„WAT HEB IK EIGENLIJK AAN LITERATUUR Eerlijk en hard ook voor oudere meisjes "jl/TOEILIJKER is die weerzin bij de gemiddelde man tegen gepraat en IfX geschrijf over kunst, cultuur, literatuur als minderwaardig af te doen. Hoe vreemd het klinken moge: de man heeft tot op zekere hoogte gelijk. Waar hij tegen in verzet komt (al weet hij het zelf niet precies, het is een soort instinct) is het buitenlandse element daarin, de vreemdheid aan eigen bodem. Onze cultuur,is een Nederlandse bewerking van allerlei vreemde culturen. Nederland is altijd geweest een echoput van het vreemde. Nu is dat op zichzelf helemaal niet erg. het is zelfs voor een klein land onvermijdelijk, maar de gewone man gevoelt instinctief dat het heeft gehaperd aan voldoende vernederlandsing van die vreemde in vloeden. Amerika, Engeland, Frankrijk enz. zijn maatgevend. Europees zijn. op Europees peil schrijven, betekent volgens de alge. meen gangbare opvatting: je richten wat onderwerp, stemming, methode en stijl betreft naar de buitenlandse voorbeel den: het eigen, Nederlandse karakter moet min of meer verloochend, althans verdoezeld worden. Cosmopolltisme is r het werkelijk Om ineens maar drie grote woorden achter elkaar af te schieten: renais sance, humanisme en klassicisme heb ben in de eeuwen, die achter ons lig gen, veel van het typisch-eigene ver stikt en dit heeft het volk in zijn gees telijke bewegingsvrijheid en onbevan genheid geremd. Alles moest anders heten en anders gespeld worden dan je 't uit je zelf noemen angst werden de mensen hypercorrect en gingen ('t gebeurt dagelijks nog!) ennetjes schrijven waar ze niet, thuis hoorden en verhaspelde vreemde woor den gebruiken waar ze 't best met een kernachtige volksterm hadden kunnen Bodem-eigen TJET ZIJN eigenlijk alleen de oude Grieken geweest, wier cultuur, in haar ontwikkeling althans, geheel bodem-eigen was. Wel hadden ze ont leend, o.a. aan Egypte en aan de cul tuur van Tyru* en Sidon, maar letter kunde, wijsbegeerte, hi6torieschrij- ving, beeldhouwkunst, lichaamscultuur, muziek, werden zelfstandig opgebouwd Kunsten en wetenschappen waren ty- pisch-Grieks en dit werd als vanzelf sprekend aanvaard. Buitenlanders heet ten barbaren. De Romeinen bootsten de Griekse cultuur na en waren alleen zichzelf ln het recht, de bestuursorgani satie, publieke bouwwerken en realis tische portretten. De Renaissance her-ontdekte de waar de van de gemengde Grieks-Romeinse cultuur an de jonge volken vap Europa leerden daarin het uitsluitend na te streven ideaal zien. Van Erasmus is geen woord geschrevexp Nederland» be kend; alleen op zijn sterfbed zei hij als laatste woorden: „lieve God"; de rest wa» latUn, of Grieks. Vondel keek naar Frankrijk- en het oude Rome. En dan die vreselijke 18e eeuw (vreselijk in dit opzicht althans) met zijn minnegoodjes en oudwijfse antieke fabelen, welke kiasslclstlsche ziekte ook Bllderdijk aan kleefde. Men begrijpt nu de populariteit van Cats, die. al was het In een alecht nagebootste Franse versmaat, door en door Nederlands was gebleven. Om dat Nederlands-Calvinistische heeft Abra ham Kuyper Cats zo geprezen en ten voorbeeld gesteld. Er zat wat in! De tachtigers keken weer naar En geland (Shelley en Keats) en naar Frankrijk (Zola, de De Goncourts, Huys- mans, Maeterlinck). Altijd weer was het buitenland beter en nooit werd een be roep gedaan op de „diepere Hollander"' (dit is wel gebeurd ln