f onze jeuqö-p&qin&f
Het ventje met de mondharmonica
JEZUS STERFT
r
S)e cirkelgang van Wet
6
ZONDAGSBLAD 2 APRIL 1955
<~DerteUing van CTïleeuio van <~Q.otterdam
muur van een oud pakhuis.
In zijn knuistjes houdt hij een kost
baar instrument geklemd.zÜn
mondharmonica. Telkens moet hij er
heel even naar kijken, 't Is ook zo'n
wondermooi ding, dat kleine, glanzen
de orgeltje.
Naast hem, boven de rand van een
grote, stenen trap. donkert de ingang
van een smalle steeg.
Heerlijk veilig is het hier, zo in
dit stille, vreemde hoekje.
Over de oude stadshuizen valt lang
zaam de avondschemer.
Het gelige licht van de etalages
doet de vochtige straat zacht glan
zen.
Hoog in de grauwe schemer laa! de
torenklok een zware, sombere slsg
horen.
Even komt het jongetje wat over
eind.
Tegenover hem loopt iemand de
straat over. Is het moeder, die hem
zoekt misschien? Jammer zou dat
zijn.
Nee., gelukkig... 't Is een vreemde
vrouw. Ze let niet op hem.
Haar vlugge voetstappen verdwij
nen klikkend in het donker van de
steeg.
Zou hij nu heel zacht een liedje
spelen gaan?.of.of zou dat vreemd,
zou dat raar zijn?
Toch... Opeens durft hij. 't Is een
liedje van school. ,,Daar ruist langs
de wolken een lieflijke naam".
Mooi klinkt dat, zo langs de straat.
Als meester dit nu eens horen kon.
Hij zou het vast ook prachtig vinden
Meester hield immers ook veel van
muziek.
Langzaam begint hij wat luider re
spelen. ..Die hemel en aarde ver
enigt..."
Hé wat was dat nu zo opeens
Kriebelde daar iets? Streek daar iets
langs zijn benen? Huu... wat griezelig.
Meteen vergeet hij zijn mooie lied
je. vergeet hjj ook om verder te
spelen.
Dan... heel dicht naast hem, in het
donker, klinkt zacht en klagend een
stemmetje: „Miauw... miauw!"
't Is een kleine, zwarte poes. Haar
kopje gaat strelend langs zijn wollen
kousen.
Meteen is het ventje zijn schrik
vergeten. ..Poes... poesje, kom dan
maar", fluistert hij zacht. „Wat doe
jij hier zo alleen op straat?"
Voorzichtig streelt hij het over het
warme lijfje. „Domme poes... moet
jij verdwalen... of kor^ je luisteren
naar mijn mooie muziek, mijn orgel
muziek?"
„Miauw!"... klinkt het weer zacht.
„Miauw!"...
„Kom dan maar heel dicht naast
me ztiten."
Voorzichtig trekt hij het beestje
naar zich toe. „Zal ik iets voor je
spelen?' iets heel moois? Luister
dan... maar stil zitten hoor."
Opnieuw speelt hij het liedje van
school. „Daar ruist langs de wol
ken..."
In zijn hand begint het warme lijf
je opeens te trillen. Het is van bang
heid. Dat vreemde geluid... zij vindt
het helemaal niet mooi.
Ze krabbelt zich los en... hup!...
Met een fikse sprong wipt ze op de
veilige trap en verdwijnt dan zomaar
opeens in de donkere steeg.
„Domme poes", zegt spijtig het
ventje. Even gluurt hij over de rand
van de trap, maar het kleine, ang
stige beestje is nergens meer te zien
Als hij opnieuw in zijn hoekje wil
wegschuilen, beginnen er uit de grau
we avondhemel langzaam druppels te
vallen, grote regendruppels.
Jammer is dat. Nu is zijn mooie
spelletje meteen uit.
de regen.
Onder het gele schijnsel van de
etalages gaat hij op weg naar huis.
Naast de smalle, donkere steeg
blijft het stille hoekje eenzaam ach
ter.
Hij is bij de grote, oude kerk ge
komen. De kerk met haar hoge. don
kere ramen, waardoor een mat lamp
licht naar buiten schijnt.
Daar ergens, heel hoog moet het
orgel zijn. Het echte, grote orgel.
