V m wsmom 2 ZONDAGSBLAD 30 JULI 1955 en echte 1 Er ZIJN MENSEN, die bij elke aan koop, die ze doen er van over tuigd zijn, dat ze „genomen" worden. En tot deze categorie behoort ook mijn vriend Olsen. Maar ik vind het niet mooi van hem om zo te denken, want heus, 't komt toch dikwijls genoeg voor, dat je op bijzonder coulante wijze kunt krijgen, wat je hebben wilt. Zo ging het bijvoorbeeld met die overjas. Olsei ik op zo'n lichte kleur." Hij schudde zijn hoofd. „Was 't nu nog maar een don kere geweestals u eens wist, hoe moeilijk 't iseven beroerde hij de stof, „dat lichte goed..." Hij hield de jas in de hoogte, voel de het gewicht, bekneep de stof en aaide over de kraag, de zoom, de op uit getrokken om te gaan vissen op snoek. Ik had geen overjas aan. „Man, je zult bevriezen", zei Olsen, toen we vijf minuten van huis waren, „je hebt geen idee, hoe koud 't is, als je in de boot zit te wachten op vis. Heb je geen ouwe jas, die tegen een stootje of beter gezegd tegen een paar spatten kan?" „Nee", zei ik, maar al te duidelijk voor me ziend, hoe de kapstok „vol" hing met mijn spiksplinternieuwe, donkerblauwe, maar enige overjas. Voor geen geld nam ik die mee in een boot! Maar, ja, warm zou ik 't zeker niet hebben op 't water. „Maar wacht eens even", zei ik op hetzelfde ogenblik, terwijl ik stil bleef staan voor een „in- en verkoop van gedragen kleding": „hier is precies, wat ik hebben moet: oude jassen bij de vleet". „Ben je wijs, man", schrok Olsen: „je gaat toch niet lopen met iets, dat een ander heeft..." „Waarom niet? Geknipt voor in de boot en dat blijft dan m'n visjas, of dacht je soms, dat ik daar ooit m'n nieuwe van zestig gulden aan zou wa gen...? En een kapitaal zal zo'n uit- dragersjas toch wel niet kosten. Ik heb zelf eens een oud J'.ng verkocht; Jk geloof, dat ik er een riks voor ge kregen heb. Hier vind ik zeker wel iets voor vijf pop." „Ja, als 't een filantropische instel ling was, dan misschien wel", merkte Olsen droogjes op, „maar voor min der dan een tientje neem je van hier niets mee. Wedden?" Ik nam 't aan en we kwamen over een, dat degene die verloor, op de terugweg op zou moeten draaien voor het deposito bij de vishandelaar, dat onze visserseer zou moeten redden, als het noodlot wilde, dat we niets uit 't water zouden halen. IK KOOS uit de rij gedragen jassen, die buiten vóór de winkel hingen, een jas, die mij direct aanstond: een aardige grijze visgraat, waar de cou pe des kleermakers weliswaar afge dragen was, maar die een heerlijke en warme beschutting moest zijn op 't koude water. En dat 't een „goeie jas" geweest was, een jas van goe den huize, dat kon men er, ondanks de tand des tijds, nog aan zien. Ik nam de jas over mijn arm en stapte het kleine donkere winkeltje binnen. Een roestige tingelingbel bo ven de deur kondigde mijn binnentre den aan en een muffe lucht van oude (kleren sloeg me tegen. Er was niemand in de winkel, maar uit een heftige woordenvloed achter een gesloten deur oegreep Ik, dat de baas aan 't telefoneren was. Hij hing de haak op en kwam de winkel in. Op 't eerste gezicht zag ik in hem de man, die zich geeft met huid en haar, die alles opoffert voor zijn „business"; misschien zelfs wel zijn nachtrust. Want zijn uiterlijk ver ried in hoge mate de sporen van on gewassen, ongekamd en ongeschoren zijn en zijn kleding was er blijkbaar op ingesteld, zijn klant altijd nog de eer te laten, de beter geklede man Met één oogopslag schatte hij mij, zoals ik voor hem stond. Blijkbaar was de waardebepaling nfet ongunstig want met tegemoetkoming in