-1$ Ga nu maar slapen, moeder HET najaar is gekomen en al de hele dag is 't onaangenaam weer. Een krachtige wind jaagt sombere wolken langs de hemel. Soms striemt genadeloos een felle regenbui neer, niets en niemand ontziend. De laatst overgebleven bladeren worden nu met geweld afgerukt, en laten bomen en struik in druilerige, trieste naakt heid achter. Vertrapt liggen de restanten van eertijds sierlijke bloemen in de par ken. 't Is met hun schoonheid voor goed gedaan, hun korte glorie ging spoedig voorbij. Vandaag is de wind oppermachtig, tot vernieler en ge weldenaar geworden in z'n buitenspo rige drift. Mevrouw De Knegt is bezig in haar huiskamer. De kinderen rumoeren en kibbelen onderling met elkaar. Zij hoort het nauwelijks. Met afwezige ogen tuurt ze op het stopwerk, dat ze in haar handen heeft en bijna auto matisch gaat de stopnaald heen en Dit ruwe najaarsweer laat immer z'n invloed op haar gelden. Geen wonder, ze weet haar mén op de wijde wateren van de onstuimige zee. Be zee, die bij tijden verradelijk z'n slag kan slaan, wanneer de storm de golven doet opzwepen tot ongekende hoogte en een schip slechts een speel bal lijkt op de woedende baren. De kinderen weten wel, dat moe der aan vader denkt. Ook zij horen de wind om het huis gieren. De twaalfjarige Jan kijkt dikwijls be zorgd naar moeder en maant de kib- belachtige zusjes steeds tot kalmte. Terloops probeert hij dan een ge sprek met moeder, maar die geeft slechts vage antwoorden, die de pien tere jongen helemaal niet bevredigen. Moeder moet niet steeds zo aan vader denken, weet hij. Ze moet af leiding hebben. Vader heeft het nog tegen hem gezegd voor hij wegging: ,,Zul je goed voor moeder zijn en haar helpen, Jan?" heeft hij ge vraagd. Hij heeft dat natuurlijk be loofd. Vanzelf, hij houdt immers zo veel van moeder, hij wil alles voor haar doen! Telkens kijkt hij onder 't spelen naar haar. Ze stopt de kousen, de naald gaat regelmatig op en neer, soms rust hij even, als moeder pein zend opziet en kennelijk naar de ru moerige wind luistert. Dan opeens ontmoeten hun ogen elkaar. Moeder glimlacht flauw, als ze Jan's opmerk zaam kijken ziet. „Dag boy!" zegt ze zacht, hem ge ruststellend toeknikkend. ,,U piekert te veel, moe!" knort Jan bezorgd. ,,'t Is ook zulk onstuimig weer, jon gen." „Ieder najaar stormt het. Vader wil niet dat u zo over hem in de war zit." „Weet ik wel, Jan, je hebt gelijk!" zegt ze toegelelijk. Boenk! Hè, wat schrikken ze daar. Met een harde slag valt een luik StORITI Bulderend beuken schuimige golven de kust en bespringen als wolven het kale strand. Ziltige vlokken bedekken de duinen, de stormwind jaagt over hun kruinen wolken wan zand. Telkens opnieuw pogen de krachten der wind in heel onverwachte gierende vlagen met toomloos geweld de kokende baren te stuwen tot een nimmer bedaren en blijven zij dragen de bruisende grauwwitte randen tot zij in het rollende stranden verliezen hun vorm. En nieuwe bergen van water beginnen de aanval, totdat ook zij vinden hun eind in de storm. JAN STOLK dicht. Zelfs de zusjes kijken angstig op en vergeten hun gekibbel. „Wat stormt het, hè?" fluistert de een. ,,St... stil toch!" zegt de ander. Ze zitten met hun hoofden vlak bij el kaar. De lamp geeft gezellig licht en de kachel brandt lekker. Beschut voe. len ze zich binnen de muren van hun vriendelijk huis. Maar er is