De Amersfoortse Beiaardschool via N A AID e„ PLAAT 4 ZONDAGSBLAD 11 JUNI 1955 Een oncle kunst, waarvoor over Keel de wereld de belangstelling groeit De Dieventoren te Amersfoort, een juweeltje van antieke bouwtrant HST oude Belgische stadje Meche- len is sinds anderhalf jaar een cultureel monopolie in de wereld kwijt. Gold tot voor kort de in Meche- len gevestigde beia«!dschool als het enige officiële opleidingsinstituut voor beiaardiers in de gehele wereld, thans is ook Nederland een beiaardschool rijk. Op 24 October 1953 is deze school officieel geopend. Zij is onderge bracht in een van vóór 1259 daterende vestingtoren in de pittoreske, even eens eeuwenoude unieke Muurhuizen te Amersfoort. De Amersfoortse bei aardschool staat onder leiding van cén van de bekendste en vaardigste beiaardiers van ons land, de heer Leen 't Hart. Van heinde en ver zelfs vanuit Amerika is de belangstelling voor de eerste Nederlandse opleidings school voor beiaard ers zeer groot. Men is kortgeleden (met ruim 20 leerlingen) op volle toeren gaan draai en tot grote tevredenheid en vreugde van de Nederlandse Klokkenspelvere niging en het gemeentebestuur van Amersfoort, die zoveel bijdroegen tot de totstandkoming van de school, maar óók van de brngerij van Amers foort, die voortaan meer dan ge bruikelijk was zal worden vergast op de bronzen stemmen van he; mooie carillon in de 95 meter hoge Onze Lieve Vrouwe Toren of de Lan ge Jan, zoals de Amersfoorters hun toren in de wandel noemen. DE vestingtoren, waarin te Amers foort de beiaardschool is onderge bracht, is bekend onder de benamin gen Dieventoren, Gevangenentoren, Plompe toren en 't Latijntje. De toren is één van de oudste bouwwerken van Amersfoort. Hij werd gebouwd vóór het jaar 1259 ais vestingtoren in de eerste stadsomwal ling en ter speciale verdediging tegen de oorlogszuchtige Geldersen. Niet al leen als vestingtoren deed het bouw werk dienst, doch ook als toegangs poort tot de stad. Hieraan ontleent de toren de naam van Plompetoren. De benaming Dieventoren of Gevan genentoren kreeg net bouwwerk in 1554, toen de stadsgevangenis van on der het Oude Stadnuis werd overge bracht naar de Plompetoren. Tot 1829 is de Dieventoren in gebruik geweest «ls gevangenis, daarna werden de boosdoeners opgesloten in de naastge legen muurhuizen. Üe toren werd toen tot woonhuis ingericht. In de jaren 1914—1918 hebben Bel gische vluchtelingen er een onderdak in gevonden en sedertdien werd de toren eigenlijk niet gebruikt. In 1943 werd de restauratie voltooid, waarbij tevens de oude poort (die vroeger was dicht gemetseld) weer in ere werd hersteld. Reeds geruime tijd geleden beston den er in ons land pianncn om te ge raken tot oprichting van een oplei dingsschool voor beiaardiers, een school, die het peil van de internatio naal vermaarde opleiding in Meche- len zou kunnen evenaren Er werd veel over gepraat en geschreven, doch men verzuimde de daad bij het woord te voegen. De oortog trad ook a's spelbreker op doch enkele Jaren ge leden kregen de plannen gestalte door het principe-besluit van de gemeente raad van Amersfoort om medewer king te verlenen aan de totstandko ming van een opleidingsschool voor beiaardiers. De Dieventoren tn de Muurhuizen bleek bij uitstek geschikt voor vest'- ging van de beiaardschool. Eén van de redenen die tot dit beslat hebben geleid, is, dat de mure" van deze ou de vestingtoren zó dik zijn, dat nie mand last zal hebben van de nogal kabaal makende oefenende leerlin gen MAAR deze dikke muren alleen wa ren natuurlijk niet van doorslag gevende betekenis Voornamer was, dat in Amersfoort een beiaard staat, die om zijn klankschoonheid reeds door vele wereldvermaarde beiaar diers was geprezen. De Amersfoortse beiaard liet in 1664 voor de eerste maal zijn bron zen stemmen over de stad zingen. Het carillon in de Lange