Britse duikboot wachtte niet tevergeefs prooi si?::, ^nr2STs„hd°ee„keee„n ge,astdekist>esmet«°ud. NIEUWE LEIDSCHE COURANT Geschreven doof WIM HORNMAN Geïllustreerd door HENK SCHOORL clDat uoorajging Dnj!!llllllllll!llllllllllllllllllllllllllllllllll|||||||||llllllll||||lllllllllll!lllllllllllllll!ll!llllll!lllllllllllllllllllll!llllllllllllllli: IE NACHT deed donkeyman Wolf geen oog dicht en de volgende dag dacht hij nog maar aan één ding: wanneer zou Hans terugkomen om hem met de mensen waar hij misschien zou kunnen onderduiken in contact te brengen? Hij telde de uren af en liep op het dek heen en weer, turend naar de kade. Er kwam echter niemand. Het werd acht uur, half negen, negen uur en eindelijk zag hij een bootje naar de Renate varen en herkende hij Hans. Hij zwaaide verheugd en drukte hem stevig de hand. Vijf minuten later liepen ze met stevige pas in de richting van de Een- drachtsstraat. Onderweg spraken ze gedempt. Wie het waren? Hans bekende het zelf niet te weten. Hij had de mensen een paar maal gezien. Knegjes zelf moest een stevige, grote man zijn, rustig maar zeer beslist. Zijn vrouw was klein, maar Hans herinnerde zich niet ooit iemand gezien te hebben, waar van de goedheid zo afstraalde. George Wolf is de donkeyman van de Duitse vrachtboot Madeleine Rickmers. Zijn kapitein krijgt in Constantinopel de onheilspellende tijding: „Es ist Krieg". Het schip wordt teruggeroepen naar Duitsland en met gemengde gevoelens keert de bemanning terug naar de Heimat. De jongeren willen de oorlog wel in, maar de meer bedachtzamen, zoals Wolf, denken aan deserteren Maar Wolf wordt toch militair en aan het front in Polen maakt hij de vreselijke gasoorlog mee. Later kwam Wolf uit de dienst en werd donkeyman op de Renate Leonhardt. een geheimzinnig schip. In Rotterdam zag Wolf kistjes aan boord laden, die volgens machinist Krüger goud bevatten en toen het schip langs de Hollandse kust voer, doken Britse torpedobootjagers op. Een vreselijke beschieting begon De Renate Leonhardt ont springt de dans en keert in veilige haven terug. iiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii Het echtpaar Knegjes, vriendelijke De ontmoeting was ongedwongen. Natuurlijk werd er gesproken over de beschieting van de Renate Leonhardt en het deed Wolf goed, dat ook deze mensen niets met de oorlog te maken wilden hebben en het een even mis dadig bedrijf vonden alö hij zelf. Maar daarna sprak men over de ge wone dingen van het leven. Hoe het in Duitsland was. Hoe vërvelend "ie het vonden nu bijna alle mannen wa ren gemobiliseerd en verder boomde men over de politiek. Wolf praatte mee, maar eigenlijk interesseerde het gesprek hem in het geheel niet. Hij was hier maar met één doel: te horen of hij kon onderduiken. Eindelijk werd het hem te machtig. Hij bukte zich over naar de man tegen over hem en zei duidelijk, zodat ieder een het horen kon: „Ik wil deserteren, kunt u mij een onderdak geven tot het schip goed en wel uit de buurt is?" Er viel een lege stilte en iedereen staarde Wolf aan. Knegjes stopte zorgvuldig een pijp, gaf zichzelf vuur en blies blauwe rookwolken naar het plafond. „Deserteren is een lelijk woord", zei hij langzaam. Wolf knikte. „Het woord misschien wel, -naar de daad niet. Het be sluit om te deserteren is moei- 6 1 ijker dan om op het schip te blijven. Begrijpt u wat ik zeg gen wil?" Niet de man, maar de vrouw stelde hem gerust. „U behoeft uzelf niet te verontschuldigen. Als u dat schip wilt ontvluch ten. kunt u bij ons komen. U moet dan echter op uw kamer blijven en er de eerste dagen niet afkomen. Kunt u mii dat Wolf ademde luid. Dan was het in orde. Hij kon wel Juichen. Hij wilde het kleine vriendelijke VTOuwtje om de hals vliegen en haar een zoen midden op het rimpelige voorhoofd geven, maar hij bedwong zich en bedankte haar in korte bewoordingen. Ze schudde haar hoofd. „U behoeft mijn man en mij niet te be danken. Wij willen mensen die in nood zitten heel graag helpen. Dat is alles. Eigenlijk heel eenvoudig, vindt u zelf ook niet?" „Ik zal je helpen" Neen, dat het eenvoudig was. daar kon Wolf het allerminst over eens zijn en 's avonds sprak hij er lang over met Unglaube. ..Ik zal je helpen", fluisterde zijn vriend. ..Je moet nu nog slechts te weten komen wan neer het schip vertrekt en dat zal niet zo gemakkelijk zijn, omdat