Zou het spelen?... Zou er iemand
binnen zijn misschien?
Luisterend blijft hij staan.
Stil eens... Daarachter de dikke
muren klinken de donkere tonc-n van
he» kerkorgel.
Zou het de dominee zijn, die daar
speelt? Misschien wel.
Maar dan... 'dan moet de deur be
neden open zijn. Zal hij even luis
teren gaan?
Aarzelend loopt hij naar de zware
kerkdeur en voorzichtig neemt h>j de
grendel tussen zijn vingers. „Piep...
piep!" doet knerpend de deur
Hij schrikt. Als de koster nu eens
komt, wat dan?
Weifelend blijft hij staan. Zal bij
de deur weer voorzichtig slui'.en en
dan stilletjes weggaan?
Maar daarboven... de donkera mu
ziek daarboven... 't Is zo mooi. zo
heel erg mooi. Hij wil luisteren... heel
even maar.
„Piep!"... gaat het weer. Zijn hart
je bonst van ingehouden spanning.
Maar dan... even later, staat hij als
een klein, nietig mensje in de grote,
donkere kerkruimte en daarboven,
heel hoog op het deftige orgel brandt
het lampje.
Door een nauwe spleet ziet hij tel
kens het hoofd van de dominee eeu
beetje bewegen. Het grijze haar
glanst zacht in het licht.
Onder de preekstoel staan als stil
le. donkere schimmen de kerkbanken.
Daar zal hij zitten gaan, net als Zon
dags met vader en moeder.
Opeens bemerkt hij, dat hij zijn
klompjes nog aan heeft. En klompen
in de kerk, dat mag niet. Als de kos
ter het eens wist...
Op zijn kousen loopt hij het kerk-
pad door, zijn klompen in de hand.
Hier, in deze bank zal hij zitten
gaan.
Hoog in de schemerige ruimte,
staan de engelen met hun glanzende
bazuinen. Het is net, alsof ze ook
meespelen, heel zacht en zwevend.
Stil staart hij naar boven. Dan...
even later zwijgt het orgel.
Vreemd stil is het nu. Het maakt
hem eigenlijk een beetje bang.
Als de dominee hem nu eens ont
dekt? Of... als de koster eens binnen
komt...?
Daarboven zoekt de dominee tussen
de boeken.
Dan opeens... „Boem!... boemere-
boem!..."
Plotseling valt er een klompje.
Luid rommelend rolt het door de
kerkbank.
In felle schrik staart hij naar bo
ven. Zal hij wegvluchten, het lange
kerkpad door.
Haastig tastend gaat zijn hand over
de vloer. Gelukkig, daar is het.
Boven wordt het gordijntje opzij ge
schoven, en het hoofd van de domi
nee buigt zich wat naar voren. Zijn
Lijntjes
streepjes
en
stipjes
Wat een wir-war
van lijntjes,
streepjes en stip
jes! Wat zou dat
nu toch wel moe
ten voorstellen?
Weet je wat je
doet: je pakt een
potlood en maakt
alle t>akjes, waar
een punt in staat,
zwart. Dan ont
staat vanzelf een
tekening, Doe je
bestDe oplossin
gen verwacht ifc
vóór Dinsdag en
zullen jullie niet
vergeten, naam,
voornaam en
adres in de brief
te schrijven?
blik zoekt in de schemerige ruimte.
„Is daar iemand?" roept dan zijn
stem.
O... wat moet hij nu zeggen? Zijn
keeltje, angstig dichtgeknepen, stot
tert: „Ik... ik kon er niets aan doen
dominee."
De dominee komt wat overeind. Dan
bemerkt hij hem.
„Maar kereltje, ben jij 'et? Zit jij
hier zomaar alleen in de kerk? Wat
een kabaal maakte je toch. Het deed
me schrikken... Jij wilde zeker naar
het orgel luisteren hè?"
(Volgende week verder).
onze BRievenBus
Beste neven en nichten,
Deze keer hadden
jullie niet veel moei
te met de puzzle, is
het toei? Toch waren
er kinderen, die de
bedoeling niet be
grepen hadden. Jul
lie moesten van dat
plaatje voorwerpen
opzoeken, die er
twee maal op voor
kwamen. Dat waren:
twee eieren, twee
dobbelstenen, twee
ballen, twee punai
ses, twee spijkers en
twee lucifers. Maar
sommige kinderen
stuurden me een
lijstje, waarop ze alleen maar alle
voorwerpen opgeschreven hadden!
