V reuqdescl ugaescnepper m m 4 m B m m m m m m m m m m - m m 6aah wij tekenen kORt veRhó,ó,l v&n b. vinqeRlinq ONLANGS ontving ik een brief van thuis. Ze schreven me, dat het met mijn grootmoeder niet zo best meer ging. Ik moest er maar eens gaan kijken. Per slot van rekening was ik haar oudste kleinzoon, waar ze altijd nog al trots op was geweest. Ik was n.l. naar grootvader vernoemd. Aangezien ik nog één vacantiedag had. besloot ik aan het verzoek van thuis gevolg te geven De volgende dag vertrok ik. De trein raasde over de spoorbaan, terwijl ik zat te denken aan dat kleine dorp. waar ik was ge boren «.n waar, behalve mijn groot moeder, ook nog een paar ooms en tantes woonden. Ik was er in jaren niet meer geweest en was benieuwd hoe ik het terug zou vinden. Mijn grootste nieuwsgierigheid ging echter uit naar mijn oude grootmoe der. Ze was al ver over de zeventig. Ik herinnerde mij, dat ze weigerde met ons gezin mee te gaan, toen wij van het dorp in het Westen van het land, verhuisden naar de fabrieksstad in het Oosten. ,,Oude bomen moet men niet meer verplanten", had ze geantwoord. In de grote stad aange komen, zocht ik mijn weg naar de plaats waar ik kon overstappen op de tram, die de verbinding met de eilanden onderhield. Toen het kleme, dappere locomo tiefje zijn werk begon te doen, be merkte ik al direct, dat er nog altijd een groot verschil bestond tussen het zitten in een electrische trein en deze tram. Het werd, in dc meest letter lijke zin, een „schokkende" gebeur tenis voor me, maar ik genoot ervan. De streek, waardoor we reden, was me overbekend. De „snelheid" van de tram was van die aard, dat ik alles goed kon bekijken! Overal stopte het trammetje om er een pi uit en in te laten. PINDELIJK arriveerden we in het A-* dorp. waar ik er zelf uit moest. Hot kleine stationnetje had eer. ge duchte verbetering ondergaan. Er stond nu zelfs een kilein modern wachtkamertje Dat had er vroeger moeten staan, dacht ik. en ik herin nerde mij hoe vaak ik 's winters had staan rillen van de kou, wanneer de tram te laat was. Open en bloot stond ik daar dan in de koude Noorden wind of in de meest felle sneeuwjach ten. Toen ik het huisje van mijn grootmoeder naderde, zag ik ze voor het raam staan Blijkbaar viel het met haar „ziekte" nog wel mee. Vlak bij haar raam gekomen, her kende ze me pas. Dit verwonderde me niet. Haar ogen waren de laatste tijd al niet zo best meer, had ik wel eens van thuis gehoord. De ontvangst was bijzonder hartelijk. Ze was blij verrast! Ik was amper binnen, of ze nam het woord. Urenlang' Ik had alleen maar te luisteren. Zo hadden we een goede avond. Vlak vóór we besloten naar bed te gaan, begon ze te ver tellen van „de kleine visser". Ik zag dat haar ogen daarbij vochtig wer den. Dat was geen wonder Wie zou aan „de kleine visser" denken, zon der ontroerd te worden? Niemand im mers Ik sliep die nacht in een kleine ouderwetse bedstee. Ik moest de deurtjes er voor maar goed dicht di»cn. Dat hoorde zo, was de mening van mijn grootmoeder. Ik gunde haar haar opvatting, doch duwde ze weer gauw open, toen ik merkte dat ze rustig sliep. Zelf kon ik maar niet in slaap ko men. Dat kwam niet door het licht van het kleine