Allen en ontvangen, allen betalen het Rijk past bij Parlementaire voorbereiding van fili jaar Uitkeringen: voor gehuwden f 1338 en voor ongehuwden f 804 Na tachtig jaar Ieder betaalt premie over ten hoogste f6.000,- Loon- en prijsstijging blijft binnen enge grenzen DONDERDAG 30 JUNI 195S Eindelijk een definitieve ouderdomsvoorziening (Van onze sociale redacteur) DE MINISTERS, die het ontwerp van wet alge mene ouderdomsvoorziening tekenden, zijn van oordeel, dat er een verplichte ouderdomsver- zekering tot stand dient te komen, welke een bodempensioen waarborgt, dat voor iedere pen sioengerechtigde gelijk is. Geen groep der bevol king, geen zelfstandige en geen gehuwde vrouw ook, wordt uitgezonderd, ook niet zij, die in goe den doen verkeren, of wier inkomen boven een zekere grens uitkomt Allen, ook zij, voor wie uit overheids- of semi-overheids- of particuliere werk kring, of door eigen voorziening een pensioen in het vooruitzicht hebben, moeten voor deze alge mene volksverzekering premie betalen en hebben recht op uitkering. Dit recht gaat in op 65-jarige leeftijd, al zal de mogelijkheid geopend worden, bij algemene maatregel van bestuur, het pensioen gedurende enige tijd niet op te nemen en daardoor later een hoger pensioen te verkrijgen. Man en vrouw zijn één Overwogen is wel, of het gewenst zou kunnen zijn, de algemeen geldende leeftijd van 65 jaar hoger te stellen. De ministers hebben daarvan afgezien, omdat dit alleen gerechtvaardigd zou zijn, indien aan de verhoging van de leeftijdsgrens ook een verhoging van het presta tievermogen van 65-jarigen en ouderen gepaard zou gaan. Daarbij hebben de ministers overwogen, de wenselijkheid van het op peil hou den van de werkgelegenheid voor jongeren. Verzekerd is ieder, die de leeftijd van 15 jaar bereikt heeft, doch nog niet die van 65 heeft bereikt. Hij moet ingezetene zijn, of binnen het Rijk terzake van dienstbetrekking aan loonbelasting zijn onderworpen, (in Nederland werkzame grensarbeiders, Nederlands diplomatiek en consulair personeel). Offer Een mogelijkheid om de aanpas sing min of meer „pijnloos" te doen verlopen, ligt in de stijging van de productiviteit, waarop, Juist als het om de ontwikkeling op wat langer termijn gaat, gerekend mag worden. Ook als de ontwikkeling op deze wijze „pijnloos" verloopt, betekent zij niettemin en het is goed, dat ons volk zich dit duide lijk bewust maakt dat de loon- en andere inkomens der actieve groepen in geringer mate toene men, dan de stijging der produc tiviteit zou mogelijk maken, indien er geen ouderdomsverzekering wa re. Bij de beoordeling en vaststel ling van Inkomens, o.a. ook van lonen en salarissen, dient men hiermede terdege rekening te hou den. Wordt dit uit het oog verlo ren, dan zou het arbeldskostenpeil te hoog kunnen worden ten nadele van de werkgelegenheid. Het wel vaartsoffer, dat ter wille van de ouden van dagen door de gehele actieve bevolking moet worden gebracht, zou aldus op een deel der bevolking de werklozen worden afgewenteld, een situatie, welke uit sociaal-ethisch oogpunt volstrekt verwerpelijk zou zijn en waartegen met alle kracht gewaakt dient te worden. Nu of nooit „Voor het overige merken de on dergetekenden op aldus de me morie van toelichting dat in een periode van hoogconjunctuur, als wij thans beleven, veelal zekere tendenties van inflatoire ontwikke ling aanwezig zijn. Daardoor kan men zich van het treffen van so ciale maatregelen, als er hier een wordt voorgesteld, niet laten weer houden. Immers in perloden