Als de winter langs de duinrand sluipt...
Jacobs God
Via NAALD en PLAAT
Op liet strand; trieste stookolievogels
In de duinen; laaiende kleurenpracht
maar ook lenteboden!
TTOEWF.I, tip Winter officieel nor
1 1 niet zijn intrede heeft gedaan en
het kalenderblaadje van 21 Decem
ber nog achter zijn voorgangers is
verborgen, wijst alles erop, dat deze
kille heerser onherroepelijk op komst
is.
Hij heeft zijn herauten al vooruit-
gezonden: de trieste stookolievogels,
die door de storm op het strand wor
den geworpen, de laaiende kleuren-
pracht in de duinen en de vogels
uit oostelijke landen, waar het eer
der wintert dan bij ons.
De noordoostenwind die ,,in het
binnenland", zoals De Bilt dit noemt,
al straf en fris is, wordt feller en
kouder naarmate wc de kust naderen.
Hij blaast de geuren van IJmuiden
dooreen tot een warreling van lucht
jes. Nu eens voeren verse, gerookte
of gebakken vis de overhand. Dan
zijn het ineens teer en hout.
Nog steeds overheerst in deze vis
sersplaats het beeld van vijf jaren
oorlog en bezetting. Er zijn lege
plekken, waar eens huizen stonden
en we vinden er vele nieuwe woon-
en winkelwijken ter vervanging van
de oude, die de oorlog niet overleef
den.
In de duinen en in de wijde om
trek krioelt het van bunkers, de
overblijfselen van Hcrr Hitiers ver
maarde Atlantik Wall.
Bij de haven staat nog de machti
ge duikbootbnsis, een enorme kolos
van gewapend beton, die zo ver
telt het plechtige opschrift op de
borden „alleen toegankelijk bij ge
dogen" is.
Ons einddoel is echter het strand,
zodat wij dat gedogen niet van node
hebben.
Over het smalle straatje, waar
langs in tijd van nood de redding
boot zeewaarts gaat, lopen we naar
de pier. De noordwester heeft hier
vrij spel. Hij Jaagt verblindende
zandwolken voor zich uit en veran
dert het geluid van de zee, die we
in de verte hoorden ruisen, in een
machtig bulderen. Grote golven slaan
op de pier uiteen of lopen kolkend en
schuimend op het strand.
"PR HANGT een dik, laag wolken-
■*-' dek, waaruit nu en dan motregen
necrdrizzelt. Op de pier kleumen
wat hengelaars, die stampend trach
ten hun voeten op temperatuur te
houden en met rode, stijve vingers
het aas aan de lijn peuteren. De
vangst bestaat uit een enkel klein
scholletje of uit krabben, die dwaas
met hun scharen in de lucht maaien
als ze worden opgehaald. Meeuwen
vliegen langs en trachten terloops
het aas van de hengelaars weg te
kapen.
Er is hier een bonte verzameling
van leden der meeuwenfamilie bijeen:
de kleine kokmeeuwtjes, die u des
winters in de stadsgrachten ziet; de
forsere zilvermeeuwen, die dit jaar
in het broedscizoen werden bestre
den tengevolge van hun minder sym
pathieke gewoonten ten opzichte van
eieren en jongen van andere vogels
en de grote mantelmeeuwen met hun
donkere vleugels.
We zien zowel oude vogels als jon
ge, welke laatste te herkennen zijn
aan hun bruingevlekt verenpak. Zelfs
is er een familielid uit het buiten
land aanwezig: een klein dricteen-
meeuwtje. Hij zat op de rand van de
pier in het water .te staren en was
zó mak, dat hij ons tot op ander
halve meter liet naderen. Helaas ging
hij op de wieken toen het fototoestel
voor de dag kwam.
Deze drieteenmeeuw, die broedt
langs de kust van Noorwegen en
Zweden, is hier niet de enige buiten
lander. Er zijn nog enkele vertegen
woordigers uit Oost-Europa. Halver
wege de pier holt een drietal steen-
lopertjes voor ons uit. Je vraagt je
af hoe die kleine, rode pootjes zo
snel kunnen bewegen. Als we ze te
dicht naderen vliegen ze op ze
hebben een prachtige vleugcltekening
en komen met een boog achter
Ook zien we een paar duinpiepers,
die hier na de herfsttrek nog wat
blijven rondhangen en nu voedsel zoe
ken tussen de betonnen blokken naast
de pier.