De hoofdprijs is voor Teunis den
Otter en de troostprijzen voor Nico
van de Wetering, Zwartoogje" en
Heleentje Mos. Wel gefeliciteerd, hoor!
Is er een nicht, die wil correspon
deren met een meisje van 13 i 14
jaar? Schrijf dan maar eens naar Ellt
Riegman, Korte Koedoodsedijk, Ba-
rendrecht.
Rietje Kroon schrijft me. dat moeder
busje hoorde er niet bij. Evelyn Man-
tin*. dat was om te foppen. Houd
jij zoveel van rolschaatsen, Gerrie Foa-
sen' Wat leuk. Koel van der List,
dat moeder gelijk met de schooljuffrouw
,ari£..ü dan heb W dubb<?l feest, hè?
Willy en Janny Boing hebben me ook
weer eens geschreven. Nou. Tineke
Jansen. je zusje Paulientje heeft heel
gekregen, hoor! Je zusje was
beetje te klein om
de hand was.
natuurlijk nog
te snappen wi_
Coble Stlkkrloram. Er stond
en daarachter de letters ..eun". Coble
v. Kruk. dus dat betekende „te steu
nen". En hoe zoa dat Paasrapport
wel worden. Sljtko Zonneveld? George
Rnvenek vraagt hoe oud je moet zijn
om nog te mogen meedoen. Meestal tot
een jaar of veertien, George, maar als
je langer meedoet is dat geen bezwaar,
hoor. Willy en Trnssje Buynink hopen
maar dat ze overgaan op school. Dat
hoop ik ook voor jullie! Dat lijkt me
wel een prettige pen om mee te schrij
ven. Ineke v. d. Ende. - Heb Je wel
eens een bloemstukje gemaakt met een
gewoon stuk boomwortel, Ike Lonwe-
rens? Dus je kunt niet meer van de
hoge wipplank afspringen, Lientje Kle
ver. En Nelly en Micke, kunnen die al
zwemmen? Je moet je zusje maar
hartelijk bedanken voor de paasteke-
ning. Jupie v. d. Bent. Ben je
nu weer helemaal beter, Irene van Roe
kei? Ik kijk al uit naar een lange
brief van jou. Helma Benschop. Wa
terlelie zegt dat ik dom ben. maar ik
denk dat Waterlelie zelf een beetje dom
is! Fijn dat je de bal mooi vond,
Gerrit Leroy. Dat is heerlijk, Annc-
loes van de Lang. dat oma al weer op
mag. Als je de puzzle te moeilijk
vindt, mag je gerust alleen een brief
schrijven. Truus Koornneef. Dat geldt
ook voor Cor Pronk. Ik hoop dat je
gauw weer beter bent. Kees Borst.
Rij Wasbauer heeft me een leuk rijm
pje gestuurd. Ik zal het onthouden, hoor
Ria! Nu had je netjes geschreven,
Thra Geleijnse. Jammer dat jij Saskia
en Jeroen niet meer kunt horen. Hoe
heet je vriendinnetje nog meer dan Bet*
ty. Maja van Kampen? Dat school
zwemmen zul je wel heerlijk vinden,
Wim ter Horst. Ja, het is fijn dat het
lente is. Roel Hebben jullie een
hond thuis. Ria Debens? De vorige
week is er in het antwoord aan Kees
en les van den Hoek een regeltje weg
gevallen. Er moest staan: „En was
mammie blij met de nieuwe botervloot.
Kees?" Ik had je dus niet expres ver-
feten, Kees. Zul je niet meer zo onaar-
ig doen? Zou jij nog wel in de box wil
len. les? Je had de oplossing goed.
Nlesje Konijnenburg. Je moet Anneke
maar vaak bezoeken of een briefje
schrijven. Nelly van de Kruk. Zij mag
mij ook wel schrijven, hoor. Ik denk
dat jij het ook nog wel leuk vindt om m
het zand te spelen, Marijke de Vlieger.