van minder gunstige conjunctuur be staat algemeen het gevoelen, dat voor het treffen van belangrijke sociale voorzieningen gunstiger tij den moeten worden afgewacht. Op deze manier zou men nimmer aan het nemen van maatregelen als de onderhavige toekomen". Gemoedsbezwaren In artikel 36 kent het wetsont werp op de ouderdomsvoorziening een regeling voor hen, die ge moedsbezwaren hebben. Wie deze heeft, kan vrijstelling verzoeken Het zal hem echter geen financieel voordeel brengen. Zijn inkomsten belasting wordt. Indien dit voorstel wordt aanvat, d, verhoogd met het bedrag, dat hij anders als premie zou ontvangen. Het Rijk vergoedt aan het Ouderdomsfonds het be drag, dat niet geheven kon worden Mocht iemand later op zijn ge moedsbezwaren terugkomen, dan kan hij voor het normale pensioen in aanmerking komen. Wat geschiedt, als iemand het pensioen weigert, regelt de wet niet Het volle pensioen wordt uitge keerd, door een overgangsbepaling aan allen, die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt of overschreden en die sinds hun 59ste Jaar 6 jaar onaf gebroken binnen het Rijk (Nederland, Ned. Nieuw Guinea, Suriname of de Ned. Antillen) hebben gewoond. Deze overgangsbepaling geldt ook voor allen, die bij de inwerkingtreding der wet de leeftijd van 65 jaar hebben overschreden. Wel wordt, Indien de leeftijd van 59 Jaar nog niet is bereikt, rekening ge houden met het verzekeringsverleden met dien verstande dat voor ieder jaar. dat door verblijf buitenslands of door schuldige nalatigheid geen pre mie is betaald, voor de ongehuwden 2 pet voor de gehuwden leder 1 pet op het pensioen gekort. Inhaling en Inkoop is echter in bepaalde geval len mogelijk. Geen aitrek Het voorstel van de SER, om gedurend. vijf jaar aftrek van inkomsten uit an dere bronnen volgens een aflopende re geling toe te passen, heeft de regering niet overgenomen. Aan ieder wordt dus het volledige pensioen uitbetaald van het ogenblik van de inwerkingtreding der wet af. Wel oppert het wetsontwerp de mogelijkheid» dat pensioenfondsen e.d zich bij de wet aanpassen, opdat niet di toestand ontstaat, dat iemand na Invoe ring van de wet meer dan 100 pet zijn laatstverdiende loon als pensioen ontvangt. Voor het overheidspersoneel zijn de besprekingen over deze aanpas sing reeds in het georganiseerd overleg begonnen. Verschillende bedrijfs- dernemingspensioenfondsen hebben reeds een dergelijke bepaling opgenomen. Voor andere bestaat Ingevolge de wet, indien hei regeringsvoorstel wordt aanvaard, binnen 2 jaar de mogelijkheid van deze aanpassing. De Stichting van de Arbeid heeft reeds enige richtlijnen hiervoor op gesteld en haar bemiddeling bij menings verschillen aangeboden. Voor particuliere verzekeringen e.d. bestaat er geen enkele aftrekregeling. Het pensioen van de gehuwde vrouw is in dat van haar man begrepen. Bij over lijden van één der gehuwden gaat het gewijzigde pensioen in op de eerste dag van de zesde maand na het overlijden Bij huwelijk van twee reeds gepension- neerden, houden beiden hun eigen pen- in. Het pensioen van de vrouw gaat op de datum, waarop dat van haar n Ingaat, d.w.z. op de eerste dag van de maand, waarop deze 65 jaar wordt De helft van hel pensioen voor gehuwden kan ook zonder bewilliging van de zijn vrouw worden uitbetaald. Bij mlbruik van drank of andere onmaat schappelijke gedragingen of levenswij. kan dit zelfs geheel aan haar, of ook aan instelling worden uitbetaald, verpleging van één of beide ge huwden kan het pensioen geheel of ge deeltelijk aan de