Jan de Rooij gaf zijn leven voor 5 gijzelaars BEDE Ingezonken leven De koning van de marsmuziek Nadat liij geallieerden in kennis Iiad gesteld van Duitse plannen VANMIDDAG had in de gemeente Sprang-Capelle een plechtigheid plaats, die van heinde en ver grote belangstelling trok. Aan de provin ciale weg Waalwijk-Tilburg werd door de commissaris der Koningin in de provincie Noord-Brabant een mo nument onthuld ter nagedachtenis aan Jan de Rooij. Na de onthulling werden door een tweetal muziekver enigingen de volksliederen van Ne derland, Engeland, Amerika en Ca nada ten gehore gebracht, waarna aan de voet van het monument en kele kransen werden gelegd. De laatste foto van Jan de Rooij. Zo werd de nagedachtenis geëerd van een eenvoudige, dappere jonge man, die zich voor onze bevrijding zeer verdienstelijk heeft gemaakt en zijn jonge leven ten offer bracht. HET was rustig aan het lange Maas front tegenover de Langstraat in de week voor Kerstmis 1944. Een Cana dese divisie, die gelegerd was ge weest in de Langstraat, vertrok die week naar België in verband met Von Rundstedt's groot offensief in de Ardennen. Zó rustig was het, dat de geallieer de commandant had toegestaan om voor die Kerstnacht af te wijken van het verbod, zich na des avonds 6 uur en vóór 's morgens 7 uur op straat te bevinden. Toch loerde een dreigend gevaar. Een gevaar, dat door de leden der ondergrondse is afgewend Waarin dit gevaar bestond? Von Rundstedt wilde zijn aanval in België vergezeld doen gaan van een doorstoot vanuit het Land van Heus- den en Altena naar de Belgische grens. Er zouden bruggenhoofden wor den gevormd ten Zuiden van de Maas, by Keizersveer en Sprang-Capelle, om van daar uit Antwerpen te berei ken. In éón nacht werden daartoe meer dan 16.000 Duitsers in het Land van Heusden en Altena saamgebracht. voorzien van zwaar en licht mate riaal, tanks, geschut en complete bruggen. Tegelijkertijd stonden pa rachutisten klaar, die ten Zuiden van de Maas vitale punten zouden bezet ten. Er was echter een verzetsgroep van de ondergrondse, die deze plan nen in duigen deed vallen. Tot deze groep, verzetsgroep „An- dré" genaamd, behoorde Jan de Rooij. IIIJ werd op 20 Augustus 1923 te Sprang geboren, was daar opge groeid, werkzaam op een schoenfa briek en in verband met zijn onwil om In Duitsland te werken, bij zijn broer, een landbouwer in Sprang-Ca pelle, ondergedoken. Met nog enkele andere ondergrond se strijders had hij zich, direct na de bevrijding van Brabant, geheel vrijwillig, aangeboden om naar de overzijde van de Maas te gaan, ten einde daar spionnage-werk te ver richten en geheime zenders te bedie nen. In het Land van Heusden en Al tena bevonden zich reeds leden van deze ondergrondse verzetsgroep, waar mede hij samen moest werken. De wilskracht en volharding van Jon de Rooij cn zijn makkers bleken al wel bijzonder bij de aanvang van het werk, toen zij zich begin Decem ber 1944 naar de overzijde van de ri vier moesten begeven. Tot driemaal toe werd in donkere nachten gepoogd over te steken. Steeds stootte men echter op de waakzaamheid der Duit- •ers. Het kwam zelfs zó ver, dat en kele personen hun afraadden, verde re pogingen te doen. „Het was im- TELKENS weer werd getracht op een ander punt over te steken. Op een nacht, toen wederom een poging werd gewaagd, werden deze ondergrondse strijders in een auto door hun commandant weggebracht naar het punt, vanwaar zij zouden oversteken. Onderweg werden zij aangehouden door een lid van de O.D., die 'hun Engelse