Heb jij een wekkertje nodig om vroeg
op te staan Dickie de Krnijf? Dus die
inktlap kwam goed van pas. Sneeowvlok-
Je. Talk te Ham spaart voor een nieu
we fiets. Je hebt het zeker druk met je
huiswerk. Jan van Es. Het was heel
duidelijk. Tradie Morgenstern Wat
lijkt me dat een fijn zadel. Tonny Ree
horst! Mieke Poot verheugt zich al
op de paasvacantie, want dan gaat ze
fijn logeren bij opa en oma. Ik vond
het een erg leuke foto, Gerda Speljer.
Klein maar dapper, moet Je maar den
ken. Jannie Konijnenburg heeft al
23 medailles. Waarvoor allemaal, zeg?
En doet Roza ook al mee met de mar
sen? Nou. nou. dat zal een klap ge
geven hebben, toen jullie met zijn bei
den door het ledikant zakten. Peter de
Jong. Is het schortje al af, Anneke
Vermeulen? Wat had jij leuke teke
ningetjes op je brief gemaakt, Ilennie
de Lange. Nu, Jij hebt inderdaad
goed uit je doppen gekeken.Jan Kra-
Waarom stond er een foto
chije in de Eiizabethbode.
jJe_bliJfl maar goed
een kippenhokje. Nee. ik was je nog
niet vergeten, Ina van der Staay.
Ach. wat fijn, Jaap van der Torre, dat
mamma weer thuis komt en nog wel
een broertje meebrengt! Dat die klu
wens er niets mee te maken hadden,
begreep ik wel. Joke Hoogcrwerf; je
had het weer keurig gedaan hoor.
Het was een afgebrande lucifer,Ber-
tje Alblas We zullen nog wel eens
een rebus doen. hoor Corrle Bokhorst.
Ja. die takjes beginnen nu ook te stui
ven, het is wel een leuk gezicht, vind
ik. Dat zal wel eem mooi boek zijn,
Greetje. ik ken het niet. Hartelijk be
dankt voor je plaatje, hoor! Hoe is
het gegaan met die eerste orgelles.
Arle Stam? Jij bent nogal eens
bruidsmeisje. Beppic Roos. je vindt het
toch wel leuk? Dat lijkt me erg
moeilijk, op het bord tekenen. Ineke van
der Plas Maagje de Bruin stuurde
me een mooi versje. Is de verjaar
dag leuk geweest. Freddie Kcdler? Heeft
Lida voor je gezongen? Wat fijn.
Lenle Visser, dat je al zoveel geld bij
elkaar hebt kunnen brengen voor die
speelplaats. Jij wint ook wel eens
een prijs, AH van Vnnren. Dat versje was
louk, zeg. Corrie Nell geeft me een
hele opsomming van wat ze allemaal
op haar verjaardag heeft gekregen
Hoe gaat het met de blokfluit. Plet Lok
ker? Is je zusje al weer beter,
Maaike Bambacht? Ja. het was wel
even uitkijken. Frita van de Water. Doe
de groeten aan Dik en Goofke. Zo,
Sjaak Sles. doe jij mee aan een voor
dracht? Wat knap. zeg. wat moet je
doen? Is het een mooi boekje. Jaap
Stolk? Ja. in de vijfde klas wordt
het natuurlijk wel moeilijker. Sijda Vlieg
doe maar goed je best. Ik kon het
best lezen, hoor GreUia Maan. Zijn de
lammetjes lief, Nelly? Zijn er veel
broeiramen weggewaaid. Jan Bakker?
Wimmie van Eljgen is overgegaan,
wel gefeliciteerd, hoor. Kon je grote
broer de puzzle ook niet oplossen. Ria
Leerling? Heeft hij jou nog geholpen.
Nellie? Welke verjes zingen jullie op
de tweede Paasdag. Annie Vink!
En hier zijn de nieuwelingen: Jacob
Robijn. Bertje Barends, Dikkie van de
Oever, Mattie Diemer, Greetje van der
Kaaden, Leenderd en Ankie Korving.
Corrie v. d. Bent. Tineke Harting, Anton
Korevaar. Leo Molenaar, Marianne van
Beelen. Krijn de Jong. Joost Mans.
Hartelijk welkom!.
nendonk.
Nita de Bruin.
