Allen
en
ontvangen, allen betalen
het Rijk past bij
Parlementaire voorbereiding van fili jaar
Uitkeringen: voor gehuwden f 1338 en
voor ongehuwden f 804
Na tachtig jaar
Ieder betaalt premie over
ten hoogste f6.000,-
Loon- en prijsstijging blijft
binnen enge grenzen
DONDERDAG 30 JUNI 195S
Eindelijk een definitieve ouderdomsvoorziening
(Van onze sociale redacteur)
DE MINISTERS, die het ontwerp van wet alge
mene ouderdomsvoorziening tekenden, zijn
van oordeel, dat er een verplichte ouderdomsver-
zekering tot stand dient te komen, welke een
bodempensioen waarborgt, dat voor iedere pen
sioengerechtigde gelijk is. Geen groep der bevol
king, geen zelfstandige en geen gehuwde vrouw
ook, wordt uitgezonderd, ook niet zij, die in goe
den doen verkeren, of wier inkomen boven een
zekere grens uitkomt Allen, ook zij, voor wie uit
overheids- of semi-overheids- of particuliere werk
kring, of door eigen voorziening een pensioen in
het vooruitzicht hebben, moeten voor deze alge
mene volksverzekering premie betalen en hebben
recht op uitkering. Dit recht gaat in op 65-jarige
leeftijd, al zal de mogelijkheid geopend worden,
bij algemene maatregel van bestuur, het pensioen
gedurende enige tijd niet op te nemen en daardoor
later een hoger pensioen te verkrijgen.
Man en vrouw zijn één
Overwogen is wel, of het gewenst zou kunnen zijn, de algemeen
geldende leeftijd van 65 jaar hoger te stellen. De ministers hebben
daarvan afgezien, omdat dit alleen gerechtvaardigd zou zijn, indien aan
de verhoging van de leeftijdsgrens ook een verhoging van het presta
tievermogen van 65-jarigen en ouderen gepaard zou gaan. Daarbij
hebben de ministers overwogen, de wenselijkheid van het op peil hou
den van de werkgelegenheid voor jongeren.
Verzekerd is ieder, die de leeftijd van
15 jaar bereikt heeft, doch nog niet die
van 65 heeft bereikt. Hij moet ingezetene
zijn, of binnen het Rijk terzake van
dienstbetrekking aan loonbelasting zijn
onderworpen, (in Nederland werkzame
grensarbeiders, Nederlands diplomatiek
en consulair personeel).
Offer
Een mogelijkheid om de aanpas
sing min of meer „pijnloos" te
doen verlopen, ligt in de stijging
van de productiviteit, waarop, Juist
als het om de ontwikkeling op wat
langer termijn gaat, gerekend mag
worden. Ook als de ontwikkeling
op deze wijze „pijnloos" verloopt,
betekent zij niettemin en het is
goed, dat ons volk zich dit duide
lijk bewust maakt dat de loon-
en andere inkomens der actieve
groepen in geringer mate toene
men, dan de stijging der produc
tiviteit zou mogelijk maken, indien
er geen ouderdomsverzekering wa
re. Bij de beoordeling en vaststel
ling van Inkomens, o.a. ook van
lonen en salarissen, dient men
hiermede terdege rekening te hou
den. Wordt dit uit het oog verlo
ren, dan zou het arbeldskostenpeil
te hoog kunnen worden ten nadele
van de werkgelegenheid. Het wel
vaartsoffer, dat ter wille van de
ouden van dagen door de gehele
actieve bevolking moet worden
gebracht, zou aldus op een deel
der bevolking de werklozen
worden afgewenteld, een situatie,
welke uit sociaal-ethisch oogpunt
volstrekt verwerpelijk zou zijn en
waartegen met alle kracht gewaakt
dient te worden.
Nu of nooit
„Voor het overige merken de on
dergetekenden op aldus de me
morie van toelichting dat in een
periode van hoogconjunctuur, als
wij thans beleven, veelal zekere
tendenties van inflatoire ontwikke
ling aanwezig zijn. Daardoor kan
men zich van het treffen van so
ciale maatregelen, als er hier een
wordt voorgesteld, niet laten weer
houden. Immers in perloden van
minder gunstige conjunctuur be
staat algemeen het gevoelen, dat
voor het treffen van belangrijke
sociale voorzieningen gunstiger tij
den moeten worden afgewacht. Op
deze manier zou men nimmer aan
het nemen van maatregelen als de
onderhavige toekomen".