petroleumlampje, dat op de tafel stond. Nog minder door het zware gebimbam van de grote, ouderwetse hangklok, die vlak achter het bedsteedeurtje hing. Deze dingen gingen nu eigenlijk lungs mc heen. Er was iets anders. Natuurlijke was ik ..de kleine vis- »er" ook niet vergeten! Ik zou hem nooit kunnen vergeten. Maar de ont roering, die zich van mijn grootmoe der meester maakte toen ze over hem sprak, had ook mij gegrepen en liet me niet meer los. Ik hoopte op wat nachtelijk ver keer, dat de stilte buiten zou versto ren. Al was het alleen maar om mijn gedachten wat afleiding te bezorgen. Maar het was stil en het bleef stil. Gelukkig kreeg de vermoeidheid van de urenlange reia de overhand, zodat Ik toch nog vrij onverwacht in slaap viel. Het was al ver over tweeën! •J* OEN ik de volgende morgen wak- ker werd, was ,,de kleine visser" de eerste aan wie ik dacht. En hij zou ine de hele dag bijblijven. En nog lang daarna.. Wanneer ik vroeger mijn grootmoe der eens bezocht, maakte ik altijd een wandeling door het dorp. Ik vond het leuk weer eens oude kennissen te ontmoeten. Ik had er nu echter hele maal geen zin in. Het dorp trok me niet in het minst. Ik wandelde dan ook een heel an dere richting uit, op weg naar het meer, waar ik in mijn kinderjaren zo trots op was. Het was niet zo ver. Eenmaal daar aangekomen, ging ik aan de waterkant zitten. Een eindje verderop zaten een paar vissers. Maar dat waren .grote" vissers.. Ik wist niet precies waar. het aan lag, maar lussen mijn broer en mij bestond altijd een bijzondere band. Misschien kwam dat vanwege het feit, dat hij op mijn zesde verjaar dag werd geboren, we beschouwden elkaar, toen we opgroeiden dan ook als tweelingbroertjes, en waren altijd bij elkaar. Waar hij was, kon men mij ook vinden en omgekeerd. We waren, om zo te zeggen, niet bij elkaar van daan te slaan. Vanzelfsprekend had het meer al vroeg een grote aantrekkingskracht op ons beiden. Reden waarom we hartstochtelijke vissers werden. Een echte hengel hadden we na tuurlijk niet. We visten met een stok, waaraan we een lang, dun touwtje vastmaakten. We hadden wel een echt vishaakje! Dat kochten we van onze, zuinig opgespaarde, snoepcent- jes. Meestal vingen we nog wat ook! Zo zaten we iedere vrije middag aan de waterkant en tuurden uren lang naar onze dobbers. En het moest al bar slecht weer zijn, wilde men ons daar niet kunnen aantreffen! 's Avonds brachten wij de buit aan moeder. Ze was dol op vis, had ze eens gezegd. Daarom spanden wij ons altijd dubbel in om zoveel moge lijk vis thuis te brengen. Want dan straalde moeders gezicht van blijd schap. En dat vonden wij heerlijk! En als wij zeiden, dat we de vis expres voor haar hadden gevangen, straalde haar lieve gezicht nog meer. Dan konden wij ons geluk haast niet op En wc namen ons vast voor. de volgende keer nog meer visjes te vangen! Het pad der liefde gaat Nu was mijn broertje klein van stuk en zo rond en dik als een Edam mer kaasje. Ik daarentegen was nog al lang, voor mijn leeftijd. Wanneer hij met me mee ging vissen, droeg hij dapper en trots zijn eigen ..hengel" en als men hem zo zag stappen, werd er glimlachend over hem ge sproken. En al spoedig werd hij ,,de kleine