als hun scherpe ogen iets eet baars heben ontdekt. Intussen is de wind nog meer aan gewakkerd. -Grote klodders vuilwit schuim waaien van de zee naar de duinen of blijven plakken tegen het geen op het strand ligt: voorwerpen uit allerlei landen, zoals een kist uit Noorwegen, whiskyflessen uit Schot land, een blikje van Engelse tabak, cocosnotendoppen, tomatensapflessen uit Amerika, kurken, planken en balken. Als we om ons heenzien, bemer ken we, dat we de enige bezoekers op het strand zijn. Geen wonder! De zeewind snijdt door je dikke kle ding en maakt je gevoelloos van de kou. Maar in „De Strekdam", aan het begin van de pier, snort de war me kachel, terwijl de zwarte kat, ge zellig spinnend in een rieten stoel luiert. Je voelt de kou uit je weg trekken en een paar dampende bor- JX5ALM 146 heeft mij altijd sterk getroffen. Wat wordt God daarin bezongen als een rijke God. Hij is daar een God voor alle omstandigheden van one leven, een God die alles voor ons ie en wil zijn. Maar er is in deze psalm een tekst, die mij steeds opnieuw in het bijzon der treft, dat is de tekst of eigenlijk de halve tekst die hierboven staat, tvaarvan ik de inhoud aldus kan weer geven: met hulp van Jacobs God ben je zalig. Dan zie ik nL Jacob voor me. Ja cob, die we allen kennen. Dat is de man, die zijn broer Ezav listig bena deelde, die zijn oude blinde vader Izaök bedroog, die tegen zijn vader en zijn broer samenkonkelde met zijn moeder. Jacob ik vind hem een uitermate onsympathiek mens en ik had liever niet met hem te maken. En dan is daar sprake wan Jacobs God. Moet ik dan om hulp gaan naar de God van die man, die ik in mijn leven liever niet tegenkom? Jacobs God dat roept een zekere weerzin in je op. Nee, de God van Abraham, de God van Jezus Christus, die prefereren we. Totdat ik mezelf beter leer kennen en totdat ik ook ga begrijpen, dat God ook de God van zo'n mens als Jacob toil zijn. Zie, dan pas wordt God vol komen de God van alle omstandighe den van mijn leven en dan treft het m\j ook niet meer als vreemd, dat die eerste helft van vers 5 in psalm 146 voorkomt. Want ik heb God niet alleen nodig wanneer ik gevangen ben of blind, of wanneer ik terneer gedrukt ben en honger heb. Maar ik heb een God no dig. die ook en juist de God van een zondaar wil zyn, toarvf ik ben in het diepst van mijn wezen aan Jacob ge lijk. Jacobs God. Dat ontsluit mij juist de grootheid en rijkdom van Gods wezen. Deze God is zoals de voorafgaande psalm zegt: goed en vriendelijk en wel dadig, barmhartig, mild, lankmoedig en genadig. Deze God is de God der vergeving van mij en van u. In deze God mag ik de vader ran Jezus Chris tus herkennen, die hoort u het lied van Kerstmis? in mijn leven toil zijn en met ons te maken wil hebben en mij Pniël toil doen beleven, d.w.z God ziet in Christus ons altijd genadig aan. Deze God is onze God. Onze hulp en verwachting is van Hem alleen. Voor eeuwig en altoos. Inderdaad: de winter is op komst... E BILT voorspelt 's avonds voor de volgende dag nóg meer wind, nóg meer regen en nóg meer kou. Maar ons Nederlandse klimaat heeft zijn grillen en is zó vol afwisseling, dat het zelfs ons meteorologisch in stituut soms te wispelturig is. Als we de volgende morgen door de duinen dwalen is de felle, koude Noordwester verdwenen. Er waait een bijna onmerkbaar briesje uit het oosten, dat zacht de wolken van de hemel veegde en de ijzige kilte van tussen de duinen verdreef. Nu ziet de winterzon stralend neer uit een strakblauwe lucht. Op be schutte plekjes is het zelfs zó beha- gelijk, dat we op een duinhelling on ze boterham eten. Met de zonnestralen penseelt de na tuur alle tinten van haar palet rond om ons. Je voelt het verlangen om