Het is opkomend getij. De golven
komen in woeste gelederen schuimend
aanrennen. Als ze tegen de pier uit
een slaan, sproeien ze een kletteren
de spetterregen over de hele breedte.
F)E VERTREKKENDE vissersschepen
glijden tussen de pieren kalm
voort. Maar zodra ze de neus in de
open zee steken, hobbelen ze ver
der, golf op, golf af. Het is opmerke
lijk om te zien hoe tussen de dobbe
rende boten kalm een paar zwarte
zee-eenden zwemmen, alsof ze in het
minst geen hinder van wind en gol
ven ondervinden. Wanneer ze de kust
te dicht naderen, vliegen ze terug
om, ver buiten ons gezichtsveld, weer
op het water te dalen.
Maar er zijn er ook, die niet so
gelukkig zijn. Terwijl we even later
langs het strand lopen, zien we hoe
een troep meeuwen en kraaien zich
krijsend en vechtend op het zand
stort, waar een donker voorwerp ligt.
Als we naderbij komen, vliegen ze
luid protesterend weg. Hun buit
blijkt een dode zee-eend te zijn. De
ogen zijn uitgepikt %n het lichaam is
opengereten om de ingewanden te
kunnen bereiken. De sporen in het
zand getuigen hoe er om dit dode
dier werd gevochten.
We vinden nog meer aangespoelde
vogels: zee-eenden (zwarte manne
tjes en bruine vrouwtjes) en zeekoe
ten, fraaie witzwarte vogels met een
spitse snavel. Alle zijn ze min of
meer besmet met een kleverige, zwar
te substantie. Dit is stookolie, die
door thuisvarende schepen in zee
gepompt en voor de zeevogels een be
dreiging van ongekende afmetingen
Ieder weet over welk een grote op
pervlakte zich een kleine hoeveelheid
olie op het water verspreidt. Zodra
de dieren hiermede in aanraking ko
men, is het met hen gedaan. Hun
verenpak sluit niet meer en ze kun
nen de vette, kleverige massa niet
verwijderen. Hierdoor wordt het hun
onmogelijk om naar voedsel te dui
ken en ze laten zich naar het strand
drijven. Daar wacht hun de dood
door honger en kou.
Hun lichamen worden opgeruimd
door meeuwen en kraaien, de reini
gingsdienst van onze zeekust. In gro
te troepen zweven ze boven de bui
tenste duinenrij. Tussen de meeu-
wenschreeuwen klinken de schorre
kreten van de kraaien. Nu en dan
duiken ze krijsend neer op de vloed
lijn, als hun scherpe ogen iets eet
baars heben ontdekt.
Intussen is de wind nog meer aan
gewakkerd. -Grote klodders vuilwit
schuim waaien van de zee naar de
duinen of blijven plakken tegen het
geen op het strand ligt: voorwerpen
uit allerlei landen, zoals een kist uit
Noorwegen, whiskyflessen uit Schot
land, een blikje van Engelse tabak,
cocosnotendoppen, tomatensapflessen
uit Amerika, kurken, planken en
balken.
Als we om ons heenzien, bemer
ken we, dat we de enige bezoekers
op het strand zijn. Geen wonder!
De zeewind snijdt door je dikke kle
ding en maakt je gevoelloos van de
kou. Maar in „De Strekdam", aan
het begin van de pier, snort de war
me kachel, terwijl de zwarte kat, ge
zellig spinnend in een rieten stoel
luiert. Je voelt de kou uit je weg
trekken en een paar dampende bor-
JX5ALM 146 heeft mij altijd sterk
getroffen. Wat wordt God daarin
bezongen als een rijke God. Hij is daar
een God voor alle omstandigheden van
one leven, een God die alles voor ons
ie en wil zijn.
Maar er is in deze psalm een tekst,
die mij steeds opnieuw in het bijzon
der treft, dat is de tekst of eigenlijk
de halve tekst die hierboven staat,
tvaarvan ik de inhoud aldus kan weer
geven: met hulp van Jacobs God ben
je zalig.
