Jan de Rooij gaf zijn leven voor 5 gijzelaars
BEDE
Ingezonken leven
De koning van de marsmuziek
Nadat liij geallieerden in kennis Iiad gesteld van Duitse plannen
VANMIDDAG had in de gemeente
Sprang-Capelle een plechtigheid
plaats, die van heinde en ver grote
belangstelling trok. Aan de provin
ciale weg Waalwijk-Tilburg werd
door de commissaris der Koningin in
de provincie Noord-Brabant een mo
nument onthuld ter nagedachtenis
aan Jan de Rooij. Na de onthulling
werden door een tweetal muziekver
enigingen de volksliederen van Ne
derland, Engeland, Amerika en Ca
nada ten gehore gebracht, waarna
aan de voet van het monument en
kele kransen werden gelegd.
De laatste foto van Jan de Rooij.
Zo werd de nagedachtenis geëerd
van een eenvoudige, dappere jonge
man, die zich voor onze bevrijding
zeer verdienstelijk heeft gemaakt en
zijn jonge leven ten offer bracht.
HET was rustig aan het lange Maas
front tegenover de Langstraat in de
week voor Kerstmis 1944. Een Cana
dese divisie, die gelegerd was ge
weest in de Langstraat, vertrok die
week naar België in verband met
Von Rundstedt's groot offensief in
de Ardennen.
Zó rustig was het, dat de geallieer
de commandant had toegestaan om
voor die Kerstnacht af te wijken van
het verbod, zich na des avonds 6 uur
en vóór 's morgens 7 uur op straat
te bevinden.
Toch loerde een dreigend gevaar.
Een gevaar, dat door de leden der
ondergrondse is afgewend
Waarin dit gevaar bestond?
Von Rundstedt wilde zijn aanval in
België vergezeld doen gaan van een
doorstoot vanuit het Land van Heus-
den en Altena naar de Belgische
grens. Er zouden bruggenhoofden wor
den gevormd ten Zuiden van de Maas,
by Keizersveer en Sprang-Capelle,
om van daar uit Antwerpen te berei
ken. In éón nacht werden daartoe
meer dan 16.000 Duitsers in het Land
van Heusden en Altena saamgebracht.
voorzien van zwaar en licht mate
riaal, tanks, geschut en complete
bruggen. Tegelijkertijd stonden pa
rachutisten klaar, die ten Zuiden van
de Maas vitale punten zouden bezet
ten.
Er was echter een verzetsgroep
van de ondergrondse, die deze plan
nen in duigen deed vallen.
Tot deze groep, verzetsgroep „An-
dré" genaamd, behoorde Jan de
Rooij. IIIJ werd op 20 Augustus 1923
te Sprang geboren, was daar opge
groeid, werkzaam op een schoenfa
briek en in verband met zijn onwil
om In Duitsland te werken, bij zijn
broer, een landbouwer in Sprang-Ca
pelle, ondergedoken.
Met nog enkele andere ondergrond
se strijders had hij zich, direct na
de bevrijding van Brabant, geheel
vrijwillig, aangeboden om naar de
overzijde van de Maas te gaan, ten
einde daar spionnage-werk te ver
richten en geheime zenders te bedie
nen. In het Land van Heusden en Al
tena bevonden zich reeds leden van
deze ondergrondse verzetsgroep, waar
mede hij samen moest werken.
De wilskracht en volharding van
Jon de Rooij cn zijn makkers bleken
al wel bijzonder bij de aanvang van
het werk, toen zij zich begin Decem
ber 1944 naar de overzijde van de ri
vier moesten begeven. Tot driemaal
toe werd in donkere nachten gepoogd
over te steken. Steeds stootte men
echter op de waakzaamheid der Duit-
•ers. Het kwam zelfs zó ver, dat en
kele personen hun afraadden, verde
re pogingen te doen. „Het was im-
TELKENS weer werd getracht op
een ander punt over te steken.
Op een nacht, toen wederom een
poging werd gewaagd, werden deze
ondergrondse strijders in een auto
door hun commandant weggebracht
naar het punt, vanwaar zij zouden
oversteken.