Gemoedsbezwaren
In artikel 36 kent het wetsont
werp op de ouderdomsvoorziening
een regeling voor hen, die ge
moedsbezwaren hebben. Wie deze
heeft, kan vrijstelling verzoeken
Het zal hem echter geen financieel
voordeel brengen. Zijn inkomsten
belasting wordt. Indien dit voorstel
wordt aanvat, d, verhoogd met het
bedrag, dat hij anders als premie
zou ontvangen. Het Rijk vergoedt
aan het Ouderdomsfonds het be
drag, dat niet geheven kon worden
Mocht iemand later op zijn ge
moedsbezwaren terugkomen, dan
kan hij voor het normale pensioen
in aanmerking komen.
Wat geschiedt, als iemand het
pensioen weigert, regelt de wet
niet
Het volle pensioen wordt uitge
keerd, door een overgangsbepaling
aan allen, die de leeftijd van 65 jaar
hebben bereikt of overschreden en
die sinds hun 59ste Jaar 6 jaar onaf
gebroken binnen het Rijk (Nederland,
Ned. Nieuw Guinea, Suriname of de
Ned. Antillen) hebben gewoond. Deze
overgangsbepaling geldt ook voor
allen, die bij de inwerkingtreding der
wet de leeftijd van 65 jaar hebben
overschreden.
Wel wordt, Indien de leeftijd van 59
Jaar nog niet is bereikt, rekening ge
houden met het verzekeringsverleden
met dien verstande dat voor ieder
jaar. dat door verblijf buitenslands of
door schuldige nalatigheid geen pre
mie is betaald, voor de ongehuwden
2 pet voor de gehuwden leder 1 pet
op het pensioen gekort. Inhaling en
Inkoop is echter in bepaalde geval
len mogelijk.
Geen aitrek
Het voorstel van de SER, om gedurend.
vijf jaar aftrek van inkomsten uit an
dere bronnen volgens een aflopende re
geling toe te passen, heeft de regering
niet overgenomen. Aan ieder wordt dus
het volledige pensioen uitbetaald van het
ogenblik van de inwerkingtreding der
wet af. Wel oppert het wetsontwerp de
mogelijkheid» dat pensioenfondsen e.d
zich bij de wet aanpassen, opdat niet di
toestand ontstaat, dat iemand na Invoe
ring van de wet meer dan 100 pet
zijn laatstverdiende loon als pensioen
ontvangt. Voor het overheidspersoneel
zijn de besprekingen over deze aanpas
sing reeds in het georganiseerd overleg
begonnen. Verschillende bedrijfs-
dernemingspensioenfondsen hebben reeds
een dergelijke bepaling opgenomen. Voor
andere bestaat Ingevolge de wet, indien
hei regeringsvoorstel wordt aanvaard,
binnen 2 jaar de mogelijkheid van deze
aanpassing. De Stichting van de Arbeid
heeft reeds enige richtlijnen hiervoor op
gesteld en haar bemiddeling bij menings
verschillen aangeboden.
Voor particuliere verzekeringen e.d.
bestaat er geen enkele aftrekregeling.
Het pensioen van de gehuwde vrouw is
in dat van haar man begrepen. Bij over
lijden van één der gehuwden gaat het
gewijzigde pensioen in op de eerste dag
van de zesde maand na het overlijden
Bij huwelijk van twee reeds gepension-
neerden, houden beiden hun eigen pen-
in. Het pensioen van de vrouw gaat
op de datum, waarop dat van haar
n Ingaat, d.w.z. op de eerste dag van
de maand, waarop deze 65 jaar wordt
De helft van hel pensioen voor gehuwden
kan ook zonder bewilliging van de
zijn vrouw worden uitbetaald. Bij
mlbruik van drank of andere onmaat
schappelijke gedragingen of levenswij.
kan dit zelfs geheel aan haar, of ook aan
instelling worden uitbetaald,
verpleging van één of beide ge
huwden kan het pensioen geheel of ge
deeltelijk aan de verplegingsinrichtlng
worden uitbetaald. Dit zal niet meer mo
gen zijn dan de kosten en indien het
één der echtelieden betreft, dan i
derde van het pensioen. Bij verblijf
strafinrichting wordt het pensioen
ingehouden, dan wel voor echtgenote of
kinderen beschikbaar gesteld.
