„WAT HEB IK EIGENLIJK
AAN LITERATUUR
Eerlijk en hard
ook voor oudere meisjes
"jl/TOEILIJKER is die weerzin bij de gemiddelde man tegen gepraat en
IfX geschrijf over kunst, cultuur, literatuur als minderwaardig af te
doen. Hoe vreemd het klinken moge: de man heeft tot op zekere hoogte
gelijk. Waar hij tegen in verzet komt (al weet hij het zelf niet precies, het
is een soort instinct) is het buitenlandse element daarin, de vreemdheid
aan eigen bodem. Onze cultuur,is een Nederlandse bewerking van allerlei
vreemde culturen. Nederland is altijd geweest een echoput van het
vreemde. Nu is dat op zichzelf helemaal niet erg. het is zelfs voor een
klein land onvermijdelijk, maar de gewone man gevoelt instinctief dat het
heeft gehaperd aan voldoende vernederlandsing van die vreemde in
vloeden.
Amerika, Engeland, Frankrijk enz. zijn
maatgevend. Europees zijn. op Europees
peil schrijven, betekent volgens de alge.
meen gangbare opvatting: je richten wat
onderwerp, stemming, methode en stijl
betreft naar de buitenlandse voorbeel
den: het eigen, Nederlandse karakter
moet min of meer verloochend, althans
verdoezeld worden. Cosmopolltisme is
r het werkelijk
Om ineens maar drie grote woorden
achter elkaar af te schieten: renais
sance, humanisme en klassicisme heb
ben in de eeuwen, die achter ons lig
gen, veel van het typisch-eigene ver
stikt en dit heeft het volk in zijn gees
telijke bewegingsvrijheid en onbevan
genheid geremd. Alles moest anders
heten en anders gespeld worden dan je
't uit je zelf noemen
angst werden de mensen hypercorrect
en gingen ('t gebeurt dagelijks nog!)
ennetjes schrijven waar ze niet, thuis
hoorden en verhaspelde vreemde woor
den gebruiken waar ze 't best met een
kernachtige volksterm hadden kunnen
Bodem-eigen
TJET ZIJN eigenlijk alleen de oude
Grieken geweest, wier cultuur, in
haar ontwikkeling althans, geheel
bodem-eigen was. Wel hadden ze ont
leend, o.a. aan Egypte en aan de cul
tuur van Tyru* en Sidon, maar letter
kunde, wijsbegeerte, hi6torieschrij-
ving, beeldhouwkunst, lichaamscultuur,
muziek, werden zelfstandig opgebouwd
Kunsten en wetenschappen waren ty-
pisch-Grieks en dit werd als vanzelf
sprekend aanvaard. Buitenlanders heet
ten barbaren. De Romeinen bootsten de
Griekse cultuur na en waren alleen
zichzelf ln het recht, de bestuursorgani
satie, publieke bouwwerken en realis
tische portretten.
De Renaissance her-ontdekte de waar
de van de gemengde Grieks-Romeinse
cultuur an de jonge volken vap Europa
leerden daarin het uitsluitend na te
streven ideaal zien. Van Erasmus is
geen woord geschrevexp Nederland» be
kend; alleen op zijn sterfbed zei hij als
laatste woorden: „lieve God"; de rest
wa» latUn, of Grieks. Vondel keek naar
Frankrijk- en het oude Rome. En dan
die vreselijke 18e eeuw (vreselijk in dit
opzicht althans) met zijn minnegoodjes
en oudwijfse antieke fabelen, welke
kiasslclstlsche ziekte ook Bllderdijk aan
kleefde. Men begrijpt nu de populariteit
van Cats, die. al was het In een alecht
nagebootste Franse versmaat, door en
door Nederlands was gebleven. Om dat
Nederlands-Calvinistische heeft Abra
ham Kuyper Cats zo geprezen en ten
voorbeeld gesteld. Er zat wat in!
