TOERNOOI MET DE DOOD Op zoek naar het geheim De man die alleen reisde LEZERS1 PELGRIMAGE Kerkgang in liet hoge noorden: wat anders dan een eindje lopen In Zuid-Afrika werkt een tweede Schweitzer NIEUWE LEIDSCHE COURANT P. J. RISSEEUW Nieuwe roman van Johan Fabricius Dit is een roman uit het jaar van de grote pest te Florence, het jaar 1348. Als de zwarte dood door twee ongeluksgaleien zich van Pisa landinwaarts begint uit te breiden, vangt de uittocht der rijken naar hun buitenverblijven aan. Het vertrek van de Florentijnse bankier Giacopo Orlandini met zijn gezin en de vele vrienden van zijn kinderen lijkt in al zijn pracht en praal op een feesttocht. Elena, de pracht- bevende jongere echtgenote van de vroeg vergrijsde Giacopo, heeft nog kans gezien een gewaagde zet op het schaakbord van haar huwelijksleven te zetten. Zij heeft met het oog op Jiun jonge zoon Luciano een jong meisje geïnviteerd: de veertienjarige Beatrice Arrighi uit Venetië, vertegenwoordig ster van een concurrerend bankiersgeslacht, met een grote bruidsschat als doel. De pest. deze gesel der middel eeuwen. die honderdduizenden uit het leven wegmaaide, deed als naar gewoonte de kerken vol stromen en de huizèn van ontucht bevolken. De winkeliers worden door een vreemde koorts aangestoken, want wat zal tenslotte voordeliger blij- Uiteindelijk een zoeken van Gods gelaat Wie geen vreemde is in de hedendaagse Nederlandse literatuur, weet dat C. Rijnsdorp een der voornaamste protestants-christelijke letterkundigen van onze dagen genoemd mag worden. Dat is niet alleen een vriendelijk heid die bij gelegenheid van zijn zestigste verjaardag onlangs is gezegd, maar een algemeen erkend feit. De opstellen in de bundel „Op zoek naar het geheim", die uit de door hem gepubliceerde tijdschriftartikelen en lezingen is samengesteld en ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag werd uitgegeven*), zijn er het bewijs voor. Men had Rünsdorp geen beter recht kun nen doen. De essays, die in tydschriftjaar- gangen dreigden ver loren te raken, worden in de eerste plaats nog weer eens onder de aan dacht gebracht; maar vervolgens zullen zij ongetwijfeld een dui delijker. scherper beeld tekenen van deze auteur, die zün weg niet in de richting van de populariteit gezocht heeft, doch rustig zijn i op zoek bekennen, dat de herlezing deze opstellen mij een groter genot heeft gegeven dan ik aan vankelijk verwacht had. Bij hun tijdschriftpublicatie had ik de meeste al gelezen; er zijn er bij, waarvan dat al jaren geleden is; andere zijn van meer recente da tum. Maar bij het lezen achter elkaar legt men een onderling verband, werkt de lezing van het een nog op het andere na. En zo ontstaat een totaalbeeld, waarin men de auteur als het ware met scherper ogen ziet. Het vraaggesprek dat D. van der Stoep met Rijnsdorp had en achteraan is bijgevoegd, draagt bij. Wat allereerst opvalt, is Rijns dorps bewonderenswaardige taal beheersing. Hij zoekt zijn kracht niet in het grote, hartstochtelijke woord, dat in felle vlammen uit slaat. Zijn betoogtrant is rustig, overwogen. Hij bedwelmt niet, doch tracht redelijk te overtuigen. Maar hij bouwt zijn zinnen en pe rioden op in een voortdurend in spanning blijvend en fijn toege spitst evenwicht. Hij heeft eer bied voor zijn lezers en stelt zich allerminst op een voetstuk. Weet ivat hij ivil Toch weet deze bescheiden mens wel degelijk wat hij wil. Hij wordt door een bepaald idee beheerst, nl. de waarde voor het christelijk geloof die hij in de cul tuur gezien heeft. Mooi komt dit uit in het essay over Bach. Want deze literator is tevens een uitne mend muziekkenner. En Bach moet ondanks zijn barok, die Rijnsdorp vreemd is, toch wel een man naar zijn hart zijn. De vaste, weloverwogen bouw van diens muziek, de eenvoudige mid delen waarmee hij werkt en de bijna verstandelijk logische com positie. zijn elementen die wij ook in het proza van Rijnsdorp op merken. Maar het is vooral de gebondenheid aan de gemeente waarvan Bach