SEM PRESSER: NAALD. PLAAT 4 ZONDAGSBLAD 30 JULI 1955 lè rusteloos 0111 aan cle Rivièra te vegeteren Verrukkelijke natuur, maar leven hier is verschrikkelijk provinciaals' «inderdaad, de streek is verrukkelijk en die see en die palmen doen je iets..." ER ZIJN ongetwijfeld tallozen in de wereld, tallozen ook in ons eigen land, die ervan dromen, nog eens te kunnen gaan wonen aan de Cóte d'Azur Het zijn er maar weinigen, wie het lukt. Uit gesprekken met deze mensen zoudt ge u een indruk moeten vormen, of het volvoeren van deze langgekoesterde plannen inderdaad een eindstadium is, met andere woorden: of zij, nadat de blauwe zee, de sinaasappelen, citroenen, het altijd mooie weer de bekoring van het nieuwe hebben verloren, toch nog geen heimwee hebben gekregen naar de streek, waar zij vandaan kwamen. Nee, vrijwel nooit, ge loven wij. Maar tóch, een enkele keer„In derdaad, de streek is verrukkelijk en du? zee en die paJmen doen je iets. Maar aan de andere kant is het leven hier verschrikkelijk provinci aals en vrij hard op vreemdelingen ingesteld. Ik zou het hier niet uithou den, als ik niet de helft van de tijd op reis was door Europa of Azië of Deze zeer persoonlijke uitspraak er staan vele andere tegenover is uiteraard van een bijzondere persoon lUkheld afkomstig: van 8em Pressor, die door zijn reisgids, zijn radiopraatjes en zijn andere publicaties over de Cóte in Nederland een joort nationale held Is geworden. Met zijn (charmante) vrouw Joke, die (verdienstelijke) gedichten schrijft, maar nog nooit de moed heeft kunnen opbrengen om ze naar een uitgever tï zenden, woont Sem in Roquebrune (tus sen Menton en Monte Carlo) in een huisje, dat zo verrukkelijk van ligging en uitzicht is. als men het van sprook jesfilms nauwelijks zou aannemen. Het huis, dat hij oewoont, ligt slechtj enkele minuten van de grote villa, die voor de oorlog eigendom was van Mus solini en tegenwoordig van Silvana „Bittere Rijst" Mangano. Van zijn bal- je. Maar waarom zou hij? De werkster, die haar geld ook in het huis van de actrice verdient, vertelt het hem wel haarfijn, wat de laatste ontwikkelingen *ijn. Het hiilsje, dat van Presser bedoelen wij. ligt OP meer dan duizend kilome ter van Nederland, maar die grote af stand is niet bij machte om het gehele jaar door en 's zomers in het bijzon der. de vacantiegangers te weerhouden om de vrijheid van de Pressors tot een geer bedreigde veste te maken Toen wij er zaten, een week of wat geleden, maakten we er een sterk staal tje van mee. Er werd gebeld en Sem ging dus naar de deur Hebt u die reisgids over de Cóte geschreven? Ja, dat ben ik geweest. Kan ik er hier dan misschien een kopen' Nee, dat spijt me. Ik heb 'm alleen geschreven, maar ik handel er niet in. Weet u dan misschien, waar ik er hier een krijgen kan? Probeert u het eens in Menton, by Hotel d' Amsterdam. Misschien hebben ze er daar nog een. Het spijt me, dat ik u niet kan binneninten, maar ik zit juist in een bespreking. O nee, niet erg. Dank u voor de tip. EEN mens zou er soms korzelig van worden, dachten wij. Maar Presser niet gauw. al zou hij een enkele maal ook wel liever eens wat ongestoorder werken. „Toch houd je door die men sen, die je zo af en toe eens spreekt, ook al liggen ze je niet zo, de band met Nederland beet En die moet ik hebben voor mijn stukjes: om te weten en te blijven weten, wat de mensen in Holland interesseert." Hij vertelt ter illustratie daarvan het verhaal van een foto over zomaar een g<-zin. die hij aan de redactie van een Nederlands weekblad had opgezonden. „Een soort Franse familie Doorsnee" had de redactie eronder gezet. En dat was bijzonder leerzaam voor Presser. want de familie Doorsnee was voor hem geen begrip, zoals zij dat voor iedere Nederlander wél is. Pressers carrière is een merkwaard!