papieren niet kon lezen. Nie mand mocht n.l. een z.g. militaire zone-lijn passeren zonder speciale Engelse passen. De hulp van een ge allieerde schildwacht werd daarop in geroepen, die een Pool bleek te zijn en evenmin Engels kon lezen. Deze zag echter, dat de inzittende leden der ondergrondse revolvers en hand granaten bij zich hadden en arres teerde hen en verwondde Jan de Rooij zelfs bij deze arrestatie. Met behulp van de Field-Security werden vanzelfsprekend de gearresteerden onmiddellijk in vrijheid gesteld. Ook door dit alles lieten zij zich niet ontmoedigen. De tocht kon wor den voortgezet, welke die nacht ge lukte. Allen kwamen behouden in het Land van Heusden en Altena aan. Met de ondergrondse in dit gewest was spoedig het contact gevonden en de geheime zender ging dagelijks werken. Het was via deze zender, dat Jan de Rooij zijn chef de gegevens ver strekte omtrent de gearriveerde 16.000 Duitsers en omtrent de plan nen, sterkte en geschutsopstellmgen van de Duitsers. De geallieerden werden hiervan on middellijk op de hoogte gebracht, met het gevolg, dat in de Kerstnacht niemand op straat mocht, daar aan stonds de toegestane ontheffing van het verbod zich op straat te mogen bevinden, werd ingetrokken; dat de uit de Langstraat vertrokken Cana dese divisie, die Eindhoven reeds ge passeerd was, onverwijld terugkeer de en tegen de avond de Canadese kanonnen nog werden opgesteld en dat diezelfde avond en nacht door de geallieerde kanonnen, aan de hand van de gegevens, door de vrienden van Jan de Rooij verstrekt en door he.m overgeseind, de Duitse opstellingen in puin werden gebeukt. NATUURLIJK begrepen de Duit sers, dat er hier spionnage in het spel was. Ze gingen op zoek en ont dekten na enige tijd de zender van Jan de Rooij. Deze was op dat mo ment zelf niet thuis, daar hij met post voor de z.g. line-cross" (die ook door deze ondergrondse werkers werd onderhouden) naar Werkendam was. Daarom namen de Duitsers vijf personen gevangen op de plaats waar de zender gevonden was, om deze ter represaille te fusilleren. Toen Jan de Rooij dat hoorde, nam hij zonder zich te bedenken afscheid van zijn vrienden en meldde zich bij de Duitsers, terwijl hij wist dat dit zijn leven zou kosten, en gaf de vijf onschuldige gijzelaars op deze edel moedige wijze hun leven en vrijheid. Doch, wat nog belangrijker was voor de nationale, ja, geallieerde zaak, was het feit, dat hij ondanks alles zwéég. Ongetwijfeld begrepen de Duitsers, dat hij medewerkers in het onder grondse front moest hebben, die over een reserve-zender konden beschik ken. Kostbare gegevens had hij kun nen verschaffen omtrent de namen van zijn opdrachtgever, de namen zijner strijdmakkers, die in het Land van Heusden en Altena vertoef den en die nog geruime tijd het werk moesten voortzetten en dat ook tot de capitulatie op 5 Mei 1945 hebben gedaan. Dit laatste is wel de grootste ver dienste van Jan de Rooij geweest. Zijn eerste heldendaad redde vijf mensen. Zijn tweede heldendaad, zijn zwijgen, redde wellicht veel meer le vens, zowel die zijner kameraden als van geallieerden. Wederom hadden de bezetters zich vergist in de taaie aard van de wa re Nederlander. Zij sleepten Jan de Rooij mee naar Amsterdam, waar hij de heldendood stierf. NAAST de Langstraat, die aan Jan de Rooij alles verschuldigd is, mag geheel Nederland delen in de verdienste van deze held en zijn held haftige medestrijders in het verzet. Hij kan gesteld worden als een lich tend voorbeeld voor geheel Nederland in