een lege plaats aan ta fel. Vader is er niet. Vader is ver- weg op zee, daar verdient hij het brood voor hen. De zee is wisselval lig en grillig, vooral als de wind z'n machtige krachten toont en de gol ven doet steigeren als dolle paarden. Dat is een woest en gevaarlijk spel wat betekent een schip dan op die eindeloze, woedende zee? Nooit praat machinist De Knegt met z'n vrouw over de gevaren op zee. Hij kent haar tobberige aard, wat zal hij haar bezwaren? Ook als ze hem vraagt naar zijn belevenissen, praat hij daar gemoedelijk overheen. Op het vaste land gebeuren immers veel meer ongelukken, placht hij te zeggen en een mens moet tenslotte vertrouwen hebben. AI haar gepieker kan hem niet helpen en ze moet ook voor ogen houden, dat een landstorm nog niet hoeft te betekenen dat het op zee ook zulk weer is. 't Is gebeurd dat zij voeren onder een stralende he mel, terwijl moeder over hem in de nesten zat. Dit alles weet mevrouw De Kne^t maar ze heeft ook de krant en de radio. Vanmorgen vroeg was er al een bericht, dat verontrustend werk te. Een Noors schip was door de storm op de kust geslagen en er wa ren ook noodseinen van andere sche pen opgevangen... Zulke berichten zeggen genoeg en deze feiten draagt ze moeizaam de dag door. Een schip in nood betekent immers mensenlevens in gevaar. Men hoeft dat niet voor haar te verzwij gen. Misschien dat de storm tegen de nacht gaat liggen, heeft zé gedacht, gehoopt... Maar z'n kracht nam eer der in hevigheid toe, het zal een ban ge nacht worden. 't Jongste kindje, een baby nog, slaapt rustig in de wieg. 't Is de tijd dat hij gevoed moet worden. Ze staat op om het jongetje uit de wieg te tillen. Teder draagt ze hem in haar armen, hem wakker makend met lie ve woordjes. Dan voedt ze het kind je, haar ogen liefkozen hem, terwijl hij aandachtig drinkt. En daarna ligt hij haar met klare ogen aan te kij ken, tevreden glimlachend als ze hem zachtjes toespreekt... Er komen haar bekende woorden in gedachten, regels uit een vers, dat ze vaak gezongen heeft. Woorden die haar onrustig hart nu in 't bijzon der treffen. En Die regels kun je makkelijk zin gen in een lied, 't gaat dan vanzelf, maar in toepassing brengen in het leven, daar hapert nog wel iets aan. Dat is zo moeilijk. Hoor die storm eens te. keer gaan, de bomen zwie pen en kreunen en de wind loeit in p KOHT VERHAAL d. Berg-Akkcrman Geval zonder eind (XV) Uit de VOLKSWIJK jyE sociale werkster pakt de telefoon. Ja, wat zou ze anders moeten doen? Natuurlijk, een per soonlijk gesprek met allerlei in stanties werkt altijd nog iets meer uit dan brief of telefonade. Daar weet wijkpredikant óók al weer van mee te spreken. Hij vertelt nu al precies zeven jaar lang over zijn wedervaren, en toch cyn er hier en daar nog lezers, die nooit iets van zich lieten horen; die zijn jammer klachten en smeekbeden zwijgend passeerden; die hem kortom helen doorzwoegen. Wijkpredikant zou hen ongetwijfeld eens moeten gaan bezoeken, dan kwamen ze onmid dellijk over de brug. Maar daar voor zou hij éérst een auto moeten aanschaffen, en vervolgens zou hij zich in mootjes moeten hakken om dit werk er nog weer bij te doen, om uiteindelijk allereerst de meerkosten van dit alles terug te verwerven. Laat hem dus maar blijven schrijven, en laat zyn sociaal werkster maar blijven telefoneren. Die laatste mag zelfs niet eens in een