Churchill's beroemde leeuu/ Rota <3> vocjeló van de <~ïleclerlanclöe cJlntillen symBOOl v&n oveRWinninq in öonkeRe weReLööeeL in öowninq stseet was voor hem qeen pL&&ts GEEN leeuw ter wereld kan bogen op een zo merkwaardige levensloop als Rota. Want Rota is in Juni van dit jaar overleden. Hij heeft de, voor leeuwen hoge, leeftijd van achttien jaar gehaald. Ook voor hem kwam de ouderdom met gebreken. In de maanden vóór zijn dood genoot hij bijzondere zorg van hen, die op hem moesten passen. Die zorg mocht ech ter niet meer baten. Rota dankt zijn bekendheid, ja, zijn beroemdheid vooral aan het feit, dat hij eigendom was van Sir Winston Churchill, die het dier in de oorlogs jaren ten geschenke kreeg. Doch ook in andere opzichten is Rota's levens geschiedenis heel merkwaardig ge- Het begin was eenvoudig. Rota aan schouwde het levenslicht in een kooi van een reizend circus, toen dit in Clacton voorstellingen gaf. Waar schijnlijk zou Rota's leven verder verlopen zijn als dat van andere cir cusleeuwen, ware het niet, dat hij een der hoofdfiguren was geworden in een situatie, die haar ontstaan dankte aan wat wij plegen te noemen een speling van het lot. Zo kwam het, dat Rota het circus (en zijn ouders, broers en zusters) vaarwel zei en iri de „gewone maatschappij" terecht kwam. DIT vond plaats in 1938. In dat jaar werd er te Manchester een ten toonstelling gehouden op het gebied van zakelijke efficiency. Op een der stands stond de heer George Thom son. George wist niets af van Rota's bestaan en Rota niets van George's bestaan. Toch zouden zij elkaar door die tentoonstelling vinden. Dat kwam zo. George's directeur wist, dat zijn employé een grote belangstelling koesterde voor circussen en wilde beesfen. Hij was weinig optimistisch wat betreft de resultaten van de ten toonstelling. George daarentegen was zeer optimistisch gestemd. „Ik plaats minstens voor 50.000.aan orders" zei hij tegen zijn baas. De baas ge loofde er niets van en om zijn onge loof te tonen, zei hij: „Nu, goed, als U voor meer dan 50.000.verkoopt, krijgt U een leeuw cadeau van mij." „Aangenomen", zei George. De tentoonstelling werd een groot succes voor de firma. George plaat ste inderdaad voor meer dan een hal ve ton aan orders., en kreeg de be loofde leeuw. Die leeuw was Rota. George woonachtig in Pinner liet de leeuw naar zijn huis brengen en stopte hem daar in een kooi in zijn tuin. Rota was toen twaalf maan den oud. Nu is een leeuw stellig geen huisdier, maar ook als „tuindier" is nij beslist geen alledaags verschijn sel. „Inderdaad was mijn vrouw ta melijk verbaasd, toen Rota bij ons kwam inwonen", zei George Thom son laconiek, „maar ja, hij was een Sir Winston Churchills leeuw „Rcta", overleden in Juni 1955. aardig dier, eigenlijk gezelliger dan meniige kat Rota was inderdaad in Pinner vol maakt tevreden. Althans tot 1941 toe. Toen begon het moeilijk te worden om voldoende vlees voor hem te krij gen. De oorlog beïnvloedde ook Rota's lot. George Thomson besloot na rijp beraad om Rota af te staan aan de Londense dierentuin. Daar is hij tot aan zijn dood gebleven. TN 1943 wérd Rota toen reeds be- kend een hg r o m d leeuw. Toen besloot men namelijk om hem ten geschenke aan te bieden aan Sir Winston (toen hog de heer) Churchill Kortgeleden ver scheen van de hand van prof. dr. K. H. Voous, con servator aan het Zoölogisch Museum te Amsterdam het aantrekkelijk uitgevoerde boekje „De vogels van de Nederlandse Antillen", met 22 platen (w.o. vele ge kleurde) van de bekende vogelschilder H. J. Slijper