Jan behoorde tot de 31 beiaarden, die door de wereld beroemde gebroeders Hemony wer den gegoten. De Amersfoortse bei aard telt thans 29 klokken van Fr. Hemony uit de periode van 1658 tot 1664, éen van Melchior de Haze uit 1690, drie van J. A de Grave uit 1725 en 14 van B. Eijsbouts, in totaal dus 47 klokken. Dc veertien klokken van Eijsbouts werden in 1953 aan de bei aard toegevoegd, zulks met het oog op de vestiging van de beiaardschool in Amersfoort. Om de beiaard geheel aan de eisen des tijds aan te passen, oordeelden deskund.gen uitbreiding van het klavier namelijk noodzake lijk. De klokken in óe Lange Jan we gen tezamen ongeveer 10.000 kilo gram. De beiaard vindt nog steeds veel beoefenaars in ons and, in België en in Noord-Frankrijk Maar ook in Noord-Amerika is in de laatste kwart eeuw de belangstelling voor de bei aard toegenomen. Er zijn er daar thans 107, terwijl het aantal geregeld groter wordt. Nederland met zijn 87 klokkespelen heeft lange tijd het grootste aantal beiaarden gehad, tnans staat Ameri ka aan de spits. Het klokkespel in New York telt maar liefst 72 klokken. Zuid-Amerika heeft .n 1951 zijn eerste beiaard gekregen in Vila Formosa (Brazilië). Zoals Dekend is ook ie Staat Sao Paulo in Brazilië van plan een beiaard (eveneens van 72 klok ken) te laten gieken in ons land. Toen het roken in ons land meer en meer ingang vond, bleven de Friezen in deze niet achter en nog tot in het laatst der vorige eeuw, verhaalt Waling Dijk stra ons. was elke Friese roker ..gewa pend" met een aardig pijpje met kleine kop en een 15 cm. lange steel. Dit rook gerei droeg hij bij zich, wel beschermd in een houten pijpdoos, zoals wij thans nog weieens étuitjes gebruiken. Deze étuis waren meermalen mooi bewerkt, soms beslagen met koperen of zilveren lovertjes. Soms waren de doos jes bestemd voor een, soms wel voor Voorzover uit de beperkte gegevens kan worden nagegaan, zijn in Europa 208 klokkespelen en ongeveer 50 van een tweederangs soort. In de gehele wereld zijn er men dan dnehonderi In vele landen zija klokkespelen van Nederlandse oorsprong o.a. in Praag en Rome. HET eerste klavier is vermoedelijk geplaatst in 1510 en wel in het Belgische plaatsje Oudenaerde. Pas veel later werden beiaarden geplaatst in andere steden, bijvoorbeeld in Me- chelen in 1556. Het bespelen van de beiaard heeft een lange tijd van verval meege maakt. In de negentiende eeuw was er in óns land gehee) geen belangstel ling voor de beiaardkunst. Talrijke beiaarden werd het zwijgen opgelegd omdat er geen bespelers waren te vinden. De Belg Jef Denijn, die in 1887 werd aangesteld als stadsbeiaardier van Mechelen, wordt algemeen er kend als de man, die de stoot hee't gegeven tot meerdere belangstelling voor het klokkespel Denijn slaagde erin de muzikale smaak van zijn tijd genoten op een hoger plan te bren gen en in het bijzonder leerde hij zijn volk te luisteren naar de carillonmu- ziek. Bovendien vestigde hij de aandacht op zich door het aanDrengen van aller lei verbeteringen aan het carillon-kla vier. In 1892 begon Denijn met het ge ven van geregelde avondconcerten on de klankvolle Mechelse beiaard. Met deze concertei trok hij steeds meer belangstelling, zowel in binnen- als buitenland. Uit de gehele wereld kwamen belangstellenden naar België om in Mechelen onder bekwame lei ding de bciaardkunst te beoefenen. In Nederland is de belangstelling voor de beiaard nog steeds groeiende, hetgeen wel zeer duidelijk werd on derstreept door de opening van de eerste Nederlandse ople.dmgsschool voor beiaardiers te Amersfoort. Mo ge spoedig blijken, dat de initiatiefne mers van deze school in hun opzet zijn geslaagd: Amersfoort te maken tot een centrum van de beiaardkunst in Eurupa en de andere werelddelen. KEES NOORDEWIER. twee pijpjes. Ook fijn graveerwerk ver sierde de doos. De voorstellingen