De tachtigers keken weer naar En
geland (Shelley en Keats) en naar
Frankrijk (Zola, de De Goncourts, Huys-
mans, Maeterlinck). Altijd weer was het
buitenland beter en nooit werd een be
roep gedaan op de „diepere Hollander"'
(dit is wel gebeurd ln mijn roman Eldert
Holler). Ter Braak en zijn medestanders
wezen ook naar het buitenland en van
daag aan de dag ls het niet anders:
diepgaande crisla verkeert, ondanks de
brave streekromans, die zich zelden bo
ven het streekniveau uit tot het natio
nale niveau weten te verheffen. Politiek
en economisch ls Nederland sinds de
oorlog niet meer zichzelf en het ziet er
niet naar' uit, dat het dit ooit weer wor
den zal. Hoe moet het nu met het na-
tionaal-eigene? Is het niet de tijd de
ogen te openen voor de gevaren die hier
dreigen? En moet men niet dankbaar
zijn, dat in de eenvoudige man of
vrouw, die nog niet verbuitenlandst is.
instinctief verzet leeft tegen dit proces
van ontnederlandslng?
Schuttingwoorden
TJET IS DUS allerminst mijn bedoeling
A een lofzang aan te heffen op de Ne
derlandse literatuur van vandaag over
de gehele linie. Een terugvallen op de
sexuallteit als laatste toevlucht tn roman
en novelle; een voortdurend uitglijden
naar de kant van de pornografie; poëzie
«oma op het peil var) schuttingwoor
den; een geèstelijke armoede die inder
daad Europees, maar daarom niét min
der ontstellend is; een steeds verder
gaande afbraak van waarden, die uit de
Christelijke levenssfeer afkomstig
zijnhet zijn allemaal verschijnselen
waarvoor zij, die leiding geven, de ogen
niet mogen sluiten. Zeker, er Is winst
aan waarachtigheid en openheid. Met
in de poëzie zijn verschijnselen
van vernieuwing op te merken, hier en
daar bloeit „neues Leben aus den. Rui
nen" (Schiller), maar de voorlichter in
een Chr. dagblad voelt zich allesbehalve
geroepen alles maar prachtig te vinden
wat hij om zich heen ziet gebeuren. En
hij zal er zich wei voor wachten de ge
middelde man alles wat „lectuur" heet
uit de handen Je slaan en diezelfde han
den te vullen met alles wat voor litera
tuur doorgaat. Aan de andere kant be
treurt hij wat wijlen dr B. Wlelenga
reeds dertig Jaar geleden brandmerkte
als „ordinaire verhalenhonger" (die hon
ger is zo oud als de Wereld en van huis
uit niet ordinair), want het funeste is
dat men vaak niets anders dan
de vertelling kan waarderen. De zaak
is niet gemakkelijk! Vraag dat maar aan
onze Chr. bibllotheekmensen. Daarom
kan ik als voorlopige remedie niet be
ter doen dan met kracht onze mensen
oproepen tot de lectuur varv werken van
Christelijke, populalr-wetenschappelijke
aard. waarvan een overvloed aanwezig
is, die nog lang niet voldoende ln de
consumptie is terechtgekomen, Wie
daarvan eenmaal de smaak beetkrijgt,
is een rijk mens. Men komt er nooit in
uitgelezen en men leert door al deze
lectuur zijn tijd beter begrijpen. In dit
soort lectuur kan men zich schadeloos
stellen voor wat in de algemene litera
tuur zich te ver van het Christelijk den
ken heeft verwijderd en voor wat in
vele eigen Chr. romans beneden de maat
gebleven is. Maar dan moet men ook
begrip krijgen voor het betere werk op
het gebie^ van belletrle en poëzie, dat
onder ons verschijnt en dat onder een te
weinig aan belangstelling van de zijde
van onze mensen lijdt. Hier kan Ik ge
voegelijk mijn beschouwing besluiten,
want het is Juist de bedoeling van het
Cultureel Vanster de lezers hieromtrent
voortdurend in te lichten en te helpen
een eigen smaak te vormen, die nimmer
de betekenis van het Chrlstelljk-natto-
nale uit het oog verliest. Zo en niet an
dera, tjoen wij mee aan de Boekenweek.
1TE NAAM, waaronder ze in de
(boek)handel worden gebracht, is
niet zo suggestief «Ls hun fleurige om
slag, Boeken voor oudere meisjes. Men
zou, op die onwelluidende naam af
gaande, met een paar zinnetjes van de
neie in de boekwinkels rijk vertegen
woordigde rubriek ziA kunnen af
maken.