visser" genoemd. Hij heeft die naam helaas niet lang gedragen. In de herfst van dat jaar werd ik plotseling zeer ernstig ziek. Men vreesde zelfs voor mijn leven. Geluk kig echter kwam ik door de crisis heen en begon daarna langzaam weer op te knappen. Maar het zou nog wel lang duren vóór ik weer met ,,de kleine visser" naar de waterkant kon gaan. Maar dat was het ergste niet. Hij was intussen niet bij mijn bed vandaan te krijgen. Telkens en tel kens weer begon hij over de vissen. Op een Zaterdagmiddag zei hij, dat hij wel alleen een paar visjes zou gaan vangen. Dat kon hij best. En dan zou ik die krijgen. Moeder zou dat wel goed vinden, dacht hij. Ik kreeg toen onverwachts bezoek en hij moest de kamer uit. Zwijgend ging hij heen en bij de kamerdeur keek hij nog even om. Het was de laatste maal dat ik hem zag.. Hoe het hem gelukt is er op z'n eentje vandoor te gaan, heeft nooit iemand geweten noch begrepen. Maar hoe het ook zij, die middag verdronk hij. Na uren gedregd te hebben von den ze hem. Zijn hengel lag nog in het gras. rP OEN ik weer bij mijn grootmoeder A thuiskwam, stond het eten reeds op tafel. Belangstellend informeerde ze waar ik geweest was. Toen ik het haar vertelde, knikte ze zwijgend en begrijpend. Ze liep ineens naar de grote kast, dit in een hoek van de kamer stond. Ze tfok een la open en haalde er een grote foto van mijn broertje uit. Ze had die' al voor mij klaar gelegd, zei ze. Ze was al een oud mens en zou er toch niet meer zo lang voor kunnen zorgen. Die foto hoorde toch eigenlijk ook bij mij, vond ze. Wij wisten geen van beiden veel te zeggen tijdens de maaltijd Na het eten vertrok ik weer Ik wilde niet al te laat thuis zijn en de reis was nog lang. De schommelende tram bracht me naar de stad terug. Daar stapte ik op de trein, die me op de plaats van bestemming bracht. De foto heb ik laten inlijsten. Van te voren heb ik er zijn naam op ge schreven en daaronder, in eenvoudi ge letters: ,,De kleine visser". Het lijstje hangt nu aan de muur, vlak boven mijn bureau. Ik zal ,,de kleme visser" nooit vergeten. cssaa» „Zij hebben geen uiyti" Joh. 2 3 (slot). OD heeft ons voor de vreugde ge schapen. Wanmeer we het leven der mensen waarnemen, zoals het reilt en zeilt mi onze wereld van nu. dan schijnt deze bewering oppervlakkig, zelfs roekeloos optimistisch. Er zijn immers al te veel /actoren, die de vreugde belemmeren, zoals de wolken het licht van de zon onderscheppen Er zijn allereerst de uitwendige factoren: lasten die de rug doen bui pen. kruizen, die de schouder scheuren, ziekte, tegenslag, teleurstelling. Verder zijn er de tnnerlijke factoren, zoals een angstig gemoed, een verontrust geweten. Deze laatste doen de don kerste wolken schuiven voor de vreug- dezon. Toch heeft Cod ons voor de vreugde geschapen en het aanvankelijk leven der mensen een paradi)slevcn, een vreugdeleven. In dat leven is geen zorg en moeite. De innerlijkste aandrift can het rnenseiéiart gaat daar naar God uit en derhalve i* er ook geen angst en geen verontrust geweten. De zonde is de oorzaak can onze vreugdeloosheid. Als onze Zondenver nieler in de wereld komt. valt het dan ook telkens op hoe er weer sprake is win vreugde. In de