Het verlanglijstje van Joop mm m m m m m ba ab m m si m h m m m m am WM 1 mm m 2 Sint Nicolaas-uertelling van Q. Mulder JOOP was al een hele grote vent va zeven jaar. Hij had een vader di meester in school was. een moeder die -altijd bezig was eten klaar of kousen te stoppen ma; ook een Oma. die altijd in e keüjke stoel zat te breien avonds voor hij slapen ging tig verhaal vertelde. Joop was een beetje bang van zijn vader, hij was wel eens boos op zijn moeder van Oma hield hij het mees te. want Oma luisterde ook geduldig naar de verhalen van Joop. Vaak ver telden ze mekaar elk een groot verhaal en dan pas ging Joop slapen. maken hip had gemak- n die ^s En kijktwee h Om; (Vervolg wordt om bruikbare stammen voor de houtindustrie te krijgen Hij leende hen voorts, de verschillende boom soorten te onderscheiden. En intussen sneed hij fluitjes en andere voorwer pen uit hout. 70'N weekje buiten in Bradley Park of Sargent Camp is voor de scho lieren de bekroning op het werk van zes weken, gedurende welke het ge hele onderwijs is gericht geweest op de excursie. Zij hebben boeken ge lezen. voordrachten beluisterd en films gezien over de natuur en natuur bescherming. Tijdens de taallessen moesten zij brieven schrijven aan autoriteiten en verenigingen om boeken en bro chures over natuurbescherming aan te vragen Tijdens ae rekenles leer den zij becijferen, hoe duur zo'n kamp kost en moesten zij zelf reischèques invullen. Het gehele onderwys werd beheerst door het Kamp Ook in het kamp valt het accent op le r e n. Houtvesters en andere des kundigen op het gebied der natuur bescherming geven voordrachten en nemen de kinderen mee naar buiten. Des avonds maakt men avondwande lingen met hen en toont hun de won deren van de sterrenhemel, alsmede de practise he kennis van de sterren, die iemand kan helpen, als hij alleen buiten is. Bij dat alles wordt natuur lijk de ontspanning niet vergeten, doch deze is slechts een klein deel van het buiten-zijn. Ouders, autoriteiten en begunsti gers dragen gezamenlijk de kosten. Is een gezin niet tot betalen in staat, dan zorgen anderen voor de duiten. Hoofdzaak is immers, dat ieder kind wordt opgevoed tol natuurvriend en natuurbeschermer! als de verhalen die in de krant staan en die in boeken voor kinderen afgedrukt zijn doch de verhalen van Joop, dat wa ren meest jokke brokjes. Hij vertelde eens aan Oma. dat zijn twee konijnen ieder een nestje met ze ven jongen hadden Oma ging kijken in 't hok en geen van tweeën had jon gen. Ook vertelde hij op een keer, dat de hond een poes had doodgebeten en dat die dode poes op de stoep lag. Oma ging kijken geen dode poes. Toen zij boos werd omdat hij zo Jok te. zei hij dat hij die dode poes ach ter in de tuin had begraven. Oma ging achter in de tuin kijken en er was geen grafje te vinden. Ja, die Joop durfde heel erg te jok ken. Toen Oma het aan Vader en Moe der vertelde, sprak Vader heel ernstig; Joop, mijn jongen, kinderen óie jok ken. daar komt het niet goed mee. Wie tien maal jokt. krijgt horens op zijn hoofd. Nu jokt Pa! lachte Joop. Maar toen zei zijn moeder: —Pas jij maar op Joop je mag niet lachen om wat je Vader zegt. Oma keek ook heel ernstig. Zij vroeg, of Joop al een verlanglijstje geschre ven