De Amersfoortse Beiaardschool
via N A AID e„ PLAAT
4
ZONDAGSBLAD 11 JUNI 1955
Een oncle kunst, waarvoor over Keel
de wereld de belangstelling groeit
De Dieventoren te Amersfoort, een juweeltje van antieke bouwtrant
HST oude Belgische stadje Meche-
len is sinds anderhalf jaar een
cultureel monopolie in de wereld
kwijt. Gold tot voor kort de in Meche-
len gevestigde beia«!dschool als het
enige officiële opleidingsinstituut voor
beiaardiers in de gehele wereld, thans
is ook Nederland een beiaardschool
rijk.
Op 24 October 1953 is deze school
officieel geopend. Zij is onderge
bracht in een van vóór 1259 daterende
vestingtoren in de pittoreske, even
eens eeuwenoude unieke Muurhuizen
te Amersfoort. De Amersfoortse bei
aardschool staat onder leiding van
cén van de bekendste en vaardigste
beiaardiers van ons land, de heer
Leen 't Hart.
Van heinde en ver zelfs vanuit
Amerika is de belangstelling voor
de eerste Nederlandse opleidings
school voor beiaard ers zeer groot.
Men is kortgeleden (met ruim 20
leerlingen) op volle toeren gaan draai
en tot grote tevredenheid en vreugde
van de Nederlandse Klokkenspelvere
niging en het gemeentebestuur van
Amersfoort, die zoveel bijdroegen tot
de totstandkoming van de school,
maar óók van de brngerij van Amers
foort, die voortaan meer dan ge
bruikelijk was zal worden vergast
op de bronzen stemmen van he;
mooie carillon in de 95 meter hoge
Onze Lieve Vrouwe Toren of de Lan
ge Jan, zoals de Amersfoorters hun
toren in de wandel noemen.
DE vestingtoren, waarin te Amers
foort de beiaardschool is onderge
bracht, is bekend onder de benamin
gen Dieventoren, Gevangenentoren,
Plompe toren en 't Latijntje.
De toren is één van de oudste
bouwwerken van Amersfoort. Hij
werd gebouwd vóór het jaar 1259 ais
vestingtoren in de eerste stadsomwal
ling en ter speciale verdediging tegen
de oorlogszuchtige Geldersen. Niet al
leen als vestingtoren deed het bouw
werk dienst, doch ook als toegangs
poort tot de stad. Hieraan ontleent de
toren de naam van Plompetoren.
De benaming Dieventoren of Gevan
genentoren kreeg net bouwwerk in
1554, toen de stadsgevangenis van on
der het Oude Stadnuis werd overge
bracht naar de Plompetoren. Tot 1829
is de Dieventoren in gebruik geweest
«ls gevangenis, daarna werden de
boosdoeners opgesloten in de naastge
legen muurhuizen. Üe toren werd toen
tot woonhuis ingericht.
In de jaren 1914—1918 hebben Bel
gische vluchtelingen er een onderdak
in gevonden en sedertdien werd de
toren eigenlijk niet gebruikt. In 1943
werd de restauratie voltooid, waarbij
tevens de oude poort (die vroeger
was dicht gemetseld) weer in ere
werd hersteld.
Reeds geruime tijd geleden beston
den er in ons land pianncn om te ge
raken tot oprichting van een oplei
dingsschool voor beiaardiers, een
school, die het peil van de internatio
naal vermaarde opleiding in Meche-
len zou kunnen evenaren Er werd
veel over gepraat en geschreven, doch
men verzuimde de daad bij het woord
te voegen. De oortog trad ook a's
spelbreker op doch enkele Jaren ge
leden kregen de plannen gestalte door
het principe-besluit van de gemeente
raad van Amersfoort om medewer
king te verlenen aan de totstandko
ming van een opleidingsschool voor
beiaardiers.