moed, plichtsbetrachting en Vader landsliefde. Als typisch voorbeeld, hoe alles als door een wonder ien goede is gekeerd en hoe ternauwernood aan het drei gende gevaar is ontkomen, zij nog vermeld, dat in het Oude Raadhuis te 's-Grevelduin-Capelle Dick Flem- ming zat, die het door Jan de Rooij geseinde opving. Diezelfde morgen, dat Dick Flem- ming opving: „Weest paraat", en de gegevens, door Jan de Rooij geseind, had genoteerd, kwam een V 1 aan- geluietterd en viel met donderend ge raas op het Oude Raadhuis. Flemmlng was zeer zwaar gewond, doch boven alle pijn en ellende dacht hij aan zijn plicht en toen hij uitge graven was had hij een schrift in zijn vuisten geklemd en riep: „Breng dit onmiddellijk naar de chef." Had hij deze tegenwoordigheid van geest niet gehad, dan was alles nóg vergeefs geweest. Geef ons te leven in Uw licht. Bewaar ons voor de aardse nacht. En laat ons niet in eigen kracht de weg gaan naar het eindgericht. De valse glans heeft ons misleid en deed ons kronkelpaden gaan. Neem ons weer in genade aan. Bekwaam ons tot de goede strijd. Laat ook Uw licht, dat ons omgeeft, afstralen op de medemens. Richt Gij toch zelf zijn wil en wens en maak, dat hij van 't wonder leeft. Geef ons te leven in Uw licht. Bewaar ons voor de aardse nacht. En laat ons niet in eigen kracht de weg gaan naar het eindgericht. ANTHONIE STOLK HET kan hoog gaan met de wate ren der verdrukking. Dan loopt ons levensschip vol. We komen terecht in de z.g.n. grenssituatie. Ommuurd. We kunnen nergens meer heen. ,.Mijn ziel weigerde getroost te wor den", zegt Asaf in Psalm 77. Er was nog wel troost. Maar hij wil die niet meer zien. Niet meer aanvaarden. Nu is het toch al te bar. Dan krijgen we medelijden met ons zelf. Dan heeft iedereen het gedaan. Ook God.' Vanzelfsprekend is deze ingezonken toestand heel erg. Asaf was troosteloos, slapeloos, ge- loveloos. Ja, God kan in de diepte voeren Geweldige slagen toedienen. Hij schijnt dan van geen medelijden te weten. Dan houden we het niet meer uit. Dan schreeuwen we het uit. Soms rauw en hard. Waarom? Waarom? De tijd van onze „waaroms" is nooit de beste. Asaf is achter het geheim gekomen. H\j heeft ons verteld opdat wij het door Jan de Rooij zullen geven aan allen, die in moeilijk heden zijn. Asaf was een gelovige. Geen halveneen een echte. Zulke mensen voelen alles veel dieper aan, dan de niet-gelovige. Die kent de vreze des Heren niet. En die houdt het dan ook niet uit. Die verstart onder de druk. Net als Lots vrouw, die verstar de tot een gekristalliseerde steenmas sa. Zo was ze en zo bleef ze, ook onder de gerichten Gods. Maar de echt-gelovige heeft zó'n diepe smart eigenlijk om God. Omdat hij niet goed meer van Gód kan den ken! En dat houdt niemand uit, die de Here waarlijk vreest. Dan gaan we er aan. Daarom zegt Asaf: „Dit krenkt mij". Dat doet zijn hart pijn. Als een kind van God niet meer goed van zijn God kan denken, dan vloeit z\jn leven weg. Daarom zegt Asaf cr in één adem achter: „Maar de rechterhand des Al- lerhoogsten verandert". En dan zyn we er. Als we weer goe dertieren van onze God gaan denken. Dan is de situatie nog wel dezelfde, maar het is toch alles geheel anders, omdat het van binnen anders geworden En dan is er plaats voor het onder wijs. God de Vader handelt altijd in het duister, maar Zelf is Hij in 't licht. Zijn voetstappen worden niet bekend. Maar het zijn toch de voetstappen van Vader! Juist die tranenweg, die rouw, die moeite, dat grote verdriet, dat schijnbaar onoverkomelijk