zijn stem boog hij zich naar me toe: „Mijnheer wenst?" „Tja, deze jas," zei ik zo onver schillig mogelijk, terwijl ik het kle dingstuk, waar hij geen acht op scheen geslagen te hebben, op de toonbank legde. Want op hetzelfde ogenblik trok er een schaduw over zijn gezicht en terwijl hij zijn stem op huiltoon overschakelde, klaagde hij:" „Ach, mijnheertje, een óverjas; was 't nog maar een pak geweest of een smoking... daar is meer interesse „Ja. maar," brak ik zakelijk af, „dat is nu niet het geval, 't gaat om een jas." ..Ik zie 't, ik zie 't," zuchtte hij ge laten. „Een winterjas en dat nog wel voering. En meewarig schudde hij zijn hoofd over zulke armsgaten En hoe meer de jas zijn duidelijk blijkbare afkeuring onderging, hoe meer ik me met mijn figuur verle gen voelde worden, dat ik zoiets had kunnen kiezen. IK TRACHTTE ME te verdedigen. „Nou maar zó erg is 't toch ook niet en de jas is goed genoeg voor 't doel, waar ik 'm voor nodig heb." Hij hoorde me aan met een afwe zige blik, waarin zoveel lag als: Och kom, wat weet een keuterboer nou van hors d'oeuvres? „En kijk eens hier," zei hij, alsof dat de deur dicht deed, terwijl hij zijn vingers in de gerafelde knoops gaten stak, „daar is ook niet veel Maar nu vond ik, dat er genoeg op 't arme kledingstuk was afgegeven en bovendien zag ik Olsen ongeduldig voor de winkel heen en weer ijsbe ren. Ik wilde kort metten maken en begon daarom zakelijk tot het gelde lijke van de transactie over te gaan. „Wat moet ie opbrengen?" „Hm," opnieuw werden kraag en manchetten beduimeld„Ik vreesen me plotseling van on der zijn oogharen fixerend: „Wat had u zelf gedacht?" Een felle strijd woedde in mijn bin nenste: aan de ene kant wilde ik de man niet te kort doen. De jas was al had hij haar allesbehalve aange prezen heus zo slecht nog niet. Maar aan de andere kant wilde ik me de triomf niet laten ontgaan, mijn weddenschap met Olsen gewonnen te hebben. En daarbij had ik al een stil plezier, als ik aan het gezicht van mijn vrouw dacht, als ik haar dit kon vertellen, omdat ze altijd beweert, dat ik geen zakenman ben. Alzo vuur de ik af, op goed geluk: „Vijf gul den." De man veerde op, alsof ik op zijn likdoorns had getrapt. „Vijf!" stot terde hij, „voor dié jas?" en hij sloeg zijn blik radeloos naar 't plafond, als zocht hij daar getuigenis voor het on mogelijke van mijn voorstel „Nah zal ik 't nu eens zeggen? Ik zeg twee!" Twéé gulden! Mijn vrouw heeft gelijk: ik bèn geen zakenman. Hier heb ik vijf pop staan bieden voor iets, dat ik voor minder dan de helft kan krijgen, en hoe gemakkelijk had de man tegen over me geen misbruik kunnen ma ken van mijn onvakkundigheid! In zijn hart was hij toch een echte gent leman en hij was me welgezind! Te denken: twéé gulden! Een warm ge voel van dankbaarheid welde in me op; dit was een reuze zaak! MAAR kon ik wel op het edel moedige voorstel ingaan? Was 't niet mijn plicht, hem te bewegen iets meer te berekenen? „Is 't, is dat" stamelde ik, wankelend tussen mijn tweeslachtige gevoelens: „niet" wat weinig?" „Goed, twee vijftig dan, maar geen cent meer," zei hij meteen daarop, maar met een geste, die alle verde re discussie absoluut uitsloot. Werkelijk geroerd viste ik een rijks daalder uit mijn vestjeszak en op het ogenblik, dat ik dat deed, zag ik een dito zilverstuk tussen zijn groezelige vingers. Nu begreep ik er niets meer van! Kreeg ik nog een toegift op de koop toe? Of was dit een nieuw soort cadeaustelsel? Maar dat was al te ver doorgedreven edelmoedigheid. „Nee," zei ik gedecideerd, „nee, dat neem ik niet