waren meermalen aan de Bijbel ontleend. Vechtersbazen vonden in de doos, die ze bij zich droegen, wel een geducht wapen, omdat sommige étuis erg zwaar en dik Het was niet altijd gemakkelijk zo maar eens op te steken, omdat de luci fer nog niet was uitgevonden of in elk geval nog niet voldoende in zwang was. Daarom droeg men wel een tondeldoos bij zich, met vuurstaal en vuursteen. De doos was net groot genoeg om er een kop van een Goudse pijp in te stoppen. Het vuurstaal kon als een ring aan de vinger worden gestoken, waarna men er mee op de steen sloeg, zodanig, dat de vonk op de tondel in de doos kon sprin gen Tondel werd „gemaakt" van wit linnen lappen die men „brandde". Nog voor de „doorrijkers" werden ge fabriceerd kon menige Fries zelf zijn Goudse pijp op handige manier een fraaier uiterlijk gevei. elen braken de lange steel der pijp af tot een decime ter lengte ongeveer. Het fraaist vond men de pijp, wanneer ze, door het roken donkerbruin was geworden, tenminste de steel en een gedeelte van de bene denhelft van de kop. Doch de rest moest de oorspronkelijke kleur behou- Op de Friese bruiloften worden de tractaties geopend met thee. Terwijl de mannen uit lange pijpen roken, moet de bruidegom de bruidegomspij p", hem door de zusters dei biuid gegeven, ro ken. Meestal is de uitvoering dezer pijp zeer fraai en is ze met franjes en knop- «cls versierd. De kop wordt meestal met een dop afgesloten, die van zilver ia gemaakt. Aanvankelijk was de pijpedop een middel om eventueel uit de pijp vliegen de vonken togen te houden. Daar de meeste woningen vroeger rieten of strooien daken hadden, zouden zulke vonken gemakkelijk brand kunnen ver oorzaken. Van daar, dat verschillende gemeente-verordeningen het afschermen van een brandende pijp verplichtend Meestal rookte de bruidegom (vooral later!er voor de vorm slechts één of twee keer uit, omdat hij bever een si gaar had. Wel werd de „bruidegoms- pijp" zorgvuldig bewaard als herinne ring aan de trouwdag. Vaak werden ze opgeborgen in een klein, smal kastje aan de wand, met sen glazen deurtje er voor, zodat ze voor ieder zichtbaar bleef. Ook dc Friese dames hadden er best slag van de aandacht van de heren der schepping te trekken. Een aardig mid deltje daarvoor was, een rokende jonge man dc lange Goudse pijp uit de hand te grissen en hem daarna dc steel in stukjes gebroken toe te werpen. Kwasie boos moet dc tegenpartij dan wel revan che nemen, die meestal uit een stoeipar tij bestaat, die onder grote vrolijkheid lang kan duren! Tenslotte eindigt de strijd met een ver- of afzoening I Dat smaakt na zo'n lange tocht l De Friezen zijn altijd sterke rokers geweest ZONDAGSBLAD 11 JUNI 1955 Psalmen-Symphonie en een modèrn concerio-grosso G ods oude kneclit Als knaap leek hem de echoput in 't bos een denker die diepzinnig raad kon geven boog hij zijn knie en riep het woordje „Leven" nog vóór hij stond brak reeds het antivoord los. Het wees hem op de tijdsduur van de dos, waarmee zijn God de wereld had geweven- De echo steeg, herhaalde „Eveneven.-...." dan trok de stilt' onhoorbaar door het mos. En onverwachts is aan zijn jeugd gehecht de oude man weer in het bos gaan zwerven. Zijn tijd is rijp, hij weet wat sterven zegt Hij roept het woord en vóór zijn rug zich recht golft om hem heen de echo: „Ervenerven..