had voor Sinterklaas.... Toen gebeurde het: Joop riep heel hard. dat Sinterklaas niet bestaat en kijk, er groeiden zo maar twee ho rens op zijn hoofd. Ja, want hij geloof de wel echt in Sinterklaashij had immers al lang een verlanglijstje ge schreven; het zat in zijn broekzak. Huilen hielp niet: de horens zaten zó vast hij kon ze er met alle macht niet aftrekken. Ja, en toen moest hij naar bed. OMA wou die avond geen verhaaltje vertellen. Ik vertel niet voor kinderen met horens op het hoofd, zei Oma. En toen ze dit zei. greep ze haastig 'n zakdoek. Zij moest toch schreien om Joop. Dat zo n flinke jongen toch ook zo jokken Moeder kwam hem niet toestoppen, toen hij in bed lag. Hij schreide toch zo o. hij schreide zo. Hij schreide de hele nacht door. Want de volgende morggn moest hij naar school. En dan zouden alle kinderen zien. dat hij ho rens op het hoofd had. De juffrouw van Vader's school zou het ook zien en zij zou vragen: ..Maar Joop. hoe kom jij aan die horens?"' En dan zouden alle kinderen naar hem kijken. Hij moest er niet aan denken. Heel vroeg in de morgen gebeurde er iets Zijn Vader kwam boven. Hij deed de deur van zijn slaapkamer open en legde iets op zijn tafeltje. —Alsjeblieft Joop. hier is een knol raap. een biet en een wortel. Die neem je mee. Want je moet nu naar 't wei land gaan of in het bos. Je hebt nu horens op het hoofd je hoort nu bij de dieren. Ik weet niet of de koeien je als kind aannemen zullen misschien dat de geiten het doen ik weet het niet, je moet maar eens zien. Misschien zijn er wel een paar dieren die geen jong hebben. Die zullen dan wel je va der en moeder willen zijn. En als et sneeuw komt en als jc dan niets om te eten heb. zal ik wel een wortel of koolraap of een bakje met aardappel schillen voor je klaar zetten. Die mag je dan bij donkere nacht en met duis tere maan komen halen. Meer kan ik niet voor ie doen. "t Is nu maar "t beste, dat jc Je vlug aankleedt en weg gaat. Straks wordt het licht dan ko men de mensen buiten Ik heb niet graag dat ze jou met die horens zien. Want 't is heel erg als de zoon van de meester tienmaal gejokt heeft. Kleed je maar vlug aan. Ja. jongen, zo gaat het nu met kinderen, die zeg gen dat ze niet meer in Sinterklaas ge- |>AIt ging Joop. Hij had een koolraap onder zijn blousje. een wortel in de pap. I) ene broekzak en een biet in de andere broekzak. Zijn jasje kon niet eens dicht aide. Toen hij de dorpskom uit was en op de grote weg liep dacht hij eens na. Ja. zei Joop tegen zichzelf, er is niets aan te doen. Ik zal de raad van mijn vader opvolgen en een vader en moeder en een oma onder de dieren gaan zoe ken. Toen kwam er een licht op hem af. een licht van een fiets. Men zou hem zien als hij op.de grote weg bleef. Dat mocht niet. Hij ging vlug het weiland in. Hij verschool zich nog vlug even achter een hek tot de fiets voorbij was. Toen zette hij het op een lopen. Hij voejde best. dat hij een klein beetje de ag hij. die Donkere schaduwen fen. Twee grote, donkere schaduwen, ijn hartje rikketikte Hij riep uit benauwdheid om zijn moeder. Toen stak een schaduw de kop op. Het was een paard. Joop werd bhi dnt hij paarden zag. Nu hij toch vorden. Wij zijn vijfen wij zijn al groot! En hij heeft horens