Je best doen. Jannie Vonk. dan win Je
vast nog wel eens iets. WOly en Kees
Romans van den Dries spelen vaak ia
SS6I HHdY Z
ZONDAGSBLAD
aviasovoNoz
2 APRIL 1955
Z
3
De glans i>an Uwe ogen is gedoofd.
Gij buigt in opperst lijden 't heilig hoofd.
De armen, die Gij teder hadt gestrekt,
Zijn wreed gespalkt en gruwlijk uitgerekt.
De handen, die Gij zeegnend hadt gebeurd,
zijn fel doorspijkerd en met bloed besmeurd.
Uw hart, dat schreide om der mensen nood,
is nu verstild, gebroken in den dood.
O Jezus, voor wie boos en schuldig zijn
draagt Gij geduldig deze bittre pijn.
Gij wilt zelfs wezen tot een toeverlaat,
die U nog honen in 't vertoond gelaat.
JO KALMIJN—SPIERENBURG
heRinneRinq 6&n het voorjaar vin 1945
öoor &nnie VReeL&nö
OP een Zuidhollandse boerderij tok
te een kip, dat ze een ei had ge
legd. Het was van meer dan middelma
tige grootte. En dit was een prestatie
want het kippenvoer was zeer schaars.
Ook het ei kwam op de bbnnenlijst voor,
al duurde het honoreren er van dikwijls
De boerin nam het ei uit het nest. het
lag warm in haar hand. Aan de blanke
schaal plakte een pluisje. Ze liep er mee
naar de keuken. Daar wikkelde haar
broer zes verse krieleitjes in proppen
krantenpapier. Hij liet ze voorzichtig
in eerr. broodzakje glijden. Toen hij dit
in een tas. waarin zic'.i reeds peulvruch
ten, een stukje spek en boter bevonden,
wilde doen. weerhield de boerin hem.
„Hier is nog een ei. warm uit het
nest en vast een met dubbele dooiers.
Dat krijgt Wiesje extra van m.j. Als ze
zo smalletjes is. heeft ze die versterking
hard nodig. Ik hoop, dat we spoedig vrij
zullen zijn en er een einde aan het hon
geren komt, Bart.
„Dat hoop ik ook. Er. dit is een
prachtei," zei Velders. Hij wikkelde
ook het grote ei in papier *n bedankte
zijn zuster nog eens.
Zijn zwager bracht hem toen met de
vrachtwagen tot aan de rand van de
stad. En zonder ongeval bereikte Vel
ders zijn huis.
Met grote ogen in haar doorschijnend
gezichtje zat Wiesje aan tafel.
Velders pakte de eieren een voor een
uit. het grote het eerst. „Kijk eens
Wiesje. wat een mooi ei! Dat is extra
voor jou! En de andere mag je ook heb
ben. hoor. Zal moeder dat grote ei voor
je klutsen of heb je 't liever gekookt of
gebakken?"
Even nam Wiesje het ei in de mage
re hand. Ze blies het pluisje wat op en
intussen zag Velders. dat ook de andere
eieren geen schade hadden geleden.
Toen hij weer naar Wiesje keek. zag hij
een glans in haar ogen, die hij de laat
ste dagen pijnlijk gemist had.
„Is dat ei echt voor mij?" vroeg ze.
„Echt voor jou, hoor", zei Velders
„En mag ik er dan mee doen, wat ik
wil?"
„Die delen we met ons drietjes." zei
het meisje. „Maar dat grote ei wil ik
graag aan meneer Poldervaart geven."
„Aan meneer Poldervaart. Wies?"
„Ja, nu er geen school is. leest hij me
hier zo vaak iets voor. En hij heeft me
ook mooie boekjes gegeven, dat weet u
toch wel? En verleden week zei meneer,
dat hij zo'n trek in een spiegelei had.
Hij is in de klas ook zo aardig voor me.
Toe. vader, breng hem dat ei! Hij
woont in de straat hierachter, op num
mer 70, vader.."
en ontzet. Nu hij de honger zelf j
lijve gevoelde, sprak die uit 't verleden
nog sterker dan vroeger tot hem. En
hunkerend dacht ook hij aan de wenken
de vrijheid.