De Dieventoren tn de Muurhuizen
bleek bij uitstek geschikt voor vest'-
ging van de beiaardschool. Eén van
de redenen die tot dit beslat hebben
geleid, is, dat de mure" van deze ou
de vestingtoren zó dik zijn, dat nie
mand last zal hebben van de nogal
kabaal makende oefenende leerlin
gen
MAAR deze dikke muren alleen wa
ren natuurlijk niet van doorslag
gevende betekenis Voornamer was,
dat in Amersfoort een beiaard staat,
die om zijn klankschoonheid reeds
door vele wereldvermaarde beiaar
diers was geprezen.
De Amersfoortse beiaard liet in
1664 voor de eerste maal zijn bron
zen stemmen over de stad zingen. Het
carillon in de Lange Jan behoorde tot
de 31 beiaarden, die door de wereld
beroemde gebroeders Hemony wer
den gegoten. De Amersfoortse bei
aard telt thans 29 klokken van Fr.
Hemony uit de periode van 1658 tot
1664, éen van Melchior de Haze uit
1690, drie van J. A de Grave uit 1725
en 14 van B. Eijsbouts, in totaal dus
47 klokken. Dc veertien klokken van
Eijsbouts werden in 1953 aan de bei
aard toegevoegd, zulks met het oog
op de vestiging van de beiaardschool
in Amersfoort. Om de beiaard geheel
aan de eisen des tijds aan te passen,
oordeelden deskund.gen uitbreiding
van het klavier namelijk noodzake
lijk. De klokken in óe Lange Jan we
gen tezamen ongeveer 10.000 kilo
gram.
De beiaard vindt nog steeds veel
beoefenaars in ons and, in België en
in Noord-Frankrijk Maar ook in
Noord-Amerika is in de laatste kwart
eeuw de belangstelling voor de bei
aard toegenomen. Er zijn er daar
thans 107, terwijl het aantal geregeld
groter wordt.
Nederland met zijn 87 klokkespelen
heeft lange tijd het grootste aantal
beiaarden gehad, tnans staat Ameri
ka aan de spits. Het klokkespel in
New York telt maar liefst 72 klokken.
Zuid-Amerika heeft .n 1951 zijn eerste
beiaard gekregen in Vila Formosa
(Brazilië). Zoals Dekend is ook ie
Staat Sao Paulo in Brazilië van plan
een beiaard (eveneens van 72 klok
ken) te laten gieken in ons land.
Toen het roken in ons land meer en
meer ingang vond, bleven de Friezen in
deze niet achter en nog tot in het laatst
der vorige eeuw, verhaalt Waling Dijk
stra ons. was elke Friese roker ..gewa
pend" met een aardig pijpje met kleine
kop en een 15 cm. lange steel. Dit rook
gerei droeg hij bij zich, wel beschermd
in een houten pijpdoos, zoals wij thans
nog weieens étuitjes gebruiken.
Deze étuis waren meermalen mooi
bewerkt, soms beslagen met koperen of
zilveren lovertjes. Soms waren de doos
jes bestemd voor een, soms wel voor
Voorzover uit de beperkte gegevens
kan worden nagegaan, zijn in Europa
208 klokkespelen en ongeveer 50 van
een tweederangs soort. In de gehele
wereld zijn er men dan dnehonderi
In vele landen zija klokkespelen van
Nederlandse oorsprong o.a. in Praag
en Rome.
HET eerste klavier is vermoedelijk
geplaatst in 1510 en wel in het
Belgische plaatsje Oudenaerde. Pas
veel later werden beiaarden geplaatst
in andere steden, bijvoorbeeld in Me-
chelen in 1556.
Het bespelen van de beiaard heeft
een lange tijd van verval meege
maakt. In de negentiende eeuw was
er in óns land gehee) geen belangstel
ling voor de beiaardkunst. Talrijke
beiaarden werd het zwijgen opgelegd
omdat er geen bespelers waren te
vinden.
De Belg Jef Denijn, die in 1887
werd aangesteld als stadsbeiaardier
van Mechelen, wordt algemeen er
kend als de man, die de stoot hee't
gegeven tot meerdere belangstelling
voor het klokkespel Denijn slaagde
erin de muzikale smaak van zijn tijd
genoten op een hoger plan te bren
gen en in het bijzonder leerde hij zijn
volk te luisteren naar de carillonmu-
ziek.