auto stappen. Als ze dat doet, kan ze wel inrukken. Dan zegt de volkswijk misprijzend „Helemaal geen sosijaal voelend mens; zo'n kappetaliste De sociale werkster heeft direct beet. zodra ze één der drie, thans benodigde nummers draait. Het u het afbetalingsmagazijn. Ze is daar om zo te zeggen, kind in huis; ze wéét wie ze daar aan toestel nummer zoveel moet inter pelleren, en de aangeroepene weet uit ervaring dat hij nu enkele veren zal moeten laten. O. niet omdat zijn firma een liefdadige instelling is en al evenmin omdat ze niet in haar volste rechten zou staan wanneer ze Sjaan en Sjaarlie op korte termijn gewoon-menselijke kant. bui ten alle liefdadigheid en buiten alle rechtsaanspraken om. leder be- drijf heeft nu eenmaal van tijd tot tijd schadepostjes, dat is één. En ieder bedrijf moet goed uit de open kijken alvorens bepaalde klanten te accepteren, dat is twee. En als onderdeel van de samen- leving heeft elk bedryjf ook nog de taak om er voor te zorgen dat een bepaald gezinnetje niet naar de kelder gaat, als dat bedrijf daar nog iets tegen doen kan, dat is drie. Waarmee ik maar uul zeggen dat dit eerste telefoon gesprek tot de navolgende con clusies komt. Het radiotoestel gaat terug naar zijn baas. het hoog nodige meubilair blijft waar het is waarbij wijk, leverancier en kopers allemaal wat zullen doen; en de aanmaningen omtrent ver dere aflossingen zullen Sjaan en Sjaarlie vertraagd bereiken via de sociale werkster zelf. Ziezo, dat is dat Volgt gesprek nummer twee, dat met de Dienst van Sociale Zaken wordt gevoerd, en- ook hier kennen de beide telefoncrenden elkander. Het zou hier de plaats kunnen wezen om me als wijk predikant hartstochtelijk in de warme discussie te storten, die al jaren in de verschillende kerken aan de gang is en waarover ook in ons blad van tijd tot tijd artike len worden gepubliceerd. Moet de kerk nu zo maar de overheids steun voor het gezin-aan-lager-wal aanvaardenIs het niet broeder- lijker om de geloofsverwanten uit eigen middelen bij te staan? Betekent het geen prijsgeven van een Bijbelse opdracht om Vader tje Staat in te schakelen waar Moeder Kerk zo'n duidelijke taak heeft? Maar ik zal me wel driemaal bedenken, vóór ik me met derge lijke debatten ga ophouden Eer stens omdat ik nu juigt wel iets anders te doen heb. Tweedens omdat het voor »ny al een toer genoeg is om de tienduizenden guldens bijeen te bedelen, en ik dus geen moment denken kan over de b 'dragen van vele millioenen, die met dit alles gemoeid plegen te zijn Maar derdens nu ook heel onprincipieel omdat Sjaan en Sjaarlie vooralsnog niet beschouwd kunnen worden ais huisgenoten des geloofs. Ze zouden dat zelf nok beslist niet wensen. Goed, één hunner mag dan nog dooplid wezen, maar ze hebben zich by het bureau Bevolking én by de laatste volkstelling nadrukkelijk opgegeven als tot geen kerk be horende. Ze hebben er niet aan gedacht om voor hun Ja pie op hun beurt de doop te begeren. Ze talen niet naar enige direct-kerkelijke p activiteit. Hoe kan men voor hen dan een beroep doen op de kerke- lyke gemeente, vooral als men be- seft dat deze haar meest-direztc 3 eigen broeders en zusters ook nog 3 met vele kluitjes in het riet moet 3 sturen omdat er altijd meer tekor- ten dan overschotten z\jn?! Neen, het gesprek wordt niet theoretisch; het blijft uiterst pruc- g tisch en Sociale Zaken is bereid