V reuqdescl
ugaescnepper
m
m
4
m
B
m
m m
m m m m
m m m
-
m m
6aah wij tekenen
kORt veRhó,ó,l v&n b. vinqeRlinq
ONLANGS ontving ik een brief van
thuis. Ze schreven me, dat het
met mijn grootmoeder niet zo best
meer ging. Ik moest er maar eens
gaan kijken. Per slot van rekening
was ik haar oudste kleinzoon, waar
ze altijd nog al trots op was geweest.
Ik was n.l. naar grootvader vernoemd.
Aangezien ik nog één vacantiedag
had. besloot ik aan het verzoek van
thuis gevolg te geven De volgende
dag vertrok ik. De trein raasde over
de spoorbaan, terwijl ik zat te denken
aan dat kleine dorp. waar ik was ge
boren «.n waar, behalve mijn groot
moeder, ook nog een paar ooms en
tantes woonden. Ik was er in jaren
niet meer geweest en was benieuwd
hoe ik het terug zou vinden.
Mijn grootste nieuwsgierigheid ging
echter uit naar mijn oude grootmoe
der. Ze was al ver over de zeventig.
Ik herinnerde mij, dat ze weigerde
met ons gezin mee te gaan, toen wij
van het dorp in het Westen van het
land, verhuisden naar de fabrieksstad
in het Oosten. ,,Oude bomen moet
men niet meer verplanten", had ze
geantwoord. In de grote stad aange
komen, zocht ik mijn weg naar de
plaats waar ik kon overstappen op
de tram, die de verbinding met de
eilanden onderhield.
Toen het kleme, dappere locomo
tiefje zijn werk begon te doen, be
merkte ik al direct, dat er nog altijd
een groot verschil bestond tussen het
zitten in een electrische trein en deze
tram. Het werd, in dc meest letter
lijke zin, een „schokkende" gebeur
tenis voor me, maar ik genoot ervan.
De streek, waardoor we reden, was
me overbekend. De „snelheid" van de
tram was van die aard, dat ik alles
goed kon bekijken! Overal stopte het
trammetje om er een pi
uit en in te laten.
PINDELIJK arriveerden we in het
A-* dorp. waar ik er zelf uit moest.
Hot kleine stationnetje had eer. ge
duchte verbetering ondergaan. Er
stond nu zelfs een kilein modern
wachtkamertje Dat had er vroeger
moeten staan, dacht ik. en ik herin
nerde mij hoe vaak ik 's winters had
staan rillen van de kou, wanneer de
tram te laat was. Open en bloot stond
ik daar dan in de koude Noorden
wind of in de meest felle sneeuwjach
ten. Toen ik het huisje van mijn
grootmoeder naderde, zag ik ze voor
het raam staan Blijkbaar viel het
met haar „ziekte" nog wel mee.
Vlak bij haar raam gekomen, her
kende ze me pas. Dit verwonderde
me niet. Haar ogen waren de laatste
tijd al niet zo best meer, had ik wel
eens van thuis gehoord. De ontvangst
was bijzonder hartelijk. Ze was blij
verrast!
Ik was amper binnen, of ze nam
het woord. Urenlang' Ik had alleen
maar te luisteren. Zo hadden we een
goede avond. Vlak vóór we besloten
naar bed te gaan, begon ze te ver
tellen van „de kleine visser". Ik zag
dat haar ogen daarbij vochtig wer
den. Dat was geen wonder Wie zou
aan „de kleine visser" denken, zon
der ontroerd te worden? Niemand im
mers Ik sliep die nacht in een kleine
ouderwetse bedstee. Ik moest de
deurtjes er voor maar goed dicht
di»cn. Dat hoorde zo, was de mening
van mijn grootmoeder. Ik gunde haar
haar opvatting, doch duwde ze weer
gauw open, toen ik merkte dat ze
rustig sliep.
Zelf kon ik maar niet in slaap ko
men. Dat kwam niet door het licht
van het kleine petroleumlampje, dat
op de tafel stond. Nog minder door
het zware gebimbam van de grote,
ouderwetse hangklok, die vlak achter
het bedsteedeurtje hing. Deze dingen
gingen nu eigenlijk lungs mc heen.