Onderweg werden zij aangehouden
door een lid van de O.D., die 'hun
Engelse papieren niet kon lezen. Nie
mand mocht n.l. een z.g. militaire
zone-lijn passeren zonder speciale
Engelse passen. De hulp van een ge
allieerde schildwacht werd daarop in
geroepen, die een Pool bleek te zijn
en evenmin Engels kon lezen. Deze
zag echter, dat de inzittende leden
der ondergrondse revolvers en hand
granaten bij zich hadden en arres
teerde hen en verwondde Jan de
Rooij zelfs bij deze arrestatie. Met
behulp van de Field-Security werden
vanzelfsprekend de gearresteerden
onmiddellijk in vrijheid gesteld.
Ook door dit alles lieten zij zich
niet ontmoedigen. De tocht kon wor
den voortgezet, welke die nacht ge
lukte. Allen kwamen behouden in het
Land van Heusden en Altena aan.
Met de ondergrondse in dit gewest
was spoedig het contact gevonden en
de geheime zender ging dagelijks
werken.
Het was via deze zender, dat Jan
de Rooij zijn chef de gegevens ver
strekte omtrent de gearriveerde
16.000 Duitsers en omtrent de plan
nen, sterkte en geschutsopstellmgen
van de Duitsers.
De geallieerden werden hiervan on
middellijk op de hoogte gebracht,
met het gevolg, dat in de Kerstnacht
niemand op straat mocht, daar aan
stonds de toegestane ontheffing van
het verbod zich op straat te mogen
bevinden, werd ingetrokken; dat de
uit de Langstraat vertrokken Cana
dese divisie, die Eindhoven reeds ge
passeerd was, onverwijld terugkeer
de en tegen de avond de Canadese
kanonnen nog werden opgesteld en
dat diezelfde avond en nacht door de
geallieerde kanonnen, aan de hand van
de gegevens, door de vrienden van
Jan de Rooij verstrekt en door he.m
overgeseind, de Duitse opstellingen
in puin werden gebeukt.
NATUURLIJK begrepen de Duit
sers, dat er hier spionnage in het
spel was. Ze gingen op zoek en ont
dekten na enige tijd de zender van
Jan de Rooij. Deze was op dat mo
ment zelf niet thuis, daar hij met
post voor de z.g. line-cross" (die
ook door deze ondergrondse werkers
werd onderhouden) naar Werkendam
was. Daarom namen de Duitsers vijf
personen gevangen op de plaats waar
de zender gevonden was, om deze
ter represaille te fusilleren.
Toen Jan de Rooij dat hoorde, nam
hij zonder zich te bedenken afscheid
van zijn vrienden en meldde zich bij
de Duitsers, terwijl hij wist dat dit
zijn leven zou kosten, en gaf de vijf
onschuldige gijzelaars op deze edel
moedige wijze hun leven en vrijheid.
Doch, wat nog belangrijker was
voor de nationale, ja, geallieerde
zaak, was het feit, dat hij ondanks
alles zwéég.
Ongetwijfeld begrepen de Duitsers,
dat hij medewerkers in het onder
grondse front moest hebben, die over
een reserve-zender konden beschik
ken. Kostbare gegevens had hij kun
nen verschaffen omtrent de namen
van zijn opdrachtgever, de namen
zijner strijdmakkers, die in het
Land van Heusden en Altena vertoef
den en die nog geruime tijd het werk
moesten voortzetten en dat ook tot
de capitulatie op 5 Mei 1945 hebben
gedaan.
Dit laatste is wel de grootste ver
dienste van Jan de Rooij geweest.
Zijn eerste heldendaad redde vijf
mensen. Zijn tweede heldendaad, zijn
zwijgen, redde wellicht veel meer le
vens, zowel die zijner kameraden als
van geallieerden.
Wederom hadden de bezetters zich
vergist in de taaie aard van de wa
re Nederlander. Zij sleepten Jan de
Rooij mee naar Amsterdam, waar hij
de heldendood stierf.
NAAST de Langstraat, die aan Jan
de Rooij alles verschuldigd is,
mag geheel Nederland delen in de
verdienste van deze held en zijn held
haftige medestrijders in het verzet.
Hij kan gesteld worden als een lich
tend voorbeeld voor geheel Nederland
in moed, plichtsbetrachting en Vader
landsliefde.