zélf te kunnen schilderen teneinde dit schoons vast te leggen. De naaldbo men prijken met hun frisse groen. Daartussen contrasteren kale stam men en twijgen van grijs tot donker paars en in allerlei schakeringen bruin. De duindoorn schittert met oranjegele bessen en de sleedoorn met glanzend zwarte. Daaromheen fonkelt het heldere rood van de kar dinaalsmutsjes en straalt het geel van de berkenbladeren. En eronder staan, heel schuchter, als schamen ze zich voor hun late moed, een paar souve nirs van de zomer: bloeiende viool tjes tussen afgevallen eikenbladeren en wat roze koekoeksbloemen op een zonnig plekje tussen de bonte ber- kenstammen. \I OOR de vogels betekent deze bes- senrijkdom in de duinen een over vloedig gedekte tafel. Daarom tuurt deze laaiende kleurenpracht slechts kort. Vooral de duindoornbessen (die zo lekker naar zure appeltjes rut- ken) zijn een lekkernij en zij zijn iuist rijp als hier de trekvogels* aan komen. Trekkende merels, spreeuwen. Kerstliederen uit vele landen HET is straks Kerstfeest. Overal zullen er weer Kerstliederen worden ge zongen en gespeeld. In café en kerk. in de gevangenissen en in de vluchte lingenkampen, overal. Wordt er ooit wel so veel gezongen «Is bij Kerstfeest? Het merkwaardige is dat ook al zou die zang een vloek zijn er toch al tijd binnen in iets gaat trillen bij het zingen of horen van Kerstliederen. Zij die zeggen dat dit sentimenteel ia, krij. gen zelf tranen in de ogen als ze een kinderkoor „Les Anges dans dos cam pagnes" horen zingen. Kerstfeest is ook een feest van de huiselijkheid. Het is alsof er van die besloten intieme sfeer in de stal te Beth lehem een symbolische kracht uitgaat Zoeken ook wij allen niet met Kerst feest naar de intieme beslotenheid van eigen huis en ettgen gezin? Voor mijn gevoel is het altijd of met de Kerstda gen de tijd even stil staat. Net ateof iedereen wil luisteren naar die Engelen zang, net ook alsof ledereen In gedach ten neerknielt bij die houten kribbe. .Adeste fideles, laeti, triiumphantes. Venite, venite ln Bethléem Werd er eigenlijk vroeger niet veel meer gezongen in de huizen, zo rond harmonium of piano? De radio doet het nu voor ons, dikwijls heel erg mooi, maar toch altijd maar door een ander. En nu is de gramofoon er ook nog bij gekomen. We hoeven niet meer te zin- fjen, we luisteren. Is het wel alleen uisteren of zingen we toch wel mee, in ons hart? Dat is de werking van het eenvoudige Kerstlied. Van binnen zin gen we het altijd mee. En hoe mooi, hoe fijn kan het niet zijn als we Wj de Kerstboom de Kerstliederen horen zin gen, niet stuntelig, maar schoon. Als befaamde koren of befaamde solisten ons weten te ontroeren door hun zang juist in die simpele liederen. DAAROM wil ik nu al wijzen op enkele Kerstplaten, waarop liederen in verschillende talen worden gezongen. En dan begin ik met een opname van een koor uit ons land, nl. het Kon Man nenkoor „Mastreechter Staar", dat voor PHILIPS een serie Kerstliederen onder de titel „Christmas Carols" zong (lang speelplaat 25 cm. no. 00618 R>. Nog nooit heb ik door een mannenkoor zo gaaf en zo volkomen beheerst, maar toch ook zo ontroerend het „Stille Nacht" horen zingen. Dirigent Martin Koekelkoren moet toch wel een uitzon derlijk begaafd zangleider zijn om zo prachtig de lijn vast te houden. En dan in andere liederen als „Les Anges dans nos campagnes" „Er is een Kindeke geboren op d'aard" en „The Holy and the ivy" steeds dezelfde zangbeheersing. Het blijft steeds zingen en hoe vaak hebben mannenkoren niet de neiging om bij dergelijke liederen te veel tot de clamatie te komen. Verder zingen de Maastrichtse mannen nog alles a cappella, dus zonder begeleiding „Nu syt wellecome", „The