Hoeveel titels van boeken voor
oudere jongens kunt u me noemen?
Niét èèn? Nu dan. Wanneer de oudere
jongens, zodra ze aan het kinderboek
zijn ontgroeid, het met de boeken voor
volwassenen kunnen stellen, waarom
moeten er dan voor oudere meisjes spe
ciale meisjesromans verschijnen? Eigen
lijk is die scheiding tussen boeken voor
volwassenen en boeken voor kinderen,
zoals die in ons land veel te -scherp
getrokken wordt, toch al dwaasheid:
waarom moeten er dan als tussensoori
nog meisjesromans bijkomen? De mees:
populaire kinderboeken uit de wereld
literatuur als Robinson Crusoe.
Gullivers reizen 0:1 D e Nege r-
h u t zUn immers voor volwassenen
geschreven: is het niet het kenmerk
van het goede kinderboek dat ook de
volwassene het met genoegen leest? La-
|en meisjes van zestien zeventien jaar
die lezen willen zo gauw mogelijk aan
de volwassenenromans beginnen Boe
ken voor oudere meisjeshoor-
i beataan.
Ja, maar intussen liggen de boek
winkels er vol mee; veje „oudere
meisjes" op welke leeftijd wortjt
een meisje „ouder" en hoe lang blijft
ze dat? verslinden er drie of meer
per week; er schijnt een categorie leze
ressen boven de eenentwintig jaar te
bestaan, die nooit aan andere lectuur
toekomt. Waarom lezen oudere meisjes
bij voorkeur het soort boeken, dat
eigenlijk niet hoorde te bestaan?
Naar de voorkeur van de jeugd van
verschillende leeftijdsgroepen voor ver
schillende genres boeken zijn allerlei
enquêtes ingesteld. Ze hebben uitgewe
zen. dat meisja» langer dan jongena
sprookjes kunnen waarderen. Als ze
wat ouder worden houden ze het meest
van verhalen over meisjesleven. Ter
wijl jongens al gauw overgaan op boe
ken over de natuur en de geschiede
nis, over ontdekkingireizen en uitvin
dingen blijft voor de meisjes het fa
milie- en gezinsleven het bij voorkeur
gekozen onderwerp, later de liefde. Het
lijkt er dus op. of jongens meer dan
meisjes het instructieve clement in
de Jeugdlectuur op prijs stellen.
Liefde
MEISJES lezen dus het liefst boeken
1 over meisjes, met het gezinsleven
en'of de liefde als thema. Men zou zo
zeggen, dat het oudere meisje dan uit
stekend terecht kan bij de volwassenen
literatuur Van ongeveer de helft van
alle romans, dia geschreven worden,
is de liefde het onderwerp. En zeker
weer de helft van die liefdesromans
heeft een melaje van twintig Jaar als
hoofdfiguur Mat)r evengoed schijnt er
naast zoveel liefde en zoveel lieftallige
meisjes in de volwassenenromans altijd
nog plaats te zijn voor het speciale
meisjesboek. Zo ogenschijnlijk heeft een
roman als Hildc van Anne dc Vries
alles te bieden wat de jeugdige lezeres
sen verlangen kunnen: ccn aardig meis
figuurtje en een even boeiende als ont
roerende liefdesgeschiedenis. En toch
wensen die jeugdige lezeressen genoe
gen te nemen met Een zomer van
Wiek Verwaal, Marion knapt
het op, en Toen kwam Joost-
Waarom?
De reden is, dat De zomer van
Wiek Verwaal. Marion knapt
het op en Toen kwam Jooat het
oudere meisje iet* hebben te bieden, dat
Hi 1de mist, ondanks allle voortreffe
lijke literaire kwaliteiten: de mogelijk
heid om zich met de hoofdpersoon te
identificeren. De omstandigheden en er
varingen van het Drentse boerenmeisje
Hilde, dat door haar argeloze liefde in
het ongeluk gekomen ls, kunnen de leze
ressen zichzelf niet toewensen, wel die
van Wiek, Marion en de jonge liefde
van Jooet.