Bij overlijden wordt, indien er geen
weduwe is. het pensioen tot het eind van
de maand uitbetaald aan de persoön
instelling, die hem verzorgde.
Uitkeringen volgens de Invaliditeits
wet bl()ven voorlopig, die volgens de
Vrijwillige Ouderdomsverzekering onge-1
rept ln stand.
HET IS VANDAAG een grote dag in het leven van het huidige kabinet,
in dat van minister Suurhoff in het bijzonder, in de sociale geschie
denis van het Nederlandse volk, in het leven van de huidige ouden van
dagen en in dat van allen, die eens tot de laatste categorie zullen behoren.
Het Ontwerp van Wet op de algemene ouderdomsverzekering is ver
schenen en aan de Staten-Generaal aangeboden.
De parlementaire voorgeschiedenis hiervan loopt 66 jaar, maar als
men de voorgeschiedenis verder terugtrekt en bijv. gaat tot de oprichting
van Patrimonium, dat zich in zijn eerste verschijningsvorm, evenals de
andere sociale - nog niet socialistische - organisaties al met dit onder
werp bezig hield, dan kan gezegd worden, dat, indien deze wet. naar het
voornemen is, op 1 Januari 1957 in werking treedt, het Nederlandse volk
80 jaar nodig heeft gehad, om dit grote tot stand te brengen. Dat aantal
jaren kennen we uit de vrijheidsstrijd, waaruit ons volk als zelfstandige
staatkundige eenheid naar voren kwam, we kennen het ook uit de school
strijd en de strijd voor bedrijfsorganisatie.
WAT DE ouderdomsvoorziening betreft, zou men kunnen zeggen, dat
onze ouden van dagen al waren ze in de vorige eeuw, toen heel
lange tijd de gemiddelde leeftijd zo en nabij de 35 jaar lag, niet zo tal
rijk de gevolgen hebben moeten dragen van de afschaffing, als vrucht
van de Franse revolutie, van de gildenorganisatie, die reeds, volgens be
voegde historici, tot aan die Franse tijd een verzekering „van de wieg tot
het graf' kende. Al beperkte zich die tot de gildensteden, indien niet de
premiebetaling toen was stopgezet, zou het ontbreken daarvan ons thans
niet zo vele jaren optornen tegen de bergen van back-service en van
strijd om de vorm der sociale verzekering gekost hebben.
De vooraanstaande mannen op sociaal gebied hebben aan het tot stand
brengen van het huidige wetsontwerp het hunne bijgedragen. Het is voor
ons verheugend, dat aan het begin van de historie, welk® de memorie
van toelichting op het wetsontwerp geeft, in 1889 de naam van het
eerste Christelijke ministerie in ons land staat, dat dr Kuyper het eerste
wetsontwerp bracht en dat ds Talma de eerste wet in het staatsblad
bracht.
MAAR DAARNA is de strijd om de juiste vormgeving, die zc vele jaren
gevraagd heeft, pas recht begonnen. De vooroorlogse jaren moesten
de gedachten van voor- en tegenstanders van „orthodoxe" verzekering
en van staatspensioen doen rijpen. Daarbij bleek de memorie van toe
lichting toont dat duidelijk aan dat uit de botsing der meningen de
juiste visie naar voren kwam. De oorlogsjaren moesten zoals op meer
gebied ons gereedmaken tot de sprong, die via de Noodwet ons thans
gebracht heeft tot dit wetsontwerp, waarvan de indieners o.i. terecht
zeggen, dat het geen ongelukkig compromis is, maar een synthese van
alle goede gedachten, die op dit punt in ons land gegroeid zijn.