aan, zo is het in orde," en ik legde mijn rijksdaalder op de toonbank en stapte de winkel uit, met de jas over mijn arm. Maar de verkoper moet er wel heel teleur gesteld over zijn geweest, dat ik zijn groots aanbod zo gedecideerd afsloeg, want hij bleef als aan de grond ge nageld staan en staarde me na met open mond, alsof hij er nu helemaal niets meer van begreep. „Je laat wat vallen," zei Olsen, toen ik, op straat gekomen, hem de jas liet zien. Op de grond lag een papiertje, waar op geschreven stond: „als nieuw, 17,50." Hij trachtte me te overtuigen, dat dat op de jas had gezeten. Maar ik hield vol, dat dat onmogelijk was! „Bestaat niet," zei ik met 't air van iemand, die op de hoogte is „als 't nou nog een pak of een smoking ge weest was, daar is meer interesse voor. Deze jas kost maar twee vijf tig. Een reuze zaak. En denk er aan, ik heb de weddenschap gewonnen." Is de wereld werkelijk niet véél be ter, dan mijn vriend Olsen denkt? Hoekomtde schipper aan z'n vracht? (Vervolg van pag l) En dan is er in een sombere straat waarin de Zuidelijke bouwtrant al overheerst de schippersbeurs, die prompt om half elf en half twee be gint als een school voor kerels. Daar is de snelle roffel, van hun voetstappen op het zwarte plaveisel, het wasgoed, dat op de schepen wap pert als vanen van een nieuwe wel vaart. En beursmeester Perey somt dagelijks zijn vrachten op of hij to verformules uitspreekt. De bedrijvigheid op het water houdt gelijke tred met die op de schippers beurs. Bevrachtingskantoren zoeken onophoudelijk telefonisch contact. Zij krijgen van industrie en handel de op dracht om scheepsruimte te zoeken voor hun producten en maken hun wensen kenbaar aan de beurs. De ge gevens worden door het administra tieve personeel nauwkeurig genoteerd. De tarieven dit is een vrij inge wikkelde geschiedenis worden vast gesteld door een noteringscommissie, waarin vertegenwoordigers van han del, industrie en schippersorganisa- ties zitting hebben. In elk district werkt zo'n commissie, om de richt lijnen voor berekening van de vracht prijzen vast te stellen. ZODRA de schipper aankomt, snelt hij met zijn langwerpige bevrach tingsboekje naar de beurs, deponeert het daar en ontvangt een ontvangstbe wijs waarop een rood volgnummer prijkt. Als de bel rinkelt, zet hij zich in postuur, repeteert in gedachten zijn nummer en luistert paar de heer Perey, die de vrachten opsomt en de condities vermeldt. Het is voor leken grotendeels geheimtaal, maar de schippers kennen het spelletje. Zij re kenen en overleggen bliksemsnel of de vracht hen aanstaat, de hoeveel heid overeenkomt met de tonnage van hun schip. „Éénmaal..., andermaal... Zij hebben een volgnummer, maar het systeem werkt niet zo eenvoudig als bij de tandarts of de polikliniek. Het kan best gebeuren dat de schip per van de „Vertrouwen" met volg nummer 3000 al lang en breed op de Waal vaart, vóór zijn collega met 2900 een geschikte kans heeft gekregen. Er blijft avontuur genoeg in het spel van vraag en aanbod. De tonnage van het schip moet ongeveer kloppen met de omvang van de partij, om een eco nomische vaart mogelijk te maken. Voorts zijn er de bouw en inrichting van het schip, de diepgang, de toe stand van de ruimen, de waterstand op het te bevaren traject en de persoonlijke wensen van de schipper, die de wachttijd gemiddeld twee of drie dagen kunnen beïnvloeden. Neem nu het ruim van de „Onder neming". Het is nog vuil van het vo rige vervoer (kolen) en met de beste wil van de wereld kan de schipper er zo geen zilverzand in laten storten. Hij