blijk geeft, de on derschikking van zijn muziek aan haar liturgie, die voor Rijnsdorp hèt kenmerk is van de christen kunstenaar. En zo richt Rijnsdorp zich naar twee zijden: naar de kunstenaars en naar de gemeente. Beide groe pen tracht hij van hun verant woordelijkheid voor elkaar te doordringen. Culturele arbeid is geen particuliere, min of meer verdachte liefhebberij, maar een algemeen kerkelijke noodzakelijk heid. U vindt deze dingen ook met een naar het apocalyptische ver vloeiende schildering in Rijns- dorps helaas veel te weinig be kende roman ..Eldert Holier" Dat dit werk bijna in vergetel heid is kunnen raken, is niet al leen een miskenning van de auteur, maar tevens een blamage voor zijn geloofsgenoten, die de betekenis van dit werk niet heb ben ingezien. Voor de letterkun digen, die de kracht van het pro za en de flikkering van het vi- sionnaire in deze kustenaarsroman niet hebben opgemerkt, geldt hetzelfde. Men vindt het thema van Eldert Holier" in het essay ..De weg uit de robot-cultuur" Het geheim Rijnsdorps inzicht in deze din gen is anders dan het mijne. Ik sta ten opzichte van enkele pun ten misschien recht tegenover hem; hoewel ik aan de andere kant geloof dat wij dichter bij el kaar staan dan wij wel denken. Wij zijn immers op zoek naar het geheim en de wegen waarlangs wij het trachten te bereiken, zul len naar menselijke aard verschil lend zijn. Maar ieder die zich zin nend over een gedicht gebogen heeft, een stuk proza van alle kanten heeft bekeken, of zich ver diept heeft in de literaire archi- een roman, moet met hem belijden: ..Ontzaglijk heer lijk. zo op zoek te zijn naar het geheim. Met een pen in de hand in gedachten vooruit te tasten, om het geheim van de schoon heid. het geheim van het leven op heterdaad te betrappen en in woorden te vangen". Zo heeft hij het werk van Mul- tatuli en Nietzsche bezien en heeft hij getracht er de levenswaarde van te ontdekken. Met hoeveel eerbied en met welk een duide lijk begrip heeft hij zich ook over het werk van Willem de Mérode gebogen. Het is een verrassing, te kunnen constateren, dat dit op stel. kort na De Mérode's dood geschreven, toen diens werk door het gebrek aan afstand nog maar moeilijk kon worden overzien, na vijftien jaar nog niet verouderd blijkt te zijn. Voor het werk van De Mérode is het belangrijk, dat dit essay in de bundel is opgeno- Eerbied en begrip betoonde Rijnsdorp ook tegenover Rispens; zo zelfs, dat hij zijn eigen alge meen inzicht in de vorm van het essay buiten beschouwing laat, als hij vrezen moet dat het ten na dele zal zijn van hem. wiens werk hij beschouwt. Ook Wilma. die hij de ..milde" noemt, nadert hij met eerbied, evenals de niet uit eigen kring voortkomende Henriëtte Roland Holst. Nijhoff en de jong gestorven dichter Hans Lodeizen. Ontluistering Opmerkelijk bij deze laatste is, dat hij feitelijk maar een helft van het werk van deze dichter be spreekt. Er is een andere helft die hij niet begrijpt; daar aarzelt hij te oordelen. Later, in het essay waarin hij de literatuur van Bou- tens af tot heden overziet, moet hij weer het oordeel over de jong ste poëzie, hoewel hij naar een veroordeling neigt, uitstellen. Hij herkent deze poëzie niet. M.i. om dat zij van andere aard is dan die van de voorafgaande perioden. Daarom ben ik het in genen dele met hem eens. wanneer hij in de Nederlandse poëzie een kwalita tief dalingsproces ziet. Met het woord „ontluisteringsproces" dat hij op pag. 117 gebruikt, kan ik in zoverre vrede hebben, wanneer hij daaronder de ontluistering van de uiterlijke vorm verstaat. Maar door de nieuwe poëzie worden bronnen aangeboord waaruit stro men van nieuwe kracht haar toe vloeien, die Rijnsdorp blijkbaar niet in hun poëtische werking on derkent. Maar welk een belezenheid blijkt overigens uit deze essays en welk een behartenswaardige dingen zegt hij. 