- ge geweest. Na allerlei baantjes te heb- de pap niet verdiende, werd hij een Jaar of vijf voor de oorlog fotograaf. En hij voelde meteen dat dit zijn toe komst zou worden Bij Arnhem werd hij, na een onder duikperiode, eerder bevrijd dan het Westen van Nederland en hij werd fo- toreporter in het Engelse leger. Op de voorgrond het oeroude gedeeltelijk in de rots uitgehouwen dorpje Roquebrune, waar Sem Presser tot voor een half jaar heeft gewoond. Hij woont nu in een huis, dat aan de benedenste Corniche ligt: beter bereikbaar, maar duurder. De landtong, die op deze foto het verst in zee uitsteekt, is Cap d'Ail. de beste Nederlandse persfotografen. Hij had aangestuurd op een betere organi satie van dit beroep en het is mede aan zijn streven te danken, dat het kwam tot de oprichting van de Nederlandse Vereniging van Fotojournalisten. Hij werd er de eerste voorzitter van. Maar toen was het, alsof hij van zijn eigen werk was gesenrokken. Bovendien was zijn reputatie langzamerhand zo, dat de jongere collega's u en mijnheer gingen zeggen en dat vond Presser ver schrikkelijk. Maar wat dan? Je kunt toch niet met iedereen frère et non zijn? I compag- bestaan gew De omstandigheden hebben ook ge wild, dat Presser zijn alleenvertonings recht als fotograaf opgaf, om er ook stukjes bij te gaan schrijven. Daarin toont hij zich als u ons een ogenblik de rol van criticus gunt een zeer scherp opmerker. Maar toch vindt hij die stukjes bijzaak, al doet hij het schrij ven niet meer tegen zijn zin Hij is enkele maanden geleden ver huisd: hij kwam van het tamelijk hoog gelegen Roquebrune Village naar een la ger plekje van de gemeente. Schilder achtig ligt het huis even beneden de laagste weg langs de hartveroverende zee, enkele tientallen meters boven het Het huis is gemakkelijker te bereiken dan het eerste, het is voor bepaald veel gemakkelijker schoon te houden, het ligt aanmerkelijk dichter bij de zee en het biedt veel meer ruimte dan het eerste. Maar tegenover deze winstpunten staan nadelen. De gemakkelijker bereikbaarheid zelf is er al een van: er komen nu nóg meer mensen, die als abonné van een van de bladen, waarin Sem Presser schrijft of als luisteraar naar zijn ra diopraatjes menen, dat hij nu daarvoor ook lijfelijk voor het geven van inlich tingen te luinncr beschikking moet staan. En de nieuwe appartementen zijn veel duurder dan de vorige, zo duur zelfs, dat de Pressers overwegen om des zo mers zo af en toe een paar kamers te verhuren. «ecu ui is mei prtuug, omdat ze hierdoor ongetwijfeld een deel zul len kwijtraken van hun vrijheid, die ze vier jaar lang, ook aan deze zonnige kust. hebben genoten. Maar voor Sem is dat geen schrikbeeld; voor de uiterst individualistische Joke trouwens even min, zjj het dan ook om geheel andere beweegredenen. Sem houdt van mensen („als ze niet té vervelend zijn", maar die grens is heel ruim». Hij houdt er van, met ze te pra ten en uit hun kersverse Hollandse re acties leidt hij af, wat voor de lezers in Holland van belang kan zijn. Maar daarmee alleen is hij er niet. Hij heeft zich, in de vier jaar, dat hij nu in het Zuiden woont, een soort nieuwsdienst opgebouwd. Erg tevreden over de werking ervan is hij niet. Men maakt té gemakkelijk afspraken, met een ontwapenende hartelijkheid, maar vergeet even charmant en haastig, dat die afspraken gemaakt zijn. Men is er, wat dat aangaat, erg gemakkelijk. En misschien Is dat de reden, dat Sem Presser niet so maar kan vegete ren op dit verrukkelijke plekje, maar dat bij toch een flinke tijd weg moet sljn om het daarna des te meer te kun nen waarderen. Want hij is gemakkelijk. Ja, voor vrijwel ledereen, maar niet voor aichielf. Hij heeft een swerversna- tuur, een rusteloze aard, die een bestaan zonder afwisseling verfoeit, selfs al Is het hier, voor vele toeristen altijd nog het mooiste plekje van Europa. HANS SCHMIDT ZONDAGSBLAD 30 JULI 1955 5 Via Muziek uit Frankrijk, Zwitserland en Rusland ER ZIJN COMPONISTEN wier faam slechts bestaat door één compositie. De andere werken zijn óf vergeten óf alleen bekend bij de ingewijden. Zo n figuur is ook de Franse componist Paul Dukas (1865—1935). Want wie kent er meer van hem dan z'n scherzo voor or kest „L'Apprenti Sorcier" (De Tove naarsleerling)? Toch schreef Dukas