Bovendien vestigde hij de aandacht
op zich door het aanDrengen van aller
lei verbeteringen aan het carillon-kla
vier. In 1892 begon Denijn met het ge
ven van geregelde avondconcerten on
de klankvolle Mechelse beiaard.
Met deze concertei trok hij steeds
meer belangstelling, zowel in binnen-
als buitenland. Uit de gehele wereld
kwamen belangstellenden naar België
om in Mechelen onder bekwame lei
ding de bciaardkunst te beoefenen.
In Nederland is de belangstelling
voor de beiaard nog steeds groeiende,
hetgeen wel zeer duidelijk werd on
derstreept door de opening van de
eerste Nederlandse ople.dmgsschool
voor beiaardiers te Amersfoort. Mo
ge spoedig blijken, dat de initiatiefne
mers van deze school in hun opzet
zijn geslaagd: Amersfoort te maken
tot een centrum van de beiaardkunst
in Eurupa en de andere werelddelen.
KEES NOORDEWIER.
twee pijpjes. Ook fijn graveerwerk ver
sierde de doos. De voorstellingen waren
meermalen aan de Bijbel ontleend.
Vechtersbazen vonden in de doos, die ze
bij zich droegen, wel een geducht wapen,
omdat sommige étuis erg zwaar en dik
Het was niet altijd gemakkelijk zo
maar eens op te steken, omdat de luci
fer nog niet was uitgevonden of in elk
geval nog niet voldoende in zwang was.
Daarom droeg men wel een tondeldoos
bij zich, met vuurstaal en vuursteen. De
doos was net groot genoeg om er een
kop van een Goudse pijp in te stoppen.
Het vuurstaal kon als een ring aan de
vinger worden gestoken, waarna men er
mee op de steen sloeg, zodanig, dat de
vonk op de tondel in de doos kon sprin
gen Tondel werd „gemaakt" van wit
linnen lappen die men „brandde".
Nog voor de „doorrijkers" werden ge
fabriceerd kon menige Fries zelf zijn
Goudse pijp op handige manier een
fraaier uiterlijk gevei. elen braken de
lange steel der pijp af tot een decime
ter lengte ongeveer. Het fraaist vond
men de pijp, wanneer ze, door het roken
donkerbruin was geworden, tenminste
de steel en een gedeelte van de bene
denhelft van de kop. Doch de rest
moest de oorspronkelijke kleur behou-
Op de Friese bruiloften worden de
tractaties geopend met thee. Terwijl de
mannen uit lange pijpen roken, moet de
bruidegom de bruidegomspij p", hem
door de zusters dei biuid gegeven, ro
ken. Meestal is de uitvoering dezer pijp
zeer fraai en is ze met franjes en knop-
«cls versierd. De kop wordt meestal
met een dop afgesloten, die van zilver
ia gemaakt.
Aanvankelijk was de pijpedop een
middel om eventueel uit de pijp vliegen
de vonken togen te houden. Daar de
meeste woningen vroeger rieten of
strooien daken hadden, zouden zulke
vonken gemakkelijk brand kunnen ver
oorzaken. Van daar, dat verschillende
gemeente-verordeningen het afschermen
van een brandende pijp verplichtend
Meestal rookte de bruidegom (vooral
later!er voor de vorm slechts één of
twee keer uit, omdat hij bever een si
gaar had. Wel werd de „bruidegoms-
pijp" zorgvuldig bewaard als herinne
ring aan de trouwdag.
Vaak werden ze opgeborgen in een
klein, smal kastje aan de wand, met
sen glazen deurtje er voor, zodat ze voor
ieder zichtbaar bleef.