om het geval van Sjaantje en j* Sjaarlie in studie te nemen Van uw en mijn en ons aller belasting- i> guldentjes zullen derwaarts wat j* ondetsteuningsgelden worden ge- dirigcerd. Men kan daarover zuch- jfr ten Temeer zuchten naarmate men scherper beseft dat Sjaan en Sjaarlie beslist niet de vlaggen der dankbaarheid zullen uithangen, als s> de ambtenaar bij hen op huisbe zoek komt en als de uitbetalingen geregeld worden: ze hebben geen vlag en ze voelen geen erkentelijk heid. Maar zucht niet te hard! Mis schien. als vorige geslachten eens wérkelijk voor de broeders en zusters des geloofs gezorgd hod den; als onze ouders en voor ouders eens iets gesnapt hadden van jubel- en sabbaths jaren, misschien dat dan het hele ver schijnsel van Sjaantjes en Sjaarlies wel vóórkomen was geworden. Neen, klaag beslist nooit luidruch tig over belastingen. Er mag in menig geval van armoe een aan wijsbare schuld als oorzaak te noemen wezen, er bestaat even eens een aanwijsbare schuld in menige belasting. Dat is een harde waarheid, maar men moet die on der ogen zien. En dan draait de sociale werk ster voor de derde maal. Nu heeft ze de wijkdiaken te pakken, want de kerk mag nu eenmaal niet alles op de brede rug van de maat schappij schuiven. Sjaan en Sjaar lie mogen dan een eventueel kerk- gemeenschappelijk gevoel totaal af wijzen, de kerkgemeenschap zelf kan niet vergeten dat elke aanra king met anderen een zekere ver antwoordelijkheid schept. En zo begint op die dag een samenspel te draaien tussen een bedrijf, tussen de overheid en de diaconie rond één klein gezinnetje in de volkswijk. Men moet dat pryzen. En men mag vaststellen, dat een tijd waarin zoiets mogelijk is nog niet zo te laken valt als wel eens pleegt te geschieden. WIJKPREDIKANT. de schoorsteen. Zo'n baby verwerkt dat niet, die kan nog niet denken, die leeft om te eten en te slapen. Manke vergelijking eigenlijk, reageert ze oppervlakkig. Ze legt het kind weer in de wieg. NU moeten de meisjes ook naar bed, 't is bij achten. De oudste Jan, mag nog een uur opblijven. De zusjes gehoorzamen dadelijk. Zonder veel drukte kleden zij zich uit. 't Is hen aan te aden, dat ook zij onder de indruk zijn van het boze weer. Ze knielen by moeders schoot voor het avondgebed, bidden voor va der, zoals ze elke avond doen. Moe der luistert, zonder dat de woorden tot haar doordringen. Dan stopt ze de meisjes zorgzaam in. ,,'k Wou dat het buiten niet zo'n lawaai was", klaagt Ria bang. „Daar kan moeder niets aan veran. deren", zegt ze zakelijk, „ga nu maar slapen, dan hoor je 't niet meer." „Ik hoor het toch", zegt de zesja rige Nellie, „maar ik kruip diep on der de dekens hoor! Moet je ook doen, Ria!" „Nee, ik stop mijn vingers in mijn oren, misschien slaap ik dan gauw. Dag, welterusten." „Dag Ria, dag Nellie", wenst ze met een kus. Het licht gaat uit, 't is nu helemaal donker in de slaap kamer. De kinderen zullen wel spoe dig slapen, meent ze vlak, kinderen denken immers nooit diep. Dat is maar goed ook, zorgen dragen ze vroeg genoeg. Ze vindt Jan druk aan het tekenen. De jongen gaat op de ambachtschool, hij moet z'n taak morgen klaar heb ben. Toch vlot z'n werk niet, ze ziet hem telkens stuffen met het gummi en dat geeft smerige vegen op 't pa pier. Hij raakt erdoor uit z'n humeur. Z'n tekening ziet er zo smerig uit, dat zal een slecht cijfer geven. Ba, dat