Kerstnacht spreekt de cupel can grote vreugde, als Jezus ten Hemel is gevaren, keren de disci pelen naar Jeruzalem terug met grote blijdschap Lucas 24 52). Aan het b e g i n en het einde van Zijn aardse loopbaan ie er dus vreugde. Johannes meldt ons in het tweede hoofdstuk can zijn evangelie het begin van Jezus' openbaar optreden en het beginsel van Zijn tekenen. Bij dit begin nu vinden we Jezus op een bruiloft, de plaats der vreugde. Zijn discipelen zijn ook bij Hem. Hij brengt ze niet naar een klooster, niet naar een begrafenis, wél naar een brui loft. Op die bruiloft gaat het echter niet goed. De wijn ontbreekt als het feest halverwege ts. Wat een tragische si tuatie. Vooral in het Oosten. Deze tragische situatie is helaas geen uitzondering .n hel mensenleven. Als U het woord „wijn" verandert in „vreugde", waarvan immers de wijn hèVtymbool is, dan leest U in deze woorden de tragische situatie van het moderne mensenleven. Men wil er nog wat van maken. Het koste wat het kost. Krampachtige inspanning getroost men zich om het leven nog een feeste lijk aanzien te geven. Maar we komen slechts halverwege. Dan ontbreekt de vreugde. Niet de uitgelatenheid, niet de brooddronkenheid. Maar die hebben met echte, diepe vreugde evenveel of even weinig te maken als surrogaten met het originele. Van die namaakar- tikelen houdt U een onaangename smaak over. Van de namaakvreugde Tn het bruiloftsleven can Gods kin deren komt dit ook voor. dat de vreug de ontbreekt. Meewarig als Maria fluistert men dan ran U„Hij zit in de put". Toch was dat goed, dat liet ge brek bij Jezus bekend werd. En hoe gelukkig was het, dat Jezus genodigd tras. Alleen Zijn tegenwoordigheid is al voldoende. Zijn giften en wonder tekenen volgen dan als vanzelf. Laat Uw gebrek b:J Hem bekend worden. Denk nooit, dat Uw gebrek niet is op te heffen, dat Uw zonden te groot zijn, dat Uw karakter te weer barstig iz, Uio driftbuien te bruisend, dat Uw huwelijk te vreugdeloos is ge worden of dat Uw geestelijke veer kracht al te veel iz ingezonken. Als er slechts zes druppels door Je zus waren veranderd in wijn, dan zou dat nog voldoende moeten zijn om ons te doen geloven, dat Hij zelfs de be vroren wateren can onz natuurlijk hart kan doen ontdooien. Nu zijn het met zes druppels, maar zes stenen vaten vol. Deuk eens aan die vaten, als U nieuw clan nodig hebt voor de strijd in Gods Kerk en Koninkrijk. En zouden door de kracht can deze Heiland ook de ar beidsverhoudingen niet vreugdevoller kunnen worden en de verhoudingen der volkeren onderling? Een exegeet heeft uitgerekend, dat er in die zes vaten wel voor duizend gasten genoeg wyn waz. Van de edelste kwaliteit. De wereld wil eerst het beste: laten we eten en drinken, want morgen ster- Bij Jezus iz het anders: eerst zonodig gebrek, strijd, beproeving, zondestrijd. het stuk der ellende, daarna de vreugde des heils. Overvloedig. Voor duizend pasten.' Nu durft U toch ook wel tot hit feest te komen? t DS. H. DIJKSTRA Correspondentie betreffende deze .rubriek aan de heer W. Jurg, Jan Luykcnlaan 12, Den Haag. Nieuwe serie ladderopgaven MET drie vraagstukken, waaraan de namen van een viertal bekende auteurs verbonden zijn. beginnen we do