Ook dc Friese dames hadden er best
slag van de aandacht van de heren der
schepping te trekken. Een aardig mid
deltje daarvoor was, een rokende jonge
man dc lange Goudse pijp uit de hand
te grissen en hem daarna dc steel in
stukjes gebroken toe te werpen. Kwasie
boos moet dc tegenpartij dan wel revan
che nemen, die meestal uit een stoeipar
tij bestaat, die onder grote vrolijkheid
lang kan duren! Tenslotte eindigt de
strijd met een ver- of afzoening I
Dat smaakt na zo'n lange tocht l
De Friezen zijn altijd sterke rokers geweest
ZONDAGSBLAD 11 JUNI 1955
Psalmen-Symphonie en een modèrn concerio-grosso
G ods oude kneclit
Als knaap leek hem de echoput in 't bos
een denker die diepzinnig raad kon geven
boog hij zijn knie en riep het woordje „Leven"
nog vóór hij stond brak reeds het antivoord los.
Het wees hem op de tijdsduur van de dos,
waarmee zijn God de wereld had geweven-
De echo steeg, herhaalde „Eveneven.-...."
dan trok de stilt' onhoorbaar door het mos.
En onverwachts is aan zijn jeugd gehecht
de oude man weer in het bos gaan zwerven.
Zijn tijd is rijp, hij weet wat sterven zegt
Hij roept het woord en vóór zijn rug zich recht
golft om hem heen de echo: „Ervenerven..-..!"
En als een kind loopt hij, Gods oude knecht.
D. VAN BOXEL Jr.
TIJDENS het a.s. Holland Festival zul
len het Radio Philharmonisch Or
kest en het koor van de Ncd. Radio
Unie een uitvoering geven van de
„Symphonie de Psaumes" van Igor
Strawinsky. De gramofoonbezitters kun
nen zich op deze uitvoering voorberei
den met een prachtige opname van de
DEUTSCHE GRAMMOPHON GESELL-
SCHAFT. Het koor van de St. Hedwigs
Kathedraal, het Rias-Kamer- en Kna
penkoor, en het Rias Symphonie Orkest
uit Berlijn zijn de uitvoerenden onder
leiding van de grote Hongaarse dirigent
Ferenc Fricsay (langspeelplaat LPM
18035).
Igor Strawinsky in te leiden bij de
lezers is wel nie» meer nodig. Deze op
18 Juni 1882 (volgens dc Russische ka
lender 5 Juni) in Oranienburg (voor
stad van Petersburg) geboren compo
nist, is net zo bekend als zijn vriend
Picasso. Soms had hij in zijn leven ook
wel eens iets gemeen met Picasso, nl.
een bepaalde charlatanerie. Picasso,
een schilder van bijzonder groot for
maat, veroverde een snobistische we
reld en maakte de beste reclame voor
zichzelf met onzin, met leugen eigenlijk.
Strawinsky, een componist van bijzon
der groot formaat, heeft dat ook enkele
malen geprobeerd, maar werd er niet
beroemder door. Omdat Strawinsky het
niet meer nodig had. In 1913 toen
dus de barbarie van een wereld
oorlog reeds dreigde had Strawinsky
de muziekwereld al opgeschrikt met een
barbaars, maar meesterlijk werk „Le
Sacre du Printemps". En daarmee was
zijn naam gevestigd. Later probeerde
hij in tonen hetzelfde te doen als Pi
casso in lijnen en kleuren. Telkens
weer keerde hij terug naar de „beproef
de" paden.
En in 1930 zou die componist van de
barbaarse en occulte „Sacre", van de
verdwaasde Oedipus Rex" (eens een
„gestroomlijnde emotie" genoemd), van
de keiharde „Les Noces" (van een
schier heidense magie en primitiviteit)
en van ander muzikaal pantheïsme,
plotseling met een Psalmen-Sympho
nie voor de dag komen, „composée
la gloire de Dieu", geschreven dus tot
eer van God, zoals de componist zelf
boven zijn werk schreef. En opgedra
gen aan het Boston Symphonie Orkest
dat zijn 50-jarig bestaan vierde.