Het zijn die onvolwassen wensdro
men, die het genre „boeken voor oudere
meisjes" zo ongenietbaar kunnen ma
ken. Voor lezeressen onder de „oudere-
meisjes-leeftljd" »oms evengoed als voor
lezeressen daarboven. En voor lezers.
Oudere jongens hebben doorgaan* al
genoeg een de titel* om de lectuur van
Iets". Assistent biedt aan: Robbertz:
„Noordwester", maar dat ls het ook niet
„Ais de Noord-Ooster giert" vindt even
min genade.
Waarop een andere lezer adviseert:
neemt u dan toch „Oostenwind-Westen
wind" van Pearl Buck, dan hebt u alles
bij elkaar!
„De dame in het grijs" bleek schuil
te gaan onder „De blauwe sluier" van
Gerda Nefkens. (Soms ook verward met
de bonte slendang" van Soewarno). Dan
is er nog het kleine meisje dat voor
haar moeder een boek komt halen met"
een wel heel moeilijke titel: „Marie van
Pietserie". Geen enkele roman gaf uit
komst. Het moest ook hoger op gezocht
worden, want deze moeder had belang
stelling voor schilderkunst en vroeg om
een boek over de schilder Maris in
de Palet-serie.
De vader van dit meisje had ook
een titel opgegeven, waarvan het erhtèr
niet duidelijk was of het over hormonen
dan wel mormonen ging.
Tenslotte nog dit uit hel huisorgaan
van Verlag Herder In Freiburg: „Kann
ich die Chrlstllche Jungfrau ln
Schwelnsleder haben?"
ÏK ACHT DE waarde van alle soort
literaire erltiek hoog. Zeer hoog.
Zowel die van de heiaa* te weinige be
voegde. als die van de overtollige on
bevoegde critici.
Immer*: de erttieken zijn tn eerste
instantie bedoeld voor de lezers. Cri-
tieken vormen publiciteit. Onder motto:
„het interesseert mij niet boe men over
mij schrijft als men 't maar doet",
wordt de naam van de auteur en de
titel vaD zijn werk bekend. Dat ts een
ongemeen voordeel. Later zal wel blij
ken hoe belangrllk
de auteur en zijn
werk ls of niet ts.
Voor de auteur zelf
ls alleen die crlttek
zinvol waarin zijn
werk eerlijk en hard
wordt aangepakt.
Als hti werkelijk
talent bezit tal hl)
(misschien niet da
delijk) zelfs een z.g.
vernietigende crlttek
waarderen. Dit geldt In 't bijzonder voor
de beginnende auteur. Vernietigende
eritiek i9 n.l. nooit domme erltiek. Dom
me erltiek (en nu citeer tk Andersen) is
Is een moddervlek. Raak er niet aan
zolang hij nat is. Morgen Is het wat stof
dat je arklopt.
Is hij ondanks of dank zij de vernie
tigende erltiek een „gevestigd" kunste
naar geworden (dat hangt grotelijks af
van zijn talenten) dan leest hl) de cru
tleken met welwillende belangstelling.
En maakt nauweltjks onderscheid tus
sen de crillek van de bevoegde en de
onbevoegde crlticqs Maar als je blieft:
crittekl Hoe dan ook
Ik zelf hoef er nie» zo gek vee) meer
yan te leren maar ik lee.' ze graag Van
de bevoegden dan.
en opbouwend xbn.
Voorlichtend ten opzichte van het pu
bliek, dat zijn weg moet vtrtden In de
ontzaglijke hoeveelheid binnen- en bui
tenlandse literatuur.
Voorlichtend ook, op' andere manier,
voor de schrijver, die neg te nauw met
lijn schepping ts
i-erbonden om af
stand te kunnen ne-
Opbouwend: waar
In aanleg de liefde
voor het boek aan
wezig (s zal de erl
tiek. eerlijk probe
rend door te dringen
tot de bedoelingen
van de schrijver, de
lezers tot een inten
ser oeieven kunnen brengen. De kun
stenaar kan door de criticus worden ge
holpen zdn volgende schepping neer het
volmaaktere te stuwen.