verplegingsinrichtlng worden uitbetaald. Dit zal niet meer mo gen zijn dan de kosten en indien het één der echtelieden betreft, dan i derde van het pensioen. Bij verblijf strafinrichting wordt het pensioen ingehouden, dan wel voor echtgenote of kinderen beschikbaar gesteld. Bij overlijden wordt, indien er geen weduwe is. het pensioen tot het eind van de maand uitbetaald aan de persoön instelling, die hem verzorgde. Uitkeringen volgens de Invaliditeits wet bl()ven voorlopig, die volgens de Vrijwillige Ouderdomsverzekering onge-1 rept ln stand. HET IS VANDAAG een grote dag in het leven van het huidige kabinet, in dat van minister Suurhoff in het bijzonder, in de sociale geschie denis van het Nederlandse volk, in het leven van de huidige ouden van dagen en in dat van allen, die eens tot de laatste categorie zullen behoren. Het Ontwerp van Wet op de algemene ouderdomsverzekering is ver schenen en aan de Staten-Generaal aangeboden. De parlementaire voorgeschiedenis hiervan loopt 66 jaar, maar als men de voorgeschiedenis verder terugtrekt en bijv. gaat tot de oprichting van Patrimonium, dat zich in zijn eerste verschijningsvorm, evenals de andere sociale - nog niet socialistische - organisaties al met dit onder werp bezig hield, dan kan gezegd worden, dat, indien deze wet. naar het voornemen is, op 1 Januari 1957 in werking treedt, het Nederlandse volk 80 jaar nodig heeft gehad, om dit grote tot stand te brengen. Dat aantal jaren kennen we uit de vrijheidsstrijd, waaruit ons volk als zelfstandige staatkundige eenheid naar voren kwam, we kennen het ook uit de school strijd en de strijd voor bedrijfsorganisatie. WAT DE ouderdomsvoorziening betreft, zou men kunnen zeggen, dat onze ouden van dagen al waren ze in de vorige eeuw, toen heel lange tijd de gemiddelde leeftijd zo en nabij de 35 jaar lag, niet zo tal rijk de gevolgen hebben moeten dragen van de afschaffing, als vrucht van de Franse revolutie, van de gildenorganisatie, die reeds, volgens be voegde historici, tot aan die Franse tijd een verzekering „van de wieg tot het graf' kende. Al beperkte zich die tot de gildensteden, indien niet de premiebetaling toen was stopgezet, zou het ontbreken daarvan ons thans niet zo vele jaren optornen tegen de bergen van back-service en van strijd om de vorm der sociale verzekering gekost hebben. De vooraanstaande mannen op sociaal gebied hebben aan het tot stand brengen van het huidige wetsontwerp het hunne bijgedragen. Het is voor ons verheugend, dat aan het begin van de historie, welk® de memorie van toelichting op het wetsontwerp geeft, in 1889 de naam van het eerste Christelijke ministerie in ons land staat, dat dr Kuyper het eerste wetsontwerp bracht en dat ds Talma de eerste wet in het staatsblad bracht. MAAR DAARNA is de strijd om de juiste vormgeving, die zc vele jaren gevraagd heeft, pas recht begonnen. De vooroorlogse jaren moesten de gedachten van voor- en tegenstanders van „orthodoxe" verzekering en van staatspensioen doen rijpen. Daarbij bleek de memorie van toe lichting toont dat duidelijk aan dat uit de botsing der meningen de juiste visie naar voren kwam. De oorlogsjaren moesten zoals op meer gebied ons gereedmaken tot de sprong, die via de Noodwet ons thans gebracht heeft tot dit wetsontwerp, waarvan de indieners o.i. terecht zeggen, dat het geen ongelukkig compromis is, maar een synthese van alle goede gedachten, die op dit punt in ons land gegroeid zijn. Wij gaan thans niet op de onderdelen van het ontwerp in. Men vindt ze uitvoerig in ons