Dan zie ik nL Jacob voor me. Ja
cob, die we allen kennen. Dat is de
man, die zijn broer Ezav listig bena
deelde, die zijn oude blinde vader
Izaök bedroog, die tegen zijn vader
en zijn broer samenkonkelde met zijn
moeder.
Jacob ik vind hem een uitermate
onsympathiek mens en ik had liever
niet met hem te maken.
En dan is daar sprake wan Jacobs
God.
Moet ik dan om hulp gaan naar de
God van die man, die ik in mijn leven
liever niet tegenkom?
Jacobs God dat roept een zekere
weerzin in je op. Nee, de God van
Abraham, de God van Jezus Christus,
die prefereren we.
Totdat ik mezelf beter leer kennen
en totdat ik ook ga begrijpen, dat God
ook de God van zo'n mens als Jacob
toil zijn. Zie, dan pas wordt God vol
komen de God van alle omstandighe
den van mijn leven en dan treft het
m\j ook niet meer als vreemd, dat die
eerste helft van vers 5 in psalm 146
voorkomt.
Want ik heb God niet alleen nodig
wanneer ik gevangen ben of blind, of
wanneer ik terneer gedrukt ben en
honger heb. Maar ik heb een God no
dig. die ook en juist de God van een
zondaar wil zyn, toarvf ik ben in het
diepst van mijn wezen aan Jacob ge
lijk.
Jacobs God. Dat ontsluit mij juist de
grootheid en rijkdom van Gods wezen.
Deze God is zoals de voorafgaande
psalm zegt: goed en vriendelijk en wel
dadig, barmhartig, mild, lankmoedig
en genadig. Deze God is de God der
vergeving van mij en van u. In deze
God mag ik de vader ran Jezus Chris
tus herkennen, die hoort u het lied
van Kerstmis? in mijn leven toil
zijn en met ons te maken wil hebben
en mij Pniël toil doen beleven, d.w.z
God ziet in Christus ons altijd genadig
aan.
Deze God is onze God. Onze hulp en
verwachting is van Hem alleen.
Voor eeuwig en altoos.
Inderdaad: de winter is op komst...
E BILT voorspelt 's avonds voor
de volgende dag nóg meer wind,
nóg meer regen en nóg meer kou.
Maar ons Nederlandse klimaat heeft
zijn grillen en is zó vol afwisseling,
dat het zelfs ons meteorologisch in
stituut soms te wispelturig is.
Als we de volgende morgen door
de duinen dwalen is de felle, koude
Noordwester verdwenen. Er waait
een bijna onmerkbaar briesje uit het
oosten, dat zacht de wolken van de
hemel veegde en de ijzige kilte van
tussen de duinen verdreef.
Nu ziet de winterzon stralend neer
uit een strakblauwe lucht. Op be
schutte plekjes is het zelfs zó beha-
gelijk, dat we op een duinhelling on
ze boterham eten.
Met de zonnestralen penseelt de na
tuur alle tinten van haar palet rond
om ons. Je voelt het verlangen om
zélf te kunnen schilderen teneinde dit
schoons vast te leggen. De naaldbo
men prijken met hun frisse groen.
Daartussen contrasteren kale stam
men en twijgen van grijs tot donker
paars en in allerlei schakeringen
bruin. De duindoorn schittert met
oranjegele bessen en de sleedoorn
met glanzend zwarte. Daaromheen
fonkelt het heldere rood van de kar
dinaalsmutsjes en straalt het geel van
de berkenbladeren. En eronder staan,
heel schuchter, als schamen ze zich
voor hun late moed, een paar souve
nirs van de zomer: bloeiende viool
tjes tussen afgevallen eikenbladeren
en wat roze koekoeksbloemen op een
zonnig plekje tussen de bonte ber-
kenstammen.
\I OOR de vogels betekent deze bes-
senrijkdom in de duinen een over
vloedig gedekte tafel. Daarom tuurt
deze laaiende kleurenpracht slechts
kort. Vooral de duindoornbessen (die
zo lekker naar zure appeltjes rut-
ken) zijn een lekkernij en zij zijn
iuist rijp als hier de trekvogels* aan
komen.
Trekkende merels, spreeuwen.