en een 9-tal foto's, waar door het merendeel (116) der vogels zijn afgebeeld. In de inleidende hoofd stukken worden de natuur lijke gesteldheid van de Nederlandse West-Indische eilanden, broedseizoenen en vogeltrek behandeld. Hierna wordt een volle dig overzicht gegeven van de vogelsoorten welke van de Néderlandse Antillen be kend zijn. Van elk der hier be handelde 147 soorten wor- Kolibrie-wyjfjc op nest met jongen te Curasao. (Foto von mevrouw Af Diemont Koiter). den bijzonderheden opgege ven zoals verblijf, kenmer ken, levenswijze, nest, ver spreiding, bescherming en een Engelse samenvatting, waardoor het boekje voor een grotere groep leesbaar is geworden. Behalve dat de schrijver wijst op de vele gegevens, die nog ontbreken over de vogels van de Nederlandse Antillen en dus anderen aanspoort aanvullingen te noteren, geeft het boek ook bij elke soort gegevens over de bescherming. Het blijkt, dat er tezamen 24 vogelsoorten (w.o. enige reigerachtigen, kolibrie's en enkele zangers) door de wet beschermd zijn. Daar de vogelbeschermingsge dachte echter onder de be- volking nog weinig leeft, heeft dit niet veel zin. De controle op de wet is moei lijk, en vaak is men er niet van op de hoogte, dat er bepaalde vogelsoorten be schermd zijn. De suggesties, die de schrijver geeft voor urgen te bescherming van ver scheidene vogelsoorten, is zeer belangrijk. Voor 31 soorten wordt gehele of ge deeltelijke beschermmgvan direct belang geacht. Deze lijst zou natuurlijk met een groot aantal kleinere soor ten aangevuld kunnen wor den. De blauwvleugeltaling eared dove, zenaida dove en white fronted dove heb ben behoefte aan een geslo ten jachttijd. De witstaart- en de roodstaartbuizerd, visarend, grote blauwe duif, holenuil en andere soorten worden met uit sterven bedreigd als zij niet beschermd worden. Over de bescherming van de Zuid-Amerikaanse nacht zwaluw is men niet zeker en alle sternsoorten a tllen Troepiaal te Curasao. (Foto van dr. ir. R. Flachs) spoedig tegen jacht en in de broedkolonies be schermd moeten worden. Talrijke eigen waarne mingen worden vermeld, die de schrijver tijdens zijn bezoek in opdracht vart de „Natuurwetenschappe lijke studiekrihg voor Su riname en de Nederlandse Antillen" van September 1951 tot April 1952 aan alle eilanden van de Nederland se Antillen, samen met zijn vrouw, verzamelde. Materi aal werd verzameld voor het Zoölogisch Museum te Amsterdam. Naast de wetenschappe lijke Nederlandse- (welke ke soms ontbreken!) en En gelse namen worden bij elke soort tevens de in de Nederlandse Antillen ge bruikelijke locale benamin gen gegeven. Het is prettig deze ook in de inhoud terug te kunnen vinden. Belangstellenden kun nen zowel op de Beneden windse Eilanden (Aruba, Curacao en Bonaire) met hun overwegend Zuid- amerikaanse fauna en flora als op de Bovenwind se Eilanden (St. Maarten, Saba en St. Eustatius) met hun geheel West-Indische Prachtige uitgave met talrijke platen en foto's flora en fauna, nog een aantrekkelijke en rijke bron van veld-studie vin den. Het is te hopèn, dat door rriiddel van dit aardige boek óver de vogels men er toe zal komen aanvul lende gegevens te verza melen en deze door te zen den aan de schrijver. De binnenzijde van de band is gebruikt voor kaarten, zodat men zich gemakkelijk kan oriënte ren. De tekeningen van dc be kende vogelschilder H. J. Slijper zijn uitstekend ge slaagd en zij verhogen de bruikbaarheid van deze uitgave zeer. Ongetwijfeld zal dit boek zijn weg wel vinden en veel tot de kennis en daar door ook