mijn roman Eldert Holler). Ter Braak en zijn medestanders wezen ook naar het buitenland en van daag aan de dag ls het niet anders: diepgaande crisla verkeert, ondanks de brave streekromans, die zich zelden bo ven het streekniveau uit tot het natio nale niveau weten te verheffen. Politiek en economisch ls Nederland sinds de oorlog niet meer zichzelf en het ziet er niet naar' uit, dat het dit ooit weer wor den zal. Hoe moet het nu met het na- tionaal-eigene? Is het niet de tijd de ogen te openen voor de gevaren die hier dreigen? En moet men niet dankbaar zijn, dat in de eenvoudige man of vrouw, die nog niet verbuitenlandst is. instinctief verzet leeft tegen dit proces van ontnederlandslng? Schuttingwoorden TJET IS DUS allerminst mijn bedoeling A een lofzang aan te heffen op de Ne derlandse literatuur van vandaag over de gehele linie. Een terugvallen op de sexuallteit als laatste toevlucht tn roman en novelle; een voortdurend uitglijden naar de kant van de pornografie; poëzie «oma op het peil var) schuttingwoor den; een geèstelijke armoede die inder daad Europees, maar daarom niét min der ontstellend is; een steeds verder gaande afbraak van waarden, die uit de Christelijke levenssfeer afkomstig zijnhet zijn allemaal verschijnselen waarvoor zij, die leiding geven, de ogen niet mogen sluiten. Zeker, er Is winst aan waarachtigheid en openheid. Met in de poëzie zijn verschijnselen van vernieuwing op te merken, hier en daar bloeit „neues Leben aus den. Rui nen" (Schiller), maar de voorlichter in een Chr. dagblad voelt zich allesbehalve geroepen alles maar prachtig te vinden wat hij om zich heen ziet gebeuren. En hij zal er zich wei voor wachten de ge middelde man alles wat „lectuur" heet uit de handen Je slaan en diezelfde han den te vullen met alles wat voor litera tuur doorgaat. Aan de andere kant be treurt hij wat wijlen dr B. Wlelenga reeds dertig Jaar geleden brandmerkte als „ordinaire verhalenhonger" (die hon ger is zo oud als de Wereld en van huis uit niet ordinair), want het funeste is dat men vaak niets anders dan de vertelling kan waarderen. De zaak is niet gemakkelijk! Vraag dat maar aan onze Chr. bibllotheekmensen. Daarom kan ik als voorlopige remedie niet be ter doen dan met kracht onze mensen oproepen tot de lectuur varv werken van Christelijke, populalr-wetenschappelijke aard. waarvan een overvloed aanwezig is, die nog lang niet voldoende ln de consumptie is terechtgekomen, Wie daarvan eenmaal de smaak beetkrijgt, is een rijk mens. Men komt er nooit in uitgelezen en men leert door al deze lectuur zijn tijd beter begrijpen. In dit soort lectuur kan men zich schadeloos stellen voor wat in de algemene litera tuur zich te ver van het Christelijk den ken heeft verwijderd en voor wat in vele eigen Chr. romans beneden de maat gebleven is. Maar dan moet men ook begrip krijgen voor het betere werk op het gebie^ van belletrle en poëzie, dat onder ons verschijnt en dat onder een te weinig aan belangstelling van de zijde van onze mensen lijdt. Hier kan Ik ge voegelijk mijn beschouwing besluiten, want het is Juist de bedoeling van het Cultureel Vanster de lezers hieromtrent voortdurend in te lichten en te helpen een eigen smaak te vormen, die nimmer de betekenis van het Chrlstelljk-natto- nale uit het oog verliest. Zo en niet an dera, tjoen wij mee aan de Boekenweek. 