blad weergegeven. De lijd van studie op het ontwerp is voor ons nog te kort geweest, om hier of daar de-vinger bij te leggen. Maar wel willen we, als onze eerste en algemene indruk zeggen, dat dit ontwerp inderdaad een gelukkige bewerking is van wat in de loop van deze tachtig jaar in ons land riipte. en een eind kan maken aan, naar Kuypers woord, de onzekerheid van levensexistentie, die menigeen tegen de oude dag deed opzien. Het pensioen bedraagt voor een gehuwde man 1338 per jaar 111.50 p. maand, 25.73 p. week), voor een ongehuwde (dus ook voor weduwe of weduwnaar en voor van tafel tn bed gescheidene) f 804 per jaar 67 per maand, 15.47 per week). Niet-officieel gescheide- nen krijgen de helft van het gehuw den-pensioen. D. pensioenbedragen zullen op en dus ook neergaan met het indexcijfer van de regelingslonen, met d en verstande, dat, wanneer dit indexcijfer gedurende 6 maanden een afwijking van tenminste 3 pet heeft vertoond, een herziening plaats heeft tot hetzelfde percentage als dat der afwijking. Hierdoor wordt de waardevastheid van het pensioen gega randeerd en stijgt (of daalt) het met d kosten van levensonderhoud of de wel vaart Wat de wet vraagt Rijk offert voor kleine zelfstandigen, die minder dan f2100 verdienen (Van onze sociale redacteur) IN HET WETSONTWERP wordt er van uitgegaan, dat alle verzeker den van 15 tot 65 jaar premieplich tig zijn. Dit betekent echter niet, dat zij ook allen premie betalen. Het wetsontwerp heeft immers gekozen voor een premiebetaling door allen, die inkomen genieten. Dat houdt in, dat allen, die inkomen hebben, van welke aard ook, en in de verzeke- ringsplichtige leeftijd vallen, premie betalen volgens een bepaald percen tage van hun inkomen tot 6000 gul den. Hoe hoog dit percentage zal zijn, zal pas later kunnen worden vastgesteld. Blijkens de cijfers van de toelichting gaan de gedachten in de richting van een heffing van 7 van het premieplichtig inkomen, en verwacht men tot 1981 een stijging tot 8 7S>, In dit percentage zit een veiligheidsopslag en een (geringe) opslag voor de administratiekosten, terwijl tevens gerekend is met de op- EMIGRATIE IS STERVEN In het zware stuk van de me morie van toelichting en dan nog wei uitgezocht in de geleerde „ac tuariële nota" van dr L. Yntema, die als bijlage is toegevoegd, staat Iets, dat voor de gewone lezer als een wat wrang grapje is te zien Daar lez*n we: ..g'j constant blij vende vruchtbaarheid en ..t^rfte (tot welke laatste ook de emigratie kan worden gerekend) bouw van een „schommelfonds", dat eventueel bijzondere omstandig heden moet opvangen. Om de vijf jaar en bij bijzondere omstandig heden tussentijds wordt het pre miepercentage herzien. Om de administratie zo eenvoudig mo gelijk te houden en dus het minst kost baar, wordt het recht op uitkering vast gesteld aan de hand van de gegevens van de bevolkingsadministratie en wordt de premie geïnd door de belastingadmini stratie voor degenen, die Inkomstenbelas ting betalen op een afzonderlijk biljet, voor degenen, die loonbelasting betalen vla hun werkgever. Voor wat de laatste betreft worden premietabellen en loon- belasttngtabellen zo bij elkaar aangepast dat slechts een zeer geringe uitbreiding van werk veroorzaakt wordt. Voor de premiebetaling, die zoals ge zegd tot een inkomen van f 6000 gaat (zijn man en vrouw belde In het bezit van een inkomen, dan wordt hun inko men voor de heffing gecombineerd met eventuele terugbetaling indien ze belde loonbelasting betalen), worden van Inkomen afgetrokken