-..!" En als een kind loopt hij, Gods oude knecht. D. VAN BOXEL Jr. TIJDENS het a.s. Holland Festival zul len het Radio Philharmonisch Or kest en het koor van de Ncd. Radio Unie een uitvoering geven van de „Symphonie de Psaumes" van Igor Strawinsky. De gramofoonbezitters kun nen zich op deze uitvoering voorberei den met een prachtige opname van de DEUTSCHE GRAMMOPHON GESELL- SCHAFT. Het koor van de St. Hedwigs Kathedraal, het Rias-Kamer- en Kna penkoor, en het Rias Symphonie Orkest uit Berlijn zijn de uitvoerenden onder leiding van de grote Hongaarse dirigent Ferenc Fricsay (langspeelplaat LPM 18035). Igor Strawinsky in te leiden bij de lezers is wel nie» meer nodig. Deze op 18 Juni 1882 (volgens dc Russische ka lender 5 Juni) in Oranienburg (voor stad van Petersburg) geboren compo nist, is net zo bekend als zijn vriend Picasso. Soms had hij in zijn leven ook wel eens iets gemeen met Picasso, nl. een bepaalde charlatanerie. Picasso, een schilder van bijzonder groot for maat, veroverde een snobistische we reld en maakte de beste reclame voor zichzelf met onzin, met leugen eigenlijk. Strawinsky, een componist van bijzon der groot formaat, heeft dat ook enkele malen geprobeerd, maar werd er niet beroemder door. Omdat Strawinsky het niet meer nodig had. In 1913 toen dus de barbarie van een wereld oorlog reeds dreigde had Strawinsky de muziekwereld al opgeschrikt met een barbaars, maar meesterlijk werk „Le Sacre du Printemps". En daarmee was zijn naam gevestigd. Later probeerde hij in tonen hetzelfde te doen als Pi casso in lijnen en kleuren. Telkens weer keerde hij terug naar de „beproef de" paden. En in 1930 zou die componist van de barbaarse en occulte „Sacre", van de verdwaasde Oedipus Rex" (eens een „gestroomlijnde emotie" genoemd), van de keiharde „Les Noces" (van een schier heidense magie en primitiviteit) en van ander muzikaal pantheïsme, plotseling met een Psalmen-Sympho nie voor de dag komen, „composée la gloire de Dieu", geschreven dus tot eer van God, zoals de componist zelf boven zijn werk schreef. En opgedra gen aan het Boston Symphonie Orkest dat zijn 50-jarig bestaan vierde. Ook Bruckner schreef eens een veel zeggend opschrift boven een symphonie, nl. boven zijn 9c Symphonie: „Dem lic hen Gott gewidmet", opgedragen aan de lieve God. Voor deze lofzang aan God had Bruckner niet de hulp van Psalmen nodig, het werk zelf is tot een psalm gegroeid, een ontroerend getuige nis van de man die reeds klaar stond voor zijn laatste reis naar de eeuwig heid. Is de Psalmen-Symphonie van Ferenc Fricsay, de Hongaarse dirigent, die het muziekleven in West-Berlijn nieuwe impulsen gaf. Strawinsky nu ook een getuigenis? Heeft Strawinsky wel volledig begrepen wat hij met dc Psalmen kon doen en welke betekenis zij hadden? Is deze Psalmen- Symphonie wel geworden tot een waar achtige eigen psalm van Strawinsky zelf? EN dan begin ik te zeggen de groot ste bewondering te hebben voor het onbetwiste meesterschap, waarmee deze symphonie ia opgebouwd. Hier is niet de charlatan Strawinsky, maar het ge nie Strawinsky. Drie psalmgedeelten zijn in logisch verband samengevoegd: de aanroep, dc verhoring en de lofprij zing. De aanroep is genomen uit Psalm 39 „Hoor mijn gebed, Here, en neem mijn hulpgeroep ter ore, zwijg niet bij mijn geween, want ik ben een vreem deling bij U, een bljwoner gelijk al mijn vaderen. Wend Uw blik niet van mij af, opdat ik mij wederom verblijde, eer dat ik heenga en niet meer ben". Dit deel bepaalt muzikaal en geeste lijk eigenlijk het wezen van het gehele werk: het thema gebruikt slechts de twee tonen van een kleine secunde (e-f). Het is als een wanhopig worste len om te komen uit de ellende, waar in we als het ware verankerd zijn. Igor Strawinsky Daarop volgt de verhoring uit Psalm 40: „Vurig verwachtte ik de Here; toen neigde Hij Zich tot mij en hoorde mijn hulpgeroep. Hij trok mij op uit de kuil van verderf, uit het slijk van de mod derpoel. Hij stelde mijn voeten op een rots, mijn schreden maakte Hij vast. Hij gaf mij een nieuw lied in de mond, een lofzang aan onze God. Mogen velen het zien en vrezen en op de Here ver trouwen." Het geloofsvertrouwen dat David in deze Psalm uitzong, blijft bij Strawinsky helaas weg. De dubbel-fuga waarin koor en orkest ieder hun eigen thema en hun eigen ontwikkeling heb ben en waarbij een prachtig polyphoon spel