op zijn ,.kop", zei het andere paard, maak dat je weg komt wij wil len je niet! -Je de Toen gingen de paar den grazenen Joop was weer alleen. De koeien de koeien stonden immers al op stal. En daar waren altijd mensen. Hoe zou hij bij de koeien komen zonder den gezien? Ach Joop werd zo verdrietig. TOEN begon het een beetje licht te wor den. En Joop liep al maar verder het weiland in. Daar. ja. daar zag hij koeien. Hij werd heel blij, dat hij nog koeien buiten zag. Hij draafde er heen. De koeien wer den een beetje bang van hem en wil den weglopen. Toen riep Joop aan de koeien. Hij riep, dat hij geen boos mens was hij was al een beetje dier. Hij had al twee horens, maar hii zocht naar een vader en een moeder. En Toen kwamen de koeien dicht bij hem. En zij roken met hun natte neu zen aan zijn jasje. —Ja. hij heeft horens! riep een koe. Een andere koe likte hem met dc tong over zijn wang en vroeg: Hoe oud ben je? Ik ben zeven jaar, antwoordde Joop. —Zeven jaar al? Verbazend! Wij zijn nog geen twee jaar. En het duurt nog wel een half jaar. vóór wij moeder kun nen worden en melk geven. Neen. je bent ons te oudep je hebt ook maar twee benen. Wij hebben vier benen. Toen begon Joop te schreien, schrei endie jonge koeien moesten toch zo lachen, dat zon grote jongen van wel zeven jaren oud ging huilen zij dolden om hem heen en sprongen van Joop werd bang. Hij vluchtte. De koeien zaten hem na. Toen nam hij een aanloop en sprong over een sloot. Aan de overkant was Joop veilig hij stak zijn tong uit tegen die jonge koeien. Toen lachten die koeien hardop. Wat een klein tongetje, riepen ze. Zeven jaar oud en dan zo'n klein tongetje! Jij mag wel een grote tong aan Sinterklaas vra gen, zeiden ze. Toen liep Joop weg. Vlakbij liepen schapen. Ik word een schaap, dacht Joop. Dan krijg ik een pakje aan van helemaal wol. De schapen waren helemaal niet bang voor hem. ..Dag schapenzei Joop. ,,Dag mens", zeiden de schapen. Maar Joop zei dat hij geen mens meer was hij was een dier. En nu zocht hij naar een vader en moeder en een oma. Wie van de schapen wilde hem heb ben? Want hij wilde niet bij de grote paarden cn koeien neen. hij wilde zo graag bij de schapen wonen De schapen liepen eens om hem heen, keken omhoog en ontdekten zijn horens. Toen zei een van de oudste schapen, dat hij het maar eens bij de geiten proberen moest hij leek meer op een geit dan op een schaap. IOOP weer weg. al verder. Het was bijna middag. Hij werd moe en kreeg ook honger. Hij zag een zwarte streep. Joop was erg nieuwsgierig wat die zwar te streep moest zijn. Hij begon van de wortel te eten en al etende kwam hij bij een groot bos. Hij zag een klein buisje. En op een stukje weiland lie pen twee geiten. Toen hij dichter bij kwam, stak een van de geiten zijn horens vooruit en kwam boos op hem af. Maar Joop dacht: ik heb óók horens toen viel hij op zijn handen en voeten en stak zijn horens vooruit. De stoot kwam hard aan zijn neus bloedde. Toen kwam o<4t dc andere geit opzet- Sinterklaas tilde~<le jongen by zich op de schimmel dier moest hü 't liefst veulen zijn. Dag!, zei Joop. Goede morgen, zei den de paarden. Hij schrok er van dat paarden konden praten. Nu wist hij heel zeker, dat hij al erg veel dier was hij kon