Kerstliederen uit vele landen
HET is straks Kerstfeest. Overal zullen
er weer Kerstliederen worden ge
zongen en gespeeld. In café en kerk.
in de gevangenissen en in de vluchte
lingenkampen, overal. Wordt er ooit wel
so veel gezongen «Is bij Kerstfeest?
Het merkwaardige is dat ook al zou
die zang een vloek zijn er toch al
tijd binnen in iets gaat trillen bij het
zingen of horen van Kerstliederen. Zij
die zeggen dat dit sentimenteel ia, krij.
gen zelf tranen in de ogen als ze een
kinderkoor „Les Anges dans dos cam
pagnes" horen zingen.
Kerstfeest is ook een feest van de
huiselijkheid. Het is alsof er van die
besloten intieme sfeer in de stal te Beth
lehem een symbolische kracht uitgaat
Zoeken ook wij allen niet met Kerst
feest naar de intieme beslotenheid van
eigen huis en ettgen gezin? Voor mijn
gevoel is het altijd of met de Kerstda
gen de tijd even stil staat. Net ateof
iedereen wil luisteren naar die Engelen
zang, net ook alsof ledereen In gedach
ten neerknielt bij die houten kribbe.
.Adeste fideles, laeti, triiumphantes.
Venite, venite ln Bethléem
Werd er eigenlijk vroeger niet veel
meer gezongen in de huizen, zo rond
harmonium of piano? De radio doet het
nu voor ons, dikwijls heel erg mooi,
maar toch altijd maar door een ander.
En nu is de gramofoon er ook nog bij
gekomen. We hoeven niet meer te zin-
fjen, we luisteren. Is het wel alleen
uisteren of zingen we toch wel mee,
in ons hart? Dat is de werking van het
eenvoudige Kerstlied. Van binnen zin
gen we het altijd mee. En hoe mooi,
hoe fijn kan het niet zijn als we Wj de
Kerstboom de Kerstliederen horen zin
gen, niet stuntelig, maar schoon. Als
befaamde koren of befaamde solisten
ons weten te ontroeren door hun zang
juist in die simpele liederen.
DAAROM wil ik nu al wijzen op enkele
Kerstplaten, waarop liederen in
verschillende talen worden gezongen.
En dan begin ik met een opname van
een koor uit ons land, nl. het Kon Man
nenkoor „Mastreechter Staar", dat voor
PHILIPS een serie Kerstliederen onder
de titel „Christmas Carols" zong (lang
speelplaat 25 cm. no. 00618 R>. Nog
nooit heb ik door een mannenkoor zo
gaaf en zo volkomen beheerst, maar
toch ook zo ontroerend het „Stille
Nacht" horen zingen. Dirigent Martin
Koekelkoren moet toch wel een uitzon
derlijk begaafd zangleider zijn om zo
prachtig de lijn vast te houden. En dan
in andere liederen als „Les Anges dans
nos campagnes" „Er is een Kindeke
geboren op d'aard" en „The Holy and
the ivy" steeds dezelfde zangbeheersing.
Het blijft steeds zingen en hoe vaak
hebben mannenkoren niet de neiging om
bij dergelijke liederen te veel tot de
clamatie te komen. Verder zingen de
Maastrichtse mannen nog alles a
cappella, dus zonder begeleiding „Nu
syt wellecome", „The first nowel", „Jo
seph est bien marié", „Adeste fideles",
,,Es ist ein Ros' entsprungen" en ,.Her-
derkens omringen". In het middeleeuw
se lied „Slaap nu mijn Jezukc" is er
een heel mooi effect bereikt met de
jongens-sopraan Peter Serpenti. Een
heel mooie plaat.
FRÖHLICHE WEIHNACHTEN" heet
een andere PHILIPS-plaat. Vrolijk
Kerstfeest, ja dat mag het zijn. We mo
lesters, kramsvogels en koperwieken
enz. zijn dol op bessen, evenals de
bonte kraaien uit landen achter de
Elbe, die in Nederland overwinteren.
Zodra ze na hun lange vliegtocht ar
riveren, kunnen ze beginnen aan hun
bessendiner.
Rechts van ons is juist een troep
kraaien in een duinvallei neergestre
ken. Af en toe vliegen ze krijsend
op. Dan dalen ze weer om hun maal
tijd te vervolgen. Dit zijn de echte
wintergeluiden. Het is eigenlijk moei
lijk om je in te denken, dat nog
slechts enkele maanden geleden de
ze zelfde plek schaterde van een
veelstemmig vogelconcert.