'Zo deze uitspraak in het artikel over Bach, waar ik mee eindigen wil: „Voor de scheppende kunstenaars van 1950 is de „erfenis" juist veelszins een probleem. Maar dan moet daar toch eerlijk mee geworsteld zijn. Wie thans erflaters zullen blijken te wezen, zijn ongetwijfeld zij die gerijpt zijn in de worsteling met en om het verleden en niet zij die menen dat de kunst om de tien jaar met een schone lei kan wor den begonnen". De voorspelling behoeft niet te gewaagd te zijn, wanneer wij de mening uitspreken, dat ook Rijns- dorp zulk een erflater zal blijken te zijn; waarmee wij zeker niet willen zeggen, dat zijn erfenis met wat hij tot nu toe gewerkt heeft volledig bepaald zal zijn. Er ligt wellicht nog een nieuwe periode voor hem, waarin hij tastend en met de pen in de hand voort zal gaan op zoek naar hei geheim; het geheim dat hij in het opstel over Willem de Mérode om schreef als uiteindelijk het zoeken van Gods gelaat. C. Vermeer. •I C. Ftjnsdorp. roek naar het geheim, gebundelde essays Uitgave Bosch Keuning N V, Baarn 1954. ken goederen of het bezit van goud? ..Dat beide goederen èn goud nog eens voor het grijpen zouden liggen voor ieder die de moed haa de huizen binnen te dringen, waar nog slechts de Dood de wacht hield temidden van een walglijke lijkenlucht die ge dachte vond nog geen plaats in te kort schietende verbeelding, toen zij op die zonnige Aprildag koortsig met zichzelf overlegden hoe men als zakenman moest handelen in deze ongewone, op windende omstandigheden." Ook de tachtigjarige moeder van Giacopo. Sabini Orlandini, die reeds vele plagen in haar leven had meegemaakt, gaat, als het levende geweten van deze zorg loze familie, mee naar het land goed. gezeten in haar draagstoel. Zij zal in de villa Quattroventi, ver buiten de stad, waai- het rijke gezelschap zich in een roes der zinnen zal te buiten gaan. de personificatie zün van het Oor deel. zo vaak zij. strompelend met haar stok. de brooddronkenen tot orde en bezinning zal roepen. Terwijl de pest Florence nadert en in zijn niets ontziende, wor gende greep krijgt, viert de fa milie Orlandini met vrienden en magen het zomerfeest, zoals dat in de middeleeuwen kon toegaan. Niet voor niets is de welgedane pater Barto- lomeus meegenomen om bij tijd en wijle de biecht af te nemen. Wie de Decamerone kent is deze wereld niet vreemd. waarin de tegenstelling tussen rijk en arm ontstellend was. waarin het leven der zinnen roekeloos werd geleefd. Een al te duidelijke illustratie van het bijbelwoord; Laat ons eten en drinken want morgen sterven wij. De toeleg van Elena om Beatri ce en Luciano tot elkaar te bren gen gelukt. De auteur geeft een uitvoerige beschrijving van het stille spel van afstoten en toena deren. Maar al spoedig wordt het de lezer duidelijk dat de verteller deze beide figuren heeft uitverko ren om niet alleen eikaars tegen spelers te \Morden <met een uit eindelijke verzoening als happy end). maar ook de tegenspelers van de genotzoekende familie en vriendenschaar. Want als de on verbiddelijke pest ook villa Quat troventi nadert, openbaart zich de ware aard dezer mensen en bre ken de grofste vormen van ego isme. lafhartigheid en ontrouw naar buiten. Grote keerpunt Dit wordt het grote keerpunt in het leven van de jonge Luciano. Hij besluit zich aan de zijde van de dokter te scharen en de strijd tegen de zwarte dood aan te bin den. Tot de talloze verwikkelin gen behoort dan ook de door mis verstand toenemende verwijdering tussen hem en Beatrice. Luciano blijft zijn roeping trouw hij strijdt tot het brttere einde, ook als Beatrice door de ziekte wordt aangetast, doch zij zal tot de weinigen behoren die de pest overleven. Eerst op de laatste bladzijde worden de gelieven verenigd om samen in Florence, waar de pest het leven heeft omgekeerd en de knechten zich tot meesters heb ben verheven, orde op zaken te gaan stellen. Verteller Johan Fabricius behoort tot de door de officiële Nederlandse cri tici versmade „vertellers", maar is niettemin een der meest gelezen en vertaalde Nederlandse schrij- In deze nieuwe historische ro man gaf hij opnieuw een speci men van zijn