1TE NAAM, waaronder ze in de (boek)handel worden gebracht, is niet zo suggestief «Ls hun fleurige om slag, Boeken voor oudere meisjes. Men zou, op die onwelluidende naam af gaande, met een paar zinnetjes van de neie in de boekwinkels rijk vertegen woordigde rubriek ziA kunnen af maken. Hoeveel titels van boeken voor oudere jongens kunt u me noemen? Niét èèn? Nu dan. Wanneer de oudere jongens, zodra ze aan het kinderboek zijn ontgroeid, het met de boeken voor volwassenen kunnen stellen, waarom moeten er dan voor oudere meisjes spe ciale meisjesromans verschijnen? Eigen lijk is die scheiding tussen boeken voor volwassenen en boeken voor kinderen, zoals die in ons land veel te -scherp getrokken wordt, toch al dwaasheid: waarom moeten er dan als tussensoori nog meisjesromans bijkomen? De mees: populaire kinderboeken uit de wereld literatuur als Robinson Crusoe. Gullivers reizen 0:1 D e Nege r- h u t zUn immers voor volwassenen geschreven: is het niet het kenmerk van het goede kinderboek dat ook de volwassene het met genoegen leest? La- |en meisjes van zestien zeventien jaar die lezen willen zo gauw mogelijk aan de volwassenenromans beginnen Boe ken voor oudere meisjeshoor- i beataan. Ja, maar intussen liggen de boek winkels er vol mee; veje „oudere meisjes" op welke leeftijd wortjt een meisje „ouder" en hoe lang blijft ze dat? verslinden er drie of meer per week; er schijnt een categorie leze ressen boven de eenentwintig jaar te bestaan, die nooit aan andere lectuur toekomt. Waarom lezen oudere meisjes bij voorkeur het soort boeken, dat eigenlijk niet hoorde te bestaan? Naar de voorkeur van de jeugd van verschillende leeftijdsgroepen voor ver schillende genres boeken zijn allerlei enquêtes ingesteld. Ze hebben uitgewe zen. dat meisja» langer dan jongena sprookjes kunnen waarderen. Als ze wat ouder worden houden ze het meest van verhalen over meisjesleven. Ter wijl jongens al gauw overgaan op boe ken over de natuur en de geschiede nis, over ontdekkingireizen en uitvin dingen blijft voor de meisjes het fa milie- en gezinsleven het bij voorkeur gekozen onderwerp, later de liefde. Het lijkt er dus op. of jongens meer dan meisjes het instructieve clement in de Jeugdlectuur op prijs stellen. Liefde MEISJES lezen dus het liefst boeken 1 over meisjes, met het gezinsleven en'of de liefde als thema. Men zou zo zeggen, dat het oudere meisje dan uit stekend terecht kan bij de volwassenen literatuur Van ongeveer de helft van alle romans, dia geschreven worden, is de liefde het onderwerp. En zeker weer de helft van die liefdesromans heeft een melaje van twintig Jaar als hoofdfiguur Mat)r evengoed schijnt er naast zoveel liefde en zoveel lieftallige meisjes in de volwassenenromans altijd nog plaats te zijn voor het speciale meisjesboek. Zo ogenschijnlijk heeft een roman als Hildc van Anne dc Vries alles te bieden wat de jeugdige lezeres sen verlangen kunnen: ccn aardig meis figuurtje en een even boeiende als ont roerende liefdesgeschiedenis. En toch wensen die jeugdige lezeressen genoe gen te nemen met Een zomer van Wiek Verwaal, Marion knapt het op, en Toen kwam Joost- Waarom? De reden is, dat De zomer van Wiek Verwaal. Marion knapt het op en Toen kwam Jooat het oudere meisje iet* hebben te bieden, dat Hi 1de mist, ondanks allle voortreffe lijke literaire kwaliteiten: de mogelijk heid om zich met de hoofdpersoon te identificeren. De omstandigheden en er varingen van het Drentse boerenmeisje Hilde, dat door haar argeloze