first nowel", „Jo seph est bien marié", „Adeste fideles", ,,Es ist ein Ros' entsprungen" en ,.Her- derkens omringen". In het middeleeuw se lied „Slaap nu mijn Jezukc" is er een heel mooi effect bereikt met de jongens-sopraan Peter Serpenti. Een heel mooie plaat. FRÖHLICHE WEIHNACHTEN" heet een andere PHILIPS-plaat. Vrolijk Kerstfeest, ja dat mag het zijn. We mo lesters, kramsvogels en koperwieken enz. zijn dol op bessen, evenals de bonte kraaien uit landen achter de Elbe, die in Nederland overwinteren. Zodra ze na hun lange vliegtocht ar riveren, kunnen ze beginnen aan hun bessendiner. Rechts van ons is juist een troep kraaien in een duinvallei neergestre ken. Af en toe vliegen ze krijsend op. Dan dalen ze weer om hun maal tijd te vervolgen. Dit zijn de echte wintergeluiden. Het is eigenlijk moei lijk om je in te denken, dat nog slechts enkele maanden geleden de ze zelfde plek schaterde van een veelstemmig vogelconcert. Maar de leden van het orkest nachtegaal, fluiter, fitis, braamslui- per, tjiftjaf, spotvogel en al die an deren vertoeven nu in de tropische landen van Afrika of in de warme streken om de Middellandse Zee. Waar dit voorjaar de fazanten nes telden stoten we nu een houtsnip op. Het nachtegalenbos is een kaal tak- kensilhouet tegen de winterhemel. Het konijn, dat tussen de afgevallen bladeren ritselt, kunnen we tiental len meters ver volgen, omdat geen groen het aan ons oog onttrekt, tot dat het achter een duin verdwijnt. Maar tóch sijn er na al tekenen, die wijzen op het komende voorjaar. Want aan de takken van de schijn baar dode duindoornstruiken zwellen reeds de knoppen. Voorlopig zullen zij nog niet opengaan. Hun inhoud blijft in de harde bolster beschermd tegen vorst en sneeuw. Maar ala de dagen langer worden en de ton meer kracht krijgt sullen zij vanoen scheu ren. Dan zal hun tere groen een wel komstgroet sijn voor de wulp die, luid jodelend boven de duintoppen, zijn lenteboodschap uitbazuint. FREEK VAN DER MEER gen blij zijn met Kerstfeest en zingen, net als die twee Duitse kinderkoren op deze plaat. (25 cm langspeclpaat S- 05902 R in de Favoriten-Serie). Het Kin derkoor Erich Bender en het Jeugdkoor Vera Schinck zingen Kerstliederen met orgel- en orkestbegeleiding. Twee uit zonderlijk mooie kqren. zuiver, door zichtig en warm. Ook de kleine onge noemde solistjes zingen ontroerend mooi en de harmonisaties der Kerstliederen zijn bijzonder goed te noemen. Orkest en orgelspel zijn volkomen passend in het geheel. Er worden de volgende Kerstliederen gezongen: „Vom Himmel hoch", „Am Weihnachtsbaum". „O Tan- nenbaum", „Susser die Glocken nie klingen„Kling Glöckchen, klingclin- geling", „O du Fröhliche", „Ihr Kin- derlein kommet", „Kommet, ihr Hir- ten", „Lease rieselt der Schncc", ,,Es 1st ein Ros' entsprungen", „Alle Jahre wieder" en „Stille Nacht". Een kost bare plaat. VAN DUITSLAND gaan we even naar Wenen om naar het koor en orkest van de Weense Staatsopera te luisteren o 1.v. dr. Richard Rossmayer. Onder de titel „Christmas Eve in Vienna" (Kerst avond in Wenen) maakte DECCA deze opname (25 cm langspeelplaat LX 3065) Wenen zou Wenen niet zijn als er niet wat romantiek bijkwam. Dat hoort nu eenmaal bij die Donaustad en ook bij de mensen uit die stad. De nuchtere Hollander spreekt zo gauw van senti menteel gedoe, maar de Wener noemt ons steenkoud. De keren, dat ik in We nen was, heb ik me nog nooit geërgerd aan die romantiek. Integendeel, ik ge noot ervan omdat ik in Wenen was. Begrijpt U het, omdat ik me anders niet in Wenen zou voelen. En met Kerst feest geven de Weners die romantiek heus niet zo maar prijs. Dat blijkt uit deze opname, waarop de volgende Kerst liederen voorkomen: „Stille Nacht", „O