De serteuse criticus baeft een zware
en verantwoordalljke taak. Ean goede
Intuïtie alleen Is niet voldoende. Eigen
lijk zou er aan een of meer universitei
ten een leerstoel voor a.s. critici moeten
komen, niet om academisch te leren
schrijven (de goede critici sullen tliud
hun eigen *'UI vindeni. maar ons *ak-
1 TE WAARDE VAN de letterkundige
erltiek 1« afhankelijk van da criticus:
zijn bekwaamheid, zijn kennis, zon in
zicht, eUn onderscheidend vermogen, de
betrouwbaarheid van zijn waarde oor
deel, zijn normbesef. In het essay van
het letterkundig tijdschrift heeft ze haar
onmisbare plaats, niet ter zijde van de
letteren maar tn de literatuur zelf,
waarvan zij een boeland facet Is. In de
dag- en weekbladen
heeft ze haar niet te
overschatten beteke
nis els verbinding
tussen de letterkun
de en de belangstel
ling, die zij ervoor
oproept. Dc Neder
landse dag- en
weekbladen schen-
dacht aan de schone
kunsten en daerbij
is ook de lettcrkunde-rubrtek doorgaans
aan bevoegde handen toevertrouwd. De
tegenspraken, waarvar men wel eena
zegt dat men er niet bij wegwijs wordt,
zijn In de strijdlustigheden, vooral rond
vernieuwingen, als logisch te herleide*
tot de uiteenwtjkende aangelegde nor
men. De ontsporing ven de cntlek ln
onbevoegdheid en ln kleine en rancu
neus* vervoigingssucht oehoeft geen on
rust te baren" haar herkenbaarheid
hnurjt haar waarschuwing legen sich-
zolf in.
ANTOON COOLEN
PEN LETTERKUNDIGE cntlek welke
haar aesthetische én sociale functie
juist verstaat, acht lk waardevol.
Uit verschillende oogmerken la het
toetsen van de literaire capaciteiten van
een werk en de verspreiding van dit
oordeel nuttig.
Stimulerend voor de te bescheiden
literatoren (ze zijn erl).
Ontdekkend voor de te onbescheiden
literatoren (ze zijn er ook!) die menen
een talent te bezitten, dat voor ieder
ander nog latent
Instructief voor
het tot zelfstandig
oordelen minder be-
"*3* voegde publiek.
Constructief voor
- de uitgever. Deze
vorm van publicatie,
«MP1 tz-> welke de goede kwa-
llteiten van het boek
analyseert dus „ed-
spreekt
sterk lot het publiek.
Ben letterkundige
critlek acht lk nutteloos: wanneer ze
Zich niet verplaatsen Kan in 't geeiteilik
klimaat van het onderhavige werk,
vooral wanneer dit door een chrt»ta-
lljke geloofsinhoud ver afstaat van wat
men modern levensgevoel pleegt te
noemen; wanneer ze werken welke geen
literaire producten beogen t* zijn maar
een boodschap willen zijn, of willen
voorzien in leerbehoeften van bepaald#
categorieën, met dezelfde maatstaf be
nadert al* literaire producten; wanneer
ze vertroebeld wordt door bet afreage
ren van persoonlijke ressentimenten.
Kort samengevat:
De letterkundige erltiek ls een seer
verantwoordelijk iet*, in naar oeginsd
waardevol voor literator, publiek en
uitgever, meur kan tn haar uitwerking
waardeloos worden door gebrek aan
geestelijk niveau en door willekeurig
heid.
Kampen J. A. G. KOK
Jacoba M. Vreugdenbil
hun vrouwelijke leeftijdgenoten af te
kraken. Wanneer zo'n titel een enkele
maal zo neutraal klinkt als Een to-
mer van Wiek Ve r w a a 1 vinden ze
op de laatste bladzijde wel de eerste
kus. Flauw, zoet en aanstellerig, zo be
oordeelden mijn broers de honderden
mei»J#M»oektn. die lk in huis haalde.
Alleen die van Ciasy van Marxveldt
konden xe waarderen. Wat heb Jc cr
aan? vroegen de oudere en wijzere huis
genoten als xe even in een van mijn
boeken gebladerd hadden. Meer de
door de jongens geïmporteerde hlxtori-
ache romans en levensbeschrijvingen
lazen ze met interesse mee.