Er was iets anders.
Natuurlijke was ik ..de kleine vis-
»er" ook niet vergeten! Ik zou hem
nooit kunnen vergeten. Maar de ont
roering, die zich van mijn grootmoe
der meester maakte toen ze over
hem sprak, had ook mij gegrepen en
liet me niet meer los.
Ik hoopte op wat nachtelijk ver
keer, dat de stilte buiten zou versto
ren. Al was het alleen maar om mijn
gedachten wat afleiding te bezorgen.
Maar het was stil en het bleef stil.
Gelukkig kreeg de vermoeidheid van
de urenlange reia de overhand, zodat
Ik toch nog vrij onverwacht in slaap
viel. Het was al ver over tweeën!
•J* OEN ik de volgende morgen wak-
ker werd, was ,,de kleine visser"
de eerste aan wie ik dacht. En hij
zou ine de hele dag bijblijven. En
nog lang daarna..
Wanneer ik vroeger mijn grootmoe
der eens bezocht, maakte ik altijd
een wandeling door het dorp. Ik vond
het leuk weer eens oude kennissen te
ontmoeten. Ik had er nu echter hele
maal geen zin in. Het dorp trok me
niet in het minst.
Ik wandelde dan ook een heel an
dere richting uit, op weg naar het
meer, waar ik in mijn kinderjaren zo
trots op was. Het was niet zo ver.
Eenmaal daar aangekomen, ging ik
aan de waterkant zitten. Een eindje
verderop zaten een paar vissers.
Maar dat waren .grote" vissers..
Ik wist niet precies waar. het aan
lag, maar lussen mijn broer en mij
bestond altijd een bijzondere band.
Misschien kwam dat vanwege het
feit, dat hij op mijn zesde verjaar
dag werd geboren, we beschouwden
elkaar, toen we opgroeiden dan ook
als tweelingbroertjes, en waren altijd
bij elkaar. Waar hij was, kon men mij
ook vinden en omgekeerd. We waren,
om zo te zeggen, niet bij elkaar van
daan te slaan.
Vanzelfsprekend had het meer al
vroeg een grote aantrekkingskracht
op ons beiden. Reden waarom we
hartstochtelijke vissers werden.
Een echte hengel hadden we na
tuurlijk niet. We visten met een stok,
waaraan we een lang, dun touwtje
vastmaakten. We hadden wel een
echt vishaakje! Dat kochten we van
onze, zuinig opgespaarde, snoepcent-
jes. Meestal vingen we nog wat ook!
Zo zaten we iedere vrije middag
aan de waterkant en tuurden uren
lang naar onze dobbers. En het moest
al bar slecht weer zijn, wilde men
ons daar niet kunnen aantreffen!
's Avonds brachten wij de buit aan
moeder. Ze was dol op vis, had ze
eens gezegd. Daarom spanden wij
ons altijd dubbel in om zoveel moge
lijk vis thuis te brengen. Want dan
straalde moeders gezicht van blijd
schap. En dat vonden wij heerlijk!
En als wij zeiden, dat we de vis
expres voor haar hadden gevangen,
straalde haar lieve gezicht nog meer.
Dan konden wij ons geluk haast niet
op En wc namen ons vast voor. de
volgende keer nog meer visjes te
vangen!
Het pad der liefde gaat
Nu was mijn broertje klein van
stuk en zo rond en dik als een Edam
mer kaasje. Ik daarentegen was nog
al lang, voor mijn leeftijd. Wanneer
hij met me mee ging vissen, droeg
hij dapper en trots zijn eigen ..hengel"
en als men hem zo zag stappen,
werd er glimlachend over hem ge
sproken. En al spoedig werd hij ,,de
kleine visser" genoemd. Hij heeft
die naam helaas niet lang gedragen.
In de herfst van dat jaar werd ik
plotseling zeer ernstig ziek. Men
vreesde zelfs voor mijn leven. Geluk
kig echter kwam ik door de crisis
heen en begon daarna langzaam weer
op te knappen. Maar het zou nog wel
lang duren vóór ik weer met ,,de
kleine visser" naar de waterkant kon
gaan. Maar dat was het ergste niet.