liefde in het ongeluk gekomen ls, kunnen de leze ressen zichzelf niet toewensen, wel die van Wiek, Marion en de jonge liefde van Jooet. Het zijn die onvolwassen wensdro men, die het genre „boeken voor oudere meisjes" zo ongenietbaar kunnen ma ken. Voor lezeressen onder de „oudere- meisjes-leeftljd" »oms evengoed als voor lezeressen daarboven. En voor lezers. Oudere jongens hebben doorgaan* al genoeg een de titel* om de lectuur van Iets". Assistent biedt aan: Robbertz: „Noordwester", maar dat ls het ook niet „Ais de Noord-Ooster giert" vindt even min genade. Waarop een andere lezer adviseert: neemt u dan toch „Oostenwind-Westen wind" van Pearl Buck, dan hebt u alles bij elkaar! „De dame in het grijs" bleek schuil te gaan onder „De blauwe sluier" van Gerda Nefkens. (Soms ook verward met de bonte slendang" van Soewarno). Dan is er nog het kleine meisje dat voor haar moeder een boek komt halen met" een wel heel moeilijke titel: „Marie van Pietserie". Geen enkele roman gaf uit komst. Het moest ook hoger op gezocht worden, want deze moeder had belang stelling voor schilderkunst en vroeg om een boek over de schilder Maris in de Palet-serie. De vader van dit meisje had ook een titel opgegeven, waarvan het erhtèr niet duidelijk was of het over hormonen dan wel mormonen ging. Tenslotte nog dit uit hel huisorgaan van Verlag Herder In Freiburg: „Kann ich die Chrlstllche Jungfrau ln Schwelnsleder haben?" ÏK ACHT DE waarde van alle soort literaire erltiek hoog. Zeer hoog. Zowel die van de heiaa* te weinige be voegde. als die van de overtollige on bevoegde critici. Immer*: de erttieken zijn tn eerste instantie bedoeld voor de lezers. Cri- tieken vormen publiciteit. Onder motto: „het interesseert mij niet boe men over mij schrijft als men 't maar doet", wordt de naam van de auteur en de titel vaD zijn werk bekend. Dat ts een ongemeen voordeel. Later zal wel blij ken hoe belangrllk de auteur en zijn werk ls of niet ts. Voor de auteur zelf ls alleen die crlttek zinvol waarin zijn werk eerlijk en hard wordt aangepakt. Als hti werkelijk talent bezit tal hl) (misschien niet da delijk) zelfs een z.g. vernietigende crlttek waarderen. Dit geldt In 't bijzonder voor de beginnende auteur. Vernietigende eritiek i9 n.l. nooit domme erltiek. Dom me erltiek (en nu citeer tk Andersen) is Is een moddervlek. Raak er niet aan zolang hij nat is. Morgen Is het wat stof dat je arklopt. Is hij ondanks of dank zij de vernie tigende erltiek een „gevestigd" kunste naar geworden (dat hangt grotelijks af van zijn talenten) dan leest hl) de cru tleken met welwillende belangstelling. En maakt nauweltjks onderscheid tus sen de crillek van de bevoegde en de onbevoegde crlticqs Maar als je blieft: crittekl Hoe dan ook Ik zelf hoef er nie» zo gek vee) meer yan te leren maar ik lee.' ze graag Van de bevoegden dan. en opbouwend xbn. Voorlichtend ten opzichte van het pu bliek, dat zijn weg moet vtrtden In de ontzaglijke hoeveelheid binnen- en bui tenlandse literatuur. Voorlichtend ook, op' andere manier, voor de schrijver, die neg te nauw met lijn schepping ts i-erbonden om af stand te kunnen ne- Opbouwend: waar In aanleg de liefde voor het boek aan wezig (s zal de erl tiek. eerlijk probe rend door te dringen tot de bedoelingen van de schrijver, de lezers tot een inten ser oeieven kunnen brengen. De kun stenaar kan door de criticus worden ge holpen zdn volgende schepping neer het