Leo gaapte een paar maal achter zijn
hand. Duizelig sloot hij het boek. Dat
zwaktegevoel werd hem de laatste da
gen telkens de baas. Hij gaapte op
nieuw. Als hij maar eens een splegel-
eitje kon bakken! In het noodkacheltje
lagen wel enkele houtjes. En een kluitje
boter was er nog in de kast. Hij werd
de bietenkoek, die hem dagelijks voor
gezet werd, meer dan beu. En hij ver
droeg die ook niet te best. Hij hoorde
een kleuter soms zingen: „Weg met de
suikerbieten, ik kan ze niet meer zien
Oranje boven!" En daar stemde hij
hartgrondig mee in.
In zijn verbeelding zag hij een knap
pend ei in de pan. Hij rook de geur en
verdiepte zich even in dit culinaire ge
not. Maar het was ook een Tantalus
kwelling voor hem. Wanneer zou hij
weer eens werkelijk een spiegelei con
sumeren?
Hij schrok van een klop op zijn deur.
Wie kon dat ztfn? De bezetter had ook
hem wel eens naarstig gezocht.
Maar Wiesjes vader kwam binnen.
Hij vertelde het doel van zijn komst en
gaf Leo het ei. „Wat een pracht exem
plaar." zei Loe en blies het pluisje wat
op. Het was. of het sprookje van: Ta
feltje dek je. Ezeltje strekje, werkelijk
heid voor hem werd. Want nog geen
vijf minuten geleden had hij naar een
U-..1- g een spie-
voorlezen had hij haar de natuurlijke
honger wel eens doen vergeten Het ont
roerde Leo. dat zij aan hem had gedacht.
't Is heel lief van Wiesje. maar zij
heeft dat ei zelf te hard nodig." ze Leo.
„Nee. 't Is voor u, meneer Polder
vaart. Klutst, kookt of bakt u het maar.
Wiesje heeft nog een half dozijn eitjes.
Mijn zuster is met een boer getrouwd,
ze helpen ons zoveel ze kunnen En
ik geloof, dat de bevrijding voor 't Wes*
ten dichtbij is," zei Velders.
T EO was weer alleen. In zijn ver-
beelding werd het ei haast
j vond zich p
zelf op te eten.
hij
ei 1
Aan de overzij woonde opa Van Lingen.
Hij was destijds aan de evacuatie ont
snapt. En hij zag er de laatste dagen
zo akelig uit.
Leo wilde in edelmoedigheid voor
Wiesje niet onder doen. „Misschien
maakt opa de bevrijding niet mee, ik
geef hem dat ei.
Leo streek langs zijn rasperig stoppel
gezicht, scheerzeep had hij niet meer.
Dat ei mocht hem niet langer verzoe
ken en tergen. Vlug ging hij er mee
De oude man mummelde aan een bie
tenkoek en zo waterig had Leo zijn
blauwe ogen nooit eerder gezien. Hij
miste zijn pijpje tabak, daar was hij zo
aan verslaafd. Zijn eenzaamheid greep
de bezoeker aan.
„Smaakt de bietenkoek, opa?" vroeg
Leo.
„Ik wen er wel aan, al heb ik ook
liever iets anders, meneer Polder-
„Dan krijgt u iets beters van mij. een
heerlijk vers ei.. Wat denkt u hier
van?" zei Leo.
Het ei verhuisde naar opa's bevende
hand en ook hij blies naar het pluisje.
„Wat een groot ei! En is dat voor
mij?" zei opa beduusd.
„Ja. klutst, kookt of bakt u het maar.
Het werd me geen kwartier geleden ge
bracht en ik wilde, dat ik er duizenden
weggeven kon.. Geef het mij nu maar
weer, dan leg ik het op de tafel, 't Zou
jammer zijn, als de struif op het stoffi
ge vloerkleed terecht kwam." zei Leo.
„Dat zou het," zei opa. Hij schoof de
bietenkoek van zich weg. „Het is erg
aardig van u, om aan me te denken,
meneer Poldervaart, maar ik ben haast
tachtig. Voor Wout. mijn kleinzoon, ligt
het leven nog open. Als hij maar niet
zo'n kieskauwer was! Denkt u. dat Wout
bietenkoek eet? Het gaarkeukeneten
kijkt hij ook al niet aan. Maar dat ei
zou een tractatie voor Wout zijn! Ik
mag het hem toch wel geven?" zei opa..