TN DIE TUD kon ik daa komen aan
dragen met De plaata waarop
flj staat, een meisjesroraan van Me
vrouw vap HiUa-Gaerthé. Prekerig,
•maalden mUn broers. Dat la een boek
waar wol iets in zit, gaven de oudere
huisgenoten toe. Waarmee ze maar zeg
gen wilden, dat het door hen zo gewaar
deerde instructieve element in de jeugd
lectuur dus zelfs in meiejearoman» nog
wel voor kan komen. Ook aen preek kan
Instructief wezen. Een boek, waaruit Je
een preek onthoudt li een boek dat je
hebt'"1"1' Cen b°eIt' Waar ICU <an
Gelukkig dat zulke meisjesboeken ook
tegenwoordig nog geschreven worden.
De pesverschenen meisjesroman ,.Al-
te* l§ v*el" v»n Lenie Kruikemeier
heeft me steile herinnerd aan mijn dier
bare Hine-Gaerthé's.
Om da aen of twee Hllle-Gaerthé's.
boeken waaraan lk lata heb gehad, heb
ik dia nagenannegentig andere boeken
voor oudere meisjes toch niet helemaal
voor niet* gelezen. Om een melejesró-
man als „Alias ia veal" kunnen we
het naoorlogse oudere meisje haar dui
zend en een opknappende Marions cn
eerste kuisen uitdelende Joosten gunnen.
Geschenken
voor U!
Nederland".
Het wordt uitgereikt bij contante aan
koop van Nederlandse boeken ter waar
de van de tenminste 4.50. tijdens de
boekenweek, en het bevat de beschrij
ving van een tocht door ons land van
Clare Lennart. waarin zij vertelt over
dertien bezoeken die zij aflegde bij ver
schillende Nederlandse schrijfsters en
schrijvers. Nico Jesse maakte er foto's
bij en Mart Kempers ontwierp het om
slag. De bezochte auteurs zijn Antoon
Coolen, Belcampo. Bertus Aafjes, Har
riet Freezer, Anne de Vries, Aar van dé
Werfhorst, J. C. van Schagen, Fedde
Schurer, Anne H. Mulder, Guillaume
van der Graft. Gabriël Smit. drie expe
rimentele dichters en A. Vlruly. De
schrijfster legt niet al te veel reken
schap af over haar keuze en ik geloof
niet, dat mèn er te veel achter moet
zoeken. Zeker is het niet zo. dat zij ze
presenteert als een groep, die na zorg
vuldige zifting als een topklasse kan
worden aangemerkt. Wanneer men dit
in het oog houdt, kan men niet anders
dan plezier beleven aan de kennisma
king met deze deels bekende, deels min
der bekende figuren uit onze schrijvers
wereld. Clare Lennart vertelt genoege-
lijk over haar reis en haar gesprekken
met de uitverkorenen, zonder al te op
pervlakkig te worden en de foto's dra
gen er toe bij de lectuur tot een gezel
lige bezigheid te maken.
TTE „MUZE-REEKS", die de commis-
sie voor de Collectieve Propaganda
van het Nederlandse Boek steeds ter
gelegenheid van de boekenweek voor
meisjes en jongens van ongeveer 1421
jaar uitgeeft, brengt dit jaar in een op
lage van 36.250 exemplaren de bundel
..Twee Muzen", een aantal Neder
landse verzen die over muziek hande-
len. uitgezocht door Jan Engelman en
Wouter Paap. met illustraties en om
slag-ontwerp van Bert Bouman. Het
boekje kost f 0.75. Men herinnert zich
de vorige Muze-boekjes: ovor het am
bacht, over reizen, over de zee. de sei
zoenen en de dieren en ook de Speelse
Muze met schertsversjes. Het uitgaafje
van dit Jaar ls bijzonder aardig, ook
voor wie de 21 gepasseerd ls. Wouter
Paap schreef een kort, maar Instructief
en goed gesteld Woord Vooraf, waarin
over het verband tussen muziek en
poëzie (want dat zijn de twee muzen
waarover het gaat) door rle eeuwen
heen wordt gesproken. De taak van de
samenstellers was „een aantal Neder
landse gedichten bijeen te brengen, die
hun bron van inspiratie vonden in
muzikale ervaringen en indrukken van
allerlei aard." Van elke gekozen dich
ter kon niet meer dan één vers worden
opgenomen. Het is een alleraardigst
boekje geworden, waarin zelfs de ge
smade Rhijnvis Feith een goed figuur
slaat met een innig-romantisch frag
ment. natuurlijk over „Het Graf", maar
waarin de modieuze gevoelstoon toch
iets zuivers cn eigens heeft. Laat ik
eindigen met een enkel citaat, een versje
op Grieg van Theun de Vries.