Maar de leden van het orkest
nachtegaal, fluiter, fitis, braamslui-
per, tjiftjaf, spotvogel en al die an
deren vertoeven nu in de tropische
landen van Afrika of in de warme
streken om de Middellandse Zee.
Waar dit voorjaar de fazanten nes
telden stoten we nu een houtsnip op.
Het nachtegalenbos is een kaal tak-
kensilhouet tegen de winterhemel.
Het konijn, dat tussen de afgevallen
bladeren ritselt, kunnen we tiental
len meters ver volgen, omdat geen
groen het aan ons oog onttrekt, tot
dat het achter een duin verdwijnt.
Maar tóch sijn er na al tekenen,
die wijzen op het komende voorjaar.
Want aan de takken van de schijn
baar dode duindoornstruiken zwellen
reeds de knoppen. Voorlopig zullen
zij nog niet opengaan. Hun inhoud
blijft in de harde bolster beschermd
tegen vorst en sneeuw. Maar ala de
dagen langer worden en de ton meer
kracht krijgt sullen zij vanoen scheu
ren. Dan zal hun tere groen een wel
komstgroet sijn voor de wulp die,
luid jodelend boven de duintoppen,
zijn lenteboodschap uitbazuint.
FREEK VAN DER MEER
gen blij zijn met Kerstfeest en zingen,
net als die twee Duitse kinderkoren op
deze plaat. (25 cm langspeclpaat S-
05902 R in de Favoriten-Serie). Het Kin
derkoor Erich Bender en het Jeugdkoor
Vera Schinck zingen Kerstliederen met
orgel- en orkestbegeleiding. Twee uit
zonderlijk mooie kqren. zuiver, door
zichtig en warm. Ook de kleine onge
noemde solistjes zingen ontroerend mooi
en de harmonisaties der Kerstliederen
zijn bijzonder goed te noemen. Orkest
en orgelspel zijn volkomen passend in
het geheel. Er worden de volgende
Kerstliederen gezongen: „Vom Himmel
hoch", „Am Weihnachtsbaum". „O Tan-
nenbaum", „Susser die Glocken nie
klingen„Kling Glöckchen, klingclin-
geling", „O du Fröhliche", „Ihr Kin-
derlein kommet", „Kommet, ihr Hir-
ten", „Lease rieselt der Schncc", ,,Es
1st ein Ros' entsprungen", „Alle Jahre
wieder" en „Stille Nacht". Een kost
bare plaat.
VAN DUITSLAND gaan we even naar
Wenen om naar het koor en orkest
van de Weense Staatsopera te luisteren
o 1.v. dr. Richard Rossmayer. Onder de
titel „Christmas Eve in Vienna" (Kerst
avond in Wenen) maakte DECCA deze
opname (25 cm langspeelplaat LX 3065)
Wenen zou Wenen niet zijn als er niet
wat romantiek bijkwam. Dat hoort nu
eenmaal bij die Donaustad en ook bij
de mensen uit die stad. De nuchtere
Hollander spreekt zo gauw van senti
menteel gedoe, maar de Wener noemt
ons steenkoud. De keren, dat ik in We
nen was, heb ik me nog nooit geërgerd
aan die romantiek. Integendeel, ik ge
noot ervan omdat ik in Wenen was.
Begrijpt U het, omdat ik me anders
niet in Wenen zou voelen. En met Kerst
feest geven de Weners die romantiek
heus niet zo maar prijs. Dat blijkt uit
deze opname, waarop de volgende Kerst
liederen voorkomen: „Stille Nacht",
„O du Fröhliche", „Es ist ein Ros' ent
sprungen „Es hat sich hall eröffnet".
„O Tannenbaum", ..Es wird schon glei'
dumper". „Was soil das bedeuten" en
„Josef, lieber Josef mcin". Aan de zang
behoeft u niet te twijfelen, die is van do
grootste perfectie, niet alleen, maar ook
door en door van binncn-uit. Het orkest
is soms wat schraal. Natuurlijk horen we
ook de Kerstklokken luiden. Een voor
treffelijke gezongen opname.