snert werk ook! zucht de jongen. Maar 't is niet het werk, Jan heeft er z'n gedachten niet bij. Na een tijd gooit hij de boel driftig aan kant, de tranen staan hem in de ogen. Hij kan 't niet langer verkroppen. „Ik maak er niets van vanavond", roept hij teleurgesteld uit, „kijk nu toch zo'n tekcning.daar krijg 'k hoog stens een vier voor misschien..." „Vraag aan de leraar of je hem over mag tekenen. Jan!" raadt moe der. „Vindt hij vast niet goed, 't is net zo'n strenge", zegt Jan ongelukkig. „Dan zullen we dat ene slechte cij fer maar incasseren, Jan", troost moeder, „je volgende tekening maakt dat dan wel weer goed, hè?" „Misschien", zegt Jan kort, ter wijl hij driftig de tranen uit z'n ogen veegt. DAN gaat ook hij tenslotte naar bed en moeder blijft alleen achter. Nu doet ze niets anders meer dan luis teren. De tijd kruipt voorbij, toch wordt het nacht... Ze is natuurlijk naar bed gegaan, maar slapen zal ze niet veel. Hoe zou ze kunnen! Terwijl het bui ten zulk noodweer is, zal zij dan rus tig kunnen slapen? Ze keert zich woe lend om en om. Telkens slaat de klok in de huiskamer... En de storm heerst oppermachtig. Losse dakpannen keilen in de nacht stille straten ec wankele schoorste nen kletteren naar beneden. Hoogop dwarrelt zand en vuil tegen de rui- onze jeuqó-p&qin& De paling maakt een grote reis IN 1492, toen Amerika ontdekt werd. waren de boten nog niet gebouwd en toegerust zoals nu. Zij waren nog niet voor grote zeereizen geschikt en erg afhankelijk van weer en wind. Het waren toen nog zeilboten. Toen de boot van Columbus het grote stuk Atlantische Oceaan was overgestoken tot in de buurt van de Bermuda-eilanden, waren de mannen te vermoeid om het nog veel langer vol te houden. Ineens riep de matroos op de uit kijk: „Land!.... Land in zicht!" Vreugdetranen schoten in zijn bran dende ogen. Je kunt je dus hun ontzetting voor stellen toen het bleek, dat dat land geen land was, maar wier, dat zo dicht op elkaar stond, dat het van uit het kraaiennest land leek. Het was de Sargasso-Zee, genoemd naar het wier dat daar groeit, het Sargas- Het water was er bladstil en de boot kwam niet vooruit, zodat de mannen zich angstig afvroegen, of zij ooit weer uit het wier zouden ko- Sindsdien doen geheimzinnige ver halen de ronde over boten, die in de wierzee verstrengeld raken en ten slotte vergaan... over schepen, die er bij tientallen op de zeebodem liggen, waar de vissen en watermonsters in en uit zwemmen... NU weten wij, dat het er zo stil is, omdat de golfstromen in een cir kel rond de wierzee stromen en dit gebied zonder stroming daardoor als het ware afgesloten is van het ove rige water. Het water heeft het wier heel vroe ger meegevoerd van de Bermuda- eilanden in de buurt en van andere kusten. Het vermeerdert zich door splitsing en zodoende is het in het stille water zo ontzaglijk véél gewor den. IN deze stille wateren, tussen het voedzame wier, werd op een dag met heel veel andere een kleine pa ling geboren. Hij was doorzichtig als glas; daarvandaan ook de naam Glasvisje. Hij had het in het stille, warme water heerlijk en speelde daar naar hartelust met zijn soortgenootjes tus sen het groene wier. Als hij honger had, kon hij eten zoveel hij wilde, want er was daar altijd voedsel ge noeg. Hij groeide dan ook voorspoe dig. Toch kon hij het op een dag niet meer uithouden in zijn