bezwaar, vormen de weg voor Vader. Vreemde weg! Maar toch Goddelijke. Want hij eindigt in de aanbidding! En dan is het uit met onze debatten. Met ons zelfmedelijden. „Ik dank U, dat Gij toornig geweest zijt, want Gij tróóst mü". Dan is het rondom goed. In het ziekenhuis, in de rouwkamer, met uw ledige geldbuidel. Het is góed! Van alle kanten. Omdat God er in was, in die wateren. Alleen maar: Ik zag toen Zijn voetstappen niet. Maar nu wéét ik het, dat Zijn weg in de zee was. Nu zie ik Jezus Christus alleen. Die ging in in mijn waaroms met Zijn gro te „Waarom" van Golgotha. Wie Jezus ziet, wordt getroost, zoals de Vader alleen troosten kan. L. S. DEN BOER as-sü it MS Componist van de ..Stars and Stripes Forever", waarvoor hij 300.000 dollar ontving ONDERNEMINGSLUST, moed, door zettingsvermogen en een grote liefde voor de muziek. Ziehier een karakter tekening van de man, wiens naam in de gehele wereld een begrip werd voor goe de marsmuziek: John Philip Sousa. De Amerikaanse dirigent van vele wereld beroemde harmonie- en fanfareorkesten en componist van „Stars and Stripes Forever" en honderd andere marsen. De Amerikanen beschouwen Sousa als één van hun grootste zonen. Zij bewijzen hem nog steeds de eer, die alleen aan de groten toekomt. Deze maand viert Amerika zijn honderdste geboortedag. Ongetwijfeld zal dat op, grootse wijze ge beuren; het zal een manifestatie worden ter ere van de man, wiens naam 23 jaar na zijn dood nog op elk programma van een marsmuziekuitvoering voorkomt. JOHN Philip Sousa werd in 1854 in Washington geboren als zoon van Antonio Sousa en Elizabeth Trinkaus. De Sousa's stammen eigenlijk uit Por tugal. De ouders van Antonio Sousa wer den tijdens de revolutie van 1882 uit dat land verdreven en vluchtten naar Span je. Daar werd Antonio geboren. Toen hij nog een jongen was trok hij reeds de wijde wereld in. Hij vestigde zich in 1840 in de Nieuwe Wereld. De jeugdige Antonio was een talentvolle knaap: welbespraakt in enkele talen en een uitstekend amateur-musicus. Tijdens een bezoek aan vrienden in Brooklyn leerde hij Elizabeth Trinkaus kennen, waarmee hij korte tijd later in het hu welijk trad. John Philip Sousa was één van de tien kinderen, waarmee het ge lukkige huwelijk werd gezegend. Wat betreft de belangstelling voor de muziek, was de jonge John Philip het evenbeeld van zijn vader. Op zesjarige leeftijd ging hij naar het conservatorium Aanvankelijk leerde hij viool, doch later werd aan het lesrooster nog een groot aantal andere orkestinstrumenten toege voegd. Aan het einde van het derde jaar van zijn studie won John Philip alle medailles, die door het conservatorium voor de beste leerlingen beschikbaar wa ren gesteld. Zijn leraren noemden hem een genie, omdat er geen instrument was, dat John Philip niet bespeelde. Toen hij tien jaar was formeerde hij z'n eerste eigen orkest. Het was een bandje, bedoeld om de feestavondjes van het conservatorium op te luisteren. Drie jaar later bood een circusdirecteur de Jonge Sousa een plaats aan in het circus- orkest. John Philip stelde zich veel voor van het reizen en trekken met een circus, doch vader Sousa wilde niets van de plannen weten. Hij zorgde er voor, dat zijn talentvolle zoon een plaats kreeg in de United States Marine Band, waarvan hij zelf ook deel uitmaakte. Gedurende vijf jaar speelde John in de marine kapel. Toen vroeg en kreeg hij eervol ontslag om zijn vioolstudie te kunnen voortzetten en de harmonie- en theorie- leer te hervatten bij George Felix Ben- kert. NADAT