Hij was intussen niet bij mijn bed
vandaan te krijgen. Telkens en tel
kens weer begon hij over de vissen.
Op een Zaterdagmiddag zei hij, dat
hij wel alleen een paar visjes zou
gaan vangen. Dat kon hij best. En
dan zou ik die krijgen. Moeder zou
dat wel goed vinden, dacht hij.
Ik kreeg toen onverwachts bezoek
en hij moest de kamer uit. Zwijgend
ging hij heen en bij de kamerdeur
keek hij nog even om. Het was de
laatste maal dat ik hem zag..
Hoe het hem gelukt is er op z'n
eentje vandoor te gaan, heeft nooit
iemand geweten noch begrepen. Maar
hoe het ook zij, die middag verdronk
hij. Na uren gedregd te hebben von
den ze hem. Zijn hengel lag nog in
het gras.
rP OEN ik weer bij mijn grootmoeder
A thuiskwam, stond het eten reeds
op tafel. Belangstellend informeerde
ze waar ik geweest was. Toen ik het
haar vertelde, knikte ze zwijgend en
begrijpend.
Ze liep ineens naar de grote kast,
dit in een hoek van de kamer stond.
Ze tfok een la open en haalde er een
grote foto van mijn broertje uit.
Ze had die' al voor mij klaar gelegd,
zei ze. Ze was al een oud mens en
zou er toch niet meer zo lang voor
kunnen zorgen. Die foto hoorde toch
eigenlijk ook bij mij, vond ze.
Wij wisten geen van beiden veel
te zeggen tijdens de maaltijd Na het
eten vertrok ik weer Ik wilde niet
al te laat thuis zijn en de reis was
nog lang.
De schommelende tram bracht me
naar de stad terug. Daar stapte ik
op de trein, die me op de plaats van
bestemming bracht.
De foto heb ik laten inlijsten. Van
te voren heb ik er zijn naam op ge
schreven en daaronder, in eenvoudi
ge letters: ,,De kleine visser". Het
lijstje hangt nu aan de muur, vlak
boven mijn bureau.
Ik zal ,,de kleme visser" nooit
vergeten.
cssaa»
„Zij hebben geen uiyti" Joh. 2 3 (slot).
OD heeft ons voor de vreugde ge
schapen.
Wanmeer we het leven der mensen
waarnemen, zoals het reilt en zeilt mi
onze wereld van nu. dan schijnt deze
bewering oppervlakkig, zelfs roekeloos
optimistisch. Er zijn immers al te veel
/actoren, die de vreugde belemmeren,
zoals de wolken het licht van de zon
onderscheppen
Er zijn allereerst de uitwendige
factoren: lasten die de rug doen bui
pen. kruizen, die de schouder scheuren,
ziekte, tegenslag, teleurstelling. Verder
zijn er de tnnerlijke factoren, zoals
een angstig gemoed, een verontrust
geweten. Deze laatste doen de don
kerste wolken schuiven voor de vreug-
dezon.
Toch heeft Cod ons voor de vreugde
geschapen en het aanvankelijk leven
der mensen een paradi)slevcn, een
vreugdeleven. In dat leven is geen zorg
en moeite. De innerlijkste aandrift can
het rnenseiéiart gaat daar naar God
uit en derhalve i* er ook geen angst en
geen verontrust geweten.
De zonde is de oorzaak can onze
vreugdeloosheid. Als onze Zondenver
nieler in de wereld komt. valt het dan
ook telkens op hoe er weer sprake is
win vreugde. In de Kerstnacht spreekt
de cupel can grote vreugde, als Jezus
ten Hemel is gevaren, keren de disci
pelen naar Jeruzalem terug met grote
blijdschap Lucas 24 52). Aan het
b e g i n en het einde van Zijn aardse
loopbaan ie er dus vreugde.
Johannes meldt ons in het tweede
hoofdstuk can zijn evangelie het begin
van Jezus' openbaar optreden en het
beginsel van Zijn tekenen.