tot de bescher ming van de vogels op de Nederlandse Antillen bij dragen. JAAP TAAPKEN. uitgar Natui etenachappe- ltjke Werkgroep Nederlandse Antillen, pa Zoölogisch Labo ratorium. dr. P. Wagenaar Hum- mellnck. Utrecht. In de handel gebracht door MarUnus NU hof/, 's-Gravenhagc. als symbool van Rota was een Afrikaanse leeuw! de geallieerde overwinningen op het Afrikaanse oor logstoneel. Churchill deelde de directie van Londen's Dierentuin mede, dat hij het geschenk volgaarne wilde aanvaar den, mits er niet de voorwaarde aan was verbonden, dat hij het dier een plaatsje zou geven in zijn ambtswo ning Downing Street Nummer Tien. Nu, die voorwaarde werd niet gesteld. Zo ging Rota eens het eigendom van George Pinner over in han den van Engeland's beroemde staats man. Vaak ging Sir Winston naar de dierentuin om persoonlijk zijn leeuw te voederen. Begin 1955 bleek, dat Rota ging suk kelen aan de kwalen van de oude dag. Enige leeuwenvrienden, dierenartsen en een hoogleraar in de diergenees kunde staken dc hoofden bij elkaar. Rota kreeg een eigen „ziekenkamer". Hij kreeg 09k een mals ziekendieet. Een stukjè''k»iü;n, een hapje kip, wat lever, soms een balletje gehakt kortom het ontbrak deze telg uit een koninklijk di.erengesladht aan hi ets. Baten mocht die goede behandeling niet. Geleidelijk werd Rota's toestand slechter. Opnieuw staken de geleer de heren de hoofden bij elkaar. Sir Winston's raad Werd gevraagd. Na rijp beraad viel toen de beslissing: Het is beter om Rota uit zijn lijden te helpen. In Juni 1955 stierf Rota een zachte, pijnloze dood. Een unieke industrie Van de inhoud der naaiboxen onzer vrouwelijke medemensen vormt de naald een onmisbaar „element". Zonder haar is feitelijk geen mode meer denkbaar op kledinggebied. De geschiedenis der naald klimt dan ook op tot in de vroeg ste eeuwen van het menselijk bestaan. Toen deden, in de tijd, lang vóór Chris tus' geboorte, visgraten en doornen dienst als naald. Later fabriceerde men gouden, ijzeren, benen naalden. Thans wordt een stalen naald in de handel gebracht, nadat deze.'t is haast niet te geloven! een maand lang is be werkt en tientallen arbeiders het hunne hebben bijgedragen orti een volwaardig product af te leveren. De enige naaldenfabriek in ons land staat in Vaals, welke een jaarproduc tie bereikt van niet minder dan 16 20.000.000 stuks. Het afzetgebied der fa briek ligt in alle werelddelen. H?t be hoeft u daaróm niet te verwonderen, wanneer u in Afrika of in Australië b.v. in een winkel een pakje Vaalse naalden krijgt voorgelegd, met de fabricksnaam „Muva" er op. De Vaalser fabriek is modern ingo- richt en niet minder dan een honderd tal personen vinden hier arbeid bij de vervaardiging van „huishoud"- en ook „industrienaalden." Door de uitstekende outillage dezer fabriek kan men hier feitelijk elke soort naald, van welke dikte of lengte ook, produceren. En het aantal soorten naal den, dat hier de werkplaatsen verlaat, beloopt ver over de honderd. Dag aan dag komen 70.000 van deze „naai-instru menten" gereed, waaronder dan naalden voor de schoenfabrikanten, de confectie magazijnen. de tricotage-industrie, enz. Naar we vernamen werd enige Weken geleden begonnen met de vervaar diging van de nu pasklare naald, die een 50-tal bewerkingen moest onder gaan, alvorens ze gereed was voor haar toekomstige functie. Maar daarvoor vormt ze dan ook het voornaamste naaimachine-onderdeel. Zonder naald toch is deze machine waardeloos t.a.v. naaikunst Het proces van de naaldenfabricage en ll 11=/^ Twee eerste