|u
SÉ
lp
8
fill
SS
jp
DE GROTE, STILLE HEIDE
w
A
<2>e óproolzjeó van c^-ncleróen
Tekeningen BOERGE PRAMVIG
11. De nachtwaker, die wij zeker niet ..Mijnheer," zei een van de agenten, die dacht hij. maar dat was juist verkeerd gc-
vergeten zijn, herinnerde zich de overschoe- binnenkwam met enige papieren. De klerk dacht, want dat waren die van het Geluk,
nen; hij ging ze halen en deponeerde ze keerde zich om, sprak met de man, maar Hij deed ze aan, stak enige papieren onder
op het politiebureau. toen zij klaar waren, en hij naar de over- zijn arm, die moesten thuis worden door-
,.Ze lijken precies op mijn eigen over schoenen keek. was hij helemaal in de war gelezen en overgeschreven Maar nu was
schoenen'zei een van de klerken terwijl en wist niet meer. of zijn eigen overschoe- het weer mooi. een uitstapje naar Frede-
hij de gevonden voorwerpen stond te be- nen nu links of rechts stonden. riksberg. dacht hij, zou me goed doen! En
kijken. ,;"Het zijn vast degene, die nat zijn," zo ging hij daarheen.
12. Eerst liep hii maar zonder aan iets te klerk bij de politie, met al die vervelende pieren en liet zijn ogen over het eerste
denken, daarom hadden de overschoenen zaken bezig te zijn!" blad -uiden Wat is dat'" vroee hii ver-
geen gelegenheid om hun toverkracht te De dichter schudde zijn hoofd, de klerk aI jLieM .JJSSiJiS* Jm
tonen. Toen ontmoette hij een kenms, een schudde ook met zijn hoofd, en zo gingen w -iL. vf*'
Jonge dichter .Jij hebt het toch maar best." zij uiteen. is mijn handschrift... Wacht... hier
zei de klerk. ..te zitten dichten is toch een ,.Het is toch een apart slag mensen, die een brief!" Die was van een uitgever,
genoegen. De hele wereld zegt je vriende- dichters." zei de klerk, ..Ik zou ook 'best d'e allesbehalve goed te spreken was. Hm!
Ujkheden en dan ben je je eigen meester. dichter willen zijn." Tegelijk was zijn wens Hm! zei de klerk en ging op een bank
Ja. jij moest eens gedwongen zijn, als vervuld. Hij greep in zijn zak naar zijn pa- zitten.
Mi
,tCI2ie.en zijn Slok verwisselen, dan zou ik wel zo'n kleine klerk. Een kolossaal voorwerp werd over
tn een moddersloot te slaan, de waterdrop- leeuwenk willen zijn." hem heenaeaooid het was een net
ken M.aHen|nmk°rfg t"8sen d« groene tak- Op hetzelfde ogenblik sloegen rokpanden die een straatjongen over de voeel heen
ken. en de klerk dacht aan de millioenen en mouwen te ramen tot vleugels, de kle- straatjongen over de vogel heen
onzichtbare beestjes, die met die druppels ren werden veren en de overschoenen ür,e5p' hand kwam er (Hxder en
*'prden geworpen klauwtjes. Nu vloog hij neer in net gras. k,er't om riJn ru« en vleugels, zodat hij
?rnri» «mÜi t. 00 ,k^k naar P I,n" gebeurde in slechts é£n ogenb.-.k en er van piepte. De jongen gaf de vogel een
og L ..Ja. moest ik van gedaante toen werd het pikzwarte nacht rondom de tik over de snavel en kuierde weg.
Wekelijkse bijlage
Zaterdag 6 Augustus 1955
|Ucnmr Cei&sdje (fouiant
Het domein van konijnen, wulpen en van Scheper Van der Pol
ALS een grote bol van roodgloeiend
metaal komt de zon omhoog bo
ven de bossen bij Wolfheze. De nevel,
die zoeven nog als een kille, grijze
sluier om de dennen en de berken
hing, trekt in trage flarden weg en
lost zich langzaam op in het niet.