Bij dit begin nu vinden we Jezus op
een bruiloft, de plaats der vreugde.
Zijn discipelen zijn ook bij Hem. Hij
brengt ze niet naar een klooster, niet
naar een begrafenis, wél naar een brui
loft.
Op die bruiloft gaat het echter niet
goed. De wijn ontbreekt als het feest
halverwege ts. Wat een tragische si
tuatie. Vooral in het Oosten.
Deze tragische situatie is helaas geen
uitzondering .n hel mensenleven. Als
U het woord „wijn" verandert in
„vreugde", waarvan immers de wijn
hèVtymbool is, dan leest U in deze
woorden de tragische situatie van het
moderne mensenleven.
Men wil er nog wat van maken. Het
koste wat het kost.
Krampachtige inspanning getroost
men zich om het leven nog een feeste
lijk aanzien te geven. Maar we komen
slechts halverwege. Dan ontbreekt de
vreugde. Niet de uitgelatenheid, niet
de brooddronkenheid. Maar die hebben
met echte, diepe vreugde evenveel of
even weinig te maken als surrogaten
met het originele. Van die namaakar-
tikelen houdt U een onaangename
smaak over. Van de namaakvreugde
Tn het bruiloftsleven can Gods kin
deren komt dit ook voor. dat de vreug
de ontbreekt. Meewarig als Maria
fluistert men dan ran U„Hij zit in de
put". Toch was dat goed, dat liet ge
brek bij Jezus bekend werd. En hoe
gelukkig was het, dat Jezus genodigd
tras. Alleen Zijn tegenwoordigheid is
al voldoende. Zijn giften en wonder
tekenen volgen dan als vanzelf.
Laat Uw gebrek b:J Hem bekend
worden. Denk nooit, dat Uw gebrek
niet is op te heffen, dat Uw zonden te
groot zijn, dat Uw karakter te weer
barstig iz, Uio driftbuien te bruisend,
dat Uw huwelijk te vreugdeloos is ge
worden of dat Uw geestelijke veer
kracht al te veel iz ingezonken.
Als er slechts zes druppels door Je
zus waren veranderd in wijn, dan zou
dat nog voldoende moeten zijn om ons
te doen geloven, dat Hij zelfs de be
vroren wateren can onz natuurlijk hart
kan doen ontdooien. Nu zijn het met
zes druppels, maar zes stenen vaten
vol.
Deuk eens aan die vaten, als U nieuw
clan nodig hebt voor de strijd in Gods
Kerk en Koninkrijk. En zouden door
de kracht can deze Heiland ook de ar
beidsverhoudingen niet vreugdevoller
kunnen worden en de verhoudingen
der volkeren onderling?
Een exegeet heeft uitgerekend, dat
er in die zes vaten wel voor duizend
gasten genoeg wyn waz. Van de edelste
kwaliteit.
De wereld wil eerst het beste: laten
we eten en drinken, want morgen ster-
Bij Jezus iz het anders: eerst zonodig
gebrek, strijd, beproeving, zondestrijd.
het stuk der ellende, daarna de vreugde
des heils. Overvloedig. Voor duizend
pasten.'
Nu durft U toch ook wel tot hit feest
te komen? t
DS. H. DIJKSTRA
Correspondentie betreffende deze
.rubriek aan de heer W. Jurg,
Jan Luykcnlaan 12, Den Haag.
Nieuwe serie
ladderopgaven
MET drie vraagstukken, waaraan de
namen van een viertal bekende
auteurs verbonden zijn. beginnen we do
nieuwe 13e9erie ladderopgaven.
De no's 265 en 266 hebben, behalve de
naam v. d. Elzen, ook het aantal witte
en zwarte schijven gemeen, maar zijn
overigens geheel verschillend van aard
en afwikkeling.
Het derde is van de sublieme Hagenaar
Pranger en is wellicht ook het moeilijk
ste. al valt dit vaak zeer lastig te beoor
delen zonder het commentaar van de
oplossers te kennen. Ook op het punt
schoonheid lopen de opvattingen dik
wijls uiteen de z.g. scherpe regels
geven hiervoor wel enige richtlijnen
doch hoezeer de smaken ook mogen
verschillen, we zijn er van overtuigd
dat dage drie uw aller goedkeuring zul
len wegdragen.