hij dirigent van enkele variété orkesten was geweest, trad Sousa in de zomer van 1872 in dienst van Ford's Opera House in Washington. In deze pe riode begon hij met het componeren van marsmuziek. Hij slaagde erin enkele van zijn werken geplaatst te krijgen bij een uitgever. Een hele prestatie voor een beginneling! Voor zijn eerste twee marsen The Review en The Cuckoo ontving Sousa een honorarium gelijk aan de waarde van 100 muziekbladen.. In zijn eerste composities kooS Sousa een vorm, waar mee hij prompt nationale en later ook internationale waardering oogstte: Sousa werd spoedig een begrip voor goede marsmuziek, zoals Johan Strauss dat was voor walsmuziek. Verschillende orkesten stonden in de hierna volgende jaren onder leiding van de jonge veelbelovende componist-diri- Ook speelde hij als violist enige tijd in het orkest van Jacques Offenbach. In 1879 formeerde Sousa een Jongenskoor, dat wereldbekend werd onder de naam „Philadelphia Church Choir Company" Voor deze groep componeerde Sousa zijn eerste komische opera „The Smugglers", die hij opdroeg aan zijn jeugdige vrouw Jane Bellis uit Philadelphia. Toen hij in 1880 met haar trouwde ging Jane nog op de lagere school.. OP 30 September 1880 aanvaardde Sou sa de functie van dirigent van de United States Marine Band, die hij ruim twaalf jaar diende. Deze periode beschouwt men als de belangrijkste van Sousa's leven. Hij re organiseerde de verouderde band vol komen, gaf deze een eigen (nieuw) ge luid en zorgde er op deze wijze voor, dat de band weer een schare van be langstellenden om zich heen vergaarde. Onder Sousa's leiding verwierf de band zelfs een internationale faam! In deze aan persoonlijk succes zo rijke tijd componeerde Sousa een groot aantal gevarieerde werken, o.a. zijn wereldbe roemde mars „Washington Post" (1889), „The High School Cadets" (1890), „The Gladiator" zijn eerste grote populaire compositie, waarvoor de uitgever 35 dollar neertelde en „Semper Fidelis" (1888), die de officiële mars van de U.S. Marine Band werd en nog is. „Hands across the Sea (1890), „Koning Cotton" (1897) en „The Liberty Bell" (1893) wer den ook in de hele wereld bekend. In de lente van 1892 aanvaardde Sousa een verleidelijke aanbieding van David Blakely, die inhield een salaris voor zichzelf en de nodige middelen voor de vorming van een eigen band. De eerste tournee van Sousa's band was financieel weinig succesvol. Sousa, die toonde méér doorzettingsvermogen en moed te hebben als zijn manager, drong er op aan de plannen ondanks de tegenslag door te zetten. Het gelukte hem Blakely te overtuigen en., het vol gend seizoen oogstte de band een enorm succes. De band werd geëngageerd voor belangsijke wereldtentoonstellingen, maakte vele reizen door Amerika, be zocht vier maal Europa en in de jaren 1910-1912 werd een reis om de wereld gemaakt. Terecht is Sousa vaak geprezen om zijn moed en doorzettingsvermogen, die het hem mogelijk maakten de hoog ste idealen te bereiken. De opofferingen, die hij zich getroostte, waren niet gering, maar hij heeft de vruchten er dan ook van geplukt. Sousa componeerde meer dan honderd marsen, tien komische opera's (o.a. The Bride Elect, El Captain en The Free Lance), meer dan vijftig songs, zes wal sen, twee ouvertures, twaalf suites en een groot aantal andere werken, waar mee hij een fortuin vergaarde. Voor zijn bekende mars „Stars and Stripes For ever" ontving hij het fabelachtige be drag van 300.000 dollar! Zijn eerste com positie leverde acht dollar opSousa heeft