ook het ballet „La Péri", de opera „Ariane et Barbe Bleue", een Symphonie, een Pianosonate en „Variations, interlude et finale" voor piano. Tijdens zijn leven heeft hij trouwens nog veel meer ge schreven. maar Dukas had zoveel zelf- critiek, dat hij talrijke werken zelf ver nietigde. Het publiek kent hem hoofdzakelijk door „L'Apprenti Sorcier". geschreven naar de ballade van Goethe „Der Zau- berlehrlingDaarin wordt verteld hoe de knecht van een tovenaar tijdens diens afwezigheid de bezem zijn werk laat doen en water laat aandragen om het bad te vullen. De knecht weet wel het toverwoord om de bezem te laten lopen, maar hij kent de spreuk niet om de bezem te laten ophouden. Steeds meer water brengt de bezem aan en als de knecht de bezemsteel in twee stukken breekt, gaan beide stukken wa ter dragen. Tot ten slotte de tovenaar zelf terugkeert en het toverwoord uit spreek. Zo gaat het nu eenmaal altijd als men even wijs wil zijn als de mees ter, doch de wijsheid niet helemaal be- Dukas heeft dit verhaal ln klank ge bracht en er dus een stuk programma muziek van gemaakt, waarin de wer kelijkheid van een buitenmuzikaal gege ven zo goed mogelijk wordt nagebootst. Over programma-muziek is al heel wat geschreven, waarbij ook Haydn's orato ria „Die Jahreszeiten" en „Die Schöp- fung" wel als voorbeelden zijn aange haald Mag ik eerlijk zijn? Voor mij is niet het criterium of een componist zich door een buiten-muzikaal gegeven heeft laten leiden of een stuk absolute muziek schreef, maar alleen het feit. of de componist werkelijk muziek heeft geschreven. En dat heeft Dukas onher roepelijk gedaan in zijn „L'Apprenti Sorciereen brillant en geestig werk. bijzonder sterk van constructie. Let al leen al eens op het eerste thema der fagotten, symboliserend het wankele lo pen van de bezem. Is dat geniaal of DECCA i door het „Orchcstre de la société des concert du conservatoire" o.l.v. Ernest Ansermet (langspeelplaat medium-play LW 5155). Het stuk ia in deze opname meesterlijk gerealiseerd en Ansermet heeft de spanning subliem opgevangen in het spel. Een populaire en tevens artistiek verantwoorde verrijking van uw discotheek. nomen. nl. „Pacific 231" van Arthur Honegger, gecomponeerd in 1923 en op gedragen aan Ernest Ansermet, die het werk met hetzelfde orkest als „L' Ap- prenti Sorcier" uitvoert op een wijze, zoals vermoedelijk alleen Ansermet dat maar kan. In één woord: geniaal. En het gehele kleur- en rhythmescala van dit fascinerende werk is meesterlijk in de smalle groeven van de plaat vast gelegd. Van jongs af aan heeft Honegger' al een passie gehad voor locomotieven. Vaak stond hij urenlang aan het station om de treinen te zien aan en af rijden. In een interview zei Honegger eens: „Voor mij zijn locomotieven levende dingen en ik houd er van zoals ande ren van vrouwen of paarden houden. In Pacific 231 heb ik echter geen imi tatie van de geluiden van een locomo tief willen geven, doch een muzikale vertaling van een visuele impressie en haar physieke sensatie." En Dukas èn Honegger wisten zich in hun program ma-muziek ver te houden van goedkope effecten of banaliteit. Ook de „Pacific 231" is pure muziek geworden, dank zij het aristocratische meesterschap van Honegger. ^TUZIEK die niet direct programma- *muziek genoemd kan worden doch meer gelegcnheidsmuziek, werd door PHILIPS op een plaat vastgelegd on der de titel „Baslcr Festspielmuzik" (langspeelplaat N 00738 R). Zwitserland is rijk aan allerlei nationale feesten. Het belangrijkste daarvan is het natio nale Festspiel, waarin het volk zijn voorouders eert. die vochten voor de onafhankelijkhied van het land. Ieder kanton van Zwitserland viert het in elkaar worden verweven. Koren amateur-orkesten werken er aan mee, alsmede de bekendste Zwitserse vocale en instrumentale solisten. Alle Zwitser se componisten schreven cantates e.d. zo n Festspiel. Op de Philips-plaat één geheel gemaakt van de beide Festspielcantates „Klelnbasler Gedenk- feier" en „Der Basler Bund" van Hans Huber (18521921) en van de cantates ..Sankt Jakob an der Birs" en „Riehc- ner^Featsplri" van Hermann Suter (1870- Dat is nu echt ongecompliceerde, volk se muziek die Huber en Suter schre ven, waarbij de muziek van Huber toch, ondanks invloed van romantici als Men delssohn, Schumann en Brahms, een sterkere indruk maakt dan die van Su ter. Beiden waren directeur van het Conservatorium te Bazel en doctor ho noris causa van de Universiteit dezer stad. Het is beslist geen grootse mu ziek geworden, maar wel voor Zwitser land typische muziek, waarbij volksmu ziek invloed heeft gehad. Van een bij zondere romantische charme is het ope ningslied „Leise rauscht der Strom da- hinfantastisch gezongen door de Zwitserse sopraan Maria Stader. over wie ik reeds eerder enthousiast schreef in deze rubriek. Wie van Zwitserland houdt en iets van zijn Festspiel wil meemaken, heeft in deze kleine lang speelplaat een unieke gelegenheid. De opname is bijzonder geslaagd, dank zij de medewerking van de Basler Liedcr- tafel (mannenkoor), Basler Gesangver- ein (vrouwenkoor), Eliten des Realgym- nasiums (knapenkoor), Basler Orches- ter Gescllschaft, Maria Stader (so praan), Ferry Gruber (tenor) en Der- rik Olsen (bariton), het geheel onder de bekwame leiding van dr. Hans WAS dit keer eerst Frankrijk en daar na Zwitserland aan de beurt, tot slot wil ik ook Rusland noemen en wel door een PHILIPS-opname van het be faamde Don Kozakkenkoor o.l.v. Serge Jaroff (langspeelplaat favourites-scries S 06611 R). In 1920 verliet deze Jaroff zijn vaderland en stelde in Bulgarije zijn Don Kozakkenkoor samen. In 1923 gaf dit uit 25 mannen bestaande koor zijn eerste uitvoering en daarmee begon een triomftocht over de wereld. In 1939 vonden Jaroff en zijn mannen in de Ver. Staten een tweede vaderland. In de zang van dit koor leeft de uitgestrekt heid van het Russische landschap, de verlatenheid der steppen en donkere bossen, leeft de ziel van het Russische volk. Arthur Honegger, de componist van de treinimpressie .Pacific 231", opge dragen aan dirigent Ernest Ansermet. zacht briesje door de bomen, zwellend tol een machtige orgelklank. Van Gretchaninoff (grote litanie). Rach maninoff (Ave Maria), Tschaikowsky (In de kerk) en Tchesnokoff (Hallelu ja) zingen de mannen, maar ook een Kerstlied, een gedeelte van een bcgra- fenisdienst en een ander kerklied. Wie het Don Kozakkenkoor de laatste maal in Nederland heeft gehoord en gezien, zal wellicht een klein shok-clemont in dat optreden hebben geconstateerd. Op deze opname is de zang van grote schoonheid, speciaal wel dat prachtige Kerstlied. Een plaat die alle leden van mannenkoren graag zullen bezitten. CORN. BASOSKL &AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA AAAAi Hiebel bij de massajeugd onó in de J-ordaan VOLKSWIJK „Geef ons een eigen kamphuis dat was verleden week de leus. En ik hoop zo enkele keren enige opmerkingen te maken, die de nog onbekende gever daarvan kunnen stimuleren om zijn heil zaam besluit ten snelste te ne men. U voelt dat ik daarmee een hachelijke taak op me genomen heb: ik moet zó de pen hanteren dat ik overtuig zonder stierlijk te vervelen. Ik moet een liedje zin gen, dat inslaat zonder te verstar ren tot een larmoyante straatdeun. Want bewódr me voor straatdeu- De nieuwste schlager ivat, zo als u weet een deftig woord voor deze hoogst ondeftige zaak is schildert de geneugten van de Jordaan in Amsterdam. Die Jor- daan geniet een grote populariteit in ons land. Ik heb me laten ver tellen dat 'n veertig jaar geleden ook al een verheven song de liefe lijkheden van dat stadsdeel onder ons volk bekend gemaakt heeft, lang voordat we onze lippen een meer internationale tint gaven door over Tipperary en, Wien te janken en te jammeren. Daarmee getuigenis afleggend hoe cosmo- poliet toe geworden zijn. Maar in elk geval zijn we nu teruggekeerd in de Jordaan. Misschien zyn de wereld-contacten ons wat zwaar op de maag gaan liggen. Misschien legt zelfs het volkslied getuigenis af van de kou die we vatten als we zo maar hik-raak ons knusse binnenhuisje