nieuwe 13e9erie ladderopgaven. De no's 265 en 266 hebben, behalve de naam v. d. Elzen, ook het aantal witte en zwarte schijven gemeen, maar zijn overigens geheel verschillend van aard en afwikkeling. Het derde is van de sublieme Hagenaar Pranger en is wellicht ook het moeilijk ste. al valt dit vaak zeer lastig te beoor delen zonder het commentaar van de oplossers te kennen. Ook op het punt schoonheid lopen de opvattingen dik wijls uiteen de z.g. scherpe regels geven hiervoor wel enige richtlijnen doch hoezeer de smaken ook mogen verschillen, we zijn er van overtuigd dat dage drie uw aller goedkeuring zul len wegdragen. In dc volgende rubriek komen de laat ste oplossingen van de twaalfde serie, waarna we met belangstelling zullen uitkijken, wie de top van de ladder bereikt hebben! Zwart: 1. 6 9. 11. 14, 16. 19. 37. Jlll g g g 9 0 m n n l&r"' li i 1 s m «gil I 1 ft i Wit: 17. 22. 25/29, 39, 40. 47. No. 266. A. v. d. Elzen, Rosmalen ri J. II. II. Scheijen. Kerkrade. Zwart; 1. 12. 13. 15. 20/22. 26. 30. 43 i m PLOOQC I' H II I P a 0 W I 0 -n m 0 t§ Q Wit: 24. 30. 32. 34. 37. 38, 40. 43. 47.50 No. 267. B. J. Pranger, Den Haag. Zwart: 9. 11. 13. 17. 19. 21. 25. 26. 30. 37. 45. Als zij bedenken dat meerslag steeds voor gaat. zullen zij ongetwijfeld slagen en bemerken dat het „door" hebben van een damprobleem vaak hetzelfde effect heeft als het snappen van de pointe ener geestige mop. die de lust tot hartelijk lachen opwekt. Dus beginners en huisdammers, zendt ons de oplossing van no. 268, wellicht kunnen we u dan verder helpen op het moeilijke pad! No. 268. J. W. Koiiings. Rotterdam. Zwart: 2. 12. 19. 20. 23. 29. 30. i r n v üf ft W: e e Wit: 26/28, 39. 43/45. Wit begint en wint. niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiimiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiniiiii Onder de waterlinie. Leer/aam voor de minder gevorderden is het ook de oplossing na te gaan van de partijstand, die we in de vorige ru briek plaatsten. De stelling luidde: Zwart: 3. 6. 8. 9, 13, 14. 16. 18. 19. 23. 24. Wit: 25/27. 30. 32/35, 38. 43. 48. elk elf schijven dus. Ze kwam voor in één der vorige Haagse kampi oenswedstrijden en O Wolff, die met wit aan zet was (zijn tegenstander Th. J. v. Stein had als laatste de foutzet 2024 gespeeld) en als volgt schijf winst for ceerde: 1. 4842! De keus was nu voor zwart wel heel lastig! Op 812 zou wit spelen: 27—22, 32x21. 33—29 met door braak naar 7. Natuurlijk kon ook 6 11 niet wegens het eenvoudige 32—28. 20x6. Zwart meende een lichtpunt te zien door 114—20; 2 25x14. 9x20. Immers het schijnbaar zo sterke 30—25 faalt op de ..plakker" 23—28. Wit moet dan 25x12 slaan, zwart 28x28 en heeft na 12—7. 812 zelfs voordeel. Een volslagen verrassing was echter dat na de afruil 3: 27—22. lBx 27; 4. 32 X21, 16x27; 5. 33—29, 24x33; 6 38x9. 3x14. en de positiezet 7 3429 zwart moest offeren, want op 20—25 zou wit met 29—24 op dam komen en wit dreigde met 30—24! In de partij koos zwan toen maar het offer 7 19—23, doch ver loor snel! Een echt samenweefsel van op zich zelf elementaire dreigingen die zwarts ondergang veroorzaakten Oplossingen No. 259. (A. Gervals). Zwart: 7. 8. 10. 12. 17. 19. 20. 22. 23. 26. 