De bosrand, rechts van het fiets
pad, wordt steeds helderder zicht
baar. Op de roggehahnen van de ak
ker, waarlangs we rijden, glinsteren
de dauwdroppen als helder flonkeren
de edelstenen in het zachte morgen
licht.
Vlak bij de plaats, waar de heide
overgaat in het bos, zetten we onze
fietsen in een, door het regenwater
van eeuwen uitgeslepen, geul in het
zand. Behoedzaam wandelen we ver
der, zonder geluid te maken.
Om cms heen glooien de heidevel
den, die zich uitstrekken zover we
kunnen zien. Het is kil. .In minder
dan geen tijd zijn onze voeten klets
nat van de dauw, die zich op de hei
destruiken heeft gezet. Langzaam voel
je de kou door je benen omhoog krui
pen. ook aj is 't een morgen in het
hartje van de zomer en voorspelt de
radio warm weer.
Vóór ons wijzen witte zandplekken
tussen de donkere heide de plaats
aan, waar de konijnen hun holen heb
ben uitgegraven. We turen over de
rand van de geul en behoeven niet
lang te wachten om de holbewoners
te zien. Daar komen er twee aan
gehuppeld, vlak achter elkaar. Bij
het hol blijven ze zitten.
Eén zet zich op de achterpoten, de
oren recht overeiiwj, en kijkt in het
rond. Zou hij ons ontdekt hebben?
Nee, we schijnen ons goed te heb
ben verborgen, want het dier begint
rustig toilet te maken.
Het is altijd een sensatie om schu
we dieren in hun eigen omgeving van
dichtbij te kunnen bespieden en we
prijzen ons gelukkig, dat we deze va-
cantiemorgen om vier uur opstonden.
Alleen die kou! We hebben geen ge
voel meer in onze benen. Voorzichtig
verzetten we ze iets, maar meteen
hebben de konijnen ons ontdekt. Snel
ler dan we kunnen zien zijn ze on
der de grond verdwenen.
T"\E wilde konijnen schijnen niet al-
tijd in ons land te zijn geweest.
Ze moeten afkomstig zijn uit de lan
den ten zuiden van de Alpen, van
waar zij vermoedelijk door de mens
naar onze streken zijn overgebracht.
Hier zijn zij verwilderd en leven in
sommige streken in enorme aantal
len. Zo hebben we er jaren geleden
het was in de omgeving van Apel
doorn eens honderden bij elkaar
gezien op een eenzaam bosweidje.
Toch hebben de konijnen vele vij
anden. Nog niet meegerekend de be
smettelijke konijnenziekte, die de
laatste jaren duizenden slachtoffers
maakte, zijn er vele op te noemen.
De mens neemt hierbij een voorna
me plaats in, maar ook ontmoeten zij
im hun van vele gevaren omgeven le
ventje tal van natuurlijke vijanden
zoals wezels, roofvogels enz. Dank zij
hun grote kindertal kunnen zij het
hoofd echter boven water houden.
geluid van een kievit, die traag tegen
de blauwe lucht wiekt.
Dicht bij het pad hipt een tapuit
van kluit op kluit. Deze vogel huist
graag in de buurt van konijnen, om
dat deze voor zijn woongelegenheid
zorgen. Hij bouwt namelijk zijn nest
in verlaten konijnenholen.
Vlak bij het fietspad spat nog een
konijn op. Het is een jong ding, dat
zich kennelijk wat heeft verlaat Hij
Herder Van der Pol, die zijn schapen weidt op de uitgestrekte heide bij
Ede, laat Hertha, de herdershond, drinken. Hij giet water uit zijn
veldflesm in z'n klomp.
We halen onze fietsen en slaan een
zijpad in. Dank zij een speciale toe
stemming behoeven we ons in de wij
de omgeving niets aan te trekken van
de borden met „verboden toegang",
die voor ons het voordeel hebben, dat
we in streken komen, die door wei
nigen worden bezocht.
Het pad voert langs een heide
veld, dat in de afgelopen winter werd
platgebrand om de struiken in staat
te stellen nieuwe loten te vormen.
Eigenlijk is het een troosteloze aan
blik, die kale, zwarte vlakte met hier
en daar een spichtige boom, die met
een paar groene blaadjes wat fleur
aan de omgeving tracht te geven.