Als typisch voorbeeld, hoe alles als
door een wonder ien goede is gekeerd
en hoe ternauwernood aan het drei
gende gevaar is ontkomen, zij nog
vermeld, dat in het Oude Raadhuis
te 's-Grevelduin-Capelle Dick Flem-
ming zat, die het door Jan de Rooij
geseinde opving.
Diezelfde morgen, dat Dick Flem-
ming opving: „Weest paraat", en de
gegevens, door Jan de Rooij geseind,
had genoteerd, kwam een V 1 aan-
geluietterd en viel met donderend ge
raas op het Oude Raadhuis.
Flemmlng was zeer zwaar gewond,
doch boven alle pijn en ellende dacht
hij aan zijn plicht en toen hij uitge
graven was had hij een schrift in zijn
vuisten geklemd en riep: „Breng dit
onmiddellijk naar de chef."
Had hij deze tegenwoordigheid van
geest niet gehad, dan was alles nóg
vergeefs geweest.
Geef ons te leven in Uw licht.
Bewaar ons voor de aardse nacht.
En laat ons niet in eigen kracht
de weg gaan naar het eindgericht.
De valse glans heeft ons misleid
en deed ons kronkelpaden gaan.
Neem ons weer in genade aan.
Bekwaam ons tot de goede strijd.
Laat ook Uw licht, dat ons omgeeft,
afstralen op de medemens.
Richt Gij toch zelf zijn wil en wens
en maak, dat hij van 't wonder leeft.
Geef ons te leven in Uw licht.
Bewaar ons voor de aardse nacht.
En laat ons niet in eigen kracht
de weg gaan naar het eindgericht.
ANTHONIE STOLK
HET kan hoog gaan met de wate
ren der verdrukking. Dan loopt
ons levensschip vol. We komen terecht
in de z.g.n. grenssituatie. Ommuurd.
We kunnen nergens meer heen.
,.Mijn ziel weigerde getroost te wor
den", zegt Asaf in Psalm 77. Er was
nog wel troost. Maar hij wil die niet
meer zien. Niet meer aanvaarden. Nu
is het toch al te bar. Dan krijgen we
medelijden met ons zelf. Dan heeft
iedereen het gedaan. Ook God.'
Vanzelfsprekend is deze ingezonken
toestand heel erg.
Asaf was troosteloos, slapeloos, ge-
loveloos.
Ja, God kan in de diepte voeren
Geweldige slagen toedienen. Hij schijnt
dan van geen medelijden te weten. Dan
houden we het niet meer uit. Dan
schreeuwen we het uit. Soms rauw en
hard. Waarom? Waarom?
De tijd van onze „waaroms" is nooit
de beste.
Asaf is achter het geheim gekomen.
H\j heeft ons verteld opdat wij het door
Jan de Rooij
zullen geven aan allen, die in moeilijk
heden zijn. Asaf was een gelovige.
Geen halveneen een echte. Zulke
mensen voelen alles veel dieper aan,
dan de niet-gelovige. Die kent de vreze
des Heren niet. En die houdt het dan
ook niet uit. Die verstart onder de
druk. Net als Lots vrouw, die verstar
de tot een gekristalliseerde steenmas
sa. Zo was ze en zo bleef ze, ook onder
de gerichten Gods.
Maar de echt-gelovige heeft zó'n
diepe smart eigenlijk om God. Omdat
hij niet goed meer van Gód kan den
ken! En dat houdt niemand uit, die de
Here waarlijk vreest. Dan gaan we er
aan. Daarom zegt Asaf: „Dit krenkt
mij". Dat doet zijn hart pijn.
Als een kind van God niet meer goed
van zijn God kan denken, dan vloeit
z\jn leven weg.
Daarom zegt Asaf cr in één adem
achter: „Maar de rechterhand des Al-
lerhoogsten verandert".
En dan zyn we er. Als we weer goe
dertieren van onze God gaan denken.
Dan is de situatie nog wel dezelfde,
maar het is toch alles geheel anders,
omdat het van binnen anders geworden
En dan is er plaats voor het onder
wijs. God de Vader handelt altijd in
het duister, maar Zelf is Hij in 't licht.
Zijn voetstappen worden niet bekend.