..Zit Wout bij juffrouw Van Dam in de
klas. opa?" vroeg Leo.
„Ja, ze is zo aardig voor Wout. Ze
leest hem vaak voor en gaf hem ook
boekjes. Ik ga straks weer naar mijn
kleinzoon, meneer Poldervaart."
„Als u ten behoeve van Wout afstand
wilt doen van het ei. bent u er vrij in.
hoor opa. Maar ik had het u heel graag
gegund. En nu stoor ik u verder niet in
uw maaltijd," zei Leo.
NA zijn vertrek liet opa de bieten
koek in de steek. Zijn benen leken
eensklaps verjongd, het was of dat ei
hem, zonder dat hij 't had gebruikt,
nieuwe krachten toevoegde. Buiten
adem bereikte hij het huis van zijn
Lusteloos lag de kleine Wout in bed.
Maar toen hij opa zag, kregen zijn flet
se ogen wat glans. „Fijn, dat u weer
komt, opa," zei Wout.
„En opaatje heeft ook wat voor je
meegebracht, joh. Kijk es. wat ik hier
heb. Wout..." Trots toonde opa het ei.
Nu lag het in Wouts tengere hand en
ook hij blies het pluisje wat op. ..Wat
een mooi ei! Dat zou ik graag willen
kleuren! Maar 'k heb er geen verf
voor. jammer, h^. opa?"
„Je moet het lekker oppeuzelen, joh.
Ik was zo bang. dat ik het zou laten val
len. Opa's handen beven wel eens.
Wout. Hoe wil je het ei nu hebben? Ge
klutst. gekookt of gebakken?" zei opa.
„U moet het zelf opeten, opa
„Ik eet wel bietenkoek. Wout. daar
wen ik wel aan. En ik ben blij voor jou
met dat ei. Geef het nu maar aan opa.
dan leg ik het op de tafel. Anders maak
je nog struif op de dekens," zei opa.
Zonder barstje verhuisde het ei naar de
tafel.
„Opa, als u het ei niet wilt hebben,
mag ik er dan mee doen, wat ik wil?"
vroeg .Wout na een stilte
„Wat wil je dan, joh?" vroeg opa
voorzichtig.
..Dat u het bij juffrouw Van Dam
bracht! Ze leest me zo vaak iets voor
DROMEND TEMIDDEN
en heeft me ook mooie boekjes gegeven.
En ik heb nooit iets voor haar. Ze woont
hier in de straat, op nummer 50. U
brengt het wel. he opa?" zei Wout.
„Je bent m'n oogappel, Wout en je
gezicht wordt zo smal! Ik verwachtte
zoveel van dat el en ik wilde, dat ik er
duizend weggeven kon. Maar nu ik er
één heb moet jij dat zelf houden, joh".
„Als we vrij zijn. krijgen we niet al
leen haring en wittebrood, zoals vroeger
in Leiden, maar een heleboel eten. hoor
opa. En als u dat ei bij juffrouw Van
Dam brengt, eet ik vandaag een gaar-
keukenprak. En morgen ook, als u 't
graag wilt..."
„Echt waar, Wout?"
„Echt waar, opa!"
„Dan zal ik maar gaan. Wout."
MET het weer ingepakt ei ging opa
naar Liesbet. Hij liep nu zo vlug
niet, de moehe.d zonk weer in zijn be
nen. En hij was vreselijk bang, dat het
ei op de stoep terechtkomen zou.
Liesbet had vandaag naar familie in
een dorp willen gaan. Haar fietsbanden,
lang niet gebruikt, bleken bij onderzoek
te poreus, om er de verre tocht mee te
wagen. Ze had nu juist wat melkpoeder
en een snufje chocola tot een papje ge
roerd. Een keteltje water werd op het
noodkacheltje warm.
Toen ze opa zag. dacht ze direct be
zorgd aan zijn kleinzoon. „Wout is toch
niet zieker?"
„Neenee maar ik kom u iets na
mens hem brengen, juffrouw..."
In de kamer gaf opa Liesbet het ei.
Ze blies het pluisje wat op. Reeds als
kind was het haar ideaal, om zelf kip
pen te houden en eieren uit de hokken
te rapen. Het was een illusie gebleven.