du Fröhliche", „Es ist ein Ros' ent sprungen „Es hat sich hall eröffnet". „O Tannenbaum", ..Es wird schon glei' dumper". „Was soil das bedeuten" en „Josef, lieber Josef mcin". Aan de zang behoeft u niet te twijfelen, die is van do grootste perfectie, niet alleen, maar ook door en door van binncn-uit. Het orkest is soms wat schraal. Natuurlijk horen we ook de Kerstklokken luiden. Een voor treffelijke gezongen opname. Een groep zusters van het Westminster Hospitaal te Londen, bezig met Kerst liederen te repeteren. De lantaarntjes zullen zij op hun tocht door hel zieken huis meedragen. VIA Kopenhagen gaan we terug om in Engeland terecht te komen Er wordt trouwens in Kopenhagen al En gels gezongen. Het Kopcnhagcns Jon- gelse componist Benjamin Britten (DEC CA 25 cm. Langspeelplaat LW 5070». Dit werk schreef Britten in 1943 voor jongensstemmen en harp, een wel zeer uitzonderlijke, maar prachtige combina tie. Hij greep terug op de middeleeuw se Kerstliederen als „Wolcum Yolc", „There is no rose", „In freezing winter- night en „This Uttel Babe Die be werkte hij zo zuiver ln het moderne idioom, dat elk lied een juweel is ge worden. Geopend en gesloten wordt met „Hodie Christus natus est", waarbij het gregoriaans is aangehouden. Een werk, dat door z'n eenvoud van een grote schoonheid is, vooral in deze vertolking, die staat o.l.v. Benjamin Britten zelf en met harpbegeleiding van Enid Simon Een der mooiste Kcrstplaten van deze tijd. TENSLOTTE komen we in Londen cn horen er Kathleen Ferrier twee Kerstliederen zingen in het Engels, nl. „Silent night, holy night" en ..Come nil ye faithful", begeleid door het prachti ge strijkorkest van Boyd Neel. (DEC CA kleine normaalplaat M 32742) Het is weliswaar geen nieuwe plaat meer. Dat kan ook niet want Kathleen Fer rier is op 8 October 1953 in Londen over leden. Die naam mag echter niet ver geten worden De kinderlijke eenvoud en zuiverheid, die we in de meeste Kerst liederen vindon, waren ook de eigen schappen van Kathleen Ferrier als mens en als kunstenares. Dat blijkt uit haar vertolking van deze Kerstlieden n op nieuw. Het Is alles zo echt, dat ik er telkens weer naar zal grijpen, ook al is de plaat dan niet volkomen geruisloos. Een plaat, die u moet bezitten en die u met Kerstfeest moet afdraaien. Er zijn nog veel meer Kerstplaten Daarom moest ik een greep doen om U niet onder opnamen te bedelven. Het Is altijd moeilijk een keuze te doen. Veer tien dagen geleden schreef ik over de Weihnachtsgeschichte van Hugo Distier. volgende week zal ik nog iets vertellen over de Kerstcantate van de. de vorige ck overleden componist Arthur Honcg- ger. CORN BASOSKI. Miebei bij dc massa jeugd Uit de VOLKSWIJK Alleen de schoentjes blij ven s\p de dag dat Hipje en Kipje, met medewerking van de ontstel lende gemoederen der volkswijk- buren én door bemoeienis van een desbetreffende instantie ijlings aan Kees en Kornelia ontnomen wor den op die dag is voor my de historie./eitelyk uit. Ik kan natuur lijk navraag doen waar die beide hummels nu geplaatst worden, maar ik laat dat na. Het heeft geen zin. Het neemt maar tyd in beslag en ik kan hen toch moeilijk op gaan zoeken. Mogelijk zitten ze nu in Zeeland. Of in het noorden ven Friesland. Ergens bij nieuwe pleeg ouders, die met zorg gekozen wor den en die weten wat ze met der gelijke hummels moeten aanvangen. Maar mij paan ze niet langer aan. Hun verblijf in de volkswijk was slechts van voorbijgaande aard: rond om me heen krioelen enkele duizenden kinderen, die even veel verzorging en aandacht nodig heb ben en die hier officieel wonen. Laat ik me dan daar maar toe be palen, vindt u ook niet? Waarschynlyk is ook voor Hipje en Kipje zelf deze levensjwriode