wacht liever op een partij steen kool of esnoten. De kapitein van „Nooit Volmaakt" vervoert bij voor keur holit (een korrelige stof voor de fabricage van drijf steen e.d.) en zijn collega van de „Johanna" heeft zijn hart verpand aan de Zeeuwse stromen en heeft 't oog op een vrachtje in die richting. Het gaat maar niet: pak weg op nummer daar in Maasbraoht! Wel heeft de schipper met het laagste volgnummer altijd voorrang, maar als hij zijn mond niet open doet gaat een ander er met de vracht vandoor. Het kan ook gebeuren, dat de tonnenmaat van een schip zo afwijkend is, dat soms weken op een passende lading gewacht moet worden. ZO gaan ze daar om in Maasbracht de derde binnenhaven van ons land de vrachten steenslag en kunstmest, hoLlit, witte klei, zink, zil verzand (voor de glasfabricage) en zonder ophouden een machtige hoe veelheid zwart goud uit onze kolen mijnen. Het vervoer van kunstmest wordt behartigd door een speciale stichting „Watertransport", welke vervoerszekerheid aan haar leden heeft gegarandeerd. Deze vrachten worden dagelijks op een groot school bord vermeld. Ook dit transport loopt echter over de beurs, evenals dat van zand en grint, dat tot de „vrije sec tor" behoort maar toch wordt gere gistreerd. ..Éénmaalandermaal". En zo komt ieder aan de beurt. Als het zo ver is vaart een sterke dadendrang in de schipper. Hij laat ongeduldig zijn boekje afstempelen, zegels plakken, betaalt de administratiekosten en rent naar de sluis- Zijn vrouw ziet hem aankomen. Hij maait met zijn armen en neemt grote passen; zij herkent het ongeduld in zijn houding, het versnelde leven»- rhythme in heel zijn wezen. „Hij is aan de vracht" zegt ze dan. ZONDAGSBLAD 30 JULI 1955 7 □Tfranfl krill irsrai Correspondentie en oplossingen aan de heer H. J. J. Slavekoorde, Goudreinetstraat 125, Den Haag. Strategie en taktiek ZOALS wij in onze vorige rubriek en kele gedeelten citeerden uit „Bouw stenen van de schaakkunst" van dr. M. Euwe, zo willen wiij in deze rubriek en kele citaten brengen uit „Strategie en Taktiek in het schaakspel", eiveneens van dr. M. Euwe en uitgegeven door N.V. Uitgeverij W. P. van Stockum te 's Gravenlhage (prijs 6,50). De mens aldus begint het eerste hoofdstuk van het genoemde boek ziet zich onophoudelijk voor twee pro blemen geplaatst: Wat moet ik doen en hoe moet ik het doen? Het is mogelijk, dat in sommige ge vallen een dezer problemen het andere sterk in belangrijkheid overtreft, dat het schijnt, of we maar met één pro bleem te maken hebben, maar in feite zijn toch steeds beide problemen aan- :zig. het We zijn wel eens geneigi eerste probleem, de doelstelling, een on dergeschikte betekenis toe te kennen, om ons uitsluitend tot de handeling te bepalen, maar daarmede schakelen we een belangrijk deel van onze bekwaam heden uit en de resultaten moeten daar op de duur evenredig mede zijn. De bergbeklimmer, die op het punt is een moeilijke gletscher te bestijgen, kan niet volstaan met een enkele blik in de richting van de top, om het voor de rest op allerlei krachttoeren te la ten aankomen. Hij zal alvorens met de werkelijke beklimming te begin nen zich zoveel mogelijk op de hoog te moeten stellen van de verschillende bijzonderheden van het terrein, mm op grond daarvan de moeilijkheden in te delen en zich allereerst een voorlopig veel lager liggend doel te stellen. Bij onze pogingen om een lastig wis kundig bewijs te vinden gaan wij nooit recht op het einddoel af, maar trach ten een aantal rustpunten te vinden welke ons in staat stellen de moeilijk heden te splitsen, om