buitengewone ten en giften, terwijl ook de kinderbij slag buiten beschouwing blijft. Wie geen inkomen heeft, kan ook geen premie betalen. In dit geval wordt later bij de vaststelling van bet penstoen over deze Jaren toch geen aftrek toegepast Dit Is van belang voor studerenden, die geacht worden in de jaren van studie toch „actief" te zijn en voor een betrek kelijk klein aantal andere gevallen. Ook b(J onmacht tot premiebetaling, wordt geen aftrek toegepast. Dit geldt met name voor de kleine zelfstandigen. Voor hen geldt, dat geen prèmle wordt geheven b(j een Inkomen van f 2100 gehuwden en f 1500 voor ongehuwden B(J stijging van deze inkomens wordt toenemende premi. geheven, zodat bJJ een Inkomen van f 1000 hoger het volle premiebedrag betaald, wordt. De premiebetaling word* in deze ge- gevallen overgenomen door het RlJk, dat deze niet op de andere verzekerden wordt verhacld. Tegenstellingendie naar elkaar toegroeiden (Van onze sociale redacteur) {JIT HET VOORGAANDE BLIJKT, dat uit de eertijds zo sterk uiteenlopende meningen ten aanzien van rechtsgrond, vorm en inhoud der voorziening en kring van verzekerden een zoda nige mate van overeenstemming is ontstaan, dat het thans mogelijk geacht moet worden, met in stemming van de overgrote meerderheid der beide kamers van de Staten-Generaal, een systeem van wettelijk verplichte ouderdomsverzekering voor alle Nederlanders in te voeren. In stede van een bedreiging van het besef van de persoonlijke ver antwoordelijkheid. zien wij in het thans voorge stelde verzekeringsstelsel veeleer juist een aan de huidige maatschappelijke verhoudingen aange paste mogelijkheid om met deze persoonlijke ver antwoordelijkheid op het stuk van de oudedags voorziening ernst te maken. In de huidige maatschappelijke verhoudingen kan de gedachte van de persoonlijke verantwoordelijkheid ook voor het materieel bestaan tijdens de oude dag slechts op vruchtbare wijze gerealiseerd worden door middel van een stelsel van verplichte algemene ouderdomsverzekering. Derhalve heeft de staat in het algemeen belang de plicht en het recht, om zulk een verzekering tot stand te brengen. Dit schrijven d» ministers van Sociale Zaken, van Financiën, van Binnenlandse zaken en de staatssecretaris van Financiën het slot van het tweede hoofdstuk de memorie van toelichting op het heden verschenen wetsontwerp op de algemene ouderdomsverzekering. Het is hun conclusie, nadat in de beide vooraf gaande hoofdstukken een uitvoerig histo risch overzicht is gegeven en daarna de les dezer geschiedenis is getrokken: dat thans een synthese is voortgekomen uit de jarenlange worsteling, die met de pro blemen van de oudedagsvoorziening ver band hielden. Geen compromis, dat vrijwel niemand geheel bevredigt omdat een zekere half slachtigheid daarbij niet te vermijden Is, een synthese, een samensmelting, stellen stJ. 66 Jaar In de memorie van toelichting, die, zo als begrijpelijk Is, voor het overgrote deel op het departement van Sociale zaken onder de leiding van minister Suurhoff werd gereedgemaakt wordt uitvoerig de ontwikkeling der Ideeën weergege' zoals die ln de parlementaire en publieke discussies sinds 66 Jaar naar voren kwam i en zestig Jaar geleden begon de parlementaire geschiedenis van de ouder domsverzekering, toen, onder het eerste Christelijk ministerie, het ministerie Mac- kay. op 29 April een wetsontwerp werd ngediend. waarin werd voorgesteld, eer staatscommissie te benoemen, welke o.m opdracht zou krijgen, gegevens te verza melen voor de kennis