Wij gaan thans niet op de onderdelen van het ontwerp in. Men vindt
ze uitvoerig in ons blad weergegeven. De lijd van studie op het ontwerp
is voor ons nog te kort geweest, om hier of daar de-vinger bij te leggen.
Maar wel willen we, als onze eerste en algemene indruk zeggen, dat
dit ontwerp inderdaad een gelukkige bewerking is van wat in de loop
van deze tachtig jaar in ons land riipte. en een eind kan maken aan, naar
Kuypers woord, de onzekerheid van levensexistentie, die menigeen
tegen de oude dag deed opzien.
Het pensioen bedraagt voor een
gehuwde man 1338 per jaar
111.50 p. maand, 25.73 p. week),
voor een ongehuwde (dus ook voor
weduwe of weduwnaar en voor
van tafel tn bed gescheidene) f 804
per jaar 67 per maand, 15.47
per week). Niet-officieel gescheide-
nen krijgen de helft van het gehuw
den-pensioen.
D. pensioenbedragen zullen op en
dus ook neergaan met het indexcijfer van
de regelingslonen, met d en verstande,
dat, wanneer dit indexcijfer gedurende 6
maanden een afwijking van tenminste
3 pet heeft vertoond, een herziening
plaats heeft tot hetzelfde percentage als
dat der afwijking. Hierdoor wordt de
waardevastheid van het pensioen gega
randeerd en stijgt (of daalt) het met d
kosten van levensonderhoud of de wel
vaart
Wat de wet vraagt
Rijk offert voor kleine zelfstandigen, die
minder dan f2100 verdienen
(Van onze sociale redacteur)
IN HET WETSONTWERP wordt er
van uitgegaan, dat alle verzeker
den van 15 tot 65 jaar premieplich
tig zijn. Dit betekent echter niet, dat
zij ook allen premie betalen. Het
wetsontwerp heeft immers gekozen
voor een premiebetaling door allen,
die inkomen genieten. Dat houdt in,
dat allen, die inkomen hebben, van
welke aard ook, en in de verzeke-
ringsplichtige leeftijd vallen, premie
betalen volgens een bepaald percen
tage van hun inkomen tot 6000 gul
den. Hoe hoog dit percentage zal
zijn, zal pas later kunnen worden
vastgesteld. Blijkens de cijfers van
de toelichting gaan de gedachten in
de richting van een heffing van 7
van het premieplichtig inkomen, en
verwacht men tot 1981 een stijging
tot 8 7S>, In dit percentage zit een
veiligheidsopslag en een (geringe)
opslag voor de administratiekosten,
terwijl tevens gerekend is met de op-
EMIGRATIE IS
STERVEN
In het zware stuk van de me
morie van toelichting en dan nog
wei uitgezocht in de geleerde „ac
tuariële nota" van dr L. Yntema,
die als bijlage is toegevoegd, staat
Iets, dat voor de gewone lezer als
een wat wrang grapje is te zien
Daar lez*n we: ..g'j constant blij
vende vruchtbaarheid en ..t^rfte
(tot welke laatste ook de emigratie
kan worden gerekend)
bouw van een „schommelfonds", dat
eventueel bijzondere omstandig
heden moet opvangen. Om de vijf
jaar en bij bijzondere omstandig
heden tussentijds wordt het pre
miepercentage herzien.
Om de administratie zo eenvoudig mo
gelijk te houden en dus het minst kost
baar, wordt het recht op uitkering vast
gesteld aan de hand van de gegevens van
de bevolkingsadministratie en wordt de
premie geïnd door de belastingadmini
stratie voor degenen, die Inkomstenbelas
ting betalen op een afzonderlijk biljet,
voor degenen, die loonbelasting betalen
vla hun werkgever. Voor wat de laatste
betreft worden premietabellen en loon-
belasttngtabellen zo bij elkaar aangepast
dat slechts een zeer geringe uitbreiding
van werk veroorzaakt wordt.
Voor de premiebetaling, die zoals ge
zegd tot een inkomen van f 6000 gaat
(zijn man en vrouw belde In het bezit
van een inkomen, dan wordt hun inko
men voor de heffing gecombineerd met
eventuele terugbetaling indien ze belde
loonbelasting betalen), worden van
Inkomen afgetrokken buitengewone
ten en giften, terwijl ook de kinderbij
slag buiten beschouwing blijft.