geboorte streek. Er was een drang in hem om te trekken, de wijde zee in. En deze drang kon hij niet weerstaan. Misschien voelde hij ook wel, zon der het te weten natuurlijk, dat hij niet sterk kon worden bij het gemak kelijke leven dat hij leidde. Want strijd en moeilijkheden harden soms mens zowel als dier. Hoe het zij, op een dag, toen er een school jonge palingen gereed was om te vertrekken, was ons Glasvisje maar al te blij, zich erbij te kunnen aansluiten. Ja, dat was het wat hij wilde: reizen, trekken, naar verre zeeën en landen. De visjes bleven op hun tocht dicht bij elkaar, want dat was veiliger. In zijn geboortestreek was het druk geweest en moest Glasvisje uitkijken voor gevaar, dat de kleine visjes steeds bedreigt van de kant van de grotere zeebewoners. Maar hier, in het onbekende stromende water, wa ren veel vreemde waterdieren en was het gevaar groter. Gelukkig waren hij en zijn makkertjes bijna onzicht baar en zag je, als zij voorbijkwa men, niet veel meer dan een groter bewegen van het water. DE vissen, die zij zagen, hadden soms wonderlijke vormen; dikke en ronde, lange en spitse, sommige zagen er als naalden uit. Er waren scheermesvissen, die zo dun waren dat zij van opzij haast niet te zien waren. En het koddige was: zij zwommen met de kopjes naar om laag. Zeepaardjes kwamen zij ook te gen en die bewogen als stokpaardjes, rechtop. hun lichaam, of het de boven- of de onderkant was, kon hij zo gauw niet ontdekken. Als het oog naar Glasvis je keek, werd hij bang en kroop weg. meer naar het midden van de school of eronder, al naar gelang waar het gevaar vandaan kwam. Onder de school zwemmende, zag hij op de zeebodem wonderlijke wa terbewoners tussen prachtig-gekleur- de planten zich bewegen. Bij een dieprode waterplant zag hij een gro te spin op heel hoge poten rondschar relen... Hij zag watertorren, kreeften, krabben en zeesterren; zee-egels had den $1 hun stekels uit. De kwallen hadden ook prachtige kleuren, bijna zo mooi als de waterplanten. Soms kwamen zij ook zeemonsters tegen. Een grote inktvis gooide zijn vangarmen door het water en Glas visje maakte gauw dat hot wegkwam. Net zag hij nog met schrik, dat de inktvis ineens de kleur van het zand onder hem aannam. Een zeester, die trek had in een oester, kroop stilletjes over een onbe weeglijke oesterschelp en greep met zijn honderden zuignappen de beide helften van de schelp; hij trok net zolang totdat de oester losliet en de schelp openging. Daarna stulpte de zeester zijn maag in de schelp en het was met de oester gedaan. ^•LASVISJE stond stil in het wa- ter en keek geboeid toe. Haast zou hij de school hebben laten gaan, maar gelukkig merkte hij ineens dat hij achterbleef; hij zag de school niet meer. Maar twee helgekleurde visjes met strepen rond hun kopjes, die er uitzagen als hadden zij hun hoofd in verband, wezen hem vriendelijk de weg. Eindelijk had hij de school inge- Je zou het zo misschien niet zeg gen, als je al die voorwerpen op dit plaatje ziet, dat ze twee aan twee by elkaar horen en dan één woord vormen. Je ziet bijvoorbeeld een mat, en ergens anders staat een roos. die woorden het woord „matroos". Zie je wel hoe grappig het is? Probeer maar eens? En krijg ik de oplossingen vóór Dinsdag? En denken jullie er om dat je je naam en adres in de brief schrijft? haald en hij zwom met zijn makkers alsmaar