symphonieën en Bach's muzikale offer DIT keer wol dk beginnen met twee symphonische eerstelingen, nl. de Eerste Symphonie van George Bizet en de Eerste Symphonie van Gustav Mah ler. Die twee symphonieën zijn niet zo erg lang na elkaar ontstaan, slechts 33 jaar. George Bizet voltooide in 1855 dus op 17-jarige leeftijd zijn eerste en enige symphonie, Mahler was 28 toen hij de eerste van rijn tien symphonde- en klaar had. Dat was dus in 1888. De jaartallen van de eerste uitvoeringen dezer werken liggen verder van elkaar, rvl 46 jaar. Karl Münchinger, de dirigent van het befaamde Stuttgarter Kamer orkest, dirigeerde een opname van Bachs „Ein musikalisches Opfer". >/a 1. W lit 1- Dat klinkt natuurlijk wat vreemd en daarom een nadere uitleg. De sympho nie die Mahler in 1888 voltooide ging in 1889 in wereldpremière in Boedapest. Heel veel succes had het werk toen nog niet en ook bij de Nederlandse première veel enthousiasme. De waardering is later pas gekomen én ny zijn er al weer (on)muzikale betweters, die het werk verouderd viiiden. De symphonie dóe Bizet in 1855 (tus sen eind October en eind November) voltooide, is door de componist ergens tussen rijh paperassen gelegd en werd in 1935 t—dus 80 jaar na het ontstaan ontdekt door Bizets biograaf D. C. Parker in de bibliotheek van het Con«-"< servatoiTe. te Parijs. Parker vond daar het manuscript, legde het voor aan di rigent Wcingartner en onder diens lei ding had de eerste uitvoering plaats op 26 September 1935 in Bazel. Het werd een doorslaand succes en Bizets Eerste Symphonie in C-majeur begon een triomftocht over de wereld. „Ver ouderd", zeggen sommigen ook nu weer. Er moet nu eenmaal altijd iets gezegd De werkelijk muzikale mens zal ech ter ontdekken, dat Bizet niet alleen een génie is geweest in zijn „Carmen" en „L'ArlésSenne", maar ook in zijn Sym phonie. Op een leeftijd waarop alleen Mozart, Schubert en Mendelssohn hun grootheid openbaarden, deed- ook Bizet dat en hij schiep een werk dat zowel talöiteit, zo vof vaart en melodische rijk dom, zo logjs^h en bekoorlijk, dat men er Bizet des te groter aoor vindt. Ze ker, er zjjn wat jeugdige zwakheden m het le en 4e Allegro, maar in welk mensenwerk ontbreekf geen enkele zwak heid? Maar \yic schreef er zulk een ver rukkelijke hobo-cantilene als Bizet in het Adagio dezer Symphonie? moet met de grootste accuratesse wor den uitgevoerd. Hoge eisen worden aan de hardheid van het naai-werktuig ge steld en., tevens aan het naaldoog. Zijn dc „binnenwanden" van dit oog ta scherp, dan zal de draad, die er door gevoerd wordt, onopnoudelijk stuk rijn. Vandaar, dat deze scherpte er afgepo- lijst wordt. Elke naald wordt vernikkeld. Roesten wordt zodoende voorkomen en wanneer uur na uur, ln ononderbroken gang de naald gebruikt wordt door de machine, wordt deze warm, wat het garen zou kunnen doorbranden. Zijn de naalden vernikkeld, dan wordt zo het „warm lopen" van de naald meer tegengegaan. Nauwkeurig en met grote precisie gaat men bij de fabricage der naalden te werk, even nauwkeurig en precies con troleert men het eindproduct, voor het de fabriek verlaat. Daartoe maakt men een vergroot beeld van elke naald. Men laat een schaduw van het naal- Zo heel gemakkelijk u de opleiding tot vakbekwaam naaldenmaker niet Enke le jaren van grondige voorbereiding zijn daartoe vereist. In Duitsland heeft Aken enkele naal denfabrieken Hier is eigenlijk deze tak van industrie ontstaan. T} ECCA heeft de waarde van dit werk onderkend en er een opname van doen maken door het Orchestre de la