Wie geen inkomen heeft, kan ook geen
premie betalen. In dit geval wordt later
bij de vaststelling van bet penstoen over
deze Jaren toch geen aftrek toegepast
Dit Is van belang voor studerenden, die
geacht worden in de jaren van studie
toch „actief" te zijn en voor een betrek
kelijk klein aantal andere gevallen.
Ook b(J onmacht tot premiebetaling,
wordt geen aftrek toegepast. Dit geldt
met name voor de kleine zelfstandigen.
Voor hen geldt, dat geen prèmle wordt
geheven b(j een Inkomen van f 2100
gehuwden en f 1500 voor ongehuwden
B(J stijging van deze inkomens wordt
toenemende premi. geheven, zodat bJJ
een Inkomen van f 1000 hoger het volle
premiebedrag betaald, wordt.
De premiebetaling word* in deze ge-
gevallen overgenomen door het RlJk,
dat deze niet op de andere verzekerden
wordt verhacld.
Tegenstellingendie naar elkaar
toegroeiden
(Van onze sociale redacteur)
{JIT HET VOORGAANDE BLIJKT, dat uit de
eertijds zo sterk uiteenlopende meningen ten
aanzien van rechtsgrond, vorm en inhoud der
voorziening en kring van verzekerden een zoda
nige mate van overeenstemming is ontstaan, dat
het thans mogelijk geacht moet worden, met in
stemming van de overgrote meerderheid der beide
kamers van de Staten-Generaal, een systeem van
wettelijk verplichte ouderdomsverzekering voor
alle Nederlanders in te voeren. In stede van een
bedreiging van het besef van de persoonlijke ver
antwoordelijkheid. zien wij in het thans voorge
stelde verzekeringsstelsel veeleer juist een aan de
huidige maatschappelijke verhoudingen aange
paste mogelijkheid om met deze persoonlijke ver
antwoordelijkheid op het stuk van de oudedags
voorziening ernst te maken.
In de huidige maatschappelijke verhoudingen kan de gedachte van de
persoonlijke verantwoordelijkheid ook voor het materieel bestaan tijdens
de oude dag slechts op vruchtbare wijze gerealiseerd worden door middel
van een stelsel van verplichte algemene ouderdomsverzekering. Derhalve
heeft de staat in het algemeen belang de plicht en het recht, om zulk een
verzekering tot stand te brengen.
Dit schrijven d» ministers van Sociale
Zaken, van Financiën, van Binnenlandse
zaken en de staatssecretaris van Financiën
het slot van het tweede hoofdstuk
de memorie van toelichting op het
heden verschenen wetsontwerp op de
algemene ouderdomsverzekering. Het is
hun conclusie, nadat in de beide vooraf
gaande hoofdstukken een uitvoerig histo
risch overzicht is gegeven en daarna de
les dezer geschiedenis is getrokken: dat
thans een synthese is voortgekomen uit
de jarenlange worsteling, die met de pro
blemen van de oudedagsvoorziening ver
band hielden.
Geen compromis, dat vrijwel niemand
geheel bevredigt omdat een zekere half
slachtigheid daarbij niet te vermijden Is,
een synthese, een samensmelting,
stellen stJ.
66 Jaar
In de memorie van toelichting, die, zo
als begrijpelijk Is, voor het overgrote deel
op het departement van Sociale zaken
onder de leiding van minister Suurhoff
werd gereedgemaakt wordt uitvoerig de
ontwikkeling der Ideeën weergege'
zoals die ln de parlementaire en publieke
discussies sinds 66 Jaar naar voren kwam
i en zestig Jaar geleden begon de
parlementaire geschiedenis van de ouder
domsverzekering, toen, onder het eerste
Christelijk ministerie, het ministerie Mac-
kay. op 29 April een wetsontwerp werd
ngediend. waarin werd voorgesteld, eer
staatscommissie te benoemen, welke o.m
opdracht zou krijgen, gegevens te verza
melen voor de kennis van de maatschap
pelijke toestanden di' arbeiders en var
de verhoudingen tussen werkgevers er
arbeldera ln de verschillende bedrijven.