van de maatschap pelijke toestanden di' arbeiders en var de verhoudingen tussen werkgevers er arbeldera ln de verschillende bedrijven. Een tweede staatscommissie volgde 1892. om het werk van de eerste tot voor stellen te verwerken. Deze commissu genoemd naar haar voorzitter Jhr mr W F Rochussen. stelde voor: wettelijke re geling van verplichte verzekering vai werklieden tegen invaliditeit tengevolge van ouderdom. Sinds dit advies was het onderwerp re gelmatig aan de orde. hetzij door uitspra ken van de kamer (motie Heidt. 1895 gesteund door een krachtig? actie van di sociale organisaties, waarbij ook Patri monlum een belangrijke rol speelde) als Gevolgen op lanae termijn zijn voorlopig moeilijk te overzien (Van onze sociale redacteur) pERAAMD WORDT, dat bij Invoering #p 1 Januari 1957 de uitvoering der wet In dat jaar een bedrag van 722 mll- lloen gulden tal kosten. Tot 1971 zullen de lasten met rond 12% per vijf Jaar stij- 5 Juni 1913 ln het Staatsblad te bren gen. 3 December 1913 trad de wet In werking en konden de eerste uitke ringen. kosteloze renten aan 70-Jarl- gen, uitbetaald worden. Helaas de verdere uitvoering bleef onder het liberale ministerie-Cort der Linden rusten en het werd 1919, onder een nieuw -hristelljk ministerie dr P. J. M. Aalberse een verdere uitvoering bracht, met verlaging van de pensioen gerechtigde leeftijd tot 65 jaar. waren toen 30 jaar na het eerste begin! 36 Jaar door uitspraken ln de troonrede, als ook door het onderzoekingswerk van eer nieuwe staatscommissie onder voorzitter schap van mr C. Pijnacker Hordijk. Daarna kwam de periode der wets ontwerpen. Minister dr A. Kuyper diende tn 1905 het eerste in, zijn „In validiteitswet", maar de verkiezingen 1905 brachten hem ten val, zodat het niet ln behandeling kwam. Minister mr J. D. Veegens diende een nieuw ontwerp In, waarin bU het ouderdoms- gedeelte van Kuypers wet voorname lijk handhaafde. Maar ook hU viel. in 1908. Toen was het minister ds A. 8. Talma. die een ontwerp, regelende de verzekering tegen Invaliditeit en ouderdom aan het parlement aanbood, materieel overeenkomend» met het ontwerp-Ruyper, maar bijgewerkt naar de ontwikkeling In die jaren. HU had een zware etrUd te voeren, tegen staatspensioenneerders zowel als te gen geestverwanten, doch hU wist bet De volgende periois niet zonder neer voorbij gegaan. Er zijn vele discus- lies gevoerd èn in èn buiten het parle ment. De hoofdstrekking was: verbetering de wettelijke regeling. Voorstander- kosteloze staatpensionnertng en var een „Orthodoxe" verzekering stonden te genover elkaar. Daarbij speelde ook belangrijke rol de vraag, of de kleine zelfstandigen ook onder de verzekering getrokken konden worden, dan wel dat deze beperkt moest blijven tot loontrek- kenden. In het eind van de Jaren twintig er het begin van de jaren dertig begon zich en daar enige toenadering af te te kenen, die in de jaren tot aan de oorlog nog groeide. Het slot was onder het ministerschap van de Juist dezer dagen overleden dr J. van den Tempel, een staatscommissie die onder presidium k-vam van de CH verzekeringsdeskundige mr dr J. J. vai Bruggen. Haar, rapport, dat in 1942, tij dens de bezetting dus. verscheen, con cludeerde tot opname van de kleine zelf standigen ln de verplichte verzekering. Intussen had ook de Londense regerinr een commissie mr dr A. A. van Rhijn ingesteld, die wees naar een sociale ver zekering. die tot strekking zou hebben .de gehele bevolking sooiale zekerheid er vrijwaring van gebrek te verschaffen". Deze