met de dieren spreken. hU kon ze verstaan. Het maakte hem blij. Hebben jullie wel 'n kind? Mag ik jullie kind zijn? Ik heb een knol raap bü me. en een wor tel en een biet en ik wil ook wel gras eten. —Hoe oud ben Je? vroeg het ene paard. Ik ben zeven Dat 's gemeen! riep Joop. twee te gen één. dat is niet eerlijk! Maar jij bent een mens! riep de ene geilt. Nee. ik ben ook een dier.... ik héb toch horens! En als jullie niet zo ge meen waren, zou ik gevraagd hebben, of jullie mijn vader en moeder wilden worden. Ze hebben mij thuis wegge jaagd. Maar bij jullie wil ik niet zijn. Ik eet mijn knolraap en mijn biet lek ker alleen op! Toen ging Joop weer verder. Diep het bos in. Wat was het mooi in het bos. Het was er zo stil en zo vredig. Hier zou Joop wel willen blijven, heel zijn leven lang wel. Opnieuw zag Joop "n huisje, midden in het bos. Daar wa ren ook geiten. Als deze nu maar niet beginnen te stoten, dacht Joop. En tot zijn blijdschap zag hij, dat het geiten zonder horens waren. Vrolijk liep hij op hen toe. Hij haal de de knolraap onder z'n blousje van daan en vroeg of de geiten soms ook 'n stukje zouden lusten. Graag, ant woordden die geiten. En zij kwamen Heel gauw sliep Joop dicht bij hem staan. Maar. zei Joc dan moeten jullie ook mijn vader moeder zijn^... want ik heb geen i moeder i De ene geit kreeg tranen in de ogen en mekkerde: —Laten wij die wees maar als kind aannemen Maar dc andere geit keek eens omhoog en sprak: —Neen, deze niet... want hij heeft erg gejokt, hij heeft horens Alle gei ten die tienmaal gejokt hebben, krij gen horens. En ik neem geen ondeugen de Jonge geit als kind aan. Wij hoe ven je knolraap niet ga jij maar vlug verder dat hij midden in het grote boa ging zitten huilen. En omdat hij ook al de vorige nacht bijna niet had geslapen, legde hij zich aan een bospad in het lange gras te ruste cn sliep heel gauw Hij droomde van oma. Zij vertelde hem 'n heel mooi verbaal van Sinter klaas en Zwarte Plet. Die lieve Oma. En terwijl hij zo heerlijk droomde en in zijn dromen lachte kwam werke lijk Zwarte Plet langs het pad. Hij reed vóór Sinterklaas uit om te kijken of er geen mensen op de weg waren want niemand mocht weten, dat Sinter klaas al gekomen was. Piet zag die Joop daar liggen slapen. Hij liet zich van zijn paard afzak ken cn keek met glinsterende zwar te ogen naar die dromende Joop. Deze slaapt vast. mompelde Piet. En omdat Joop zo hef lachte, zocht Piet mi de zakken van de jongen. of hij soms een verlanglijstje bij zich had. Piet vond het lijstje en hij las; een schoolbord, een autoped, een boterletter, een pond pepernoten, ccn heel mooi bock met een Sinterklaasverhaal Veel meer dingen stonden er nog op dat lijstje, maar Piet wiet genoeg. Een 9 7 Correspondentie en oplossingen aan de heer H. J. J. Slavekoorde, Goudreinetstraat 125. Den Haag. Toumooiboek New York 1951 Toumooiboek New York 1951. door dr. M. Euwe. Met een speciaal hoofdstuk over de theorie der openingen, die in dit tournooi wer den gespeeld, door H. Kramer. 