Een groep zusters van het Westminster Hospitaal te Londen, bezig met Kerst
liederen te repeteren. De lantaarntjes zullen zij op hun tocht door hel zieken
huis meedragen.
VIA Kopenhagen gaan we terug om
in Engeland terecht te komen Er
wordt trouwens in Kopenhagen al En
gels gezongen. Het Kopcnhagcns Jon-
gelse componist Benjamin Britten (DEC
CA 25 cm. Langspeelplaat LW 5070».
Dit werk schreef Britten in 1943 voor
jongensstemmen en harp, een wel zeer
uitzonderlijke, maar prachtige combina
tie. Hij greep terug op de middeleeuw
se Kerstliederen als „Wolcum Yolc",
„There is no rose", „In freezing winter-
night en „This Uttel Babe Die be
werkte hij zo zuiver ln het moderne
idioom, dat elk lied een juweel is ge
worden. Geopend en gesloten wordt met
„Hodie Christus natus est", waarbij het
gregoriaans is aangehouden. Een werk,
dat door z'n eenvoud van een grote
schoonheid is, vooral in deze vertolking,
die staat o.l.v. Benjamin Britten zelf
en met harpbegeleiding van Enid Simon
Een der mooiste Kcrstplaten van deze
tijd.
TENSLOTTE komen we in Londen cn
horen er Kathleen Ferrier twee
Kerstliederen zingen in het Engels, nl.
„Silent night, holy night" en ..Come nil
ye faithful", begeleid door het prachti
ge strijkorkest van Boyd Neel. (DEC
CA kleine normaalplaat M 32742) Het
is weliswaar geen nieuwe plaat meer.
Dat kan ook niet want Kathleen Fer
rier is op 8 October 1953 in Londen over
leden. Die naam mag echter niet ver
geten worden De kinderlijke eenvoud en
zuiverheid, die we in de meeste Kerst
liederen vindon, waren ook de eigen
schappen van Kathleen Ferrier als mens
en als kunstenares. Dat blijkt uit haar
vertolking van deze Kerstlieden n op
nieuw. Het Is alles zo echt, dat ik er
telkens weer naar zal grijpen, ook al is
de plaat dan niet volkomen geruisloos.
Een plaat, die u moet bezitten en die
u met Kerstfeest moet afdraaien.
Er zijn nog veel meer Kerstplaten
Daarom moest ik een greep doen om U
niet onder opnamen te bedelven. Het Is
altijd moeilijk een keuze te doen. Veer
tien dagen geleden schreef ik over de
Weihnachtsgeschichte van Hugo Distier.
volgende week zal ik nog iets vertellen
over de Kerstcantate van de. de vorige
ck overleden componist Arthur Honcg-
ger.
CORN BASOSKI.
Miebei bij dc massa jeugd
Uit de
VOLKSWIJK
Alleen de schoentjes
blij
ven
s\p de dag dat Hipje en Kipje, met
medewerking van de ontstel
lende gemoederen der volkswijk-
buren én door bemoeienis van een
desbetreffende instantie ijlings aan
Kees en Kornelia ontnomen wor
den op die dag is voor my de
historie./eitelyk uit. Ik kan natuur
lijk navraag doen waar die beide
hummels nu geplaatst worden,
maar ik laat dat na. Het heeft geen
zin. Het neemt maar tyd in beslag
en ik kan hen toch moeilijk op
gaan zoeken. Mogelijk zitten ze nu
in Zeeland. Of in het noorden ven
Friesland. Ergens bij nieuwe pleeg
ouders, die met zorg gekozen wor
den en die weten wat ze met der
gelijke hummels moeten aanvangen.
Maar mij paan ze niet langer aan.
Hun verblijf in de volkswijk was
slechts van voorbijgaande aard:
rond om me heen krioelen enkele
duizenden kinderen, die even veel
verzorging en aandacht nodig heb
ben en die hier officieel wonen.
Laat ik me dan daar maar toe be
palen, vindt u ook niet?
