J^ljj <2>e óprookjeó van c^-nclerven Met Janus Driesprong de Biesbosch in Tekeningen BOERGE PRAMVIG I. HET VUURSLAG T) AAR kwam een soldaat over de straat. XJ wee. aamgemarcheerd een, twee, een. twee! Hij had de ransel op de rug en een sabel aan zijn zij, want hij was in de oor log geweest, en ging nu naar huls terug. Daar ontmoette hij een oud vrouwtje, dat altijd erg lelijk keek en daarom door de jongens ..oude heks" werd genoemd. Zij zei: ..Goeden avond, soldaat. Zeg. je kunt net zo veel geld krijgen als je maar heb ben wilt. Zie je daar die grote boom wel? Die is binnenin helemaal hol! Je moet tot boven in de top klimmen, dan zal je een fat zien, waarin je je naar beneden kunt aten glijden en zo onder in de boom kunt komen. Ik zal je een touw om het lijf bin den. waarmee ik je weer naar boven kan trekken!" ..Wat moet ik daar beneden in die boom doen?" vroeg de soldaat. „Geld halen!" antwoordde de heks. „en voor mij moet je een oud vuurslag mee brengen." dat?' ,,Dat is een stuk staal om vonken uit een vuursteen te slaan," zei het vrouwtje. ..Goed, bind het touw dan maar om mijn lijf!" zei de soldaat. „Hier is het!" sprak de heks, „en hier is mijn blauw geruit schort." Toen klom de soldaat in de boom, liet zich in het gat neerzakken en stond toen beneden in een groot voorportaal, waar meer dan honderd lampen brandden. SM n 2. Nu deed hij de eerste deur open. Hé! daar zat een hond met ogen zo groot als theekopjes. „Je bent een lief dier!" zei de soldaat, zette hem op het schort en nam net zoveel koperstukken als hij maar in zijn zak bergen kon, sloot de kist. zette de hond er weer op en ging naar de an dere kamer. Daar zat een hond met ogen, zo groot als een molenrad. „Je moet me niet zo aankijken'" zei de soldaat, „dat is heel slecht voor je ogen!" en hij zette de hond op het schort, maar toen hij al het zilver geld in de kist zag, wierp hij het kopergeld weg, en vulde zijn zakken en ransel met enkel zilver. Toen ging hij in de derde kamer. Neen maar. wat was dat afschuwelijk! De hond daar had nog grotere ogen, die net als een molen in zijn kop ronddraaiden. „Goeden avond" zei de soldaat en greep aan zijn muts. want zo'n hond had hij nog nooit gezien. Toen hij hem wat nauwkeuriger be keken had. dacht hij: „nu is het genoeg", tilde hem op de grond en maakte de kist open. Oh, wat was daar een goud! Hij kon daarvoor wel een hele stad kopen! Nu wierp hij al de zilveren geldstukken weg en nam er goudgeld voor in de plaats. Ja, zijn zak ken, zijn ransel, zijn muts en zijn laarzen werden gevuld! Hij zette de hond weer op de kist. sloeg de deur achter zich dicht en riep toen door de boom naar boven: „Hijs mij nu op!" „Heb je het vuurslag bij je?" vroeg de „Dat is waar ook!" zei de soldaat en ging het toen halen. Daarna werd hij weer naar boven getrokken. 3. „Wat ga je met het vuurslag doen?" vroeg de soldaat. „Dat gaat je niet aan", antwoordde de heks. „Praatjes!" zei de soldaat, „wil je me wel eens dadelijk zeggen wat je er mee doen wilt. anders Maar het koppige vrouwtje wilde het hem niet zeggen. De sol daat greep zijn sabel en gaf haar een paar flinke tikken. Huilend nam de heks de vlucht. De soldaat gooide al het geld in haar schort, stak het vuurslag in dc zak en be gaf zich toen naar de stad. Het was een prachtige stad en de sol daat nam zijn intrek in de mooiste ka mers van het grootste hotel. Hij bestelde de duurste en lekkerste maaltijden want hij was nu immers schatrijk. De bedienden van het hotel vonden ech ter. dat deze vreemdeling wel heel oude. versleten laarzen droeg voor zulk een rijk heer. De volgende dag bestelde de soldaat echter nieuwe laarzen en de prachtigste 4. Nu was de soldaat echt een voornaam heer geworden, en de mensen vertelden hem van hun koning en wat een lieve prin ses zijn dochter was. „Waar kan men haar te zien krijgen?" vroeg de soldaat. ..Zij is nooit te zien. Zij woont in een groot koperen kasteel, want er is voor speld, dat zij met een gewoon soldaat sal trouwen" Onze soldaat leefde er vrolijk op los; men zag hem op alle feestjes en hij liet zich zelfs door de koningstuin rijden. Maar daar hij alle dagen geld uitgaf en er nooit iets bij kreeg, had