<2>e óprookjeó van Cï4nderóen Tekeningen HOERGE PRAMVIG De herderin en d, schoorsteenveger Heb je wel eens een oude houten kast gezien met uitgesneden krullen en lofwerk? Juist zo een stond er in een huiskamer; van boven tot onder versierd met snij werk. Midden in de kast stond een hele man uitgesneden, die altijd grijnsde. Hij had bokspoten, kleine horens op 't voor hoofd en een lange baard. De kinderen in de kamer noemden hem altijd „bokspoot - boven - en - onder - ge neraal - krijgsbevelhebber - sergeant". H<j keek altijd maar naar de tafel onder de spiegel, waarop een alleraardigst herderin netje van porselein stond; ze was in cén woord prachtig! Dichtbij haar stond een kleine schoorsteenveger, ook van porselein. Zij waren daar beiden zo neergezet, en nu ze eenmaal zo stonden, hadden zij zich met elkaar verloofd. Niet ver van hen af stond nog een fi guur. Het was een oude Chinees, die kon knikken; hij was ook van porselein. Hij zei, dat hij de grootvader was van het herderinnetje, en had de bokspoot - boven - en - onder - generaal - krijgsbevelhebber - sergeant, die 't herderinnetje tot vrouw wilde hebben, vriendelijk toegeknikt. „Daar krijg je een man aan", zei de oude Chinees. ..Hij kan je tot bokspoot - boven - en - onder - generaal - krijgsbevelhebber - sergantesse maken, hij heeft de hele kast vol zilverwerk". „Ik wil niet in die donkere kast!" zei het herderinnetje, „ik heb gehoord, dat hij daarbinnen al elf porseleinen vrouwen heeft." „Dan kan jij de twaalfde worden!" zei de Chinees; „vannacht zal je bruiloft hou den!" en toen knikte hij met het hoofd en viel in slaap. „Geloof je dat!" vroeg zij. En toen klom zij weer op de tafel. „Zover zijn we dus nu gekomen!" zei de schoorsteenveger, „we hadden ons dus al die moeite wel kunnen besparen!" Grootvader werd gekramd en was weer zo goed als nieuw, alleen kon hij niet meer knikken. De schoorsteenveger en de kleine herde rin zagen de oude Chinees smekend aan; zij waren zo vreselijk bang. dat hij knik ken zou, maar hij kon niet. En zo bleef het porseleinen paartje bij elkaar; zij wa ren blij om grootvaders krammetje en had den elkaar lief totdat zij in stukken braken. 3. Het arme herderinnetje legde haar kleine hoofdje tegen haar schoorsteenveger aan en weende. „Dat kan ik niet uithou den! De wereld is al te groot! Stond ik maar weer op het tafeltje onder de spie gel! Nooit zal ik weer vrolijk kunnen zijn." De schoorsteenveger trachtte haar moed in te spreken, maar zij snikte zo vreselijk, dat hij niet anders kon dan toegeven, hoe wel hÜ het allerdwaast vond. En zo krab belden zij met de grootste moeite weer terug door de schoorsteen. Eindelijk stonden zij weer in de donkere kachel en luisterden achter het deurtje om te horen, wat er in de kamer gebeurde. Ze keken naar binnen ach. daar lag de oude Chinees midden op de grond; hij was van de tafel gevallen en lag nu in drie stukken. Bokspoot - boven - en - onder - ge neraal - krijgsbevelhebber - sergeant stond waar hij altijd gestaan had. „Dat is vreselijk!" zei het herderinnetje: „oude grootvader in stukken en dat door onze schuld!" en zij wrong haar lieve, kleine handjes. „Hij kan nog wel gekramd worden!" zei de schoorsteenveger. „Dan kan hij weer zo goed als nieuw worden". en beproet/en haar krachten op zu/arte koeien en w/itte schapen aiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii En - verstuiken haar tongen op één enkel woord T\RIE stevige boeren verwelkomden U mij, toen ik het erf opreed van de boerderij Cae Igo, eigendom van de ongetrouwde boerin