Maar het zijn toch de voetstappen van
Vader! Juist die tranenweg, die rouw,
die moeite, dat grote verdriet, dat
schijnbaar onoverkomelijk bezwaar,
vormen de weg voor Vader.
Vreemde weg! Maar toch Goddelijke.
Want hij eindigt in de aanbidding! En
dan is het uit met onze debatten. Met
ons zelfmedelijden. „Ik dank U, dat Gij
toornig geweest zijt, want Gij tróóst
mü". Dan is het rondom goed. In het
ziekenhuis, in de rouwkamer, met uw
ledige geldbuidel. Het is góed! Van
alle kanten. Omdat God er in was, in
die wateren. Alleen maar: Ik zag toen
Zijn voetstappen niet. Maar nu wéét
ik het, dat Zijn weg in de zee was.
Nu zie ik Jezus Christus alleen. Die
ging in in mijn waaroms met Zijn gro
te „Waarom" van Golgotha.
Wie Jezus ziet, wordt getroost, zoals
de Vader alleen troosten kan.
L. S. DEN BOER
as-sü it MS
Componist van de ..Stars and Stripes Forever",
waarvoor hij 300.000 dollar ontving
ONDERNEMINGSLUST, moed, door
zettingsvermogen en een grote liefde
voor de muziek. Ziehier een karakter
tekening van de man, wiens naam in de
gehele wereld een begrip werd voor goe
de marsmuziek: John Philip Sousa. De
Amerikaanse dirigent van vele wereld
beroemde harmonie- en fanfareorkesten
en componist van „Stars and Stripes
Forever" en honderd andere marsen.
De Amerikanen beschouwen Sousa als
één van hun grootste zonen. Zij bewijzen
hem nog steeds de eer, die alleen aan
de groten toekomt. Deze maand viert
Amerika zijn honderdste geboortedag.
Ongetwijfeld zal dat op, grootse wijze ge
beuren; het zal een manifestatie worden
ter ere van de man, wiens naam 23 jaar
na zijn dood nog op elk programma van
een marsmuziekuitvoering voorkomt.
JOHN Philip Sousa werd in 1854 in
Washington geboren als zoon van
Antonio Sousa en Elizabeth Trinkaus.
De Sousa's stammen eigenlijk uit Por
tugal. De ouders van Antonio Sousa wer
den tijdens de revolutie van 1882 uit dat
land verdreven en vluchtten naar Span
je. Daar werd Antonio geboren.
Toen hij nog een jongen was trok hij
reeds de wijde wereld in. Hij vestigde
zich in 1840 in de Nieuwe Wereld. De
jeugdige Antonio was een talentvolle
knaap: welbespraakt in enkele talen en
een uitstekend amateur-musicus. Tijdens
een bezoek aan vrienden in Brooklyn
leerde hij Elizabeth Trinkaus kennen,
waarmee hij korte tijd later in het hu
welijk trad. John Philip Sousa was één
van de tien kinderen, waarmee het ge
lukkige huwelijk werd gezegend.
Wat betreft de belangstelling voor de
muziek, was de jonge John Philip het
evenbeeld van zijn vader. Op zesjarige
leeftijd ging hij naar het conservatorium
Aanvankelijk leerde hij viool, doch later
werd aan het lesrooster nog een groot
aantal andere orkestinstrumenten toege
voegd. Aan het einde van het derde jaar
van zijn studie won John Philip alle
medailles, die door het conservatorium
voor de beste leerlingen beschikbaar wa
ren gesteld. Zijn leraren noemden hem
een genie, omdat er geen instrument
was, dat John Philip niet bespeelde.
Toen hij tien jaar was formeerde hij
z'n eerste eigen orkest. Het was een
bandje, bedoeld om de feestavondjes van
het conservatorium op te luisteren. Drie
jaar later bood een circusdirecteur de
Jonge Sousa een plaats aan in het circus-
orkest.
John Philip stelde zich veel voor van
het reizen en trekken met een circus,
doch vader Sousa wilde niets van de
plannen weten. Hij zorgde er voor, dat
zijn talentvolle zoon een plaats kreeg in
de United States Marine Band, waarvan
hij zelf ook deel uitmaakte. Gedurende
vijf jaar speelde John in de marine
kapel. Toen vroeg en kreeg hij eervol
ontslag om zijn vioolstudie te kunnen
voortzetten en de harmonie- en theorie-
leer te hervatten bij George Felix Ben-
kert.