hij op het laatst niets meer over dan twee koperen munten, en moest hij in een heel klein kamertje gaan wonen. En geen van zijn vrienden kwam meer bij hem. want ze had den geen zin om zoveel trappen te klim- Wekelijkse bijlage Zaterdag 27 November 1954 IN het Brabantse dorpje Drimmelen woont een be steller van de P.T.T., die een hele werkdag nodig heeft om op nauwelijks twintig adres sen post te bezorgen. Toch mag Adrianus Driesprong zo is zijn naam geen traagheid verweten worden. Integendeel, hij is kwiek, en lenig als een hordenloper en gunt zich vaak geen tijd om onderweg een kop koffie te drinken. Terwijl zijn collega's des morgens straat in straat uit lopen of over een dorpsweg fietsen en overal de brieven bussen laten klikken, staat Janus Driesprong aan het stuurrad van een vuurrood motorbootje. Klokslag acht uur begint de dertien PK benzinemotor pittig te ronken en vaart de postbode het rommelige haventje van Drimmelen uit. Hij gaat dan op weg naar zijr. „wijk", een gedeelte van de uitgestrekte Biesbosch. De enige Nederlandse postbode, die uitsluitend per vaartuig z n werk doet U plakt een 10 cents-postzegel op Uw brief, maar j (le bestelling kost zeker een gulden morgens voor dag en dauw tweede bestelling te gaan uit- Slechts zij, die lichamelijk sterk en gezond zijn en ge noeg energie hebben om moeilijkheden te overwinnen, kunnen deze functie blijven vervullen. Janus Driesprong staat nu wel als kapitein op een klei ne motorboot, maar ook zijn taak eist nog veel persoonlijk inzicht en een grote dosis uit houdingsvermogen. Kees Schuller gaat Deze veertigjarige i van Drimmelen is de enige besteller in Nederland, die uitsluitend met een vaartuig zijn dagelijks werk kan doen. In de Biesbosch zijn geen straten aangelegd en deuren met brievenbussen zoekt men er tevergeefs. Op grillig ge vormde polders en platen le ven de gezinnen, hoofdzake lijk boeren- en arbeidersfa- mihes, die de vruchtbare eilanden bebouwen. De polders, grienden, riet gorzen en slikken zijn van elkaar gescheiden door een doolhof van watergangen, die evenals de belangrijkste droogten met typische na men worden aangeduid. Eén van de breedste stromen heet „Gat van dc Vissen" en het onbetekenende kreekje tus sen de „Jonge Jan" en de „Mokken Hollekenpolder" is bekend als het „Keesje Jan Killeke". Janus Driesprong kent de namen en de loop van deze stromen als een Rotterdamse of Haagse post bode de straten van zijn wijk. JANUS is min of meer de drager van een traditie. Het kleine poststation te Drimmelen, beheerd door mej. A. van Loon. verzorgt al sinds het begin van deze eeuw de postbestelling voor veertig gezinnen in de Bra bantse Biesbosch. Men weet zich in dit rivier- dorp nog wel te herinneren, dat wijlen Leendert van der Hoeven met de brieventas in een roeiboot dit ontoeganke lijke gebied in trok. Pas na twee dagen kwam hij weer boven water, vulde de brie ventas opnieuw en greep de boerderijen. Een hulpbesteller, de schip perszoon Kees Schuller, is zijn rechterhand. Kees gaat in een open roeiboot naar de boerderijen, die zijn collega met de motorboot moeilijk kan bereiken door ondiepte van de kreken. Deze twee door de natuur geharde mensen zijn een vol le werkdag in actie, om veer tig Biesbosch-bewoners aan brief en krant te helpen. Janus Driesprong is na twaalf dienstjaren op het wa ter al aardig op de hoogte met de kuren van een ben zinemotor en de bepalingen van het Binnenaanvaringsre- glement, maar eb en vloed stellen hem nog herhaalde lijk voor zonderlinge situa ties. De scheppingsorde. die scheiding maakte tussen wa ter en land, schijnt niet van toepassing te zijn op de Bies bosch. Waar 's morgens een moerassige uitgestrektheid ligt, die met lieslaarzon aan tamelijk goed te begaan is, kan 's middags een meertje golven, waarover de motor boot tuft. Watertoeristen en schip pers, die de geheimen van dit gebied niet kennen, Wor den vaak door de eb verrast. Hun vaartuigen liggen dan urenlang op het droge, tot de vloed uitkomst brengt. De postbode is vertrouwd met wind en getij, kent de diepte der geulen en weet verraderlijke droogten en de klippen van ondergelopen steigers te omzeilen. Een paar