Roberts. Ik begroette hen. Ik noemde mijn naam. Zij noemden hun namen: Peter Jo nes, Selwyn Jones, Robert John Jo- Broers?" vroeg ik. Zij schudden ontkennend het hoofd. .Neven dan?" wilde ik weten. Zij schudden ten tweeden male ontken nend het hoofd. ,,Neen", zeiden ze toen, „we zijn helemaal geen familie van elkaar!" Op dat moment voorkwam Ruth Large, een alleraardigst Amerikaans meisje uit Illinois, waar haar vader een flink boerenbedrijf heeft, verder praten tussen het Jones-trio en mij. Met een gulle lach kwam zij op mij toe. „Aardig, dat u er bent... Ja, ik begrijp uw moeilijkheden... iedere boer hier in Wales heet Jones. Toen ik hier pas was, dacht ik, dat ze me voor de gek hielden, maar het is heus waar ..O, daar is Maxine ook. we kregen uw brief gisterochtend!" Maxine Young, een donkere Ame rikaanse schone uit North-Carolina, waar haar vader op een flink eigen landbouwbedrijf de kost verdient, kwam eveneens lachend op mij toe- gestormd. ,,Ja, ik begrijp het al... ik had het voorspeld... Jones, Jones, Jo nes..." Als ik iets zeg, dat instemmend klinkt, legt ze mij bijna dadelijk het zwijgen op. Jones en nog eens Jo nes. dat gaat nog... maar heus als u iets meer van de taal. van de plaatsnamen weet, dan vindt u „Jo nes" geen probleem meer. Zeg, Ruth, zojuist vertelde je gastvrouw mij iets. wat ik nooit zal vergeten... zegt u het mij eens na... en jij ook, Ruth", en Maxine spelde in snel tempo: „LLANFAIRPWLLGWYN- GYLLGOGERYCHWYRN- D R O-B WLLLANTYSSIL- LIOGOGOGOC H". „Dat is alles!" zei ze proestend, „en het betekent een kerk en een dorp in Anglesey. Ik heb mijn tong al drie keer verstuikt, toen ik pro beerde om het uit te spreken, maar Miss Roberts laat het vlot van haar tong vloeien!" Ruth en ik lieten Maxine het woord nog een keer voorspellen en schreven de letters nauwkeurig op. Toen lie ten we onze tongen rollen en onze klankmotor draaien. Het resultaat? Nog twee verstuik te tongen en grote bewondering voor het Jones-trio, dat na ons lachend te hebben gadegeslagen en aangehoord een salvo in de lands taal van Wales afschoot, waar mijn oren nog van duizelen. "M A dit spel-met-het-éne-woord gin- gen we naar buiten. Maxine en Ruth met de hooihark over de schou der. Boer Robert John Jones drijft een tweetal zwarte koeien (zwarte koeien ziet men veel in Wales, ze zijn zowel goed melk- als slachtvee) even voor ons uit over een landweg. Ik kom als laatste, stellig wat ouder dan de beide Amerikaanse meisjes en misschien iets minder vlijtig. Nog lopen Ruth en Maxine te lachen over dat éne woord, maar dan roept boer Jones: „Hee-daar, meis- kes, doe iets voor de kost. Dan leer je meteen wat... Kom, drijf die koeien maar verder..." Dan voegt Jones zich bij mij en vertelt over zijn Zwarte vee „best vee, meneer! Melk in orde en vlees uitstekend!" en over de Ameri kaanse boerendochters, die nu in de streek werken en leren. ,,Ze weten van aanpakken, al zijn het dan lachebekjes..." Langzaam lopen we heuvel op waarts. Ver weg over het golvende land verheffen zich de bergen. Eerst worden de koeien te grazen gezet, dan gaan de meisjes met de boer hooien... en vlei ik me neer om het geheel te aanschouwen. Na een poosje zegt de boer: „Ik denk, dat die meneer uit Holland ook onze schapen wel wil zien.... kom!" We gaan dan verder, tot we ko men bij een helling hij heet Carreg Lwyd, wat Grijze Steen of Grijze Rots betekent waar een wollige kudde Ruth en graast onder toezicht schouder. van twee prima her dershonden („veel prij zen in de wacht ge sleept!" zegt Jones). Roy en Moss zo heten