NADAT hij dirigent van enkele variété
orkesten was geweest, trad Sousa in
de zomer van 1872 in dienst van Ford's
Opera House in Washington. In deze pe
riode begon hij met het componeren van
marsmuziek. Hij slaagde erin enkele
van zijn werken geplaatst te krijgen bij
een uitgever. Een hele prestatie voor
een beginneling!
Voor zijn eerste twee marsen The
Review en The Cuckoo ontving Sousa
een honorarium gelijk aan de waarde
van 100 muziekbladen.. In zijn eerste
composities kooS Sousa een vorm, waar
mee hij prompt nationale en later ook
internationale waardering oogstte: Sousa
werd spoedig een begrip voor goede
marsmuziek, zoals Johan Strauss dat
was voor walsmuziek.
Verschillende orkesten stonden in de
hierna volgende jaren onder leiding van
de jonge veelbelovende componist-diri-
Ook speelde hij als violist enige tijd
in het orkest van Jacques Offenbach. In
1879 formeerde Sousa een Jongenskoor,
dat wereldbekend werd onder de naam
„Philadelphia Church Choir Company"
Voor deze groep componeerde Sousa zijn
eerste komische opera „The Smugglers",
die hij opdroeg aan zijn jeugdige vrouw
Jane Bellis uit Philadelphia. Toen hij in
1880 met haar trouwde ging Jane nog
op de lagere school..
OP 30 September 1880 aanvaardde Sou
sa de functie van dirigent van de
United States Marine Band, die hij ruim
twaalf jaar diende.
Deze periode beschouwt men als de
belangrijkste van Sousa's leven. Hij re
organiseerde de verouderde band vol
komen, gaf deze een eigen (nieuw) ge
luid en zorgde er op deze wijze voor,
dat de band weer een schare van be
langstellenden om zich heen vergaarde.
Onder Sousa's leiding verwierf de band
zelfs een internationale faam!
In deze aan persoonlijk succes zo rijke
tijd componeerde Sousa een groot aantal
gevarieerde werken, o.a. zijn wereldbe
roemde mars „Washington Post" (1889),
„The High School Cadets" (1890), „The
Gladiator" zijn eerste grote populaire
compositie, waarvoor de uitgever 35
dollar neertelde en „Semper Fidelis"
(1888), die de officiële mars van de U.S.
Marine Band werd en nog is. „Hands
across the Sea (1890), „Koning Cotton"
(1897) en „The Liberty Bell" (1893) wer
den ook in de hele wereld bekend.
In de lente van 1892 aanvaardde Sousa
een verleidelijke aanbieding van David
Blakely, die inhield een salaris voor
zichzelf en de nodige middelen voor de
vorming van een eigen band.
De eerste tournee van Sousa's band
was financieel weinig succesvol. Sousa,
die toonde méér doorzettingsvermogen
en moed te hebben als zijn manager,
drong er op aan de plannen ondanks de
tegenslag door te zetten. Het gelukte
hem Blakely te overtuigen en., het vol
gend seizoen oogstte de band een enorm
succes. De band werd geëngageerd
voor belangsijke wereldtentoonstellingen,
maakte vele reizen door Amerika, be
zocht vier maal Europa en in de jaren
1910-1912 werd een reis om de wereld
gemaakt.
Terecht is Sousa vaak geprezen om
zijn moed en doorzettingsvermogen,
die het hem mogelijk maakten de hoog
ste idealen te bereiken. De opofferingen,
die hij zich getroostte, waren niet gering,
maar hij heeft de vruchten er dan ook
van geplukt.
Sousa componeerde meer dan honderd
marsen, tien komische opera's (o.a. The
Bride Elect, El Captain en The Free
Lance), meer dan vijftig songs, zes wal
sen, twee ouvertures, twaalf suites en
een groot aantal andere werken, waar
mee hij een fortuin vergaarde. Voor zijn
bekende mars „Stars and Stripes For
ever" ontving hij het fabelachtige be
drag van 300.000 dollar! Zijn eerste com
positie leverde acht dollar opSousa
heeft ook enkele novellen geschreven,
die thans nog veel worden gelezen. Al
zijn werken zijn in origineel handschrift
ondergebracht in de Bibliotheek van de
Universiteit te Illinois.