Waarschynlyk is ook voor Hipje
en Kipje zelf deze levensjwriode
beslist ten einde. Het zou weliswaar
de moeite lonen om te onderzoe
ken welke herinneringen bij hen
levend blyven en ook of ze nog
eens met een dankbaar of mo
gelijk: wrokkend hartje terug
denken aan de beide oudere men
sen. die voor hun ouders hebben
trillen spelen. Ik vermoed dat ze
echter allang opgaan in de avontu
ren van hun nieutve omgeving, en
niet meer peinzen over hun kort
verblijf in die prautve straat. Een
kind kan snel vergeten. En als ze
werkelijk bij verstandige mensen
onderdak vonden, zullen ze over
stelpt worden door totaal nieuwe
indrukken: van verzorpinp en ver
pleging, van liefde en doelbewuste
opvoeding Ik kan me in ieder ge
val niet indenken dat hun leven
tjes, die toch al zo boordevol har
de ervaringen zijn geweest, erg ge
leden rullen hebben onder de
schynbare hardvochtigheid van
hun would-be pleegvader.
Ook voor de buren is de historie
afgelopen Hel leven heeft zyn loop
hervat. Natuurlijk zal er de eerste
maanden nog wel eens ie ma nd zijn,
die by een plotseling opvlammende
twist Kees snauwend verwijt dat
ie een kinderbeul is. en het is zelfs
denkbaar dat latere jeugdleidstrrs-
na-my, zeg over tien jaar, de hele
historie nog eens in geuren en
kleuren en zeer verergerd te ho
ren krijgen. Tot hen zal men dan
zeggen dat de straat tepenu'oordip
heel fatsoendelijk is, maar vroe
ger, mens, je weet niet wat er
zich vroeger afspeelde! Vroeger
woonden hier een man en een
vrouw, die zo maar, zonder enige
aanleiding kinderen in huis haal
den om ze óf te ranselen. Doch
overigens is ook voor de buurt de
episode Hipje en Kipje beëindigd.
Alleen voor Kees en Kornelia
duurt ss voort. Zo vaak ik hen
spreek en dat gebeurt nopal
eens na onze hevipe contacten in
de dapen van spanning valt het
me op dat zij de slag van hun
leven te pakken hebben. Ze zyn
in hun edelste gevoelens petro//en.
Ze zijn tot in hun merg gekwetst.
Het is niet alleen dat hun ideaal
van tóch nop ouders te zijn, hun
voorgoed ontvallen is. Het is ook
niet dat ze een stuk van hun aan
zien in de buurt verspeeld hebben
en zich nagekeken, nagejouwd
voelen door mensen, die het eigen
lijke alweer vergeten zyn. Het is
de diepe geschoktheid dat ze zo
totaal kinderloos uit het leven zul
len verdwijnen Het is een stukje
opstand tegen hun lot en tepcu
Hem. die ons lot in handen houdt
Ze zyn in een geloofscrisis ge
raakt, al zullen ze er zelf deze
naam niet aan geven,
..Deden we nu verkeerd?"
toil Kornelia weten. Ieder keer op
nieuw stelt ze die vraag. „U be
doelde het goed," antwoord ik dan
„Maar ook goede bedoelingen kun
nen verkeerd zyn En ik
praat door: „Als we oud worden.
kunnen uie u>el proofouders zyn
maar geen ouders meer. Dat breng
je dan niet meer op Dat is te
zwaar. Je kunt je niet meer ver
plaatsen in het leven van kinde
ren en je kunt hen ook niet lan-
per de hele dag om je heen heb
ben Of ik zeg: „Wie kinde
ren krijgt, krijgt ze niet in z\jn
eipen belang, maar in het belanp
van die kinderen. By u stond u-
zelf op de eerste plaats: de kinde
ren waren een middel maar geen
doel Ik doe mijn best het
hen uit te leggen. Het lukt me
niet.
En dan komt Kees met een paar
afgetrapte meisjesschoentjes aan -
dragen en rept: „Die liet Kipje
hier achter Moet ik die nu
niet opsturen? Maar ik weet het
adres niet Zyn ruwe handen
plyden liefkozend over het ge
barsten leer En ik voel: zijn eer
lijkheid gebied hem er afstand
van te doen Maar tegelijk wil hy
ze al voor geen geld meer missen
Want die schorntjês zijn een mo
nument voor hem pnoorden Het
monument van een droom. Het
nachtmrrrie-achtige van die droom
vergeet hy reeds. En eens zal hy
ontroerd zrpprn ,,Die benne nop
van myn pleegkind I"
M7EBEL