Lied, helder en klein als de middag
in een noordsch water b(j zon,
scheren cn berken schlttren
alsof de schepping begon.
Kinderen dansen, de welden
vol sneeuw en licht liggen hoog,
blauwe vlsloenet.
in bovenaardsehen boog.
De dood legt de hand aan de lippen,
de stilte is helmlljk vervuld,
cn onze droomen vergeten
hun onrust en ongeduld. C. R.
HUMOR OM HET ROEK
leeszaal-assi-
de aardigste
anecdoten vertellen over het verhas
pelen van titels.
Zo herinneren we ons het verhaal van
de juffrouw die met een doodernstig ge
zicht kwam vragen om het boek van
Prof. Van Veldhuizen „Met zes rijtuigen
de natuur in". Zij nam natuurlijk graag
genoegen met zes „zintuigen" inplaats
van rijtuigen.
Bepaald hardnekkig was hel geval met
de dame die kwam vragen naar het
boek „Dominees gaan naar de hel".
Moet het niet zijn: „Heiligen gaan naar
de hel?" vraagt de geduldige assistente.
Nee. het was beslist een dominee. Be
doeld werd: „De dominee die de hemel
niet in kon" van Laatsman.
Juffrouw, mag lk „Een Kruis met
rozen" van Herman de Man?
Bedoelt u niet „R ij s h o u t en
Rozen?"
Volgende lezer.
Mag ik „Emigranten" van u?
Assistent geeft „Emigranten" van
Szekelv—Lulofs.
Nee, dat bedoel lk niet 't Is van
een schrijver met een gewone fatsoen
lijke naaml Dat was dan Rlsseeuw:
„Landverhuizers".
Soms krijgen de assistenten ook on
verwacht hulp uit het publiek.
Een dame staat in dublo over een
boek waarvan zij de titel niet meer
precies weet 't Ia niet „Winden waaien
om de rotsen", maar 't was toch wel „zo
1" ATEN WE ELKAAR maar niets wijsmaken:
in de gemiddelde courantenlezer leeft iets
van verzet tegen dat voortdurende gepraat over
cultuur en literatuur. Hieraan verwant is zijn
geprikkeldheid bij het lezen en horen van
vreemde woorden, zodra men over die verheven
de sociale beweging zijn allerlei studeerkamer-
woorden naar beneden gezakt cn de geleide eco
nomie heeft met name ten aanzien van de volks
huishouding handen vol vreemde uitdrukkingen
aan de gewone man gebracht. De radiopraatjes
voor onze boeren en tuinders wemelen ervan,
zaken begint te praten. Nu is het een klein
kunstje onze ontstemde vriend althans dit laatst
genoemde bezwaar, het al te grif gebruik van
vreemde woorden, zodra liet over letterkunde en
in het algemeen over cultuur gaat, uit de handen
te slaan. Het eenvoudige volk is al evenmin af
kerig van vreemde woorden als de meer ontwik
kelde man of -vrouw. Vooral door de politiek en
zodat een landbouwer van vijftig jaar geleden,
als hij zo'n causerie zou kunnen horen, verbaasd
zou uitroepen: „*t Lijkent wel of de boeren en
tuinders tegenwoordig allemaal prevester6 ge
worden bennen!" Langs dc openbare weg kun je
tegenwoordig woorden als bedrijfssector en der
gelijke uit de mond van arbeiders opvangen,
zonder dat er met de ogen wordt geknipperd.