slordig in de bodem vastgestoken takken, het spel van de wind op het water en tal van andere kleinigheden bepalen de koers en stellen zijn dagindeling vast. Is het 's morgens hoog wa ter, dan meert hij zijn boot aan de steiger voor het huis van boer Saarloos op de Vis- plaat. Lukt dat echter niet door de lage waterstand, dan moet hij om het poldereiland heenvaren, aan de andere kant zijn boot vastmaken en een uur lopen om bij de boer derij te komen. Zo vereist ieder adres de oplettendheid van Janus Driesprong en el ke tegenslag verscherpt zijn waakzaamheid. HET water is vriend en vij and van de besteller in de Biesbosch en geeft een avontuurlijk karakter aan zijn op zichzelf weinig opwin dend beroep. Hij springt met een zekere Hl Janus staat nu wel als kapitein op een kleine motorboot beweging op glibberige ba- zaltkeien, loopt als een kievit door de taaiste modder en weet op een onnaspeurlijke manier zijn uniform vrij van smetten te houden. Tochten te voet naar ver afgelegen boerderijen vergen veel van zijn tijd. Zij voeren hem over smalle, in de win ter bijna onbegaanbare ka den, over hekken en brede sloten, akkers en weilanden Deze ervaringen maken de Biesbosch-bestellers tot na tuurmensen, die zich lenig een weg banen door het zwie pende griendhout, hups over prikkeldraadversperrin gen wippen en hun mannetje staan tegenover kwade hof honden, blazende ganzen en stootlustige koeien. Het gebeurt vaak, dat Ja nus Driesprong na zo'n ver moeiende tocht een verfris sende beker karnemelk moet afslaan, omdat hij weet dat het getij hem weer een poets wil bakken. Als hij zich niet het vuur uit de sloffen loopt, is zijn boot straks misschien drooggevallen en moet hij urenlang wachten tot het wa ter weer gaat vloeien. Het regelmatige contact schept een zekere vertrouwe lijkheid tussen de besteller en de gezinnen. Hij wordt niet begroet met het onper soonlijke „post", maar als ..Janus"; de boerinnen infor meren naar de welstand van zijn vrouw en kinderen, voor zien hem als hij tijd heeft Naar een veraf gelegen boerderij. van koffie met koek en maken een praatje over de waterstand en het nieuws uit Drimmelen. Met een „hou- doe" verlaat de besteller het gastvrije huis om zich weer naar zijn bootje te reppen. Men geeft hem rustig een bankbiljet van honderd gul den mee om dat Annie (de kantoorhoudster) even te la ten wisselen. Dat komt mor gen best in orde, want prompt zal Janus verschij nen. zelfs als hij niets te be zorgen heeft. Het behoort ook tot zijn taak. om uitgaande post per soonlijk mee te nemen voor verzending, de gezinnen aan postzegels, girobiljetten of andere paperassen te helpen en zo beschouwt Janus het althans hen in allerlei zaken de P.T.T. betreffende, advies te geven als een er varen lokettist. Hulpvaardig, levendig en met de ademhalingstechniek van een marathonloper snelt de postbode van huis tot huis, bijna automatisch de motor bedienend bij het varen van polder tot polder; van Hon derdendertig naar Maltha, van de Moordplaat naar de Dood. Hij is een belangrijke schakel in de verbinding tus sen deze gezinnen en de bui tenwereld. Zijn typische „wijk", ge legen in het ambtsgebied Raamsdonksveer van de P. T T., levert het bedrijf stellig geen winst op. „Elke brief kost hier een gulden", be weert Driesprong en daar kon hij wel eens gelijk in hebben. De postzegel van een dubbeltje, geplakt door een afzender in Den Helder of Maastricht, is ook hier vrij geleide voor een gratis be stelling, hoeveel kosten en moeiten daar ook aan ver bonden zjjn. Het bestellen van telegram men is zelfs zo kostbaar, dat het geen zeldzaamheid is al' men hierop acht of tien gul den moet bijpassen. Het salaris van de postbo den vormt echter geen extra- verzwaring voor het P.T.T.- budget, want Janus en Kees krijgen een Biesbosch-toelage van één kwartje per dag. ALS 's zomers de vogels zingen boven dit zeld zaam mooie waterparadijs en groene tunnels dc kreken overschaduwen, worden Janus en Kees wel eens benijd door collega's, die in door de zon geblakerde straten van deur tot deur gaan. Maar in de barre wintermaanden is hun (Voor vervolg yag. S)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 7