volmaaktere te stuwen. De serteuse criticus baeft een zware en verantwoordalljke taak. Ean goede Intuïtie alleen Is niet voldoende. Eigen lijk zou er aan een of meer universitei ten een leerstoel voor a.s. critici moeten komen, niet om academisch te leren schrijven (de goede critici sullen tliud hun eigen *'UI vindeni. maar ons *ak- 1 TE WAARDE VAN de letterkundige erltiek 1« afhankelijk van da criticus: zijn bekwaamheid, zijn kennis, zon in zicht, eUn onderscheidend vermogen, de betrouwbaarheid van zijn waarde oor deel, zijn normbesef. In het essay van het letterkundig tijdschrift heeft ze haar onmisbare plaats, niet ter zijde van de letteren maar tn de literatuur zelf, waarvan zij een boeland facet Is. In de dag- en weekbladen heeft ze haar niet te overschatten beteke nis els verbinding tussen de letterkun de en de belangstel ling, die zij ervoor oproept. Dc Neder landse dag- en weekbladen schen- dacht aan de schone kunsten en daerbij is ook de lettcrkunde-rubrtek doorgaans aan bevoegde handen toevertrouwd. De tegenspraken, waarvar men wel eena zegt dat men er niet bij wegwijs wordt, zijn In de strijdlustigheden, vooral rond vernieuwingen, als logisch te herleide* tot de uiteenwtjkende aangelegde nor men. De ontsporing ven de cntlek ln onbevoegdheid en ln kleine en rancu neus* vervoigingssucht oehoeft geen on rust te baren" haar herkenbaarheid hnurjt haar waarschuwing legen sich- zolf in. ANTOON COOLEN PEN LETTERKUNDIGE cntlek welke haar aesthetische én sociale functie juist verstaat, acht lk waardevol. Uit verschillende oogmerken la het toetsen van de literaire capaciteiten van een werk en de verspreiding van dit oordeel nuttig. Stimulerend voor de te bescheiden literatoren (ze zijn erl). Ontdekkend voor de te onbescheiden literatoren (ze zijn er ook!) die menen een talent te bezitten, dat voor ieder ander nog latent Instructief voor het tot zelfstandig oordelen minder be- "*3* voegde publiek. Constructief voor - de uitgever. Deze vorm van publicatie, «MP1 tz-> welke de goede kwa- llteiten van het boek analyseert dus „ed- spreekt sterk lot het publiek. Ben letterkundige critlek acht lk nutteloos: wanneer ze Zich niet verplaatsen Kan in 't geeiteilik klimaat van het onderhavige werk, vooral wanneer dit door een chrt»ta- lljke geloofsinhoud ver afstaat van wat men modern levensgevoel pleegt te noemen; wanneer ze werken welke geen literaire producten beogen t* zijn maar een boodschap willen zijn, of willen voorzien in leerbehoeften van bepaald# categorieën, met dezelfde maatstaf be nadert al* literaire producten; wanneer ze vertroebeld wordt door bet afreage ren van persoonlijke ressentimenten. Kort samengevat: De letterkundige erltiek ls een seer verantwoordelijk iet*, in naar oeginsd waardevol voor literator, publiek en uitgever, meur kan tn haar uitwerking waardeloos worden door gebrek aan geestelijk niveau en door willekeurig heid. Kampen J. A. G. KOK Jacoba M. Vreugdenbil hun vrouwelijke leeftijdgenoten af te kraken. Wanneer zo'n titel een enkele maal zo neutraal klinkt als Een to- mer van Wiek Ve r w a a 1 vinden ze op de laatste bladzijde wel de eerste kus. Flauw, zoet en aanstellerig, zo be oordeelden mijn broers de honderden mei»J#M»oektn. die lk in huis haalde. Alleen die van Ciasy van Marxveldt konden xe waarderen. Wat heb Jc cr aan? vroegen de oudere en wijzere huis genoten als xe even in een van mijn boeken gebladerd