In dc volgende rubriek komen de laat
ste oplossingen van de twaalfde serie,
waarna we met belangstelling zullen
uitkijken, wie de top van de ladder
bereikt hebben!
Zwart: 1. 6 9. 11. 14, 16. 19. 37.
Jlll
g g g
9
0
m n n
l&r"'
li i
1
s m
«gil
I 1 ft
i
Wit: 17. 22. 25/29, 39, 40. 47.
No. 266. A. v. d. Elzen, Rosmalen ri
J. II. II. Scheijen. Kerkrade.
Zwart; 1. 12. 13. 15. 20/22. 26. 30. 43
i m
PLOOQC
I' H II I P
a
0 W
I 0 -n m
0 t§
Q
Wit: 24. 30. 32. 34. 37. 38, 40. 43. 47.50
No. 267. B. J. Pranger, Den Haag.
Zwart: 9. 11. 13. 17. 19. 21. 25. 26. 30. 37. 45.
Als zij bedenken dat meerslag steeds
voor gaat. zullen zij ongetwijfeld slagen
en bemerken dat het „door" hebben van
een damprobleem vaak hetzelfde effect
heeft als het snappen van de pointe ener
geestige mop. die de lust tot hartelijk
lachen opwekt.
Dus beginners en huisdammers, zendt
ons de oplossing van no. 268, wellicht
kunnen we u dan verder helpen op het
moeilijke pad!
No. 268. J. W. Koiiings. Rotterdam.
Zwart: 2. 12. 19. 20. 23. 29. 30.
i
r n v
üf ft W:
e e
Wit: 26/28, 39. 43/45.
Wit begint en wint.
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiimiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiniiiii
Onder de waterlinie.
Leer/aam voor de minder gevorderden
is het ook de oplossing na te gaan van
de partijstand, die we in de vorige ru
briek plaatsten.
De stelling luidde: Zwart: 3. 6. 8. 9, 13,
14. 16. 18. 19. 23. 24. Wit: 25/27. 30. 32/35,
38. 43. 48. elk elf schijven dus. Ze kwam
voor in één der vorige Haagse kampi
oenswedstrijden en O Wolff, die met wit
aan zet was (zijn tegenstander Th. J. v.
Stein had als laatste de foutzet 2024
gespeeld) en als volgt schijf winst for
ceerde: 1. 4842! De keus was nu voor
zwart wel heel lastig! Op 812 zou wit
spelen: 27—22, 32x21. 33—29 met door
braak naar 7. Natuurlijk kon ook 6 11
niet wegens het eenvoudige 32—28. 20x6.
Zwart meende een lichtpunt te zien door
114—20; 2 25x14. 9x20. Immers
het schijnbaar zo sterke 30—25 faalt op
de ..plakker" 23—28. Wit moet dan 25x12
slaan, zwart 28x28 en heeft na 12—7.
812 zelfs voordeel.
Een volslagen verrassing was echter
dat na de afruil 3: 27—22. lBx 27; 4. 32
X21, 16x27; 5. 33—29, 24x33; 6 38x9. 3x14.
en de positiezet 7 3429 zwart moest
offeren, want op 20—25 zou wit met
29—24 op dam komen en wit dreigde
met 30—24! In de partij koos zwan toen
maar het offer 7 19—23, doch ver
loor snel! Een echt samenweefsel van
op zich zelf elementaire dreigingen die
zwarts ondergang veroorzaakten
Oplossingen
No. 259. (A. Gervals). Zwart: 7. 8. 10.
12. 17. 19. 20. 22. 23. 26. 28. Wit 1(1. 21.
36/42. 48. 50. Opl: 37—31, 38—33. 42 -37
36—31. 48—42. 16—11. 11x4. 4x1
No. 260. (D. Vuorboom en J. Pen
ning*). Zwart: 7. 13/15. 17. 19. 22. 24. 25.
27. 31 Wit: 28, 33. 34. 36. 38, 39. 43-45.