knappe, boeiende vertelkunst. Ook met dit boek stoort hij zich niet aan enige mo de in de literatuur en heeft hij kennelijk geen ander doel gehad dan het schrijven van een boeien de vertelling die de lezer in één adem uitleest. Hij pretendeert geen cultuurfilosoof te zijn. noch moralist, hij wil alleen maar ver tellen, vertellen. Dat hij daarbij geen blad voor de mond neemt, is genoegzaam bekend. Hij tekent de mensen zo als hij ze in zijn verbeelding zag in hun goed en kwaad. Vooral in hun kwaad en hun zedelijke ver dorvenheid. Het moet gezegd dat hij zijn boek. met name in de midden hoofdstukken. op het niveau van het drama brengt. Deze hoofdstuk ken zijn geladen. Maar daartegen over staan de vele bladzijden waarin hij niet boven de verdien stelijke verteller uitkomt. Zo is de lange, ongeloofwaardige brief van Lucrezia waarin zij verslag uit brengt van haar laatste weerzien en lugubere omarming van haar man ronduit een staaltje van het zuiverste melo-drama. Vergelijking? Ik voel er het onbillijke van, wanneer ik dit boek ga vergelij ken met het meesterwerk van de Franse schrijver Albert Camus ..De Pest". Maar de vergelijking dringt zich nu eenmaal op. Het heeft geen zin met de stukken aan te tonen dat Fabricius. vei- geleken bij Camus, het in alle opzichten moet afleggen. Liever is het mij. nuchter te constateren dat deze beide romanciers behal ve hun onderwerp niets met el kaar gemeen hebben. Men zou kunnen zeggen dat Fa bricius een onderwerp gevonden of gezocht heeft waarin hij zich als verteller weer eens echt heeft kunnen laten gaan. En dat Camus door zijn onderwerp is gegrépen en het heeft gebruikt om er zijn levensfilosofie aan te scherpen. Bij Fabricius is het verhaal het een en al. Bij Camus is het verhaal slechts aanleiding tot een worste ling met de diepste vragen naar de zin van het leven. Fabricius is de auteur voor de lezer die zich enige uren zonder geestelijke inspanning wil verlie zen in een boeiende vertelling, en Camus is de schrijver die de le zers bereikt die het aandurven door een cultuurfilosoof gedwon gen te worden tot een geestelijke confrontatie. Uw recensent, lezers, behoeft niet voor u te kiezen. Zijn per soonlijke voorkeur behoeft aller minst de uwe te zijn. Het behoort tot zijn taak u voor te lichten over de aard en de kwaliteit van het door hem gelezen boek. Dan is zijn conclusie deze, dat Fabri cius een boeiende roman heeft ge schreven waarin hij rijkelijk heeft geofferd aan gedetailleerde rea listische beschrijvingen, en dat hij met deze roman, waarvan u na verloop van tijd waarschijnlijk niet veel zal bijblijven, een deel heeft toegevoegd aan de reeds res pectabele rij spannende, kleurige romans waarmee hij heeft bewe zen te behoren tot de knapste ver tellers onder de Nederlandse dood. H P Leopolds Uitgev N V.. Den Haag. KAMELEN Langs het stervend goud der horizon Gaan op slanke wereldwijze benen De kamelen, plotseling verschenen, Naar het wachtend water van de bron. En hun hals reikt ver vooruit naar 't doel, En hun neuzen staan gevleugeld open, Dédaigneus en adellijk. Zo lopen Joodse rabbi's soms door 't stadsgewoel. Dorstig dravend en door niets belet, Laten zij nochtans hun haast niet blijken, Zouden liever aan hun dorst bezwijken Dan de maat verliezen van hun tred, En zij zweven door het avondgoud Als muziek die enkel wordt aanschouwd. Bertus Aafjes (geb. 1914), uit Het koningsgraf, uitg. J. M. Meulenhoff, A'dam, 1949. VIRGIL GHEORGHW: zich door zijn boeken: „Het vijf en twintigste uur" en „De tweede kans", een grote bekendheid heeft verworven, heeft zich ook critiek op de hals gehaald. Zijn roman ,.De man die alleen reisde" is het antwoord daarop. Maar al moge dan het ressentiment van politieke tegenstanders de aanleiding zijn geweest tot het schrijven van dit boek, de werkelijke beteke- Mensen zonder fantasie schie ten tekort in verwondering. De herhaling van de dagelijkse dingen heeft hen afgestompt; ze menen ,dat die geen geheimen meer voor hen verbergen. Ze