door. Een paar waren er al afgevallen moe geworden en ach tergebleven de rest zwom ijve rig de verte tegemoet, maanden en maanden lang. Met het veranderende water veran derde ook hun uiterlijk langzaam. De kopjes werden spitser en langzaam aan werden zij zichtbaar; zij kregen hun huidje. De vele gevaren, die zij te doorstaan hadden, maakten hen zo moedig en sterk, dat zij om geen hin dernissen meer gaven. Zij trokken het zeewater uit en het zoete water in, ja zelfs over het droge, over heuvels en oneffenheden naar de rivieren... tot zij eindelijk zo goed als volwassen palingen in onze wateren kwamen. Helemaal van de Sargasso-Zee ko mend, hadden zij duizenden kilome ters afgelegd op hun tocht vol geva ren, om hier bruiloft te vieren. onze BRievenBus Beste kinderen, 't Was een Chinees met een lantaarn, wat er uit die puzzle met al die stippel tjes kwam. Hebben jullie het erg moei lijk gevonden? 'k Geloof van niet, hè, ik kreeg tenminste weer zoveel goede oplossingenRietje Kroon heeft de hoofdprijs en de troostprijzen zijn voor Eefje Resoort, Jan van Es en Ma rianne van Herpen. Willen de kinde ren die zilverpapier sparen, het op sturen naar Gerard en Gert Grooten- dorst. Voorkade 52, Boskoop? Ze krij gen al een hele verzameling, schreven ze mij. Leuk hè. Joop Ebert is nu helemaal weer beter en is nl weer naar school geweest. Was Je verjaardag prettig? Je hebt geen verkeerde lijntjes getrokken. Adri Kolff, het was keurig zo. Verleden week was je brief te laat. Anke Knol. van daar dat je niet in de krant stond. Wat maak je alzo op handwerkles, zeg? Jouw Chinees was ook erg goed uitge vallen. Neeltje Vermeer Heb je een eigen kamertje? Dank je wel voor je leuke kaart. Bep Zand. Leo en Ankle Korving hebben me een paar mooie tekeningen gestuurd. Bedankt hoqr! Schrijven jullie wel in hel ver volg je naam, achternaam en adres in de brief? Wat gezellig, Marry de Jong dat tante Anja is wezen logeren. Wat heb je van haar gekregen? Jan de Ruiter stuurde ook al zo'n mooie te kening: een schip dat ..Tante Jos" heet. Fijn zeg. Maar denk ook jij er om. dat je je naam en je adres in de brief Vlertelhauien. in welke klas zit Je? Heb Je de kasten op school schoon ge maakt, Hillie Vcrsluj s. dat zal wel een leuk werkje geweest zijn. Jullie had den de oplossingen van de vorige keer keurig opgeplakt, Corrie en Greetje Bok horst Vind je het niet leuk om ouder te worden, fa ria Plno, maar kind toch. wat naar! Jc kunt toch niet steeds een baby blijven? Wat krijg ik toch een knappe neven en nichten, nu is Ella Joslasse ook al weer op Franse les. Wanneer krijg ik eens een Franse brief van je? Of is dat nog te moeilijk? Heb je nu al een rapport gekregen, Willy van Veen? Het was heel goed, hoor. Wat grappig dat je een slabbetje voor jc pop hebt gebreid. En Wllly van Es leert Engels Vind je de uit spraak niet erg moeilijk? En wat speel je allemaal op het orgel? Van Lien- tje, Nelly en Micke Blever heb ik ccn lange brief gekregen met een tekening. Mieke stuurde zelfs een schoolles. Keu rig, hoor! Ben jij zo vergeetachtig. SJoukJc van der Spek7 Als je nu maar niet vergeet dat versje te zingen op d» uitvoering van zang! In welke ronde van de pndvindsters zit jij. Wllly van Walraven? Ben je ook kabouter ge weest? - Daar hebben wc Dltha van der Heijden weer eens Lang gemist, hoor! Wat een verjaardagen bij Ineke Wedage