48, 50 Opl.: 28—23. 34—30! (24x35 is
natuurlijk gedw.l. 38—32. 36x20. <15x24
is verplicht om de scherpste tegenactie
te kunnen ontwikkelen». 33x2, <40—44 de
enige). 2x30. 48x39. 45—40, 50x28. Een
effectvol slot. dat goed verborgen ligt.
terwijl dc inleiding eveneens van uit
stekend gehalte Is!
No. 261 (Ir. J. Viergever». Zwart. 2.
9/11. 13. 15/17. 24. 29, 31. 34, 36, 39. 45.
Wit 18. 22. 23. 25. 27. 28, 32. 38, 41/43, 47.
48. 50. Opl.: 42—37. 43—38, 47x38. 25—20.
27—21. 50—44, 28x8, (zeer verrassend ont
staat nu het meerslngje 17x19), 4842!,
42x4. 4x8. Commentaar overbodig! De
afwikkeling is ..sprekend" genoeg!
Correspondentie
J. C. M. (Schaker). Dank voor uw in
zending en uw compliment aan on* apcl.
Het is wel te zien dat u in de denkspori
thuis bent. Bij het vergelijken van uw
oplossingen met de onze zult u de enkele
pointes ontdekken, die u nog ontgaan
zuil. Let ook op de wyze van het noteren
der slagen. Overigens alle lor
DOOR B0RGE PRAMVIG
'Wit: 22. 28. 29. 31. 33. 42. 44. 47. 48, 50
Voor dit nieuwe drietal geldt: wit
begint en wint. Oplossingen in te zenden
binnen drie weken na plaatsing.
Uitnodiging aan beginners
Het volgende probleem, dat niet voor
de ladderwedstrijd meetelt en door de
kenners wel spoedig als een echt stukje
..ontspanningsproblematiek" zal woidcu
herkend is bedoeld als uitnodiging aan
hen. die deze rubriek wel oppervlakkig
doorlezen, maar het nog te moeilijk
vinden om de gebruikelijke opgaven op
te lossen. Vooral ook de z.g. huisdam
mers raden we met klem aan het eens
met deze aardige miniatuur in party
achtige stand te proberen.
Negende les
1. Nu moet U zich niet
laten afschrikken door de
vele hulplijnen in deze
schets U behoeft heus
geen architect te zijn om
de betekenis te begrijpen.
Er wordt alleen aange
geven hoe volgens de zoge
naamde X-perspectief-con-
structie te werk moet wor
den gegaan om een hoek
huis te tekenen. Deze con
structie is sterk perspecti
visch weergegeven opdat
het geheel beter begrepen
zal worden.
2. Het huis vormt met
Gr. een hoek van 60
en 30'. Daar waar Hv de
afstandscirkel Dc jnijdt.
de richtpunten R
uitgezet. De passer wordt
op deze punten gezet en
Dh en Dv worden bepaald.
Dit zijn declpunten voor
de lijnen die naar de rech
ter. respectievelijk linker
R gaan A en B tonen aan
hoe deze lijnen benut wor
den om de plaats van
raam en deur te bepalen.
A 3 delen van Gr en
'wordt naar het deelpunt
Dv gevoerd en mijdt dus
de naar links gaande voet-
lijn van het bouwwerk De
snijpunten met de voetlijn
worden langs de muur
naar boven gevoerd en
het raam is bepaald.
3 Hier ziet u een groot
fabrieksgebouw met inge
tekende X-pcrspectlef-con-
structle. U kent hiarvaa de
beschrijving uit de lessen
7 en 8. Teken dit gebouw
met alle constructielijnen
en verdeel de grondlijn
Gr in afstanden van 1.5
cm. U moet er echter wel
om denken, dat wanneer
een juist perspectief moet
worden verkregen, dc straal
van Dc vergroot moet wor
den. volgens hetgeen hier
over in les 7 Is gezegd.
De volgende keer zullen
wij het hebben over de
constructie van een tegel
vloer en een dak Teven*
over een perspcctief-con-
trólc van een tcbcU uit de
vrije band.