hadden. Meer de door de jongens geïmporteerde hlxtori- ache romans en levensbeschrijvingen lazen ze met interesse mee. TN DIE TUD kon ik daa komen aan dragen met De plaata waarop flj staat, een meisjesroraan van Me vrouw vap HiUa-Gaerthé. Prekerig, •maalden mUn broers. Dat la een boek waar wol iets in zit, gaven de oudere huisgenoten toe. Waarmee ze maar zeg gen wilden, dat het door hen zo gewaar deerde instructieve element in de jeugd lectuur dus zelfs in meiejearoman» nog wel voor kan komen. Ook aen preek kan Instructief wezen. Een boek, waaruit Je een preek onthoudt li een boek dat je hebt'"1"1' Cen b°eIt' Waar ICU <an Gelukkig dat zulke meisjesboeken ook tegenwoordig nog geschreven worden. De pesverschenen meisjesroman ,.Al- te* l§ v*el" v»n Lenie Kruikemeier heeft me steile herinnerd aan mijn dier bare Hine-Gaerthé's. Om da aen of twee Hllle-Gaerthé's. boeken waaraan lk lata heb gehad, heb ik dia nagenannegentig andere boeken voor oudere meisjes toch niet helemaal voor niet* gelezen. Om een melejesró- man als „Alias ia veal" kunnen we het naoorlogse oudere meisje haar dui zend en een opknappende Marions cn eerste kuisen uitdelende Joosten gunnen. Geschenken voor U! Nederland". Het wordt uitgereikt bij contante aan koop van Nederlandse boeken ter waar de van de tenminste 4.50. tijdens de boekenweek, en het bevat de beschrij ving van een tocht door ons land van Clare Lennart. waarin zij vertelt over dertien bezoeken die zij aflegde bij ver schillende Nederlandse schrijfsters en schrijvers. Nico Jesse maakte er foto's bij en Mart Kempers ontwierp het om slag. De bezochte auteurs zijn Antoon Coolen, Belcampo. Bertus Aafjes, Har riet Freezer, Anne de Vries, Aar van dé Werfhorst, J. C. van Schagen, Fedde Schurer, Anne H. Mulder, Guillaume van der Graft. Gabriël Smit. drie expe rimentele dichters en A. Vlruly. De schrijfster legt niet al te veel reken schap af over haar keuze en ik geloof niet, dat mèn er te veel achter moet zoeken. Zeker is het niet zo. dat zij ze presenteert als een groep, die na zorg vuldige zifting als een topklasse kan worden aangemerkt. Wanneer men dit in het oog houdt, kan men niet anders dan plezier beleven aan de kennisma king met deze deels bekende, deels min der bekende figuren uit onze schrijvers wereld. Clare Lennart vertelt genoege- lijk over haar reis en haar gesprekken met de uitverkorenen, zonder al te op pervlakkig te worden en de foto's dra gen er toe bij de lectuur tot een gezel lige bezigheid te maken. TTE „MUZE-REEKS", die de commis- sie voor de Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek steeds ter gelegenheid van de boekenweek voor meisjes en jongens van ongeveer 1421 jaar uitgeeft, brengt dit jaar in een op lage van 36.250 exemplaren de bundel ..Twee Muzen", een aantal Neder landse verzen die over muziek hande- len. uitgezocht door Jan Engelman en Wouter Paap. met illustraties en om slag-ontwerp van Bert Bouman. Het boekje kost f 0.75. Men herinnert zich de vorige Muze-boekjes: ovor het am bacht, over reizen, over de zee. de sei zoenen en de dieren en ook de Speelse Muze met schertsversjes. Het uitgaafje van dit Jaar ls bijzonder aardig, ook voor wie de 21 gepasseerd ls. Wouter Paap schreef een kort, maar Instructief en goed gesteld Woord Vooraf, waarin over het verband tussen muziek en poëzie (want dat zijn de twee muzen waarover het gaat) door rle eeuwen heen wordt gesproken. De taak