Suisse Romande o.l.v. Epnest Ansermet (langspeelplaat LXT 5030). Ansermet mag rijn carrière dan begonnen zijn als hoogleraar in de wiskunde aan de uni versiteit te Lausanne, als musicus is hij niet mathematisch, doch weet hij prachtig te laten uitzangen, weet hij het gevoel te laten spreken. En dat maakt deze vertolking, die werkelijk acoustiseh subliem is opgenomen, tot zulk een evenement. Nergens te veel haast en toch vlot en spontaan. Om de plaat vol te maken geeft An sermet met hetzelfde Zwitserse orkest nog een gespannen en technisch uitne mende vertolking van Bizets Ouverture „Patrie", gemaakt naar aanleiding van de Frans-Duitse oorlog van 1870. „Al de gruwelen van de oorlog stemmen me treurig. Ik ben Fransman, dat weet ik, maar ik kan niet vergeten dat ik mens ben", sehreef Bizet aan Edmond Galabert en in rijn „Patrie" horen we naast de nationale toon de angst en de smart van 'de oorlog. PHILIPS deed de Eerste Symphonie van Gustav Mahler alle eer aan met een vertolking door The Philhar monic-Symphony Orchestra of New York onder leiding van Mahlers grote vriend Bruno Walter (langspeelplaat A 01150 L). Als we die Eerste Symphonie van Mahler eens in z'n tijd zien, dan is het opvallend welk een nieuw geluid Mahler toen deed horen zonder dat het eigen lijk werd opgemerkt. Het was de tijd dat Bruckner rijn 8e Symphonie voltooi de. Brahms zijn Vierde, Saint Saëns rijn Derde en Tschaikowsky zijn Vijfde. En nu l(wam daar Mahler met z'n sym phonische eersteling met zowel in me lodie als in contrapunt, harmonie en rhythme heel andere normen, bijv. be klemtoning van volkslied en vocale me lodie, of: de symphonische contra pun tiek als bijv. de canon op „Bruder Jakob, schlaefst du noch?" in het Andante. Het harmonisch element staat niet voorop in deze symphonie en door het contrapufi- tischè is ook dé klank zo open. Boven dien is er dan nog dat subjectieve, dat onderworpen zijn aan menselijke stem mingen in deze natuursymphonic, die begint met stemming en melodie van dat heerlijke na tuur lied uit de „Li ede r eines fahrenden Gesellen": „Gbig heut' Mor gen ueber's Feld". Het is Bruno Waiter, die dit werk niet alleen geniaal herschept in klank, maar hét1 ook gepiaal aan de achtertijde van de plaathoes toelicht dn woonden. Het is een der beste Maihler-vertolkdngen die ik ooit hoorde. Rustig en vol spanning bouwt Walter het werk op, geen detail ontgaat hem en de elementaire wel sprekendheid van de jonge Mahler wordt bij Walter tot een rijpe welsprekendheid. Een uitzonderlijke opname. T} ECCA heeft het ook aangedurfd een der minst bekende werken van Jo- hann Sebastian Bach op de plaat vast te leggen, nl. „Ein musikalisches Opfer", gespeeld door het befaamde Stuttgarter Kamerorkest o.Lv. Karl Muenchinger (LXT 5036). Aan dot enorme werkstuk van Bach rit een aardige geschiedenis Drie jaar voor rijn dood bezocht Bach in Berlijn het hof van Frederik de Gro te, waar Bachs zoon Emanuel claveci- nist was. Natuurlijk moest Bach spelen en improviseren voor de Koning, die een even groot vorst als fluitist was. Aan het einde van de avond vroeg Bach de Koning hem een thema op te geven voor een fuga. nadat hij het een en ander had verteld over het fugaspel. De Ko ning gaf een thema en wilde een zes stemmige fuga. Met dit thema wist Bach het wel tot een driestemmige fuga te brengen, maar niet tot een zesstemmige. En dus koos Bach een eigen thema. TeTUg in Leipzig werkte Bach het ko ninklijke thema verder uit en zond het als „Ein musikalisches Opfer" aan Fre derik de Grote, om