28. Wit 1(1. 21. 36/42. 48. 50. Opl: 37—31, 38—33. 42 -37 36—31. 48—42. 16—11. 11x4. 4x1 No. 260. (D. Vuorboom en J. Pen ning*). Zwart: 7. 13/15. 17. 19. 22. 24. 25. 27. 31 Wit: 28, 33. 34. 36. 38, 39. 43-45. 48, 50 Opl.: 28—23. 34—30! (24x35 is natuurlijk gedw.l. 38—32. 36x20. <15x24 is verplicht om de scherpste tegenactie te kunnen ontwikkelen». 33x2, <40—44 de enige). 2x30. 48x39. 45—40, 50x28. Een effectvol slot. dat goed verborgen ligt. terwijl dc inleiding eveneens van uit stekend gehalte Is! No. 261 (Ir. J. Viergever». Zwart. 2. 9/11. 13. 15/17. 24. 29, 31. 34, 36, 39. 45. Wit 18. 22. 23. 25. 27. 28, 32. 38, 41/43, 47. 48. 50. Opl.: 42—37. 43—38, 47x38. 25—20. 27—21. 50—44, 28x8, (zeer verrassend ont staat nu het meerslngje 17x19), 4842!, 42x4. 4x8. Commentaar overbodig! De afwikkeling is ..sprekend" genoeg! Correspondentie J. C. M. (Schaker). Dank voor uw in zending en uw compliment aan on* apcl. Het is wel te zien dat u in de denkspori thuis bent. Bij het vergelijken van uw oplossingen met de onze zult u de enkele pointes ontdekken, die u nog ontgaan zuil. Let ook op de wyze van het noteren der slagen. Overigens alle lor DOOR B0RGE PRAMVIG 'Wit: 22. 28. 29. 31. 33. 42. 44. 47. 48, 50 Voor dit nieuwe drietal geldt: wit begint en wint. Oplossingen in te zenden binnen drie weken na plaatsing. Uitnodiging aan beginners Het volgende probleem, dat niet voor de ladderwedstrijd meetelt en door de kenners wel spoedig als een echt stukje ..ontspanningsproblematiek" zal woidcu herkend is bedoeld als uitnodiging aan hen. die deze rubriek wel oppervlakkig doorlezen, maar het nog te moeilijk vinden om de gebruikelijke opgaven op te lossen. Vooral ook de z.g. huisdam mers raden we met klem aan het eens met deze aardige miniatuur in party achtige stand te proberen. Negende les 1. Nu moet U zich niet laten afschrikken door de vele hulplijnen in deze schets U behoeft heus geen architect te zijn om de betekenis te begrijpen. Er wordt alleen aange geven hoe volgens de zoge naamde X-perspectief-con- structie te werk moet wor den gegaan om een hoek huis te tekenen. Deze con structie is sterk perspecti visch weergegeven opdat het geheel beter begrepen zal worden. 2. Het huis vormt met Gr. een hoek van 60 en 30'. Daar waar Hv de afstandscirkel Dc jnijdt. de richtpunten R uitgezet. De passer wordt op deze punten gezet en Dh en Dv worden bepaald. Dit zijn declpunten voor de lijnen die naar de rech ter. respectievelijk linker R gaan A en B tonen aan hoe deze lijnen benut wor den om de plaats van raam en deur te bepalen. A 3 delen van Gr en 'wordt naar het deelpunt Dv gevoerd en mijdt dus de naar links gaande voet- lijn van het bouwwerk De snijpunten met de voetlijn worden langs de muur naar boven gevoerd en het raam is bepaald. 3 Hier ziet u een groot fabrieksgebouw met inge tekende X-pcrspectlef-con- structle. U kent hiarvaa de beschrijving uit de lessen 7 en 8. Teken dit gebouw met alle constructielijnen en verdeel de grondlijn Gr in afstanden van 1.5 cm. U moet er echter wel om denken, dat wanneer een juist perspectief moet worden verkregen, dc straal van Dc vergroot moet wor den. volgens hetgeen hier over in les 7 Is gezegd. De volgende keer zullen wij het hebben over de constructie van een tegel vloer en een dak Teven* over een perspcctief-con- trólc van een tcbcU uit de vrije band. Horizontaal J. optoeni, 7 vervoer middel, 8 roofvogel, 9 energiebron der toekomst, 11 volksm.gocd. 13 speel- bakje. 