daarmede het ge stelde probleem te vereenvoudigen. Zo ook in het sohaakspel. Wie ten aanzien van de doelstelling der partij niet anders weet, dan dat men zijn te genstander moet matzetten, wordt nooit een goed schaakspeler. Wij moeten de eigenlijke opgave, onze te genstander mat te zetten, allereerst door een eenvoudiger taak vervangen: het behalen van een of ander klein po sitievoordeel. En niet alleen het feit van de splitsing op zichzelf is belang rijk, maar de splitsing moet ook deug delijk zijn, het voorlopig gestelde doel moet overeenkomen met de aard van de positie. Wie zijn doel te hoog stelt of in een verkeerde richting zoekt, maakt een even ernstige fout als dege ne, die zich in het geheel geen doei stelt. We onderscheiden in het schaakspel Strategie en Tactiek. Dc strategie behelst de doelstelling en het vormen der plannen. De tactiek om vat de uitvoering der plannen. De stra tegie is abstract, de tactiek concreet Populair gezegd komt het bij de strate gie op het denken aan, bij de tac tiek op kijken. Hebben we zo straks betoogd, dat de strategie een onmisbaar element is voor de goede behandeling der schaak partij, hetzelfde geldt evenzeer en mis schien in nog sterkere mate voor de tactiek. De schaakspeler, die een posi tie heel zuiver kan beoordelen en zijn plannen op juiste wijze bij deze positie weet aan te passen, wordt niet in staat gesteld deze bekwaamheden te gebrui ken. als hij niet tevens tactisch op de hoogte is. Op een tactische fout staat in de regel zelfs een veel zwaardere straf dan op een strategische fout. Iemand, die op de damevleugel aanvalt inplaa ts van op de koningsvleugel, zal bij goed tegenspel langzamerhand in moeilijkheden geraken, maar iemand, die zettei het hoofd ziet, lijdt een onmiddellijke derlaag. Bedenken we verder, dat de problemen der tactiek in de loop der partij veelvuldiger zijn dan die der strategie, dan is wel duidelijk gewor den. welke numerieke voordelen de tac ticus heeft tegenover de strateeg. En niettegenstaande het klaarblijke lijk grote belang der tactiek behande len bijna alle bestaande leerboeken uit sluitend strategische vraagstukken. Dit vindt zijn oorsprong voornamelijk in Ten eerste is het ontwikkelen van tac tische bekwaamheden grotendeels een zaak van de practijk en een kwestie Ten tweede zijn de problemen der tactiek zo talrijk en zo verschillend van aard, dat het haast een onbegonnen werk schijnt, dit gebied enigseins sys tematisch aan te pakken. Maar juist omdat de tactiek in de schaakliteratuur zo stiefmoederlijk is bedeeld, zullen we in dit boek de tac tiek op de voorgrond plaatsen en de be handeling der strategie slechts tot het hoognodige beperken. Bij het vorenstaande laten we nu een citaat uit Hoofdstuk IV, dat meer in bet bijzonder aan de tactiek ls gewijd, aansluiten. Als we ons op het standpunt plaat sen, dat onder Strategie de doelstelling en plannen verstaan wordt, onder Tac tiek daarentegen de uitvoering der plannen, dan moeten we in de combi natie het hoogtepunt van de tactiek zien. Met een combinatie bedoelen we een kort spelgedeelte, waarbinnen een bepaald doel geforceerd bereikt wordt. De zetten van dit spelgedeelte vormen een logische keten en staan met elkaar in onverbrekelijk verband. Terwijl ze stuk voor stuk beschouwd misschien on doelmatig, ja zelfs foutief schijnen, vormen ze tezamen een wonderbaarlijk mooi geheel. Na een reeks van op zich zelf onbegrijpelijke zetten, volgt plotse ling de ontknoping en komt het eigen lijke doel voor de dag. Uit het hierbo ven gezegde volgt, dat het doel reeds