Horizontaal J. optoeni, 7 vervoer
middel, 8 roofvogel, 9 energiebron der
toekomst, 11 volksm.gocd. 13 speel-
bakje. 15 verbrande rest. 16 kern, 18
zangnoot, 19 verblijf, 21 deel van het
lichaam. 22 dwaas. 24 gestolde mas a,
27 binnen, 29 kippenloop. 30 kindcr-
groet, 31 bijdehande vrouw, 33 niet
scherp, 34 .smeersel, 37 wisselborg-
tocht, 38 zwaurdwalvis, 39 vacantic
Verticaal: 1 drukte, 2. mil.kader. 3
voorzetsel, 4 ik, 5 broodje, 6 met
graagte. 10 te eniger tijd. 12 dier. 14
yooraetsel. 16 hazardspel, 17 anti, 19
haag, 20 delfstof, 23 levenslustig, 25
zinspreuk. 26 noodlottig, 28 dichtbij,
30«no-
Inzendingen per briefkaart voor a.s.
Donderdag aan het bureau van dit
blad. In de linkerbovenhoek aan de
adieszijde vermelden: „Puzzle-nplos-
sing" Er zijn drie prijzen: 1 f 5
2. t 2.50; 3. f 2.50.
Horiaontaal: 1 koppel, log; 2 lier
I'"*1 —vl, liJ i«l, -lil, IIRA,
10 Hr. de. Ate. op. 11 O.T Eli. Rome.
12 ode. mee. pel. 13 leger. kant.
Verticaal: 1 kleuterschool. 2. o.i niet,
apart. de. 3 pet. leeg. as. deeg, 4 pre-k,
dartel, me, 5 eerbied, waa.er. 6 lias,
me. vertrek. 7 'og. politie, opa. 8 ooi.
onderkomen. 9 grot. oase, spelt.
(Vervolg van pag IJ
Eisenhower-Zjoekof
Als antwoord op de door de Russen
tegenover Eisenhower betoonde hoffe
lijkheid nodigde de Amerikaanse re
fer,ng Zjoekof uit voor een bezoek
aan Amerika. Deze uitnodiging werd
onmiddellijk aanvaard en verwacht
werd. dat de maarschalk spoedig zou
vertrekken. Hij verzocht, vergezeld te
mogen worden door generaal Clay
(omdat Eisenhower zelf met kon) en
door Eisenhower's zoon John die
de Rusaiche reis van zijn vader had
meegemaakt en een zeer gunstige in
druk «.p Zjoekof had gemaakt.
Kort daarop werd Zjoekof ziek. Ei
senhower schreef daar zelf over:
„Men vroeg zich wel af. of het mis
schien een diplomatieke ziekte was,
maar toen ik hem daarna weer op een
vergadering van de Bestuursraad te
Berlijn zag, maakte hij de indruk van
iemand, die een zware ziekte heeft
doorstaan. In ieder geval werd hier
door zijn bezoek uitgesteld en toen het
winter werd, gaf hij de wens te ken
nen. ons land in het voorjaar van
1946 te bezoeken. Vóór het zover was.
hadden de Russen er blijkbaar geen
belang meer bij. een hunner maar
schalken voor een week of tien dagen
naar Amerika te sturen.
OVER Eisenhower's bezoek aan
Moskou schrijft Koy Sumtmisby
in haar bock „Eisenhower was mijn
baas": „Er werd plotseling een feest
aangericht met een gelukkige Zjoekof,
die het S3BR wtwrd ran Eisenhower,
..proost", inaar nazei. Avercll Harri-
man, die toen ambassadeur in Mos
kou was, vertelde, dat het zien van de
Rus. met zijn arm om Ike'g schou
der en steeds maar „proost" roepend,
een van dc meest ongelooflijke dingen
was, die hij ooit in de Sowjctunie had
meegemaakt. Zo'n gezellige houding
tegenover een vreemdeling was zeer
zeldzaam in het achterdochtige Ruv
land Het was een warme bijdrage
voor Eisenhower's populariteit in de
Sowjetunie".
Nu. .n 1955. is de grote vraag: wat
is er van de populariteit .^cj^eble-
ven?