te tonen wat er met het thema toch nog gedaan kon worden. Het is een werk van onvergelijkelijke schoonheid geworden. Als opschrift gaf Bach di* muzikale offer de woorden mee: „Regis Iussu Cantio Et Reliqua Canon ica Arte Resoluta" (de eerste letters van elk woord vormen het woord (Ricercar, d.i. een voorvorm van de fuga met alle contrapuntdsche kunstjes). Het opschrift wil zeggen: Het koninklijk thema met variaties op bevel van de Koning op canonische mander ontwikkeld. Dit muzikale offer van Bach bevatte Holland De weggedoken boerenhoeven onder een hemel, zilverwijd, het blanke lemmet van de sloten dat scherp het lage land doorsnijdt, en aan de einder: van de bomen de ijle kruin als zwarte kant, tomend het purpergrauwe en groene fluwelen iQinterkléed van 't land waarin ik wortel heb geschoten; gelijk de wilg naar 't water buigt en uit dit water zich al spieglend de sappen voor zijn leven zuigt, zo, b\j de spiegel van Uw vaarten, tussen twee heem'len, diep, en wijd, zuig ik mijn leven uit Uw aarde en Holland, proef Uw heerlijkheid. AGATRA SEGER. gegaan. Over^enoroeij, uit: De^IJl^uw^ SWri|.~ CORN. BASOSKI De Eerste Symphonie van Mahler had geen betere vertolking kunnen hebben dan die door de dirigent Bruno Walter, die eigenlijk Bru no Schlesinger heet. allereerst de driestemmige fuga, die Bach op het koninklijke thema had ge ïmproviseerd. Daarna volgden enkele canons, de door Bach uitgewerkte zes stemmige fuga en een trio-sonate voor fluit, viool en cello met cembalo con tinuo. een bijzonder galant stuk, vier delig: Largo, Allegro, Andante, Allegro. Heeft Bach met zijn „Kunst der Fuga" een uitzonderlijk knap, maar wel erg mathematisch werkstuk gegeven, in zijn ..Ein musikalisches Opfer" wist hij ver stand en gevoel in volmaakte harmonie te brengen, wist hij zowel artisan als artist te zijn. Het is een onvergetelijk werk geworden, een rasechte barok- com positie. Hoe zou men von het Stuttgarter Ka merorkest en van rijn geniale dirigent Karl Muenchinger iets anders dan een sublieme vertolking kunnen verwachten. Niet alleen technisch is hier de hoogste graad bereikt, maar ook muzikaal. Zo als om een poot orkestleden te noe men Wèrner Krotringer (viool)', Sieg fried Barchet (cello), willy Glas (fluit) en Irmgard Lechner (clavecymbel) spe len. komt niet zo erg vaak voor. Hier is de Bachstijl volkomen gehandhaafd, hier is van de eerste tot de laatste noot muziek gemaakt. Deze plaat wil ik een model noemen voor alle Bach-uitvoerin- gen en dank zij het zeer kundige werk der geluidstechnici is er in dit prachtige stemmen weefsel bij Bach niets verloren Hiebel bij de massajeugd Uit de VOLKSWIJK 5fet kuchje JAWEL, daar was Hennie Hops. En ik heb nog nooit een kind gezien, dat zo haar eigen naam door haar uiterlijke verschijning loo- chenstrafte. Hennie Hops het had me toegeklonken als een .vro lijk, dartel muziekje. Best mogelijk, dat ik haar daarom ook had uit genodigd. Hennie Hops dat prefereer ik boven Barbara Droog stoppel. Maar het kind, dat daar precies op de aangegeven tijd mijn lokaal binnenstaptebezat geen enkele der vele leutige eigenschap pen die ik haar toegedicht had. Een zielig kind dadr, dat was alles wat ik er van zeggen kon. Een grauw kind, dat de last van talloze kwade jaren met zich mee scheen te dragen. Waakzaam de ogen in een bleek gezicht. Strak gekamd haar, zonder glans, zonder fleur. Een doorschijnende huid met dicht aan de oppervlakte de blauwige stroompjes van de ade ren. Verder: schriel, mager, onder voed, ziekelijk. Bovendien: een kind