Ook Bruckner schreef eens een veel
zeggend opschrift boven een symphonie,
nl. boven zijn 9c Symphonie: „Dem lic
hen Gott gewidmet", opgedragen aan
de lieve God. Voor deze lofzang aan
God had Bruckner niet de hulp van
Psalmen nodig, het werk zelf is tot een
psalm gegroeid, een ontroerend getuige
nis van de man die reeds klaar stond
voor zijn laatste reis naar de eeuwig
heid. Is de Psalmen-Symphonie van
Ferenc Fricsay, de Hongaarse
dirigent, die het muziekleven in
West-Berlijn nieuwe impulsen gaf.
Strawinsky nu ook een getuigenis? Heeft
Strawinsky wel volledig begrepen wat
hij met dc Psalmen kon doen en welke
betekenis zij hadden? Is deze Psalmen-
Symphonie wel geworden tot een waar
achtige eigen psalm van Strawinsky
zelf?
EN dan begin ik te zeggen de groot
ste bewondering te hebben voor het
onbetwiste meesterschap, waarmee deze
symphonie ia opgebouwd. Hier is niet
de charlatan Strawinsky, maar het ge
nie Strawinsky. Drie psalmgedeelten
zijn in logisch verband samengevoegd:
de aanroep, dc verhoring en de lofprij
zing. De aanroep is genomen uit Psalm
39 „Hoor mijn gebed, Here, en neem
mijn hulpgeroep ter ore, zwijg niet bij
mijn geween, want ik ben een vreem
deling bij U, een bljwoner gelijk al
mijn vaderen. Wend Uw blik niet van mij
af, opdat ik mij wederom verblijde,
eer dat ik heenga en niet meer ben".
Dit deel bepaalt muzikaal en geeste
lijk eigenlijk het wezen van het gehele
werk: het thema gebruikt slechts de
twee tonen van een kleine secunde
(e-f). Het is als een wanhopig worste
len om te komen uit de ellende, waar
in we als het ware verankerd zijn.
Igor Strawinsky
Daarop volgt de verhoring uit Psalm
40: „Vurig verwachtte ik de Here; toen
neigde Hij Zich tot mij en hoorde mijn
hulpgeroep. Hij trok mij op uit de kuil
van verderf, uit het slijk van de mod
derpoel. Hij stelde mijn voeten op een
rots, mijn schreden maakte Hij vast.
Hij gaf mij een nieuw lied in de mond,
een lofzang aan onze God. Mogen velen
het zien en vrezen en op de Here ver
trouwen." Het geloofsvertrouwen dat
David in deze Psalm uitzong, blijft bij
Strawinsky helaas weg. De dubbel-fuga
waarin koor en orkest ieder hun eigen
thema en hun eigen ontwikkeling heb
ben en waarbij een prachtig polyphoon
spel van hobo en fluit is verwerkt, komt
toch nergens tot de berusting van het
verhoorde gebed. De grondtoon van het
eerste deel weerhield Strawinsky. De
lofprijzing ten slotte is de gehele Psalm
150, maar zonder de werkelijk hymni
sche extase. De strenge mineur-tonali-
teit van dit deel wordt telkens door
broken met majeur-oplossingen en het
is alsof Strawinsky daarmee zijn slijk-
gebondenheid wilde uitdrukken: de
waarachtige blijdschap kreeg geen kans
volledig door te dringen. De goddelijke
glans over de ontredderde en ontluis
terde wereld is niet zichtbaar, het ge-
klank der schallende cimbalen over
stemt niet het zuchten der ellendigen.
In de strenge beheersing van haar
contrapuntiek en de voorbeeldige syn
these der vocale en instrumentale ele
menten behoort deze symphonie onge
twijfeld tot een der meest meeslepende
werken der hedendaagse toonkunst,
maar haar geesteshouding is niet die
van de psalmdichter. Hoe geheel an
ders, hoe veel positiever, is dan de
Psalmen-Symphonie die onze landgenoot
Henk Badings enige jaren geleden
schreef voor koor en orkest. De uitvoe
ring van Strawinsky's werk is op deze
plaat subliem. Ferenc Fricsay, die de
Opera's in Boedapest en Wenen leidde,
die een vaste verschijning is bij de
Salzburger Festspiele. die het muziekle
ven in West-Berlijn na de oorlog nieuwe
krachtige impulsen schonk, Ferenc
Fricsay. heeft het werk volledig door
grond en een fantastische zuiverheid
en homogeniteit weten te bereiken.