alleen de bootsman en dc officieren het weten. Als je ernaar vraagt, zeggen ze het zeker niet. want dan voelen ze natuurlijk nattigheid. En je moet we! de laatste avond gaan, want anders zoe ker. ze stad en land naar je af". De rest van de bemanning was in Wolf een vent met lef gaan zien. Ze wisten dat hij nog steeds van plan was te deserteren. Diep in zichzelf bekenden zij zich. dat ze hem niet zouden volgen. Wat hen eigenlijk tegenhield, kor.den ze onmogelijk zeggen, maar ze zouden he- niet doen. Voor Wolf begon de spanning nu pas goed. Hij kende de bootsman en op een morgen vroeg hij hem plompverloren wanneer ze uit zouden varen, maar deze antwoordde hem, dat dit niet bekend mocht worden gemaakt. Wolf wendde onverschilligheid voor en bleef aan het werk. Maar de vraag liet hem geen enkele seconde van de dag meer los. Hij had nu met de familie Knegjes in Wijkeroog al les in gereedheid gebracht. Hij zou een fris kamertje krijgen en daar blijven tot alle ge vaar achter de rug was. Maar hoe kwam hij de datum van vertrek te weten. Hij papte een beetje met de bootsman aan en deed ver schillende werkjes voor hem. Zo kwam hij op goede voet met hem. maar vragen deed hij niets meer. Samen gingen ze tenslotte een biertje drinken en ook daar vroeg hij hem niets om toch maar geen argwaan te wekken Daarna passagierden ze meerdere malen sa- ,,Weet je dat we morgenavond vertrekken?" zei de bootsman, toen ze 's avonds aan boord met elkaar spraken. Hij zei dit alsof hij de eenvoudigste mededeling deed. Wolf schrok, maar hij liet uiterlijk niets blijken. Onverschillig vroeg hij: ,,Zo vlug al?" De bootsman knikte. „Praat er niet met de anderen over. Ze hebben er niets mee te maken. Ik heb zo'n idee, dat als verschillende kerels het wisten ze hem vooraf zouden smeren". „Ik geloof het niet", zei Wolf, omdat hij de waarheid wist.. „Je hebt morgenavond wacht is 'het niet?" Wolf veerde overeind. Dat moest er nog bij komen. Enfin, hij zou wel eens met Unglaube praten. Terug op het schip nam hij zijn vriend apart. „Weet jij iemand, die morgenavond mijn wacht kan overnemen?" Unglaube dacht na. „Natuurlijk, ikzelf", zei hij dan eenvoudig. „Weet je ook iemand die me naar de wal „Matroos Ricklefs uit Bremerhaven. Je kent hem toch wel. Met dat zwarte haar. Een rustige vent, die het zeker zal doen." Een lange nacht De nacht was lang. veel te lang, maar hij broedde rustig zijn plan uit. Omstreeks elf uur zou hij deserteren. Un glaube had hem beloofd alles te regelen, zedat hij zich nergens ongerust over behoefde te ma ken. Met de familie Knegjes was afgesproken, dat de kamer voor hem vrij stond en dat ze hem zowel overdag als des nachts verwacht ten. Ook daar behoefde hij zich dus geen zor gen over te maken. Het plan zat goed in el kaar. Ricklefs had zijn medewerking toege zegd en zou hem naar de wal brengen. Daar zou de duisternis hem opslikken en was hij voor goed van dit goudschip verdwenen. Die dag piekerde hij na over elk punt. Kon er nu niets meer mislukken? Er waren meer van dit soort plannen op het laatste ogenblik vastgelopen. Waarom? Door zorgeloosheid? Een hevige onrust deed hem var. het ene einde van het schip naar het andere lopen. De bootsman kreeg hem al door. „Wat heb jij toch. Wolf?" „Och, ik zie een beetje tegen het vertrek op". „Dan moet je hem smeren man". De bootsman lachte luid, want hij vond het eer. goede mop. „Je moest eens weten", dacht Wolf. En zo ging de dag voorbij en kwam de avond langzaam als een zwarte sprei over IJmuiden Beneden in het manschappenver blijf pakte Wolf zijn plunjezak nog eens extra goed in en keek of hij niets had achtergelaten. De foto's naast zijn krib moest hij wel laten hangen, want als de bootsman beneden kwam, zou die vast en zeker zien, dat ze verdwenen waren. Nu werden de minuten uren. want hij wachtte nog slechts op het teken van Unglau be. Hij liep over dek, inspecteerde de machi nekamer en de stookplaat en zorgde dat de ketels aan bleven. Hij vond het zelf vreemd, die zorg voor de ketels, terwijl hij toch zeker wist, dat hij straks de Renate zou verlaten. Maar je bent donkeyman of je bent het niet en overigens was het een goed middel om zijn onrustige gedachten te verdrijven. Het werd tien uur en om half elf kwam Unglaube naar de stookplaat en fluisterde dat alles rustig was. De officieren en de