beslist ten einde. Het zou weliswaar de moeite lonen om te onderzoe ken welke herinneringen bij hen levend blyven en ook of ze nog eens met een dankbaar of mo gelijk: wrokkend hartje terug denken aan de beide oudere men sen. die voor hun ouders hebben trillen spelen. Ik vermoed dat ze echter allang opgaan in de avontu ren van hun nieutve omgeving, en niet meer peinzen over hun kort verblijf in die prautve straat. Een kind kan snel vergeten. En als ze werkelijk bij verstandige mensen onderdak vonden, zullen ze over stelpt worden door totaal nieuwe indrukken: van verzorpinp en ver pleging, van liefde en doelbewuste opvoeding Ik kan me in ieder ge val niet indenken dat hun leven tjes, die toch al zo boordevol har de ervaringen zijn geweest, erg ge leden rullen hebben onder de schynbare hardvochtigheid van hun would-be pleegvader. Ook voor de buren is de historie afgelopen Hel leven heeft zyn loop hervat. Natuurlijk zal er de eerste maanden nog wel eens ie ma nd zijn, die by een plotseling opvlammende twist Kees snauwend verwijt dat ie een kinderbeul is. en het is zelfs denkbaar dat latere jeugdleidstrrs- na-my, zeg over tien jaar, de hele historie nog eens in geuren en kleuren en zeer verergerd te ho ren krijgen. Tot hen zal men dan zeggen dat de straat tepenu'oordip heel fatsoendelijk is, maar vroe ger, mens, je weet niet wat er zich vroeger afspeelde! Vroeger woonden hier een man en een vrouw, die zo maar, zonder enige aanleiding kinderen in huis haal den om ze óf te ranselen. Doch overigens is ook voor de buurt de episode Hipje en Kipje beëindigd. Alleen voor Kees en Kornelia duurt ss voort. Zo vaak ik hen spreek en dat gebeurt nopal eens na onze hevipe contacten in de dapen van spanning valt het me op dat zij de slag van hun leven te pakken hebben. Ze zyn in hun edelste gevoelens petro//en. Ze zijn tot in hun merg gekwetst. Het is niet alleen dat hun ideaal van tóch nop ouders te zijn, hun voorgoed ontvallen is. Het is ook niet dat ze een stuk van hun aan zien in de buurt verspeeld hebben en zich nagekeken, nagejouwd voelen door mensen, die het eigen lijke alweer vergeten zyn. Het is de diepe geschoktheid dat ze zo totaal kinderloos uit het leven zul len verdwijnen Het is een stukje opstand tegen hun lot en tepcu Hem. die ons lot in handen houdt Ze zyn in een geloofscrisis ge raakt, al zullen ze er zelf deze naam niet aan geven, ..Deden we nu verkeerd?" toil Kornelia weten. Ieder keer op nieuw stelt ze die vraag. „U be doelde het goed," antwoord ik dan „Maar ook goede bedoelingen kun nen verkeerd zyn En ik praat door: „Als we oud worden. kunnen uie u>el proofouders zyn maar geen ouders meer. Dat breng je dan niet meer op Dat is te zwaar. Je kunt je niet meer ver plaatsen in het leven van kinde ren en je kunt hen ook niet lan- per de hele dag om je heen heb ben Of ik zeg: „Wie kinde ren krijgt, krijgt ze niet in z\jn eipen belang, maar in het belanp van die kinderen. By u stond u- zelf op de eerste plaats: de kinde ren waren een middel maar geen doel Ik doe mijn best het hen uit te leggen. Het lukt me niet. En dan komt Kees met een paar afgetrapte meisjesschoentjes aan - dragen en rept: „Die liet Kipje hier achter Moet ik die nu niet opsturen? Maar ik weet het adres niet Zyn ruwe handen plyden liefkozend over het ge barsten leer En ik voel: zijn eer lijkheid gebied hem er afstand van te doen Maar tegelijk wil hy ze al voor geen geld meer missen Want die schorntjês zijn een mo nument voor hem pnoorden Het monument van een droom. Het nachtmrrrie-achtige van die droom vergeet hy reeds. En eens zal hy ontroerd zrpprn ,,Die benne nop van myn pleegkind I" M7EBEL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 10