John - Philip Sousa in zijn tijd
„Amerika's eerste ambassadeur" had
ondanks zijn drukke werkzaamheden al
tijd nog tijd voor de beoefeing van zijn
liefhebberijen: paardrijden en jagen.
Tot zijn dood toe adviseerde hij tal
rijke jonge musici en orkestleiders. Op
6 Maart 1932 overleed hij, 77 jaar ou<L
J. P. Sousa op 62-jarige leeftijd.
Het stoffelijk overschot werd overge
bracht naar Washington, waar het werd
bijgezet op het „congressional cemete
ry", de begraafplaats waar vele grote
zonen van Amerika een laatste rust
plaats vonden.
Sousa's vrouw, zoon en twee dochters
leven nog. Zij wonen op een groot land
goed nabij Washington.
KEES NOORDEWIER.
1 Geval zonder eind (IXX)
Uit de
VOLKSWIJK
/K vraag me af: was dat nu ver
standig van des broodbezorgers
dochter om uitgerekend op die
dag, ja bijkans op datzelfde uur,
waarop haar vader met zijn eerste
zo zuur verdiende penningen bin
nenstapte, eveneens de woning te
betreden? Ik vrees dat het dit niet
was. Ziet eens, zo'n Sjaarlie wil
nu eenmaal in het centrum van de
aandacht staan. De zoeklichten
moeten op hem gericht wezen. Zo
is hij zijn eerste levensjaar door-
gehuppeld met van alle kanten
toejuichingen en applaus, en dat
moet zó blijven. Nooit en te nim
mer heeft iemand hem ervan
trachten te overtuigen laat staan
dus kunnen overtuigen dat een
mens ook op een bescheidener
plaatsje onder de zon gelukkig en
tevreden kan zijn. Ach, Sjaarlie,
adspirant broodbezorger met
tijdelijke aanstelling om te kijken
wat er in zit, omdat broodbezorgen
ook heus niet zo eenvoudig is, als
buitenstaanders wel denken,
Sjaarlie wil geëerd wezen. En
nooit vindt een man minder eer
betoon dan wanneer hem een kind
geboren wordt. Moeten we niet
zeggen: nimmer voelt een man
zich méér overbodig, méér in de
weg lopend, en waarschijnlijk zelfs
méér schuldig als op dat vreemde
ogenblik?! Ik vraag het alle va
ders in onze duizendkoppige lezers
kring, en ik zie hoe ze beschaamd
hun ogen neerslaan: hoe gaat zelfs
de president-directeur zich boven
tallig, over-compleet vijfde rhd aan
de kinderwagen voelen in die ston
de!
Daar wandelt Sjaarlie dus bin
nen en het eerste wat hem treft
is niet de blyde blik ran zijn
Sjaantje, klaar om hem zyn loon
zakje afhandig te maken, maar de
rappe mond van de verloskundige,
die „Doe die deur dicht en pak
anroept. En in stede van als
lichtelijk bewierookt, althans ho
gelijk gewaardeerd Hoofd des Ge-
zins die avond te kunnen uitrusten
in een gemakkelijke stoel, met
Sjaantje al maar ronddribbelend
om dit te doen en dat te doen en
een koppie koffie zus in te schen
ken en een koekie zo te presen
teren moet Sjaarlie heel die
lieve avond dit aanpakken en dat
aanreiken, en warm water maken
en een teil gaan lenen bij de buur
vrouw, zodat hy na de vermoeie
nissen des daags ook kennis maakt
met de inspanningen van de nacht.
Geen premie voor goed gedrag.
Geen loon naar verdienste. Geen
aanmoediging tot meerder gesap
pel.
O, natuurlijk bestaan er Vaders,
die zelfs in dergelijke uren van
beproeving nieuwe talenten aan
de dag leggen en zo doende een
zeer wezenlijke functie krijgen bij
de geboorte van hun kind. Maar
dat vergt toch wel even meer
soepelheid des geestes als waarover
Sjaarlie beschikt. En ik voor my,
ik geloof dat toen feitelijk reeds
in principe het experiment van de
broodbezorging mislukt is, ook al
heeft het nog geruime tijd geduurd
eer het voor de personeelschef ter
zake volmaakt duidelijk werd dat
Sjaarlie niet te handhaven viel.