Een tweede staatscommissie volgde
1892. om het werk van de eerste tot voor
stellen te verwerken. Deze commissu
genoemd naar haar voorzitter Jhr mr W
F Rochussen. stelde voor: wettelijke re
geling van verplichte verzekering vai
werklieden tegen invaliditeit tengevolge
van ouderdom.
Sinds dit advies was het onderwerp re
gelmatig aan de orde. hetzij door uitspra
ken van de kamer (motie Heidt. 1895
gesteund door een krachtig? actie van di
sociale organisaties, waarbij ook Patri
monlum een belangrijke rol speelde) als
Gevolgen op lanae termijn zijn voorlopig
moeilijk te overzien
(Van onze sociale redacteur)
pERAAMD WORDT, dat bij Invoering
#p 1 Januari 1957 de uitvoering der
wet In dat jaar een bedrag van 722 mll-
lloen gulden tal kosten. Tot 1971 zullen
de lasten met rond 12% per vijf Jaar stij-
5 Juni 1913 ln het Staatsblad te bren
gen. 3 December 1913 trad de wet In
werking en konden de eerste uitke
ringen. kosteloze renten aan 70-Jarl-
gen, uitbetaald worden.
Helaas de verdere uitvoering bleef
onder het liberale ministerie-Cort
der Linden rusten en het werd 1919,
onder een nieuw -hristelljk ministerie dr
P. J. M. Aalberse een verdere uitvoering
bracht, met verlaging van de pensioen
gerechtigde leeftijd tot 65 jaar.
waren toen 30 jaar na het eerste
begin!
36 Jaar
door uitspraken ln de troonrede, als ook
door het onderzoekingswerk van eer
nieuwe staatscommissie onder voorzitter
schap van mr C. Pijnacker Hordijk.
Daarna kwam de periode der wets
ontwerpen. Minister dr A. Kuyper
diende tn 1905 het eerste in, zijn „In
validiteitswet", maar de verkiezingen
1905 brachten hem ten val, zodat het
niet ln behandeling kwam. Minister
mr J. D. Veegens diende een nieuw
ontwerp In, waarin bU het ouderdoms-
gedeelte van Kuypers wet voorname
lijk handhaafde. Maar ook hU viel. in
1908. Toen was het minister ds A. 8.
Talma. die een ontwerp, regelende de
verzekering tegen Invaliditeit en
ouderdom aan het parlement aanbood,
materieel overeenkomend» met het
ontwerp-Ruyper, maar bijgewerkt
naar de ontwikkeling In die jaren. HU
had een zware etrUd te voeren, tegen
staatspensioenneerders zowel als te
gen geestverwanten, doch hU wist bet
De volgende periois niet zonder
neer voorbij gegaan. Er zijn vele discus-
lies gevoerd èn in èn buiten het parle
ment. De hoofdstrekking was: verbetering
de wettelijke regeling. Voorstander-
kosteloze staatpensionnertng en var
een „Orthodoxe" verzekering stonden te
genover elkaar. Daarbij speelde ook
belangrijke rol de vraag, of de kleine
zelfstandigen ook onder de verzekering
getrokken konden worden, dan wel dat
deze beperkt moest blijven tot loontrek-
kenden.
In het eind van de Jaren twintig er
het begin van de jaren dertig begon zich
en daar enige toenadering af te te
kenen, die in de jaren tot aan de oorlog
nog groeide.
Het slot was onder het ministerschap
van de Juist dezer dagen overleden dr
J. van den Tempel, een staatscommissie
die onder presidium k-vam van de CH
verzekeringsdeskundige mr dr J. J. vai
Bruggen. Haar, rapport, dat in 1942, tij
dens de bezetting dus. verscheen, con
cludeerde tot opname van de kleine zelf
standigen ln de verplichte verzekering.
Intussen had ook de Londense regerinr
een commissie mr dr A. A. van Rhijn
ingesteld, die wees naar een sociale ver
zekering. die tot strekking zou hebben
.de gehele bevolking sooiale zekerheid er
vrijwaring van gebrek te verschaffen".