thuis. Leuk zeg, dat Ja met die andere Ineke in eenzelfde kamp bent geweest. Ja. zo'n klein broertje zit graag overal met zijn handjes aan. hè Lenle Koen? Jc had een leuke teke ning gemaakt, hoor. Ben je om vijf uur opgestaan. Jan de Ruiter nee maar, wat vroeg Het was zeker nog donker buiten? Jullie tekening van de Chi nees was ook heel mooi. Adrir en Wtm Jansen. Van Martin Smit kreeg ik ook al zo'n mooie tekening. Hoe be valt die blokfluitles je, Rob van Wet ten? Speel je al liedjes, die anderen kunnen meezingen? Dat is fijn. Arte Stam, dat je zoveel boekjes gaat spa ren. Zijn het verhalen? Was je zo slaperig, Beppie Roos. geeft niets, hoor meisje, de brief is toch wel overgeko men! Nou, dat is een erg leuk lied je, Lenie Visser. Hoe is het nu met moeder, is ze al weer beter? Nee maar Dikkle van de Water. 21 vriend jes en vriendinnetjes op bezoek. Wat veel. en wal zal dat een drukte gege ven hebben' Moeders oren zullen wel getuit hebben! Vader mag jc best helpen, als je het zelf niet zo gauw kunt oplossen, Ita Baars. Wat schrijf jij keurig, meisje! Van Else Eek- hnrdt kreeg ik een leuk versje over Daantje, die naar school zou gaan Ja, stel je voor. Gerard en Gert Groo- tendorst Jat ik voor al die neven en nichten kousen moest stoppen! Hoc- Je Mal' - - chrijf je brieven zelf? Vertel eens iets meer over jezelf! Was het zo moeilijk. Klly Pantekock? - Heel veel dank voor dat leuke foto'tje. Vergectmijnietje. wat staan jullie er mooi op! Keurig. Jan- nle Snrllrman, ook al een paar Franse woorden in haar brief! Typ jij je brieven zelf. Plet lloogrndoorn. jc doet het heel netjes, hoor. Heb je al veel postzegels. Trees Vroegindewelj. het is leuk werk hè. dat sparen. Je hebt erg je best gedaan op het Chineesje, Joke van der Niet! Klly de Vries heeft niets beleefd, schreef ze, De drieling Wllly, Greetje en Hanneko Fa- bor I" i n al liedjes voor de kerstwijding. Ben je de jongste, Corrie Spanjer»- berg, dan zullen je zussen jc wel eena bemoederen, zeker? Is dat poesje van jullie uit zichzelf terug gekomen. Aleld- Je van der Spek? Dat kleine nichtje van jou ia me ook een flap-uit, Nelly Knyt! Wareri er leuke dingen te zien op de bazar, Margreet Koornstra? Jij hebt al heel wat fijne boeken, Willy! Houd Je veel van zwemmen, Ankle Boersma? Ik vind dat je een pracht rapport had, Wim Schutte. - - Wat kun Jij mooi klein schrijven, Jaap Slot. Ja. het is best mogelijk dat de Chi nees naar de kapper is geweest, Nel- leke Koele veld Wat zul Je trot» zijn op dat vaasje dat Je zelf hebt zien bla zen! Wat een leuk postpapier heb Je, Tineke SpruUt! Dank je wel voor jullia brief, Peter. Robby, Leo, Marja en Aart den Ooden' wat veel broers voor één zusje! Schrijf me maar eens wat over Je klas. Hans den Ouden Ga Je goed vooruit. Gaat Plalsler? Wat een grappig versje maakte Jij bij de oplossing. Jan Bakker. Ja. ik begrijp dat je vader veel werk heeft aan de moestuin. En nu tot slot onze nieuwelingen. Bram Sonnevcld, EdeHcntje van Ha- lem, Dick Stoelhorst, Johannes Bleich- rodt, Arnold en Brammie Verweij. Ger- ric de Bruin. Robbie van Kestercn, Mar- greetje Kwakernaat en een nichtje, die de tekening van de Chinees met ball point overtekende en rondom met een randje versierde, maar geen naam of adres schreef. Dag allemaal, tot de volgende keerl „Grvv 'm dan, joh!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 8