van hobo en fluit is verwerkt, komt toch nergens tot de berusting van het verhoorde gebed. De grondtoon van het eerste deel weerhield Strawinsky. De lofprijzing ten slotte is de gehele Psalm 150, maar zonder de werkelijk hymni sche extase. De strenge mineur-tonali- teit van dit deel wordt telkens door broken met majeur-oplossingen en het is alsof Strawinsky daarmee zijn slijk- gebondenheid wilde uitdrukken: de waarachtige blijdschap kreeg geen kans volledig door te dringen. De goddelijke glans over de ontredderde en ontluis terde wereld is niet zichtbaar, het ge- klank der schallende cimbalen over stemt niet het zuchten der ellendigen. In de strenge beheersing van haar contrapuntiek en de voorbeeldige syn these der vocale en instrumentale ele menten behoort deze symphonie onge twijfeld tot een der meest meeslepende werken der hedendaagse toonkunst, maar haar geesteshouding is niet die van de psalmdichter. Hoe geheel an ders, hoe veel positiever, is dan de Psalmen-Symphonie die onze landgenoot Henk Badings enige jaren geleden schreef voor koor en orkest. De uitvoe ring van Strawinsky's werk is op deze plaat subliem. Ferenc Fricsay, die de Opera's in Boedapest en Wenen leidde, die een vaste verschijning is bij de Salzburger Festspiele. die het muziekle ven in West-Berlijn na de oorlog nieuwe krachtige impulsen schonk, Ferenc Fricsay. heeft het werk volledig door grond en een fantastische zuiverheid en homogeniteit weten te bereiken. Een zeer bijzondere opname. TV AN de andere plaatzijde is opgeno- men de „Petite Symphonie concer tante" van de Zwitserse componist Frank in het handje in werkelijkheid be tekenen wanneer daar al de be lastingen en de rest van zyn af gehouden. Maar ik ben daar lang mee opgehouden. Het bleek te academisch om dergelijke vertogen af te steken. En ik ben en blijf in veler ogen een luxe-paardje, dat zich voor één clubuur per week in goud laat uitbetalen. Zij het dan ook dat men erkent dat ik in dat ene uur wel iets be reik: „Wat een geduld Penningmeester: „Als er nou geen wonder gebeurt Nu zou het zo erg niet we2cn wanneer alleen de clubouder» dit dachten, maar ik ontdek hoe langer hoe meer dat men ook elders met dergelijke opvattingen speelt. Mag ik het u eens ver tellen? Het luxebaantje omvat zes dagen van gemiddeld elf uur arbeid. De cluburen kunnen Im mers niets opleveren, wanneer ze niet gepaard gaan met een gron dige voorbereiding enerzijds en met voortdurende huisbezoeken anderzijds. Terwijl er doorgaans per week tien tot twintig actiui- Martin, die geruime tijd in Amsterdam heeft gewoond, gehuwd is met een Hol landse fluitiste en thans een der toon aangevende componisten van Zwitser land is, is wat de twaalftoontechniek betreft één der volgelingen van Arnold Schönberg. Liep deze echter vast in zijn eigen experimenten, Frank Martin heeft deze techniek echter gesublimeerd (net als Alban Berg in zijn opera Lulu" deed) en er een schier klas sieke waarde can gegeven. Het sterkst blijkt dat wel uit deze „Petite Sympho nie concertante", een concerto grosso, geschreven voor twee strijkorkesten en een solistengroep van piano, cembalo en harp. Dit verrassend knap en emo tioneel geschreven werk geeft duidelijk aan. dat Martin's muzikaal gedachten- leven niet op doctrinaire wijze zit vast gekoppeld aan het twaalftoon-systeem. Het zal de oningewijde hoorder niet eens opvallen, zo klassiek, zo helder, zo schoon als dit werk is. De drie delen zijn van een schier barokke speelsheid en zuiverheid. En het is wederom Fe renc Fricsay. die met het Rias-Sympho- nie Orkest uit Berlijn, de pianiste Gerty Herzog, de ccmbalistc Silvio Kind en de harpiste Irmgard Helmis een uitzon derlijk doorzichtige, sprankelende en technisch volmaakte vertolking van d)t werk geeflt op de D.G.G.