Deze gedachten «loegen aan In het be
vrijde Nederland. De Stichting van de
Arbeid en een kleine technische com
missie zouden advies uitbrengen aan mi
nister Drees Zij kwamen samen In een
gemengde commissie, die allereerst de
oudedagsvoorziening zou bestuderen.
Inmiddels was 27 November de Nóod-
wet-Ouderdomsvoorzlenlng bij het parle
ment ingediend, die bedoelde, alle ouden
van dagen, in afwachting van een defi
nitieve regeling door middel van ver
plicht» verzekering, een uitkering te ge
ven. als hun financiële omstandigheden
dit noodzakelijk maken. Zonder hoofde-
'ijke stemming namen beide kamers dit
ontwerp aan. waarna het 1 October 1947
in werking kon treden.
We waren toen 58 jaar later dan de
Intrede van dit onderwerp in de parle
mentaire sfeer.
58 Jaar
Steeds verder groeide men naar elkaar
toe. De voorstanders van premlevrtj
staatspensioen hoorde men steeds minder
Aan de Noodvoorziening bleken Juist uit
dezen hoofde bezwaren te kleven, die
men liever bU een definitieve voorziening
vermijden zou. AnderzUds verstilden de
stemmen der voorstanders van „ortho
doxe" verzekering, omdat met name de
geldontwaarding door inflatie en de op
eenhoping van kapitaal als grote gevaren
werden gezien. Daartegenover
meer en meer de gedachte aan i
slagstelsel, waardoor bU premiebetaling
door het huldlg-werkend geslacht de uit
kering aan de ouden van dagen zou kun
nen geschieden, naar voren.
De beide bezwaren waren hierdoor dus
ondervangen.
Van belang was een uitspraak van de
grote man van het arbeidsrecht prof. M
G. Levenbach, aangevuld door de huidige
staatssecretaris voor middenstandszaken
dr G. M. J. Veldkamp, die luidde: „On
der sociale verzekering of sociaal-econo
mische verzekering zullen wij verstaan:
het geheel van die Instellingen of maat
regelen, welke beogen, door middel van
heffingen op het inkomen of vermogen
personen, die tot een bepaalde
sociaal-economische groepering behoren
die personen recht op een zeker»-
prestatie te verschaffen, ingeval van in
treden van omstandigheden, welke voor
hen allen als mogelijkheid dreigen, en
welke tot gevolg hebben, hetzij dat hun
nkomen geheel ophoudt of vermindert
hetzij dat hun vermogen geheel of ge
deeltelijk te niet gaat, hetzij dat voor
moeilijk te dragen uitgaven
noodzakelijk worden, hetzij een comblna-
van deze mogelijkheden
Zowel prof. dr C. M. P. Romme als de
heer C. J. van Mastrigt (In een referaat
voor de CH Unie) verklaarden, met dezi
conclusie te kunren Instemmen.
De gemengde commissie, welke wij bo
ven noemden, bracht de gedachte
bodempensioen (Maart 1948) cn de toen
malige Raad van Vakcentralen haakti
hierbij aan (Juni 1951) door te wijzen op
een verplichte volksverzekering tot
bepaald percentage van het loon. be
taald uit een bepaald percentage var
het Inkomen en aangevuld met uitkerin
gen uit bedrijfspensioenfondsen.
Dit leidde tot het verzoek aan de SER
om een advies uit te brengen. Toen dit
26 Februari werd vastgesteld en kort
iaarop gepubliceerd, is uit de discussie
daaromheen gebleken, dat de overgrot»
meerderheid van het volk In al zijn scha
keringen. In de door dit SER-advles ge
wezen richting de oplossing zag.
Thans Is dan het wetsontwerp versche
nen. dat, met enige afwijkingen, het
SER-advies in een bereikbare
gen. zodat ze In dat Jaar een bedrar van
f993 mlllioen bereikt hebben. Van 1971
1976 bedraagt de stijging volgens de be
rekeningen 19%, waardoor In 1976 1095
mlllioen zal uitgekeerd worden. De vol
gende v(Jf Jaar Is de stUgtng 8%. waar
door een bedrag van 1182 millioen In 19R1
bereikt wordt. Verder gaat de cijferreeks
niet!