gedachten «loegen aan In het be vrijde Nederland. De Stichting van de Arbeid en een kleine technische com missie zouden advies uitbrengen aan mi nister Drees Zij kwamen samen In een gemengde commissie, die allereerst de oudedagsvoorziening zou bestuderen. Inmiddels was 27 November de Nóod- wet-Ouderdomsvoorzlenlng bij het parle ment ingediend, die bedoelde, alle ouden van dagen, in afwachting van een defi nitieve regeling door middel van ver plicht» verzekering, een uitkering te ge ven. als hun financiële omstandigheden dit noodzakelijk maken. Zonder hoofde- 'ijke stemming namen beide kamers dit ontwerp aan. waarna het 1 October 1947 in werking kon treden. We waren toen 58 jaar later dan de Intrede van dit onderwerp in de parle mentaire sfeer. 58 Jaar Steeds verder groeide men naar elkaar toe. De voorstanders van premlevrtj staatspensioen hoorde men steeds minder Aan de Noodvoorziening bleken Juist uit dezen hoofde bezwaren te kleven, die men liever bU een definitieve voorziening vermijden zou. AnderzUds verstilden de stemmen der voorstanders van „ortho doxe" verzekering, omdat met name de geldontwaarding door inflatie en de op eenhoping van kapitaal als grote gevaren werden gezien. Daartegenover meer en meer de gedachte aan i slagstelsel, waardoor bU premiebetaling door het huldlg-werkend geslacht de uit kering aan de ouden van dagen zou kun nen geschieden, naar voren. De beide bezwaren waren hierdoor dus ondervangen. Van belang was een uitspraak van de grote man van het arbeidsrecht prof. M G. Levenbach, aangevuld door de huidige staatssecretaris voor middenstandszaken dr G. M. J. Veldkamp, die luidde: „On der sociale verzekering of sociaal-econo mische verzekering zullen wij verstaan: het geheel van die Instellingen of maat regelen, welke beogen, door middel van heffingen op het inkomen of vermogen personen, die tot een bepaalde sociaal-economische groepering behoren die personen recht op een zeker»- prestatie te verschaffen, ingeval van in treden van omstandigheden, welke voor hen allen als mogelijkheid dreigen, en welke tot gevolg hebben, hetzij dat hun nkomen geheel ophoudt of vermindert hetzij dat hun vermogen geheel of ge deeltelijk te niet gaat, hetzij dat voor moeilijk te dragen uitgaven noodzakelijk worden, hetzij een comblna- van deze mogelijkheden Zowel prof. dr C. M. P. Romme als de heer C. J. van Mastrigt (In een referaat voor de CH Unie) verklaarden, met dezi conclusie te kunren Instemmen. De gemengde commissie, welke wij bo ven noemden, bracht de gedachte bodempensioen (Maart 1948) cn de toen malige Raad van Vakcentralen haakti hierbij aan (Juni 1951) door te wijzen op een verplichte volksverzekering tot bepaald percentage van het loon. be taald uit een bepaald percentage var het Inkomen en aangevuld met uitkerin gen uit bedrijfspensioenfondsen. Dit leidde tot het verzoek aan de SER om een advies uit te brengen. Toen dit 26 Februari werd vastgesteld en kort iaarop gepubliceerd, is uit de discussie daaromheen gebleken, dat de overgrot» meerderheid van het volk In al zijn scha keringen. In de door dit SER-advles ge wezen richting de oplossing zag. Thans Is dan het wetsontwerp versche nen. dat, met enige afwijkingen, het SER-advies in een bereikbare gen. zodat ze In dat Jaar een bedrar van f993 mlllioen bereikt hebben. Van 1971 1976 bedraagt de stijging volgens de be rekeningen 19%, waardoor In 1976 1095 mlllioen zal uitgekeerd worden. De vol gende v(Jf Jaar Is de stUgtng 8%. waar door een bedrag van 1182 millioen In 19R1 