-langspeelplaat. Aan beide zijden is deze plaat dus van CORN. BASOSK1 is met Zondagsscholen of met 3 andere opvangingsar beid. Voor die in totaal zeventig arbeidsuren 4 per week ontvangt de jeugdleid- ster maximaal bruto zestig gulden. Daarvan gaan dun de nodige be- 3 dragen af. zodat er in het beste 3 geval vijftig gulden schoon over- 9 blijven; meestal heel wat minder. 3 Velen hebben daarvan dan nog 3 vroeger gemaakte studieschulden af te lossen. Velen hebben trou- 3 wens slechts een zakgeld van 3 vijftig gulden per maand, zolang 3 cc niet helemaal volleerd zijn. En 3 allen hebben er rekening mee te 3 houden dat er zo maar een moment 4 kan komen dat de penningmeester 3 met een somber gezicht zegt: „Als 3 er nou geen wonder gebeurt, weet 1 k werkelijk niet waarvan ik je dc volgende keer wat moet uit- 3 keren Penningmeesters kijken 3 nog al eens somber. De onze ook. 3 Vooral wanneer we zoals dit jaar 3 in de afgelopen maanden ruim 3 zevenduizend gulden zijn achter- a geraakt en de here Meimaand in j» totaal slechts luttele giften op- 3 leverde Zeg ik dit nu om te klagen? 9 Dan kent V me niet.' Ik geloof 3 namelijk dat we ondanks alles 9 toch een luxe-baantje hebben.' 3 Niet in de zin dat we het er royaal g by hebben. Maar wel in die ande- o re zin dat we iets mogen doen. 3 dat door millioenen niet als brood- 3 nodig wordt gevoeld, ofschoon het 3 inderdaad meer dan onmisbaar 3 is. Wy mogen immers werken te- 3 midden van de volwassenen van morgen en overmorgen. Goed, ve- 0 lm vinden dat blijkbaar overbo- jj dige weelde. Velen vinden het vol- doende om kinderen zo'n kleine j? dertig uur per week In stikvolle ,1 schoolklassen op te bergen vyf- 3 tig in één lokaal en hen by verder gebrek aan ruimte naar b dr straat te verwyzen. Maar we 3 mogen deze kinderen dan toch p maar opvangen, helpen, begeleiden. Proberen er met Gods kracht vol- 3 waardige mensen van te maken' ntitiïeCfti-ü-.'tiiïr-ü-Ci-ü-eeü-üïi-ttii-ti-Ceü-b-üfeti-Z-ü-ü-bir Hiebel bij de massajeugd luxe-baantje JA, de ouders zijn overtuigd dat club juffen slapend rijk worden. Ze hebben die stellige wetenschap uit verschillende bronnen. Eer slens: er is nu eenmaal altijd ge- bédel voor dit werk. In het groot en in het klein. Door landelijke en plaatselijke collectes. Via arti kelen in krant en tijdschrift. En wanneer er, zoals in de volkswijk per jaar zo ongeveer honderd duizend gulden nodig is, om het werk te kunnen verrichten, en daarvan juist bij dergelijke inzamelingen bericht wordt ge daan, dan kan het niet anders of de ouders vangen hierover iets op. Hun gevolgtrekkingen zijn kort en bondig. Laten ze van de twintig gesalarieerde krachten er vijf kennen, dan redeneren ze meteen dat elk hunner dus twintig mille per jaar krijgt. Ze kunnen ook wel niet anders begroten. Wat weten zij van gebouwkosten, van materiaaluitgaven, van kamp- prijzen, van duizenden andere posten? Een potlood, een stuk papier ze kosten immers maar 'n paar cent? De verschillende clubgebouwen std&n er toch, en 'n potje verf dat ze nodig ver dienen betekent toch ook al weer geen kapitaal?!! Met andere woorden: al dat geld is voor de leiding. En die verdient derhalve krankzinnig véél. Denk eens aan: 20.000 gulden per jaar, dat is zo rond vierhonderd per week. En dat voor een clubjuf zonder gezin Is het geen schande? In het begin heb ik wel eens geprobeerd om uit te leggen dat we al razend gelukkig zouden wezen met honderd per week. Ik heh er aan toe trachten te voegen dat menig ander arbeider dat inderdaad haalt wanneer je maar eens let op alle sociale lasten die het bedrijf voor zijn rekening en eventuele mederekening van de arbeider pleegt te nemen. Ik heb zelfs gepoogd om hun voor te rekenen hoeveel vijftig gulden Uit de VOLKSWIJK feiten per leid(st)er te verzorgen zijn. En terwijl bovendien de '/.nndaa non nnnr eeti Heel he-ef

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 10