64 Bladzijden, formaat 13.3 x 19.5 cm. Gebonden in linnen band. Prijs 4.50. Uitgave Hel Schaakhuis, Polluxstraat 26. Hilversum. Men zal zich dit tournooi nog wel herinneren. Onze landgenoot dr. Euwe nam er aan deel en hoewel hij de eerste plaats niet kon bereiken, was zijn resul taat toch uitstekend. De eindstand luid de: Resche\ysky 8, Euwe en Najdörf 7%, Fine 7, Evans 6Vi. R. Byrne en Horo witz 6, Guimard 5, O'Kelly 4%, Bisguier 3%, Kramer 3 en Shainswit ltë. Twaalf deelnemers die elkaar een maal ontmoeten produceren samen 66 partijen. Deze partijen zijn het, welke het boekje bevat. Twintig dezer par tijen zijn door dr. Euwe van analyses voorzien, de overige 46 niet. Het boekje ziet er keurig uit, zowel naar het uiter lijk alsook met betrekking tot de typo grafische verzorging. Het schijnt wat prijzig, doch wij weten, dat „best sellers" onder de schaakboeken nu een maal een uitzondering zijn. Dus behoren lage prijzen tot de zeldzaamheden. Maar dit is een zeer sterk bezet tour nooi geweest, zodat ook vele der niet- ceanaliseerde partijen de moeite van het naspelen en bestuderen meer dan waard zijn. Dit zal waarschijnlijk toch menige schaakliefhebber er toe doen besluiten het aan te schaffen. Hij zal daar dan geen spijt van hebben. Wij nemen hieronder een der geana lyseerde partijen uit het boekje over. teneinde u een indruk te geven van de wijze waarop de partijen bewerkt zijn. Wit: Najdorf. Zwart: Bisguier. Anli-Meraner. Dc sleutelzct van Najdorfs Anti- Meianer. Wit vermijdt de gewone va rianten. die worden gekarakteriseerd door d5xc4 benevens b7—b5, en volstaat met het handhaven van enig terrein voordeel. 70—0; 8. Le2 dxc4. De eenvoudigste manier om de zwarte stelling te bevrijden bestaat in direct 8 c5, zoals in de partij Resehewsky Euwe uit hetzelfde tournooi geschiedde. 9. bxc4 e5; 10. 0—0 Tfe8; 11. Lb2 exd4. Dit verdient de voorkeur boven 11 e4' ,n f2— f2 mijnt. 12. exd4 Pf8; 13. h3 PgS; 14. Tfel Wil staat iets vrijer, maar het is geenszins gemakkelijk van dit voordeel te profiteren, omdat de zwarte stelling zeer solide is. 14. Da5; 15. c5 Lf4: 16. Lc4 Le6. Een goede voided igingszet. welke wits mee-t actieve loper elimineert. 17. Lxe6 TxaS: 18. TxeS fxe6. Wel heeft zwart nu een zwakke pion op eb gekregen, maar deze wordt ge compenseerd door het bezit van het veld 221 T9dlLC?' 2°' Db3 Pf8, 2I* PgS Ta*8; Het voor de hand liggende Tel zou geen versterking van de druk tegen e6 betekenen wegens 22Pd5 met binding van wits Pc3. 22. b5. 26e zet. 32. La3 a4. Op het voor de hand liggende 32. b4 volgt 33. Lel en nu leidt 33. Pf6 niet tot verovering van pion d6 wegens 34. Lg5. Zwart zou in dit geval dus slechts zijn damevleugel ern stig hebben verzwakt, waarvan wit doeltreffend kan profiteren door zijn dame op a4 te posteren. 33. Dc2 Db6; 34. Lc5 De partij komt nu in een stadium van laveren, waarin evenwel wit zich veel meer blijkt te kunnen permitteren 34. f4 Db7; 35. Peg5 Pdf6; 36. Tussen de bedrijven door versterkt wit zyn stelling ook nog een beetje. 36. Dc8; 37. Pgf3 Pfd5; 38. Kf2 Pfd7; 39. Pfg5 P5f6. Zwart mocht niet 39Pf8? spelen wegens 40. d7! en wit wint. Wel staat nu pion e6 en prise, maar wit kan deze toch niet slaan, zoals blijkt uit de vol gende twee varianten: 1) 40. Pxc6 Pxc5; 41. Pxc5 Txel 42. Kxel Dd8 en wit kan pion d6 niet handhaven, omdat 43. Pe4 faalt op 43De8. 