van de samenstellers was „een aantal Neder landse gedichten bijeen te brengen, die hun bron van inspiratie vonden in muzikale ervaringen en indrukken van allerlei aard." Van elke gekozen dich ter kon niet meer dan één vers worden opgenomen. Het is een alleraardigst boekje geworden, waarin zelfs de ge smade Rhijnvis Feith een goed figuur slaat met een innig-romantisch frag ment. natuurlijk over „Het Graf", maar waarin de modieuze gevoelstoon toch iets zuivers cn eigens heeft. Laat ik eindigen met een enkel citaat, een versje op Grieg van Theun de Vries. Lied, helder en klein als de middag in een noordsch water b(j zon, scheren cn berken schlttren alsof de schepping begon. Kinderen dansen, de welden vol sneeuw en licht liggen hoog, blauwe vlsloenet. in bovenaardsehen boog. De dood legt de hand aan de lippen, de stilte is helmlljk vervuld, cn onze droomen vergeten hun onrust en ongeduld. C. R. HUMOR OM HET ROEK leeszaal-assi- de aardigste anecdoten vertellen over het verhas pelen van titels. Zo herinneren we ons het verhaal van de juffrouw die met een doodernstig ge zicht kwam vragen om het boek van Prof. Van Veldhuizen „Met zes rijtuigen de natuur in". Zij nam natuurlijk graag genoegen met zes „zintuigen" inplaats van rijtuigen. Bepaald hardnekkig was hel geval met de dame die kwam vragen naar het boek „Dominees gaan naar de hel". Moet het niet zijn: „Heiligen gaan naar de hel?" vraagt de geduldige assistente. Nee. het was beslist een dominee. Be doeld werd: „De dominee die de hemel niet in kon" van Laatsman. Juffrouw, mag lk „Een Kruis met rozen" van Herman de Man? Bedoelt u niet „R ij s h o u t en Rozen?" Volgende lezer. Mag ik „Emigranten" van u? Assistent geeft „Emigranten" van Szekelv—Lulofs. Nee, dat bedoel lk niet 't Is van een schrijver met een gewone fatsoen lijke naaml Dat was dan Rlsseeuw: „Landverhuizers". Soms krijgen de assistenten ook on verwacht hulp uit het publiek. Een dame staat in dublo over een boek waarvan zij de titel niet meer precies weet 't Ia niet „Winden waaien om de rotsen", maar 't was toch wel „zo 1" ATEN WE ELKAAR maar niets wijsmaken: in de gemiddelde courantenlezer leeft iets van verzet tegen dat voortdurende gepraat over cultuur en literatuur. Hieraan verwant is zijn geprikkeldheid bij het lezen en horen van vreemde woorden, zodra men over die verheven de sociale beweging zijn allerlei studeerkamer- woorden naar beneden gezakt cn de geleide eco nomie heeft met name ten aanzien van de volks huishouding handen vol vreemde uitdrukkingen aan de gewone man gebracht. De radiopraatjes voor onze boeren en tuinders wemelen ervan, zaken begint te praten. Nu is het een klein kunstje onze ontstemde vriend althans dit laatst genoemde bezwaar, het al te grif gebruik van vreemde woorden, zodra liet over letterkunde en in het algemeen over cultuur gaat, uit de handen te slaan. Het eenvoudige volk is al evenmin af kerig van vreemde woorden als de meer ontwik kelde man of -vrouw. Vooral door de politiek en zodat een landbouwer van vijftig jaar geleden, als hij zo'n causerie zou kunnen horen, verbaasd zou uitroepen: „*t Lijkent wel of de boeren en tuinders tegenwoordig allemaal prevester6 ge worden bennen!" Langs dc openbare weg kun je tegenwoordig woorden als bedrijfssector en der gelijke uit de mond van arbeiders opvangen, zonder dat er met de ogen wordt geknipperd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 7