Een zeer bijzondere opname.
TV AN de andere plaatzijde is opgeno-
men de „Petite Symphonie concer
tante" van de Zwitserse componist Frank
in het handje in werkelijkheid be
tekenen wanneer daar al de be
lastingen en de rest van zyn af
gehouden. Maar ik ben daar lang
mee opgehouden. Het bleek te
academisch om dergelijke vertogen
af te steken. En ik ben en blijf
in veler ogen een luxe-paardje,
dat zich voor één clubuur per
week in goud laat uitbetalen. Zij
het dan ook dat men erkent dat
ik in dat ene uur wel iets be
reik: „Wat een geduld
Penningmeester: „Als er nou geen
wonder gebeurt
Nu zou het zo erg niet we2cn
wanneer alleen de clubouder»
dit dachten, maar ik ontdek hoe
langer hoe meer dat men ook
elders met dergelijke opvattingen
speelt. Mag ik het u eens ver
tellen? Het luxebaantje omvat zes
dagen van gemiddeld elf uur
arbeid. De cluburen kunnen Im
mers niets opleveren, wanneer ze
niet gepaard gaan met een gron
dige voorbereiding enerzijds en
met voortdurende huisbezoeken
anderzijds. Terwijl er doorgaans
per week tien tot twintig actiui-
Martin, die geruime tijd in Amsterdam
heeft gewoond, gehuwd is met een Hol
landse fluitiste en thans een der toon
aangevende componisten van Zwitser
land is, is wat de twaalftoontechniek
betreft één der volgelingen van Arnold
Schönberg. Liep deze echter vast in
zijn eigen experimenten, Frank Martin
heeft deze techniek echter gesublimeerd
(net als Alban Berg in zijn opera
Lulu" deed) en er een schier klas
sieke waarde can gegeven. Het sterkst
blijkt dat wel uit deze „Petite Sympho
nie concertante", een concerto grosso,
geschreven voor twee strijkorkesten en
een solistengroep van piano, cembalo
en harp. Dit verrassend knap en emo
tioneel geschreven werk geeft duidelijk
aan. dat Martin's muzikaal gedachten-
leven niet op doctrinaire wijze zit vast
gekoppeld aan het twaalftoon-systeem.
Het zal de oningewijde hoorder niet
eens opvallen, zo klassiek, zo helder, zo
schoon als dit werk is. De drie delen
zijn van een schier barokke speelsheid
en zuiverheid. En het is wederom Fe
renc Fricsay. die met het Rias-Sympho-
nie Orkest uit Berlijn, de pianiste Gerty
Herzog, de ccmbalistc Silvio Kind en
de harpiste Irmgard Helmis een uitzon
derlijk doorzichtige, sprankelende en
technisch volmaakte vertolking van d)t
werk geeflt op de D.G.G.-langspeelplaat.
Aan beide zijden is deze plaat dus van
CORN. BASOSK1
is met Zondagsscholen of met 3
andere opvangingsar beid. Voor
die in totaal zeventig arbeidsuren 4
per week ontvangt de jeugdleid-
ster maximaal bruto zestig gulden.