Maar het gebied is ideaal om ko
nijnen te zien. Bij tientallen tegelijk
rennen ze van de groene graskant
langs het pad de heide op. Kr zijn
er die een ongelofelijke snelheid be
reiken. We kunnen ze volgen totdat
ze onder het zand verdwijnen.
maakt trouwens niet eens zo veel
haast om weg te komen. Als een le
vend donsballetje (het dier is niet gro
ter dan een vuist) huppelt hij over
de heide, vergist zich een paar keer
in de richting en verdwijnt dan ach
ter de heuvels. Dit is het besluit van
de ouverture van de nieuwe zomer-
T EK WIJL de laatste konijnen hun
veilige schuilplaats opzoeken om
daar de dag slapend door te bren
gen, klotst herder Van der Pol door
de landelijke dorpsstraatjes van Ede.
Het geklikklak van zijn klompen
klinkt tegen de gevels van de drome
rige huisjes en sterft weg als hij
het zandpad afloopt.
Ilertha, de witte herdershond, gaat
naast hem. Af en toe stopt hij in een
jolige bui zijn natte, spitse snuit in
de hand van de man. Dan begint voor
herder en hond de dagtaak, bij de
grote schaapskooi aan de rand van
de heide.
Dc middagtemperatuur bewijst, dat
De Bilt gelijk heeft. Het is loom
warm en het witte zandpad, dat zich
met grillige kronkels over de heide
slingert, blikkert in het zonlicht.
Ver boven ons, als bijna onzicht
bare, trillende stipjes, hangen de zin
gende leeuwerikken in de zomerhe
mel. De wulpen, die met groot mis
baar op de wieken gingen toen we
hun gebied betraden, houden zich
gaandeweg rustiger. Van de vier,
vijf grote vogels, die ons luid trom
pettend en jodelend verwelkomden,
vliegt er nog één in grote kringen
om ons heen, tot ook hij daalt om
ons van een ververwijderd heuveltje
in de gaten te houden.
Plotseling horen we ander geluid,
dat we niet kunnen thuisbrengen:
een fijne, veeltonige metaalklank en
kort daarop het bassen van een hond.
Het is herder Van der Pol uit Ede,
die met zijn kudde over de heide
trekt. Er zijn ruim driehonderd scha
pen, zwarte, witte en bonte. Sommi
ge hebben een zilverkleurige bel om
de nek. Lammeren dartelen dol om
de bremstruiken langs het zandpad.
Achter de schapen staat de herder.
Nu en dan brengt hij zijn kijker naar
de ogen en kijkt langs de flanken
van de kudde. Dwaalt een schaap te
ver af, dan krijgt de hond een kort
commando. Hij rent naar het eigen
wijze dier en jaagt het met een paar
nijdige grauwen terug naar de ande-
Het is een machtig tafreel, als een
levend schilderij. Op de voorgrond het
immer beweeglijke gewriemel van de
schapen op de zwarte heide. Heel in
de verte wazen blauwgroen de don
kere dennenbossen en daarboven koe-
pelt zich de wijde zomerhemel met
een enkele trage wolk.
Er wordt over het houden van
schapen op de heide nogal verschil
lend geoordeeld. Er zijn mensen die
beweren, dat de vraatzucht der scha
pen veel schade doet aan jonge bo
men en planten. Ook zouden de drib
belpootjes de bodemkorst losmaken,
die daardoor rijp wordt voor verstui
ving.
Anderen vertelden ons echter, dat
een kudde schapen juist het behoud
van de heide is. Zij houden deze kort
en hierdoor kunnen nieuwe loten wor
den gevormd. Zou dit niet gebeuren
dan neemt de natuur snel bezit van
het gebied: op de verwaarloosde hei
de schieten dennen, eiken en berken
op en spoedig is het een wildernis.
In vroeger jaren is de schapenhou
derij een belangrijke bron van inkom
sten geweest voor de Veluwse boer.
De heide leverde immers gratis voed
sel en de voordelen van de kudde
(Vervolg r.p pag. 2.»
De schapen rennen naar huis. Op de droge zandvlakten werpen de talloze
dribbelpootjes grote stofwolken op.