bereikt wordt. Verder gaat de cijferreeks niet! Het premieplichtig Inkomen stUgt. naar verwacht wordt, ook, doch In minder sterke mate. nl met 5% per Jaar. In 1957 zal het 11.721 mlllioen bedragen. In 1981 volgens de ramingen 14.993 mlllioen. Het ligt voor de hand. dat hieruit een stijging van het premiepercentage voort vloeit, netto van 6.16% tot 7 92"-. Daar boven komen dan de veiligheidsmarge 2% en de administratiekosten. Blijkt ia afloop van een vijfjarige periode overschot van ten minste 10*/* van do netto-premie-ontvangst per Jaar te rUn. dan vervalt over de volgende periode de veiligheidsmarge. Daar zowel de werkgever» de hogere loonkosten, als de zelfstandigen hun pre- iekosten in de prijzen zullen trachten door te berekenen, zullen de prijzen en ook de export wellicht ongunstig beïn vloed worden. Waarschijnlijk zal zich dit binnen zeer enge grenzen bewegen. Voor zover dit invloed zou hebben op de werk gelegenheid, zal dit waarschijnlijk opge heven worden door de stUglng van het binnenlands coMumptievolume. Van de nlenwe regeling znllen veel meer ouden van dagen profiteren dan van de Noodwet Ouderdomsvoorziening. Ook liggen de uitkeringen Iets hoger en wordt geen lnkoraensaftrck toegepast en geen grmeenteclaaslflcatle. Dit betekent een verschuiving van het voor besteding be schikbare Inkomen ten gunste van de bejaarden. Voor een deel znllen gemeen telijke diensten voor sociale zorg ontlast worden en ook kinderen en andere fami lieleden zullen kunnen afzien van ver plichte of vrijwillige aliraentatlebUdra- zet. We zUn t i 66 Jai i 1889. Nog twee jaar? Dit wetsontwerp Is nog geen wet. Het moet In de kamers besproken worden Daarna moeten een aantal uitvoerings maatregelen gemaakt worden. Dan pa« kan aan de altvoering begonnen wor den. De hoop Is, dat dat kan aljn per 1 Januari 1957. Dan zal aan de historie rondom de oudedagsvoorziening een eind i(Jn. gen. Voor het RU'k staat tegenover het weg vallen van de 300 mlllioen van de Vcr- eveningsheffing het verdwUnen van de post van f297 mlllioen voor de uitvoe ring van de Noodwet Ouderdomsvoorzie ning. De premies, welke ten laste van het Rijk komen, zullen echter een f 30 millioen bedragen. Ook zal de Regering ln de eerste tUd rente derven, doordat zU bU de aanloop van de uitvoering, als er nog geen pre mie geïnd Js. de millloenen voor de uit keringen in dc eerste maanden moet voorschieten. Op langer termijn De gevolgen op lanter termUn kunnen moeilijk worden overzien. Zou men ech ter. met een beroep op onzekerheden de voorziening achterwege laten, dan doemt men zichzelf tot duurzame dadenloosheid. Bij dc totstandkoming van sociale voor zieningen ln het verleden was de situatie geen andere. De memorie van toelichting herinnert In dit verband aan de Invoe ring van de Wachtgeld- en Werkloosheid- wet De sedert dien plaats gehad heb bende ontwikkeling geeft allerminst reden, de toen genomen beslissing te be treuren. In het algemeen kan worden gesteld. dat gevolgen van maatregelen als de onderhavige op den duur ln de totale economische en sociale structuur worden „verwerkt". De voortgaande vergrUiing van ons volk maakt het treffen van maatregelen urgenter, maar ook moeilU'ker. want kost baarder Zou de last ln de toekomst te zwaar worden, dan is verlichting moge lijk door de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen, wat goed aansluit bij de toeneming van de gemiddelde leeftijd en de verbeterende lichamelUke positie der bejaarden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 11