Daarvan gaan dun de nodige be- 3
dragen af. zodat er in het beste 3
geval vijftig gulden schoon over- 9
blijven; meestal heel wat minder. 3
Velen hebben daarvan dan nog 3
vroeger gemaakte studieschulden
af te lossen. Velen hebben trou- 3
wens slechts een zakgeld van 3
vijftig gulden per maand, zolang 3
cc niet helemaal volleerd zijn. En 3
allen hebben er rekening mee te 3
houden dat er zo maar een moment 4
kan komen dat de penningmeester 3
met een somber gezicht zegt: „Als 3
er nou geen wonder gebeurt, weet
1 k werkelijk niet waarvan ik je
dc volgende keer wat moet uit- 3
keren Penningmeesters kijken 3
nog al eens somber. De onze ook. 3
Vooral wanneer we zoals dit jaar 3
in de afgelopen maanden ruim 3
zevenduizend gulden zijn achter- a
geraakt en de here Meimaand in j»
totaal slechts luttele giften op- 3
leverde
Zeg ik dit nu om te klagen? 9
Dan kent V me niet.' Ik geloof 3
namelijk dat we ondanks alles 9
toch een luxe-baantje hebben.' 3
Niet in de zin dat we het er royaal g
by hebben. Maar wel in die ande- o
re zin dat we iets mogen doen. 3
dat door millioenen niet als brood- 3
nodig wordt gevoeld, ofschoon het 3
inderdaad meer dan onmisbaar 3
is. Wy mogen immers werken te- 3
midden van de volwassenen van
morgen en overmorgen. Goed, ve- 0
lm vinden dat blijkbaar overbo- jj
dige weelde. Velen vinden het vol-
doende om kinderen zo'n kleine j?
dertig uur per week In stikvolle ,1
schoolklassen op te bergen vyf- 3
tig in één lokaal en hen by
verder gebrek aan ruimte naar b
dr straat te verwyzen. Maar we 3
mogen deze kinderen dan toch p
maar opvangen, helpen, begeleiden.
Proberen er met Gods kracht vol- 3
waardige mensen van te maken'
ntitiïeCfti-ü-.'tiiïr-ü-Ci-ü-eeü-üïi-ttii-ti-Ceü-b-üfeti-Z-ü-ü-bir
Hiebel bij de massajeugd
luxe-baantje
JA, de ouders zijn overtuigd dat
club juffen slapend rijk worden.
Ze hebben die stellige wetenschap
uit verschillende bronnen. Eer
slens: er is nu eenmaal altijd ge-
bédel voor dit werk. In het groot
en in het klein. Door landelijke
en plaatselijke collectes. Via arti
kelen in krant en tijdschrift. En
wanneer er, zoals in de volkswijk
per jaar zo ongeveer honderd
duizend gulden nodig is, om het
werk te kunnen verrichten, en
daarvan juist bij dergelijke
inzamelingen bericht wordt ge
daan, dan kan het niet anders of
de ouders vangen hierover iets
op. Hun gevolgtrekkingen zijn
kort en bondig. Laten ze van de
twintig gesalarieerde krachten er
vijf kennen, dan redeneren ze
meteen dat elk hunner dus twintig
mille per jaar krijgt. Ze kunnen
ook wel niet anders begroten. Wat
weten zij van gebouwkosten, van
materiaaluitgaven, van kamp-
prijzen, van duizenden andere
posten? Een potlood, een stuk
papier ze kosten immers maar
'n paar cent? De verschillende
clubgebouwen std&n er toch, en
'n potje verf dat ze nodig ver
dienen betekent toch ook al
weer geen kapitaal?!! Met andere
woorden: al dat geld is voor de
leiding. En die verdient derhalve
krankzinnig véél. Denk eens aan:
20.000 gulden per jaar, dat is zo
rond vierhonderd per week. En
dat voor een clubjuf zonder gezin
Is het geen schande?
In het begin heb ik wel eens
geprobeerd om uit te leggen dat
we al razend gelukkig zouden
wezen met honderd per week. Ik
heh er aan toe trachten te voegen
dat menig ander arbeider dat
inderdaad haalt wanneer je maar
eens let op alle sociale lasten die
het bedrijf voor zijn rekening
en eventuele mederekening van de
arbeider pleegt te nemen. Ik
heb zelfs gepoogd om hun voor
te rekenen hoeveel vijftig gulden
Uit de
VOLKSWIJK
feiten per leid(st)er te verzorgen
zijn. En terwijl bovendien de
'/.nndaa non nnnr eeti Heel he-ef