ook enkele novellen geschreven, die thans nog veel worden gelezen. Al zijn werken zijn in origineel handschrift ondergebracht in de Bibliotheek van de Universiteit te Illinois. John - Philip Sousa in zijn tijd „Amerika's eerste ambassadeur" had ondanks zijn drukke werkzaamheden al tijd nog tijd voor de beoefeing van zijn liefhebberijen: paardrijden en jagen. Tot zijn dood toe adviseerde hij tal rijke jonge musici en orkestleiders. Op 6 Maart 1932 overleed hij, 77 jaar ou<L J. P. Sousa op 62-jarige leeftijd. Het stoffelijk overschot werd overge bracht naar Washington, waar het werd bijgezet op het „congressional cemete ry", de begraafplaats waar vele grote zonen van Amerika een laatste rust plaats vonden. Sousa's vrouw, zoon en twee dochters leven nog. Zij wonen op een groot land goed nabij Washington. KEES NOORDEWIER. 1 Geval zonder eind (IXX) Uit de VOLKSWIJK /K vraag me af: was dat nu ver standig van des broodbezorgers dochter om uitgerekend op die dag, ja bijkans op datzelfde uur, waarop haar vader met zijn eerste zo zuur verdiende penningen bin nenstapte, eveneens de woning te betreden? Ik vrees dat het dit niet was. Ziet eens, zo'n Sjaarlie wil nu eenmaal in het centrum van de aandacht staan. De zoeklichten moeten op hem gericht wezen. Zo is hij zijn eerste levensjaar door- gehuppeld met van alle kanten toejuichingen en applaus, en dat moet zó blijven. Nooit en te nim mer heeft iemand hem ervan trachten te overtuigen laat staan dus kunnen overtuigen dat een mens ook op een bescheidener plaatsje onder de zon gelukkig en tevreden kan zijn. Ach, Sjaarlie, adspirant broodbezorger met tijdelijke aanstelling om te kijken wat er in zit, omdat broodbezorgen ook heus niet zo eenvoudig is, als buitenstaanders wel denken, Sjaarlie wil geëerd wezen. En nooit vindt een man minder eer betoon dan wanneer hem een kind geboren wordt. Moeten we niet zeggen: nimmer voelt een man zich méér overbodig, méér in de weg lopend, en waarschijnlijk zelfs méér schuldig als op dat vreemde ogenblik?! Ik vraag het alle va ders in onze duizendkoppige lezers kring, en ik zie hoe ze beschaamd hun ogen neerslaan: hoe gaat zelfs de president-directeur zich boven tallig, over-compleet vijfde rhd aan de kinderwagen voelen in die ston de! Daar wandelt Sjaarlie dus bin nen en het eerste wat hem treft is niet de blyde blik ran zijn Sjaantje, klaar om hem zyn loon zakje afhandig te maken, maar de rappe mond van de verloskundige, die „Doe die deur dicht en pak anroept. En in stede van als lichtelijk bewierookt, althans ho gelijk gewaardeerd Hoofd des Ge- zins die avond te kunnen uitrusten in een gemakkelijke stoel, met Sjaantje al maar ronddribbelend om dit te doen en dat te doen en een koppie koffie zus in te schen ken en een koekie zo te presen teren moet Sjaarlie heel die lieve avond dit aanpakken en dat aanreiken, en warm water maken en een teil gaan lenen bij de buur vrouw, zodat hy na de vermoeie nissen des daags ook kennis maakt met de inspanningen van de nacht. Geen premie voor goed gedrag. Geen loon naar verdienste. Geen aanmoediging tot meerder gesap pel. O, natuurlijk bestaan er Vaders, die zelfs in dergelijke uren van beproeving nieuwe talenten aan de dag leggen en zo doende een zeer wezenlijke functie krijgen bij de geboorte van hun kind. Maar dat vergt toch wel even meer soepelheid des geestes als waarover Sjaarlie beschikt. En ik voor my, ik geloof dat toen feitelijk reeds in principe het experiment van de broodbezorging mislukt is, ook al heeft het nog