hebben het vermogen verloren tussen verschijnselen, die ogen schijnlijk niets met elkaar te maken hebben, verband te ver moeden. Hun wereld is af; sedert de vaderen ontslapen zijn, blijft alles zó, als het van het begin der schepping af geweest is. (II Petr. 3 4b). Maar tussen wa ken en slapen is zelfs de nuchtere mens min of meer fantast, indruk ken van geziciit en gehoor, die niets met elkaar te maken hebben, spelen hun dro merig spel. Doodeenvoudig door hun gelijktijdigheid legt de mens in die schemertoestand verband tussen de meest onge lijksoortige zaken. Zijn wereld is vloeibaar en kneedbaar ge worden. Zolang Droogstoppel zelf nog slaapt, is de dichter, die diep in elke Droogstoppel schuilt, wakker. Hoor! Er is een geluid in de nog donkere wintermorgen, een roep, een kreet, kort, maar uit een overmaat van gevoel. Roept een koortsig kind in zijn half slaap, heeft het angst? Of is er in die roep de hartbrekende be rusting van iemand, die de strijd heeft opgegeven en die, nauwe lijks terecht in het leven, al voor de poort van de dood staat? Is het een vrouw, wie het ver driet te machtig is geworden en in één enkele, korte, herhaalde kreet zich uitschrext (wat op zichzelf al verlichting en ge nade is)? Ach, het is maar een doodgew.one haan, die zijn eerste jeugd voorbij is. Zijn roep heeft mets uitdagends meerhy mist De roep in de morgen het transparante van het ge- kraai van een joiige haan, dat zo past bij de eerste lichtstreep aan de horizon en by de kleu ren van veren en kam, wanneer het dag geworden is. Zijn roep is donker, melancholiek, maar hij heeft nog niet alle goudglans ver loren. Het is een roep vol clair- obscur, vol geheim, schor en melodieus tegelijk. De stilte van de morgen omhuift het met een wonderlijke spanning. Zulk ge- kraai kan Pascal in de oren heb ben gehad, toen hij in zyn „Ge dachten" schreef over „het myste rie van Jezus". Dat gehele frag ment is een noc turne, de medita tie van een door waakte nacht, overleggingen en gebeden in half slaap, als de ziel het lichaam als het ware halverwege heeft verlaten. Ik hoor er hanen gekraai in en denk dan aan die jonge vrouw, die jaren geleden een geestelijke crisis doormaakte en in die tijd van nacht tot nacht het lijden van Christus mee doorleefde en bemediteerde, van statie tot statie. Wat een groot ding eigenlijk dat het heil van Christus zich associatief verbindt met hanen gekraai, kandelaar, korenmaat, beveiliging tegen inbraak, eten en drinken en de vele kleine dingen van het dagelijks leven. Sinds Petrus is het hanenge kraai als het ware gekerstend, het kondigt een nieuw „heden der genade" aan, genade, die sterker is dan alle menselijk ver raad. De genade pelt ons niet uit ons milieu uit, ze komt tot ons in ons milieu, als eens Gabriel tot Maria- Voelt men dat hier de voorwaarde is geschapen en de liggen Christelijke cultuur? nis er van grijpt ver uit boven die van een gewone oratio pro domo. In hoeverre de hoofdpersoon van deze roman, Trajan Matisi, samenvalt met de auteur, laat ons zelfs tamelijk onverschillig, omdat het in dit boek ook niet in de eerste plaats om deze Trajan Matisi gaat. Gheorghiu heeft hem slechts gekozen om gestalte te ge ven aan één der duizenden naam lozen, die soortgelijke ervaringen hebben opgedaan. „De AANKLACHT Want ook de r die alleen reisde klacht togen het verontpersoonlij- ken van de mens. tegen het roven van de individualiteit, tegen een beoordeling van mensen, op grond alleen van de omstandigheid dat zij behoren of behoord hebben tot een bepaalde categorie van men sen, ook dan, wanneer zij zich niet hebben schuldig gemaakt aan de vergrijpen of deel hebben ge had aan de verdiensten van hun categorie. De schrijver legt zijn Matisi. in een gesprek met de priester Oc- tavian Barlea in de mond: „Hel hoofdprobleem is, dat mijn kame raden en ik niet zijn gearresteerd als individuen, die een fout heb ben begaan, maar automatisch werden gevangen gezet vergrijp, toegeschreven aan de col lectiviteit en