verlaten. En dus, dóór gaan toe: „Bij ons in de Jor- daqn!" Ik vermoed dat men dit schone lied thans reeds her en der kent. We hebben niet voor niets een ra dio, is het niet? Kunstscheppingen van betekenis worden daardoor onmiddellijk gemeen goed van al le Nederlanders, te land, ter zee en in de lucht. Vroeger was dat moei lijker. Dan moesten eerst de min- nestreels uit de stad afzakken naar het platteland, en kon het maanden, zo niet jaren duren, eer Schiermonnikoog en Zeeuws- Vlaanderen hun stemmen aan hef geheel konden paren. Thans zingt men terstond gemeenschappelijk ofschoon daardoor niet minder onwelluidend. Maar desniettemin ben ik van mening dat onze staf melodie en tekst het allervroegst kent. Nauwelijks zijn immers aan grijpende en meeslepende klanken ontvloeid aan de keel van onze nieuwste bard. of de volkswyk neemt deze over. En we kunnen geen kamp houden, of de kinderen van deze volkswijk gillen, brullen, krijsen dat lied met schelle stem men uit van 's morgens vroeg tot 's avonds laat: „Bij ons in de Jor daan!" Niet dat ze weten waar die Jor daan ligt, en nog minder hoe wei nig aantrekkelijk deze is voor mensen, die van modern wonen houden. Het is bovendien denk baar dat ze niet eens de juiste tekst reproduceren, maar zich te buiten gaan aan speelse variaties. En het is ongetwijfeld volmaakt ondenkbaar dat ze. zij het ook maar diep in hun onderbeicvstzijn, deze Jordaan in verbinding bren- AAAAAAAAAA^AAAAAAAAAAAAAAAAAAAA jes, bonzend op tafels en ramen, harder en harder. Het maakt niet eens zo'n groot verschil met de huidige accompagnements-moge- lijkheden. Wellicht inspireert het insiders tot het uitvinden van nieuwe instrumenten. In elk ge- ral, daar gaat ie weer, voor de 113e keer vandaag; ..Bij ons in de Jordaan Of we daar dan niets tegen doen? Ach, lieve lezers, wat kun je doen tegen een orkaan, een typhoon en een losgebroken H-bom? We kun nen verbieden nuiar wat helpt zo iets: deze deun zit dieper in hun harten gestampt dan dat ze er af stand ran kunnen doen. Heel de wereld bataat voor hen bij gra tie van dit lied. Als ze niet zouden zingen, zou de narde vergaan. Zin gen, zingen: „By ons in de Jor- D* kinderen van de volkswijk gillen, brullen, krijsen.. gen met de rivier, die dezelfde naam draagt en duj met bijvoor beeld psalm <2 Maar dat alles deert de kinderen niet. Z\j zin gen. Zij doen althans iets u>at zij voor zingen houden. Van ochtend krieken tot avondrood: „Bij ons in de Jordaan!" Nu is zingen een kostelijke be zigheid, maar men behoe/t daartoe een begeleidende muziek Geef ons een straatorgel, een harmoni ca, een losgebroken jazzband, en onze zang zal pas echte zang wor den Zang, waardoor alle vogeltjes in het woud druipstaartend de vlucht nemen en dus niet langer storen. Zang, waardoor de zon schaamrood ondergaat en de maan aarzelt op te komen. Maar hoe komt men in een kamphuis aan dergelijke lawaaierige culturele omlijstingen? En dus ringen de kinderen de hymne onder begelei ding ran hun eigen musicale mo gelijkheden: stampvoetend en rammelend met kroesen en bord- daan..../" En na drie dagen was de leiding niet goed snik meer, en liepen u>e met moordgedachten rond. Totdat één onzer de oplos sing vond. Opeens. Toen de kin deren het lied 163 maal gezongen hadden en moe waren geworden, begun die leidster het solistisch ten gehore te brengen. Ze sleepte de stafleden daarbij mee. Ze zong het. krijste het, jankte het. Oók Idf krrr Net zo lang totdat de kinderen, onthutst, verbijsterd, gewoon smeekten„Hou op, juf fies! Hou asjeblieft op!" Toen zweeg de leidster. En sindsdien heeft niemand 't meer laten horen. Aliemand. ledereen voelde: als ik 't nu nog aanhef dan begint de lei ding weer. Maar geef ons een katnphuij waar we elke schlager buiten de deur kunnen houden. Want toen de kinderen uit de bus waren ge stapt, huppelden ze huiswaarts en gilden: „Bij ons in de Jordaan M1EBEL AAAAAAAAAAAAAAAfrAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAkAAAAAAOAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 10