geruime tijd geduurd eer het voor de personeelschef ter zake volmaakt duidelijk werd dat Sjaarlie niet te handhaven viel. De dochter kwam precies twaalf uur één. Een Zondapskindje dus. Dat naar Moeder vernoemd werd met als tweede naam die van een juist in vogue zijnde filmster om dat de grootmoeders in geen geval voor die eer in aanmerking kwa men. De filmster is overigens sindsdien naar een tweede plan teruggeweken en heeft zich even min veel gelegen laten lippen aan het onbekende naamgenootje in de volkswijk. Al had dit best wat méér interesse kunnen gebruiken en zou ze dat nog kunnen doen. Enfin, het begin was dus toch goed: een Zondagskindje met acht pond en één ons, Moeders ogen en Vaders krullen, een eipenwys neusje en een stem om van onder steboven te rollen. En dat laatste was nu juist opnieuw iets, wat er niet by paste, want kinderen van werknemers moeten zich doodstil kunnen houden. Voor werkgevers- kindertjes is dat minder noodza kelijk oordeelt Sjaarlie en WWVWWWWWWVWW»' Daar zyn de schalkse meidekes, 3 die best trek hebben in een gein- g tje met een jonge kerel. Daar zijn 3 de bejaarder vrouwelijke klantjes, g die 'm gauw even een kopje koffie 3 toestoppen. En daar is het hele g gewoel van een grote stads straat, waarop altijd wel iets te beleven g valt. Neen, Sjaarlie heeft die och- g tend peen behoefte aan eigen huis en hof: hij laat Sjaantje het huis, mét of zónder liefde dat moet zij g maar uitmaken. g En toch wordt deze dag geen g volledig succes, want 's avonds 3 klopt zyn kas niet. Een brood- g bezorper heeft namelijk óók finan- 5 ciële verantwoordelijkheden. Men denkt daar niet immer aan. Dot 5 is maar „Bakker, wissel es even- 3 tjesof „Bakker, ik zal mor- g pen wel betalen...!" of „Bakker, 3 hoeveel staat d'r ook al weer?" g en op de duur tolt iemand daarvan het hoofd. Het vereist een knob- g bel voor dubbel boekhouden, en die ontbreekt by Sjaarlie nu juist. g Vandaar die ai'ond reeds een eer g s te kastekort. Klein weliswaar g Zeker geen aanwijzing omtrent on- g eerlijkheid. Iets, dat de beste kan overkomen. Maar iets, wat iemand g niet geregeld zal moeten overko3 men, want dan loopt de zaak vast. g Niet zo zeer de broodfirma-zaak als zodanig; niet zo zeer de voed- g selvoorziening, maar wel het X broodje van de bezorger. Het broodtijdperk duurt precies twee maanden. Dat komt dan nog g Doe die deur dicht en pak an mogelijk doelt hij daarby op het feit dat die niet met de ouders en het andere kroost één klein vertrek delen en dus niet aan hele gezinnen de nachtrust ontro ven. Hij heeft in peval hy zo diep doordenkt nop pelyk ook! Ja, zelfs indien hy dit niet zo beredeneerde heeft hy gelijk, want hij gaat in elk geval Maandagmorgen weinig verkwikt en zonder morgenboter hammen zyn wijkje tegemoet. Hij begint met bly te zyn dat hy de straat op is. Hoe t'aak hem ook zyn bed gelokt heeft, thans stoot het hem af. De straat mag dan geen kans tot sluimeryen bie den, zy schenkt ander vermaak. omdat personeelchef en sociaal werkster voeling houden en elkan der goed kennen. Men doet wat men kan. Maar in de negende week het map ook de tiende geweest zyn is er op één dag een tekort van dertig gulden. By die gelegen heid vallen er woorden, zoals va ker gebeurt als er geen duiten vallen. Sjaarlie heeft ongetwijfeld het laótste woord. Een net woord is dat laatste woord niet. Het werkt ook niets uit, want de deur van de zaak is al achter hem dicht gekwakt. WJJKPRED1KANT.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 14