15 verbrande rest. 16 kern, 18 zangnoot, 19 verblijf, 21 deel van het lichaam. 22 dwaas. 24 gestolde mas a, 27 binnen, 29 kippenloop. 30 kindcr- groet, 31 bijdehande vrouw, 33 niet scherp, 34 .smeersel, 37 wisselborg- tocht, 38 zwaurdwalvis, 39 vacantic Verticaal: 1 drukte, 2. mil.kader. 3 voorzetsel, 4 ik, 5 broodje, 6 met graagte. 10 te eniger tijd. 12 dier. 14 yooraetsel. 16 hazardspel, 17 anti, 19 haag, 20 delfstof, 23 levenslustig, 25 zinspreuk. 26 noodlottig, 28 dichtbij, 30«no- Inzendingen per briefkaart voor a.s. Donderdag aan het bureau van dit blad. In de linkerbovenhoek aan de adieszijde vermelden: „Puzzle-nplos- sing" Er zijn drie prijzen: 1 f 5 2. t 2.50; 3. f 2.50. Horiaontaal: 1 koppel, log; 2 lier I'"*1 —vl, liJ i«l, -lil, IIRA, 10 Hr. de. Ate. op. 11 O.T Eli. Rome. 12 ode. mee. pel. 13 leger. kant. Verticaal: 1 kleuterschool. 2. o.i niet, apart. de. 3 pet. leeg. as. deeg, 4 pre-k, dartel, me, 5 eerbied, waa.er. 6 lias, me. vertrek. 7 'og. politie, opa. 8 ooi. onderkomen. 9 grot. oase, spelt. (Vervolg van pag IJ Eisenhower-Zjoekof Als antwoord op de door de Russen tegenover Eisenhower betoonde hoffe lijkheid nodigde de Amerikaanse re fer,ng Zjoekof uit voor een bezoek aan Amerika. Deze uitnodiging werd onmiddellijk aanvaard en verwacht werd. dat de maarschalk spoedig zou vertrekken. Hij verzocht, vergezeld te mogen worden door generaal Clay (omdat Eisenhower zelf met kon) en door Eisenhower's zoon John die de Rusaiche reis van zijn vader had meegemaakt en een zeer gunstige in druk «.p Zjoekof had gemaakt. Kort daarop werd Zjoekof ziek. Ei senhower schreef daar zelf over: „Men vroeg zich wel af. of het mis schien een diplomatieke ziekte was, maar toen ik hem daarna weer op een vergadering van de Bestuursraad te Berlijn zag, maakte hij de indruk van iemand, die een zware ziekte heeft doorstaan. In ieder geval werd hier door zijn bezoek uitgesteld en toen het winter werd, gaf hij de wens te ken nen. ons land in het voorjaar van 1946 te bezoeken. Vóór het zover was. hadden de Russen er blijkbaar geen belang meer bij. een hunner maar schalken voor een week of tien dagen naar Amerika te sturen. OVER Eisenhower's bezoek aan Moskou schrijft Koy Sumtmisby in haar bock „Eisenhower was mijn baas": „Er werd plotseling een feest aangericht met een gelukkige Zjoekof, die het S3BR wtwrd ran Eisenhower, ..proost", inaar nazei. Avercll Harri- man, die toen ambassadeur in Mos kou was, vertelde, dat het zien van de Rus. met zijn arm om Ike'g schou der en steeds maar „proost" roepend, een van dc meest ongelooflijke dingen was, die hij ooit in de Sowjctunie had meegemaakt. Zo'n gezellige houding tegenover een vreemdeling was zeer zeldzaam in het achterdochtige Ruv land Het was een warme bijdrage voor Eisenhower's populariteit in de Sowjetunie". Nu. .n 1955. is de grote vraag: wat is er van de populariteit .^cj^eble- ven?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 8