aan de categorie van burgers, waarvan wc deel uit maakten. De ondervraging is nooit gegaan over wat ik geda,. als persoon; daarin stelden zij die mij gevangen hielden niet het minste belang; het is de categorie Roemeense ambtena oordeeld werd". Trajan Matisi behoorde echter in wezen niet tot enige categorie. Hij stelde zich niet alleen niet ach ter de ideeën van politieke lei ders. maar idealistisch, jong, dich terlijk ent in menig opzicht naïef als hij was. begreep hij dikwijls niet eens. of verkeerd, welke in triges de achtergrond vormden van wat hij aanschouwde. TROOST In zoverre is „De man die t leen reisde" een aanklacht. Ma ook een troost biedt deze roma Trajan Matisi behoorde tot geen enkele categorie van mensen. Hij werd in zijn korte, wisselvallige leven hoog geprezen en diep ver guisd. Maar hij bleef een eenza me. Aan het eind van zijn leven moet hij bekennen, dat hij geen enkele echte vriend heeft gehad. Maar in de ambulance-auto, waar in hij, dodelijk gewond door een aanrijding, naar het ziekenhuis wordt gereden, bekent hij zichzelf „Eigenlijk ben ik nooit alleen geweest. Geen enkel mens is al leen op de wereld, omdat ieder een zijn weg gaat naast God, die zijn schreden leidt op aarde en in de eeuwigheid' „De man die Heen reisde' in meer dan één opzicht een w, devol boek. Vlrgll Gheorghiu: De inan die •en reisde. NV. Ultgeversmaat- happtj Pax, "s-Gravenhage. (Vert. C. K- Joh. M. Paimi PREDIKANT MOET ZEEBENEN HEBBEN ALS een predikant ongeveer 10.000 zielen heeft te verzorgen en tezamen met één hulpkracht vijf kerken en nog tien a elf andere lokaliteiten waarin godsdienstoefeningen gehouden worden, moet bedienen dan kan ieder begrij pen dat de mensen in het hoge Noorden van Noorwegen niet verwend worden met mogelijkheden voor kerkgang Met name van de predikant vergt het leven I veel meer aan energie dan van zijn collega's in andere delen van de wereld, waar men wellicht slechts de straat be hoeft over te steken om naar de kerk te gaan. Zo mogelijk maakt hij gebruik van zijn auto, maar hij moet net zo vaak over het water gaan. Wie hier predikant wil wezen, moet zeebenen hebben woont aan een der Noorse fjorden in het hoge noorden. In het EvangelischLuthers Weekblad vertelt ze van een kerkgang, die acht uur In beslag „Toen op een Zon dag bij ons in de fjord een kerkdienst zou zijn, maakten wij on6 natuurlijk ook op om er heen te gaan. Als het zo zelden gebeurt als hier het geval is, leert men voor zo'n enkele kerkdienst dank baar te zijnDe plaats van de kerk dienst lag tamelijk ver Daarom reisden wij met de dominee mee in de kerkboot De vaart duurde lan ger dan een uur. Maar het landschap was zo ongelooflijk mooi, dat wij niet moe werden van het kijken. Aan beide kanten stonaen de hoge. wilde rotsen. Slechts hier en daar zagen wij een paar hul zen. Die zijn geheel afgesneden van de be woonde wereld. Er ko men geen motorboten aan. Electrisch licht is er niet. Post komt er, niet. En evenmin koop- j Ook zagen wij het kleine kerkhof van de fjord, dat op een stille plek onder een reus achtige rots gelegen was. Het leek, alsof de mensen helemaal klein en nietig werden te midden van deze ma jestueuze natuur Toen wij de helft van onze tocht hadden af gelegd, kwamen wij in een maalstroom te recht, waar dikwijls zelfs een krachtige mo torboot niet door kan komen, als de wind togen Is. Het water leek wel te koken. Het bruiste en siste orr onze boot. Maar wij kwamen er doorheen. Witte kerk Eindelijk naderden wij de plaats van be stemming. Reeds van verre zagen wij de witte kerk zich als een lichtvlek aftekenen tegen de grijsbruine rotsen. Er was natuur lijk geen spoor van een steigerons schip ging midden ln de fjord voor anker Een roeiboot haalde ons af In de kerk waren mensen uit verschillen de plaatsen bUeen. En men kon het de man nen duidelijk aanzien, dat ze allen vissers en zeelieden waren. Na de dienst dronken wfl met de predikant koffie by de onderwyzer. Ik had al gemerkt, dat het weer slechter