bij de eerste zet van de combinatie moet vaststaan. Daarin onderscheidt zich de combinatie van de zgn. „rus tige" spelbehandeling. In de loop van een korte spanne tijds heersen niet d« algemene wetten, maar zeer speciale; er treedt bij wijze van spreken een uitzonderingstoestand in. Combinaties maken steeds een aes- thetische indruk. De manier, waarop hier het onwaarschijnlijke met het van zelfsprekende wordt verbonden, het fantastische als door toverslag werke lijkheid wordt, oefent op iedere schaak speler een onweerstaanbare aantrek kingskracht uit. Terecht werd en wordt de combinatie als de kroon op de schaakspelkunst beschouwd. Bijna even onbegrensd als het aantal graankorrels ap het schaakbord, waar van de bekende ont'staansage van het schaakspel gewag maakt, zijn ook de combinatiemogelijkheden. We zullen on derzoeken in hoeverre deze combinaties enigseins geordend en gegroepeerd kun nen worden. Daartoe gaan we allereerst wat nader op het wezen der combina- Edke combinatie bestaat nauwkeurig beschouwd uit drie delen: a) het op sporen van het idee der combinatie; b) het doorrekenen van de zetten der combinatie; c) de taxatie van de gevolgen der combinatie. Al deze onderdelen zijn even belang rijk. Wie a) overslaat en onmiddellijk met het doorrekenen van alle mogelijke zettenreeksen begint, werkt in hoge ma te improductief. Hij verliest tijd en energie, want het is uitzondering en niet regel, dat zich in een willekeuri ge stelling een combinatie bevindt en men mag dus pas gaan rekenen, als men reden heeft aan te nemen, dat de stelling misschien een combinatie be vat. Op welke gronden men tot deze overtuiging kan komen, komt later aan de orde. Behalve a) is ook c) noodzakelijk. Het voldoende i of iets t offert tie slechts op grond van vijandelijke zwakten kan ontstaan. Hebben we nu ergens in de vijande lijke stelling zo'n zwakte ontdekt, dan moeten we proberen daarvan gebruik te maken. We kunnen -trachten positie voordeel of materieel voordeel te beha len, of in bijzondere gevallen eer» mat- aanval in te leiden. Positioneel voordeel kan bijv. behaald worden als de tegen stander tot tijdrovende verdedigings manoeuvres gedwongen wordt. Op deze wijze gelukt het dikwijls de aanval sprongsgewijs te versterken. Nemen wij bijv. aan dat de witte dame op a3 staat, een witte vrijpion op c6 en een zwart paard op e6. Zwart heeft kort gerocheerd, maar zijn koningsstelling is door g7g6 verzwakt. Laten we ver der. veronderstellen, dat wit een gewel dige aanval zou kunnen krijgen als het hem zou gelukken zijn dame in één zet naar h6 te brengen. Een kleine combi natie maakt het onmogelijke mogelijk: wit begint met c6c7 en offert zijn vrijpion, welke zwart zoals we aan nemen met Pe6xc7 onschadelijk moet maken. Nu volgt 2.Da3dl met aanval op het paard, dat weggespeeld of gedekt wordt en dan speelt wit 3. Delh6. Practisch gesproken is de witte dame in één zet van a3 op h6 ge komen; theoretisch waren het twee zet ten verminderd met één. Als zwart op h6 een tweede paard zou hebben staan, juist door g7—g6 zijn dekking had Kruis-blok-raadsel verloi dan hiei t het doel eigen stukken op mooie velden brengen of vijandelijk materiaal te ver overen. Men moet er zich terdege van overtuigen, dat het resultaat geen ge zichtsbedrog betekent, de stukken ook werkelijk de gewenste werking verkrij gen en dat de winst aan materiaal niet door andere nadelen te niet wordt ge daan. Materiële winst is nl. dikwijls met deplacering van eigen stukken verbonden en dat kan gemakkelijk fataal worden. Slecht bij matcombinaties