Want Liesbet had nooit buiten gewoond
„Wat een knots van een ei! Krijg ik
dat van Wout?" zei ze verrast.
„Ja, juffrouw. Wout geeft het aan u.
Klutst, kookt of bakt u het maar."
„Ik stel het geschenk zeer op prijs,
maar Wout moet dat ei zelf nemen. En
anders is het voor u..."
Opa streek wat klam zweet van zijn
voorhoofd. „Hoor es juffrouw, dat ei
wordt me een beetje te machtig! Het
DER OCHTENDNEVELS
blijft nu maar hier. De gedachte, dat ik
het op straat breken zal maakt me te
zenuwachtig, juffrouw. U doet er maar
mee. wat u wilt. ik heb m'n zending
volbracht." zei opa confuus.
Liesbet had met hem te doen. zijn ge
zicht was zo broos. En het liefst had ze
hem het geklutst ei nu gegeven. Maar
hij zou het niet nemen en daarom roer
de ze in een tweede kopje wat melkpoe
der en chocola door elkaar. Ze schonk
het warme water er bij en gaf opa een
kopje. Voorzichtig dronk hij het leeg.
„Dat smaakt als... als..."
„Als nectar." zei Liesbet.
„Ja. zo zal het wel zijn..."
Na een tweede kopje keerde opa naar
zijn bietenkoek terug. Het ei lag op ta
fel. maar Liesbet bereidde het niet.
't Was aardig van Wourt, om haar zo te
bedenken. Nu ze toch niet op reis ging
zou ze hem morgen weer eens bezoeken.
Natuurlijk dacht Leo, dat ze al een
flink eind van huis was. Nu hij zijn Gi-
lette niet zo vaak als vroeger gebruikte,
zag Leo er ook zo akelig uit. „Ik zal
hem met dat ei maar verrassen," dacht
Liesbet.
Inderdaad dacht Leo aan haar, ze lag
hem na aan het hart. Zou de fiets haar
tot het eind van de reis kunnen dragen?
En zou het vehikel haar. vlak voor de
vrijheid, niet worden ontroofd?
Eensklaps stond Liesbet voor Leo.
„Jij hier?" zei hij verbaasd.
„Ja. de reis gaat niet door..."
„Had je pech met de fiets of was er
een val?"
'k Had twee lekke banden, maar
dat merkte ik thuis al, hoor Leo. Nu
wacht ik hier de bevrijding maar af.
Het kwam vanmorgen weer door. dat
het Westen ook wel vlug vrij zal zijn."
De lentezon bescheen de bietenkoek
op de tafel.
„Heb je de taart aangesneden?" zei
Liesbet.
„Uit bittere noodzaak," zei Leo.
Liesbet knipte haar tas open. Ze gaf
Leo het ei. waaraan het pluisje nog
plakte Perplex keek Leo er naar. „Je
ziet ktoch geen water branden?" zei
„Nee. maar... hoe kom Jij aan dat
Liesbet vertelde het hem. „Ik moest
het aannemen, Leo, maar ik heb het
niet nodig. Ik heb nog wat melkpoeder
en chocola, jij krijgt dat ei. Zal ik het
voor je bakken?"
„Ik moet jou eerst vertellen, welke
cirkelgang dat ei heeft gemaakt..." Aan
dachtig luisterde Liesoct. Toen Leo
zweeg, blonk er een traan in haar ogen.
„De bezetter heeft ons moreel ook
schade gedaan, maar al het goede toch
niet kapot kunnen maken. Ook niet in
de jeugd. Leo." zei ze.
„Goddank niet. Lieibet. Als dat goede
nu ook na de vrede maar bewaard blij-
De lentezon bescheen de bietenkoek
„Zal ik nu dat el voor Je bakken?"
vroeg Liesbet.
„Nee. leg het maar ln de kast. Mis
schien kan het een laatste lafenis zijn
voor iemand, die de bevrijding niet
meer meemaken zal, Liesbet..."
Langs het raam Hep een kleuter. Aan
haar hals hing een trommel, ze roffelde
met twee stokjes er op.
„Weg met de suikerbieten, ik kan ze
niet meer zien. Oranje boven!" zong
baar kinderstem hoog.