zonder fut, dat zich maar moeilijk in de groepsspelletjes liet betrekken. Een stakkerdje en dan nog het ergste: de waakzaamheid der ogen maakte, dat je je onzeker tegenover haar voelde. Een zwak kind kan appelleren aan onze toe wijding, onze liefde. Maar een zwak kind met zulke achterdoch tige ogen stoot je af; jé weet niet hoe je er mee aan moet. Het als een ziek dier maar het zou wei eens een vals dier kunnen zijn; pas op! Het duurde maanden ccr we meer contact met Hennie Hops kregen. Voorlopig kwamen we niet verder dan tot het vaststellen van twee onloochenbare feiten: Hennie miste nooit op de club en tegelijk merkte je niets van haar aanwezigheid. Het kon gebeuren, dat de ene leid ster direct bij het binnenkomen de namen noteerde van de kinderen en dat de andere leidster na afloop aan haar moest vragen of die Hennie er eigenlijk u?el gewéést was en de eerste dan pas na haar boekje geraadpleegd te hebben be- scheid wist te geven. Zo'n trouw en zo'n geruisloos kindje was die grauwe, schriele Hennie Hops. Tot ze in December begon te hoesten. Er zyn vele soorten van hoest en het jaargetij is er thans wel naar om dat vakkundig te bestu deren. Er. z\jn proesters, knallers, blaffers, loeiers. Èr z\jn er, die het royaal en vrijuit doen. epidemieën rond zich heen zaaiende en dan vervolgens uitbreken in een Ufwaai. dat aan overjarig a/weergeschut doet denken. Er zijn de hard- hoesters, die kort maar krachtig werken en ook nog de kriebel- hoesters, die zachtjes doch onop houdelijk doorkefjen. Maar er is één soort hoestje waar ik bang voor ben. Dat is een bedeesd nietig kuchje: zó nietig, dat je het in een lawaaiig clublokaal nauwe lijks kunt horen en zó nietig alsof er geen sterke longen achter staan, die nu eens alle vuile lucht spuien willen. En zó kuchte Hennie Hops. Het was puur geluk, dat ik het merkte. In die dagen zat ik nu eens hier en dan weer daar tussen de clubkinderen en zo belandde ik op een moment naast Hennie. De drukteschopper aan myn andere zij eiste al mijn aandacht op, maar allengs kreeg ik het gevoel, dat er iets niet helemaal deugde. Ik kon zelf niet eenj zeggen wat er mankeerde of gebeurde. Toen, ter wijl ik me even naar Hennie over- boog, hoorde ik die droge, machte loze kuch. Ik schrok. Ik keek haar opeens nauwlettender aan en ik merkte, dat ze er anders uitzag dan anders. Er was iets van een blosje op haar wangetjes en haar ogen stonden helder, maar onna tuurlijk helder. En zo scherp ah haar neusje naar voren sprongl Kind, dacht ik, je bent ziek! Je hebt wat onder je leden! „Voel je je wel goed?" vroeg ik zachtjes, opdat niemand het horen zou. Of ze me hoorde, weet ik niet. zc ga) in ieder geval geen antwoord. Ze kuchte enkel maar opnieuw. En ze gunde me niet één blik. Die middag hield ik haar verder voortdurend scherp in het oog en hoe vaker ik haar zag hoesten, hoe onrustiger ik werd. Het was of ik een beetje in paniek raakte; hier moest iets aan gedaan worden, maar wat? In ieder ander geval zou ik 's avonds even bij haar ouders aangelopen zijn, doch iets waarschuwde me, dat ik dit bij de familie Hops niet doen moest. Toen ben ik naar haar schooljuf frouw toegefietst en heb haar ge vraagd of zij soms iets gemerkt had. Neen, dat had ze niet. Maar ze gaf direct toe, dat het moeilijk is wat ook op te merken als je vijftig woelwaters bezig moet houden. En ze begreep, dat kuchjes gevaar lijk kunnen zijn. Ze zou er de volgende dag extra op letten. Méér kon ze ook niet doen.' MIEBEL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 12