De dochter kwam precies twaalf
uur één. Een Zondapskindje dus.
Dat naar Moeder vernoemd werd
met als tweede naam die van een
juist in vogue zijnde filmster om
dat de grootmoeders in geen geval
voor die eer in aanmerking kwa
men. De filmster is overigens
sindsdien naar een tweede plan
teruggeweken en heeft zich even
min veel gelegen laten lippen aan
het onbekende naamgenootje in de
volkswijk. Al had dit best wat
méér interesse kunnen gebruiken
en zou ze dat nog kunnen doen.
Enfin, het begin was dus toch
goed: een Zondagskindje met acht
pond en één ons, Moeders ogen
en Vaders krullen, een eipenwys
neusje en een stem om van onder
steboven te rollen. En dat laatste
was nu juist opnieuw iets, wat er
niet by paste, want kinderen van
werknemers moeten zich doodstil
kunnen houden. Voor werkgevers-
kindertjes is dat minder noodza
kelijk oordeelt Sjaarlie en
WWVWWWWWWVWW»'
Daar zyn de schalkse meidekes, 3
die best trek hebben in een gein- g
tje met een jonge kerel. Daar zijn 3
de bejaarder vrouwelijke klantjes, g
die 'm gauw even een kopje koffie 3
toestoppen. En daar is het hele g
gewoel van een grote stads straat,
waarop altijd wel iets te beleven g
valt. Neen, Sjaarlie heeft die och- g
tend peen behoefte aan eigen huis
en hof: hij laat Sjaantje het huis,
mét of zónder liefde dat moet zij g
maar uitmaken. g
En toch wordt deze dag geen g
volledig succes, want 's avonds 3
klopt zyn kas niet. Een brood- g
bezorper heeft namelijk óók finan- 5
ciële verantwoordelijkheden. Men
denkt daar niet immer aan. Dot 5
is maar „Bakker, wissel es even- 3
tjesof „Bakker, ik zal mor- g
pen wel betalen...!" of „Bakker, 3
hoeveel staat d'r ook al weer?" g
en op de duur tolt iemand daarvan
het hoofd. Het vereist een knob- g
bel voor dubbel boekhouden, en
die ontbreekt by Sjaarlie nu juist. g
Vandaar die ai'ond reeds een eer g
s te kastekort. Klein weliswaar g
Zeker geen aanwijzing omtrent on- g
eerlijkheid. Iets, dat de beste kan
overkomen. Maar iets, wat iemand g
niet geregeld zal moeten overko3
men, want dan loopt de zaak vast. g
Niet zo zeer de broodfirma-zaak
als zodanig; niet zo zeer de voed- g
selvoorziening, maar wel het X
broodje van de bezorger.
Het broodtijdperk duurt precies
twee maanden. Dat komt dan nog g
Doe die deur dicht en pak an
mogelijk doelt hij daarby op het
feit dat die niet met de ouders
en het andere kroost één klein
vertrek delen en dus niet aan
hele gezinnen de nachtrust ontro
ven. Hij heeft in peval hy zo diep
doordenkt nop pelyk ook! Ja, zelfs
indien hy dit niet zo beredeneerde
heeft hy gelijk, want hij gaat in
elk geval Maandagmorgen weinig
verkwikt en zonder morgenboter
hammen zyn wijkje tegemoet.
Hij begint met bly te zyn dat
hy de straat op is. Hoe t'aak hem
ook zyn bed gelokt heeft, thans
stoot het hem af. De straat mag
dan geen kans tot sluimeryen bie
den, zy schenkt ander vermaak.
omdat personeelchef en sociaal
werkster voeling houden en elkan
der goed kennen. Men doet wat
men kan. Maar in de negende week
het map ook de tiende geweest
zyn is er op één dag een tekort
van dertig gulden. By die gelegen
heid vallen er woorden, zoals va
ker gebeurt als er geen duiten
vallen. Sjaarlie heeft ongetwijfeld
het laótste woord.
Een net woord is dat laatste
woord niet.
Het werkt ook niets uit, want
de deur van de zaak is al achter
hem dicht gekwakt.
WJJKPRED1KANT.