Het premieplichtig Inkomen stUgt. naar
verwacht wordt, ook, doch In minder
sterke mate. nl met 5% per Jaar. In 1957
zal het 11.721 mlllioen bedragen. In 1981
volgens de ramingen 14.993 mlllioen.
Het ligt voor de hand. dat hieruit een
stijging van het premiepercentage voort
vloeit, netto van 6.16% tot 7 92"-. Daar
boven komen dan de veiligheidsmarge
2% en de administratiekosten. Blijkt
ia afloop van een vijfjarige periode
overschot van ten minste 10*/* van do
netto-premie-ontvangst per Jaar te rUn.
dan vervalt over de volgende periode de
veiligheidsmarge.
Daar zowel de werkgever» de hogere
loonkosten, als de zelfstandigen hun pre-
iekosten in de prijzen zullen trachten
door te berekenen, zullen de prijzen en
ook de export wellicht ongunstig beïn
vloed worden. Waarschijnlijk zal zich dit
binnen zeer enge grenzen bewegen. Voor
zover dit invloed zou hebben op de werk
gelegenheid, zal dit waarschijnlijk opge
heven worden door de stUglng van het
binnenlands coMumptievolume.
Van de nlenwe regeling znllen veel
meer ouden van dagen profiteren dan van
de Noodwet Ouderdomsvoorziening. Ook
liggen de uitkeringen Iets hoger en wordt
geen lnkoraensaftrck toegepast en geen
grmeenteclaaslflcatle. Dit betekent een
verschuiving van het voor besteding be
schikbare Inkomen ten gunste van de
bejaarden. Voor een deel znllen gemeen
telijke diensten voor sociale zorg ontlast
worden en ook kinderen en andere fami
lieleden zullen kunnen afzien van ver
plichte of vrijwillige aliraentatlebUdra-
zet.
We zUn t
i 66 Jai
i 1889.
Nog twee jaar?
Dit wetsontwerp Is nog geen wet. Het
moet In de kamers besproken worden
Daarna moeten een aantal uitvoerings
maatregelen gemaakt worden. Dan pa«
kan aan de altvoering begonnen wor
den. De hoop Is, dat dat kan aljn per
1 Januari 1957. Dan zal aan de historie
rondom de oudedagsvoorziening een eind
i(Jn.
gen.
Voor het RU'k staat tegenover het weg
vallen van de 300 mlllioen van de Vcr-
eveningsheffing het verdwUnen van de
post van f297 mlllioen voor de uitvoe
ring van de Noodwet Ouderdomsvoorzie
ning. De premies, welke ten laste van het
Rijk komen, zullen echter een f 30 millioen
bedragen.
Ook zal de Regering ln de eerste tUd
rente derven, doordat zU bU de aanloop
van de uitvoering, als er nog geen pre
mie geïnd Js. de millloenen voor de uit
keringen in dc eerste maanden moet
voorschieten.
Op langer termijn
De gevolgen op lanter termUn kunnen
moeilijk worden overzien. Zou men ech
ter. met een beroep op onzekerheden de
voorziening achterwege laten, dan doemt
men zichzelf tot duurzame dadenloosheid.
Bij dc totstandkoming van sociale voor
zieningen ln het verleden was de situatie
geen andere. De memorie van toelichting
herinnert In dit verband aan de Invoe
ring van de Wachtgeld- en Werkloosheid-
wet De sedert dien plaats gehad heb
bende ontwikkeling geeft allerminst
reden, de toen genomen beslissing te be
treuren. In het algemeen kan worden
gesteld. dat gevolgen van maatregelen als
de onderhavige op den duur ln de totale
economische en sociale structuur worden
„verwerkt".
De voortgaande vergrUiing van ons
volk maakt het treffen van maatregelen
urgenter, maar ook moeilU'ker. want kost
baarder Zou de last ln de toekomst te
zwaar worden, dan is verlichting moge
lijk door de pensioengerechtigde leeftijd
te verhogen, wat goed aansluit bij de
toeneming van de gemiddelde leeftijd en
de verbeterende lichamelUke positie der
bejaarden.