behoeft de situatie na de combinatie geen nauw keurig onderzoek, maar men dient wel te bedenken, dat deze soort van com binaties al te letterlijk opgevat zeer zeldzaam zijn. We kunnen de drie onderdelen der combinatie: vondst, doorzetting en schatting noemen. De drie overeenkom stige kardinale eigenschappen, die de combinatiekunst van de speler bepalen, zijn: vindingrijkheid of fantasie, sterk te van geest of concentratie, en oefe ning of routine. Hoewel deze drie bekwaamheden voor de combinatie in het algemeen gelijke belangrijkheid hebben, kan men dat van de combinaties afzonderlijk be schouwd niet zeggen. Er zijn combina ties, waarbij de conceptie het belang rijkste en het lastigst is, de uitvoering en schatting daarentegen in verhouding gemakkelijk. Van andere combinaties daarentegen, waarvan men tevoren weet, in welke richting men het zoe ken moet, is echter juist het varian- tennet niet gemakkelijk te omvatten. De eerste soort zullen we noemen toevallige combinaties; ze komen geheel onverwacht en zijn dus als een donderslag bij heldere hemel. De twee de soort daarentegen zijn een direct uit vloeisel van de gevolgde strategische richtlijnen; ze dienen om het strate gisch ideaal te verwezenlijken, ze pas sen In het plan van de partij. We noe men ze daarom p 1 a n m a t i ge com binaties. Wat is nu ons belangrijkste werk bij het bestuderen der combinaties en bij het opbouwen van een theorie over het combinatiespel? Als wij nog eens terugkeren tot de drie genoemde onderdelen der combina tie idee, berekening en taxatie dan wordt duidelijk, dat het eerste on derdeel ons enige punt van uitgang kan zijn. Het rekenwerk der verschillende combinaties vertoont alleen dan vol doende overeenstemming, o«n uit het zelfde gezichtspunt te worden bekeken, als het idee dei combinatie parallel loopt. En de taxatie als afsluiting van onze berekeningen kan stellig niet on afhankelijk van de andere elementen worden onderzocht. Het is daarom doel matig te trachten de combinaties in te delen volgens hun idee. Omdat de combinatie op geweld, op dwang berust, moet er tenminste een object aanwezig zijn, waartegen deze dwang zich richt. Hierbij valt op te merken, dat weliswaar elke zet op de tegenstander een bepaalde dwang uitoefent, of moet uitoefenen, dat ech ter deze dwang in het bestek der com binatie sprongsgewijs moet aangroeien en zeer heftige vormen moet aanne men. Daaruit blijkt ook reeds, dat de combinatie niet tegen elk willekeurig object gericht k».n worden, maar alleen tegen zodanige objecten, die momenteel niet in staal zijn. aan de plotselinge aanval het hoofd te bieden Dat bete kent in de schaaktaai, dat de combina- 3 3 V 7 tl 3" j 4 b b y IU li i'-l 13 stukwinst leiden. We beide mogelijkheden in dit voorbeeld verenigd: positioneel voordeel en mate rieel voordeel. Tenslotte zou het ook mogelijk zijn, dat de dame met niat- dreiging naar h6 komt en dan hebben we hier dus tevens de derde doelstel ling: het mat. Het voorbeeld zou nóg eenvoudiger worden, als we de witte pion wegden ken en het zwarte paard onmiddellijk op c7 plaatsen. Deze laatste combina tie wordt dan mogelijk gemaakt door een tweetal gelijktijdige zwakten van de zwarte stelling: een ongedekt paard op c7 en het invalsveld h6. Deze zwak ten zijn van het grootste belang voor onze indeling. Zij zijn het, die ons op merkzaam maken op de mogelijkheid ener combinatie. De zwakten zijn de combinaties. Ze geven het sein tot de combinatie en bepalen bovendien tot op zekere hoogte het verloop der combina tie. Een indeling der