2) 40. Txe6 Txe6; 41. Pxe6 Pxc5; 42. Pxc5 Dxh3 en het Bis niet zwart, maar wit die in ernstig gevaar Wit doorziet de val en dekt pion h3, zodat hij zich nu wél op variant 2 zou kunnen inlaten. 40. Pf8; 41. Kh2 Dd7; 42. Pgf3 Dc8; 43. La3 Pfd5; 44. Lc5 P8d7? Veiliger was opnieuw 44Pf6. Het rangeren met beide paarden is geenszins zonder bezwaar, zoals weldra blijkt. 45. Pfg5! Deze paardensprong is thans effec tiever dan ooit. 45P5f6? Zwart vergeet klaarblijkelijk, dat de wending, waarover hij op de 40e zet beschikte, hier niet rneer opgaat. Wel was 45Pf8 weer niet mogelijk wegens 46. d7, maar na 46P7f6 was de zwarte stelling nog altijd zeer wel te verdedigen geweest. Wit zet in de concessie 47h6 moet doen. 46. Txe6! Wanneer de koning pion h3 heeft ge dekt, kan wit wel degelijk op e6 slaan. 46. Txe6: 47 Pxe6 Pxc5; 48. Pxc5 Dd8; 49. Pce4! Zodoende slaagt wit er in zijn plus pion langs indirecte weg te handhaven. 49Pxe4: 50. Dxe4 Dd7. Op 50Dxd6 volgt nu 51. De8t Di8; 52. Dxc6 en het dame-eindspel is voor wit gewonnnen, gezien diens machtige vrije d-pion. 51. d5! De inleiding tot een hoogst originele afwikkeling. 51c5; 52. De6t! De pointe van wits vorige zet. 52. Dxe6; 53. dxe6 Stelling na 53. cl5xe6. 5" »jü li 1 A. O abcdefgh Op het eerste gezicht is dit pionnen- eindspel eerder voor zwart gewonnen dan voor wit. De zwarte koning kan de witte vrijpionnen in bedwang houden, zodat zwart met de promotie van zijn eigen pionnen op de dame-vleugel het eerst schijnt te komen. Maar zoals de witspeler scherp berekend heeft, berust deze taxatie slechts op optisch bedrog. 53. Kf8: 54. f5 b4; 55. g4 b3. Zwart kon hier ook 55h6; 56. h4 inlassen en komt zodoende in do tekstvariant slechts met dit verschil, dat in de stelling welke na de 63e zet van wit wordt bereikt beide h-pionnen ontbreken. 56. axb3 axb3; 57. g5 b2: 58. d7 Ke7; 59. 16t Zodoende forceert wit de promotie 59. gxf6; 60. gxf6t Kxe6: 61. d8D MD. Beide partijen bezitten nu een nieuwe dame, maar wit heeft een ver opgerukte vrijpion, terwijl hij bovendien het eerst aan bod komt, wat het schaakgeven betreft. 62. D«7t KdS; 63. f 7 Dit eindspel is voor wit gemakkelijk gewonnen, omdat zwart slechts de be schikking heeft over een paar schaaks. Verrassend is echter, dat de witte ko ning óók aan eeuwig schaak ontkomt, de onderhavige stelling de (tjÏnv gaan wij Teke DOOR B0RGE PRAMVIG Wel behoefde zwart het inslaan op b7 met to vrezen (22. Dxb7? Tb8 met Stukwinst>. maar op den duur zou de dreiging Dxb7 toch wel eens lastig kunnen worden. Bovendien vergroot zwart met de opmars van zijn b-pion zijn invloed op de damevlcugel. 23. Pce4 PfdS? Dit stelt wit in staat het initiatief te nemen. Het beste was 23Pxc4; 24. Pxo4 Td8, teneinde het binnendrin gen van ff» wit paard op d6 met toe Jfkten Op 25. Pg5 volgt dan 25 Td5 en zwarts positie is onaantastbaar. 24. Pd6! Wit profiteert onmiddellijk van de geboden gelegenheid. 24. Lxd6. Zwart moet Wel ruilen, maar nu krijgt wit een lastige vrijpion, waarmede zwart vooral in tactisch opzicht voort durend rekening moet houden. 