geworden was en ik dacht aan de vaart ln het roei bootjeHet weer wordt hier altyd ..hy genoemd. En als „hy sterk wordt, wil dat zeggen, dat de wind tot een storm is aan gewakkerd. Vlug dron ken wU onze kopjes leeg en aten de laatste boterham, om daarna meteen naar het strand te gaan. Het was geen bemoedigende aanblik werd elke minuut Geen idylle Boven bü de schip stonden te warmen, vertelde de dominee, dat hij zich dikwijls onbehaaglijk gevoelde, als hij in alle weer steeds maar de zee op moest. In de koude van het donkere jaar getijde is het hier vaak stormweer. En dan is het geen middernachts- zon-idylle om hier pre dikant te wezen. 's Morgens voor negenen uur in de middag voor de kerkgang >Vaar het mogelük is, komen de mensen overal vandaan naar de kerk diensten. Hier en daar staat een kerk, maar dikwüls worden de diensten ln scholen gehouden. Die zyn vaak prozaïsch en ongezellig. Ook daar is God zelf tegenwoordig met Zyn Geest van Zijn Woord." Predikanten in hei hoge noorden hebben hel eensaam. In Thulr, een Eskimodorp in Noord-Groenland (de noordelijkste nederzetting ter wereldis een kerk gebouwd. Daarvóór deed de school dienst als kapel. De 29-jarige predikant en onderwijzer tan het dorp. Peter Jensen, staat voor het houten schoolgebouwtje.... In het Noorden van de Kaapprovincie, temidden van het naturellen- reservaat. de Transkei, ligt een vallei met de naam Sulenkama, „bron van vele wateren". Weinig zullen de heidense Pondomesi vermoed hebben dat deze naam eens zou gaan betekenen: „de bron van levend water". rust de zware taak op hun schouders om een dertig procent van de begro ting zelf tc verzorgen. Hun grootste moeilijkheid is misschien wel het ver vullen van verpleegster-vacatures. Prof. dr. J. de Boer uit Johannes burg vertelt in het Zendingsblad van de Geref. Kerken: In het centrum van dit conservatief heidense dis trict. in het midden van de vallei, staat het grote zendingshospitaal van de Schots Presbyteriaanse Kerk, het Nessie Knight Hospital, genoemd naar de echtgenote van de directeur dokter-zendeling R. L. Paterson. De geschiedenis van dr. Paterson's werk kan alleen vergeleken worden met die van prof. dr. Schweitzer te Lambarene. Toen dr. Paterson in 1927 afstudeerde te Glasgow, werd hij uitgezonden om de zendingspost te Sulenkama over te nemen cn om te vormen tot een zcndingshospitaal. De gehele opzet bestond op dat mo twee lemen hutten, één c Nederlandse zusters, mits - de voor zendingswerk, zouden hier van harte welkom zijn.. zelf in te i één i pa'.ië behandelen en de geneesmid delen te bereiden. Fondsen om een hospitaal te bouwen waren afwezig, maaj patiënten waren er in over- 120 BEDDEN Er staat nu een modern hospitaal met honderdtwintig bedden. Sinds het begin zwoegt mevrouw Paterson dagelijks om de honderdduizenden guldens bij elkaar te bedelen ten einde datgene te kunnen kopen, wat een ziekenhuis iedere dag nodig heeft en teneinde uitbreidingen te kunnen bekostigen. Dr. Paterson heeft letterlijk alle ambachten be oefend tot daadwerkelijk bouwen toe en zelfs tot tweemaal toe het leggen van twee kilometer waterleiding. Natuurlijk werd dit echtpaar ge steund door vele vrienden in Schot land en de Unie, maar zelfs nu nog Kerk in de wereld Vtjf kerken in Atlanta, Georgia (V.S.l hebben «amen een radio- en teleeisie-statinn geopend, dat uitsluitend godsdienstige uitzen dingen zal verzorgen. Het appa raat kostte 100.000 dollar. Dr. Norman Goodall wordt se- van de Internat. Zendingsraad en de Vereldraad van Kerken. Hy wordt als «ecretaris voor Europa van de Zendingsraad opgevolgd door de Amerikaanse ds. Ronald K. Orchard. Plannen worden uitgewerkt voor intercommunie (volledige erken ning van elkanders avondmaals- gemeensehap) tussen de angli- kaan>e kerk van Engeland en de presbyteriaanse kerk van Schot land. Een groep bekende Italiaanse liberalen heeft ren vereniging voor godsdienstvrijheid opgericht, om te trachten de fascistische anti-protestantse verordeningen te doen verdwynen. Duitse