de hon den geven een demonstratie van hun kunnen. Waarlijk verbluffend! De meisjes begrijpen mijn bewon dering. „We zijn er nu al aan ge wend", zegt Ruth, „maar in den be ginne waren ook wij steeds weer ver baasd, als we de herderskwaliteiten van de honden hier zagen..." Boer Jones valt schertsend in: „Beste honden zijn het... zoals Roy en Moss zal jij het nooit leren, Ruth!" DAAR, bij die schapen komen de tongen eerst recht los. Over scha pen en schapen scheren. „Drie boe ren Jones en geen familie van el kaar! elk met een schaap op de „scheerbank", het hoofd der dieren geklemd in de linkerarm... en dan met de rechterhand scheren", vertelt Maxine, „een enig gezicht!" „Zelf hebben wij ook geschoren", voegt Ruth er aan toe, „en zo heel slecht ging het niet. Maar zo vlot en „Hee-daar, meiskes!" roept boer Jones, „drijf die koeien Maxine met de hooihark over de En nog lopen ze te lachen over dat éne woord. snel als de boeren en boerinnen hier scheren, dat vereist meer oefening... de meest geslaagde scheerproef was, toen boerin Roberts, Maxine en ik aan het scheren sloegen en de drie boeren Jones toekeken..." „Zo bar slecht ging het niet eens", zegt boer Robert John Jones, ter wijl hij mij een knipoogje geeft, „nee, zo bar slecht ging het niet, maar pijnloos was het ook niet... voor de schapen, bedoel ik..." Als de meisjes protesteren tegen deze „beschuldiging", vraag ik, hoe ze het in Wales vinden. Ze zijn erg tevreden. Vertellen dan over de Boe- renjeugd-Clubs in Amerika, waarvan ze lid zijn. Die clubs heten ,,4H-Clubs". De eerste H staat voor „Head (hoofd; helder denken), de tweede voor „Heart" (hart: goede trouw), de der de voor „Hands" (handen: vlijtig dienstbetoon), de vierde voor „Health" (gezondheid: juiste leefwij- De meisjes delen verder mee, dat ze in Wales zowel op de boerderijen aan de boerenjeugd als op de scho len aan de boerenpeuters bijzonder heden vertellen over het boerenleven en het boerenbedrijf in Illinois en North-Carolina. Vaak blijkt dan, dat de boer in Wales voor soortgelijke vraagstukken en moeilijkheden staat als die in Amerika. Trouwens ik heb ook gesproken met Engelse meisjes, die in Canada, de Verenigde Staten, Australië en Palestina op een boerenbedrijf had den gewerkt, en evenals Ruth en Ma xine waren zij van oordeel, dat de verschillen minder groot zijn dan zij op het eerste gezicht schijnen. Al dus kweekt men onderlinge waarde ring en onderling begrip! Ruth vertelde me nog: „Laatst, een dag of wat geleden, was hier iemand van de radio, van de B.B.C., en toen moesten we voor de micro foon praten over onze indrukken en belevenissen. Dat was aardig, want Maxine en ik zijn dol op radio., en Maxine heeft toch ook gezegd, dat North-Carolinu een interessant land is... jammer alleen, dat we dat woord LLANFAIRPWLLGWYNGY... verder weet ik het niet meer... nog niet ken den. Dat was vast een succes gewor den voor de microfoon!" „Altijd zo in de lachstemming?" vraag ik, als ik zie, dat beide meis jes weer beginnen te proesten bij de gedachte aan dat moeilijke woord. „Neen, lang niet altijd", zegt Ma xine, „we hebben heel ernstig* ge sprekken gevoerd hier. Met de jonge mensen hier, maar ook met de ouderen. Die avond bevestigde boerin Ro berts mij dat. „De muren van Cae Iago hebben heel wat ernstige klan ken opgevangen", zegt zij, maar ja, als je zo praat met de mensen uit een ver land, dan merk je toch wel, dat er overal op aarde zo'n beetje de zelfde nare en prettige dingen zijn!" (Vervolg op pag. 3)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 7