25. cxd6 Dd8; 26. Pg«4 Pd7? Beter was 26Pf6' teneinde het sterke witte paard te elimineren. Na dan niet veel 27. Tdcl DaS; 28. Kg2 2. Verder hebt u nodig een gewone driehoek met maat strepen er op en een passer. Aleer u gaat tekenen moet u het model nauwkeurig me ten cn in u opnemen hoe de verhouding van de enkele delen is ten opzichte van het geheel. Daarbij moet u het potlood in uw gestrekte arm houden. Voorts moet u (met één oog gesloten) langs uw arm kijken en met de duim de maat van het voorwerp meten. beide h-pionnen ontbreken: zie de op merking bij de 55e zet. Denken wc deze- pionnen even weg, dan krijgen we de volgende varianten: 65Dc2t (door het inlassen van h7h6 en h6xg5 springen we van zet 63 op 65); 66. Kg3 en nu: 1) 66Dg6t; 67. Kf4 en wit wint reeds, omdat op 67Dh61 ruil der dames door 68, Dg5t volgt. 2) 66Dd3 67. Kg4 Dd4l; 68. Kg5 Dglt; 69. Kh6 Dh2t; 70. Kg6 Dc2*; 71. Kg7 Dg2t; 72 Kf8 en de promotie van de witte vrijpion is gewaarborgd, zonder dat zwart eeuwig schaak kan bieden. Wij tekenen hierbij aan: Een partij, welke van het begin tot het einde boeit, doch niet het minst door de uitermate heldere annotatie. Eerlijkheidshalve zij voorts opgemerkt, dat niet alle geana- De oplossingen nder volgen de («■veil, gepubliceerd i 20 November j.l. Pariijslelling Hall—Bull: 1. Txd7! Dxd7; 2. Dxe5. of 1Pxd7; 2. Dh8t en 3. Dxa8. Pariijslelling LehmannSvoboda: 1. TxdSt! cxd5 (Na 1Dxd5 wint 2. Pb6t! axb6; 3. Lxd5 cxd5; 4. Dxc7t! Kxc7; 5. Le5t gevolgd door mat»; 2. La4! Dxa4: 3. Pb6t axb6 (Ook 3 cxb5 helpt niet»; 4. Dxc7t! 'De pointe der offerorgie. Kwaliteits-, loper-, paard- en <als bekroning» dame-offer» Kxc7; 5. Le5t (De triomf van het dub- belschaak» Kd7; 6. Tc7 mat. Onze opgaven Drie opgaven in deze rubriek; 1 pro bleem en 2 partijstellingen, waarvan de eerste gemakkelijk, de laatste wat min der eenvoudig, doch stellig toch niet bijzonder moeilijk is. Prachtige stellin gen om uw talenten op te beproeven. Het probleem zal u mogelijk wat kin derachtig voorkomen, ledereen kan immers winnen als hij zo'n overmacht aan materiaal heeft? Jawel, maar u moet in twee zetten winnen, niet meer en niet minder. Probleem O. Wurzburg. Eerste les 1. Vóór wij met tekenen beginnen, wil ik u vertellen welke materialen wij daar bij nodig hebben. U moet lich aanschaffen: een niet te zacht potlood, een penhou der met kroontjespen en een flesje Oost-Indische inkt. Verder tekenpapier van een degelijke kwaliteit, zodat de inkt niet uitvloeit en geen pluizige halen geeft. afcj b séaü babab partij FeenyHearst. x.' WéA x aaa a a a a A* A A 0 aq uah 3. En hier wordt u nog een andere en secuurdere wijze van meten getoond. Maak een cartonncn lijst In de afmetingen 26 x 30 cm. in dc binnenruimte. Span daar draden over, horizontaal en verticaal zodanig, dat de kwadraten worden 2x2 cm. Onverschillig welk model u dan door de lijst beatu- deert steeda zal het net dc wijdte, de richtingen en de verhoudingen van dit model uitwijzen. Zwart speelde laatstelijk Pe5 en toen maakte wit de partij achter elkaar uit. U ook? Partij «telling N N N X W a aaia üa% a BAD ri.£5 w ADA* BAD il_ Hier verliep hot spel als volgt* 1. b4; 2 Pdl Pxe4?; 3 Txe4 f5 Zwart heeft de \olgende \ariant op het oog: 4 Lxeöt Kh«; 5. Lxf5 Txfft en 6. Lxe4, waardoor hij de kwaliteit tegen een pion wint. Maar deze variant bevat een lelijke misrekening, zoal» Wit «nberi*peUjk aantoont. Hoc zoudt u de partij vanaf de 4e wt verder zpelan?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 12