combinaties moet dan ook gebaseerd zijn op verschillen de soorten van zwakten. Als we deze soorten van zwakten afzonderlijk bestu deren, leren we hun eigenaardigheden kennen en dit verhoogt zowel onze kijk op combinatiemogelijkheden als onze bekwaamheid tot combineren in het al- -ö- spel" besluiten. Indien Gij. lezer-scha ker. van dit citaat het nodige hebt ge leerd (en deze redenering geldt even zeer voor de inhoud van de vorige ru briek) vraagt U dan af of het geen tijd wordt dat Ge de boeken bezit waarin deze wijsheden en nog vele, vele ande re, in zo ruime mate zijn opgetekend. En als Ge ook deze vraag wellicht wat schoorvoetend bevestigend be antwoordt, denk dan nog eens terug aan het begin van de vorige rubriek, waarin wij vermeldden, dat dr. Euwe deze boeken „zijn beste" noemde. De oplossingen Hieronder volgen de oplossingen der drie stellingen, gepubliceerd in onze ru briek van 16 Juli j.l., welke wij ont leenden aan het nieuwe boek van Fred Reinfeld "1001 brilliant chess sacrifices and combinations". Stelling 1 (Interferentie): 1Tbl! 2. Kxbl f2 en wint. Stelling 2 (Penning): 1Txa2!. 2. Dxa2 Dh5t 3. Th3 De5t 4. KM Delt 5. Kh2 Dgl mat. Stelling 3. (Mataanval): 1. Kd6! d2 (1Kb6 2. Txe3 is even hopeloos) 2. Kc7 dlD 3. Ta6t bxafi 4. b6t Ka8 5. b7+ Ka7 6. b8D mat. Onze opgaven Nu wij in deze rubriek zoveel over de combinatie gesproken hebben, is het niet meer dan passend, dat wij ook onze op gaven aan dit onderwerp wijden. Wij doen hiertoe een willekeurige greep in het boek van Hans Müller „Lerne kom- binieren", Bij elke stelling geven wij een klein stukje commentaar, opdat men hierdoor des tc beter zal kunnen begrij pen hoe waardevol de aanwijzingen uit ons „hoofdartikel" in dit opzicht zijn. Stelling 1: de dubbele aanval. Zwart heeft zijn oog op het veld cl gericht! Stelling 2: penning (en overbelasting!) Wit heeft zijn zinnen op de zwarte dame gezet. Stelling 3: stukwinst. Deze stelling is wat moeilijker dan dc andere. Daarom willen we U verklappen, dat wit heel lis tig de zwarte toren naar f4 weet te lok ken en haar vervolgens wint. Stelling 4: verstikt mat. Het matveld Behalve de gevraagde woorden moe ten ook 26 blokjes in het diagram wor den zwart gemaakt. Horizontaal: 1. Aanraking, 3. in bal lingschap zenden, 4. bejaard-baan voor balspel. 5. nummer-vogel-zangnoot, 6. erwtensoep, 7. staf-godin, 8. gemene weidegrond, 9. ingenieur-speelbakje- Amsterdams peil. 10. vogel-vogel, 11. een grond geschikt maken voor bebou wing, 13. hoedje. Verticaal: 1. Deel van het etmaal- dier, 2. Europa-rivier in Europa, 3. streek-rekenkundige opgave-zuilengang, 4. neep. 5. spijl-rode verfstof, 6. plaat, 7. munt-voorzetsel-in het jaar, 8. stuk grond-oppervlaktemaat, 9. kluchtige persoon-kapgebint. Inzending per briefkaart voor a.s. Donderdag aan het bureau van dit blad. In de linkerbovenhoek aan de adreszijde vermelden: „Puzfcle-oplos- sing". Oplossing kruiswoordraadsel van 23 Juli Horizontaal; 2 Welig, 7 ulevel, 8 mi, 9 gek, 10 ook, 11 B.L., 13 amok, 14 uil. 16 St. 17 te, 18 griffel, 20 en, 21 on, 24 trezoor, 27 ik, 29 ar, 30 dra, 31 molm, 34 St., 35 pol, 36 mom, 38 er, 39 gedaan. 40 zetel. Verticaal; 1 Humbug, 2 weg. 3 even, 4 lek, 5 i. 1., 6 kikker, 8 moot, 10 om, 12 lire, 13 Ate, 15 lint. 16 sfeer, 19 lood, 22 nors, 23 wimpel, 25 ram, 26 ratiné. 28 koor, 32 1.1. 33 zode, 36 met, 37 mal. 39 ge. Stelling 2. X i. X A A A AAA A I m i s w IK m II i AHAfel B A13, mmïï\ 3 A S b w AI Ai. HA i B 3_ I X# AA i AA a 4 i. m A A n AU m DAB lm i m

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 8