kerken televisie in De televisie-commissies van de evangelische en de rooms-katholieke kerk in Duitsland hebben „beginselen voor de Duitse televisie" opgesteld. Omdat de televisie bijzonder sugges tief is, vooral voor kinderen, en om dat zij juist in de intieme sfeer van het gezin optreedt, achten de kerken het nodig, dat de verantwoordelijke personen zekere principes in acht Nogmaals: rustcUig voor de dominee De Rotterdamse arts P. J. F. I)upuis pleitte in „Woord en Dienst" voor een wekelijkse rustdag voor de dominee (zie ons biad van 24 Dec.), Daarop kwamen enkele brieven bfj W. en D. binnen Is het so erg? „Mag ik vragen, is het wel zo erg met de predi kanten gesteld. Hoeveel predikanten reizen op hun vrije Zondag niet naar de Veluwe of de Zuidhollandse eilanden om daar voor de evangelisatieccmmis- sies VAN (niet voor) bui tenkerkelijken een dienst te vervullen. Kent u het getal der predikanten die hun vrije tijd besteden door als leraar op middelbare en nijverheidsscholen op te treden of andere functies vervullen en dan degenen d:e Jonge Kerkkampen lei den, liefst in het buitenland, dit is immers een GRATIS vacantie. Welk aantal pre dikanten studeert voor hun doctoraal of schrijven boe ken en tijdschriftartikelen? Dat de werktijden bij pre- dik-n'.en anders zijn dan bij vele beroepen is niets bij zonders. er zijn meer be roepen waar zulks het ge val is., ik zou willen vra gen of het geen tijd wordt dat de predikanten hun tijd efficiënter leren besteden." En het volgende epistel (wat milder!): „Letten de predikanten er net als v zakenlieden wel voldoende op dat hun werk goed verdeeld is. Gesteld dat wij alles, belangrijk en minder belangrijk werk. zelf zouden willen doen. Dan zouden we ook vlug in een zenuwinrichting zitten. Zo is het ook met een do minee. De dominees bij ons b.v. zijn b.v. voorzitter van menige vereniging, wonen dikwijls vergaderingen bij die toch wel zouden door gaan. leg-en bezoeken af die heel goed door een ouderling zouden kunnen worden gedaan, en ga zo maar door. Naar mijn be scheiden mening zijn de ver enigingen meest?' helemaal niet gediend met hun voor zitterschap. terwlp de uit- nodigingen die zij ontvan gen om vergaderingen bij te wonen, dikwijls meer een beleefdheids orm is paraat nu de opkomst is voor iedereen; dus geen aesthetise- rende, snobistische neigingen., maar ook niet alleen sensationeel amuse ment.. critiek en satire behoren tot de democratische vrijheden., maar vermeden moet worden een onverant woordelijk bespotten van de grond slagen van staats- en rechtsorde. Geen ruwheden voor de TV, geen misdadige handelingen, geen bespot ting van huwelijk en gezin. En wat de religie betreft, zal de televisie niets uitzenden, dat de godsdienst vrede (protestants—rooms-kath. Red.) kan verstoren; men zal bij zonder eerbiedig zijn bij het noemen van Gods Naam. bij het vertonen van vormen van eredienst en kerkelijke symbolen. In hpt algemeen wordt er de na druk op gelegd, dat het TV-program- ma positief moet staan tegenover het gezin en dat de juiste verhouding tussen ouders cn kinderen en de ver sterking van het verantwoordelijk heidsbesef met het oog op de huwe lijksband en het stichten van een gezin bijzondere aandacht vragen. Bij de Cup Final „Blijf bij mij, Heer, want d'avond is nabij". Voor menig een is dit lied in benauwde ogenblikken een troost en kracht geweest. Dit lied wordt ieder jaar gezongen bij de Cup- final van de Football Associa tion in het Wembleystadicm te Londen! Ik las daarover deze bijzonderheid, dat Sir Frederick J. Wall, die in 1927 secretaris van de Associatie was, bij het doornemen van het programma stuit'e op de mededeling: Mu ziek van de „Alexander's Rag time Band". Hij voelde zich door een mysterieuze kracht gedrongen om dit door te schrappen en er voor in de plaats te zetten „Blijf bij mij, Hee En sedertdien is dit een vast nummer gebleven bij de Cup-final". (Evang Luth. Weekblad)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 5