kapitein waren nog een paar uurtjes naar kooi. zodat er niets meer kon gebeuren. Ze spraken fluisterend, terwijl ze wisten, dat het niet no dig was. maar het avontuur had hen in zijn greep gevangen. Wolf keek op zijn horloge. Het was nu kwart voor elf. Precies elf uur zou hij langs de Jacobsladder naar beneden gaan en afdalen in het bootje, dat daar lag te wachten. Plotseling hoorden ze voetstappen. Unglaube liep snel naar de machinekamer, want het was beter, dat hij niet in gezelschap van Wolf werd gezien. Maar gelukkig ging de onbekende verder over dek en zo konden ze na enkele minuten naar boven sluipen. De nacht stond zwart over het schip. In IJmuiden zagen ze hier en daar nog enkele lichtjes. Onder zich hoorden ze het water tegen de boeg van het schip zwoegen. Unglaube bleef wachten, terwijl Wolf in de richting van de Jacobsladder liep. Eindelijk hoorde hij niets meer en op zijn tenen sloop hij naar de Jacobsladder. Waar bleef Unglaube nu met zijn plunjezak? Goed dat ze tevoren afgesproken hadden, dat die het ding aan hem zou overreiken als hij naar beneden ging. Hij keek nog eenmaal om zich heen en zag toen plotseling een gestalte, die zich zwart voor hem aftekende. Hij schrok en wilde zich snel uit de voeten maken, maar het was Unglaube. Tenslotte I Unglaube er nii tegenop.... pas na een half uur arriveerden ze bij de fa milie Knegjes. De man deed open. keek niet verwonderd en ging hen voor naar boven. Unglaube bleef nog een paar minuten en daar na ging ook hij weg. „Zul je niet vergeten de groeten aan je vrouw en je kinderen te doen?" van „Natuurlijk niet". De stem van Unglaube wel klonk verheugd om deze belangstelling. Daarop drukten ze elkaar lang de hand gingen de gastheer en de eerste stoker i de dag waarop hij van de oorlog hoorde, zenuwachtige matrozen b\j elkaar gedromd Wolf liep niet weg uit angst. Zijn desertie en wat verderop merkte hij een mooie J~ wouuj op. Hij liep erheen. eigenlijk meer een uit haat log geboren idee. Daarom bewonderde hij Wolf, terwijl hij hem anders waarschijnlijk ge haat zou hebben. Want Wolf had hem zijn denkbeelden overtuigd, dan deze zelf In het begin had hij zich diep in daar. De maan legde zilver over de sti En in die brede baan wit licht zag hij de Hij stoker met forse pas in de richting Renate Leonhardt gaan. Desertie ,iHoe komt u hier aan boord, mevrouw Ze smeekte hem niet verder te vragen, maar plotseling bukte ze zich en gejaagd gedachten ook aangesloten bij de grote massa. ze} .ze:,."^r, :\t 0oud aan boord van dit Tot Wolf was gekomen met zijn ingekankerde schip. Honderden kistjes. Bovendien edel- haat tegen alles wat oorlog was. Daarom had stenen en staatspapieren. Men loert op ons. beneden. Wolf hoorde de voordeur dichtslaan hij hem niet graag achtergelaten bij de fa- jvfen tuil dit schip koste wat het koste tot keek Unglaube na. Hoog en recht ging hij milie in Wijkeroog. Hij had zich aan de denk- zinken brengen. Ach, toe, komt u a.u.b. beelden van de donkeyman omhoog gehesen. t en breng me aan wat Ik voel niet er innerlijk door verrijkt. Soms wa- pili„ Om twee uur 's nachts kwam er beweging eerst brood halen en kom dan terug. op het schip. Over een uur zouden ze vertrek- De Vries zag haar plotseling omkijken ken en plotseling gonsde alles van bedrijvig- of zij schrok en hjj hoorde een harde vroti heid. Als bij afspraak werd door niemand de wenstem: .Jiorn naar je hut als je wilt. Wolf genoemd en men ontdekte het pas Praat niet zo lang_ Dig man moet ook HA werken." Ze draaide zich om en verdween zonder groeten in de hut van de kapitein. Hij liep terug en zag intussen hoe er en- Kapitein Methling stond weer op de brug. kele experts aan boord verschenen. Hij ving Hij wist echter, dat er diep in hemzelf iets flarden van een gesprek op. Eerst een Hol- gebeurd was. Hij vertrouwde niet meer zo landse stem, die betoogde, dat 't schip naar °P enige op de onoverwinnelijkheid van Duitsland. Hij Nederland moest worden versleept en daar- Hp be- vertrouwde niet eens meer op zichzelj. ce„ stemi die hier nietl von ^|de Geen zelfvertrouwen ,10TCn' Toen schipper De Vries weer van wal stak. h HUH 1 Re""!« Bergen zag hlj hoe tw,e sleepboten de „Assistent" Tussenspel Enkele dagen, voordat Wolf van de 0 Renate Leonhardt deserteerde, zag schipper toen het schip al De Vries, die met een kleine botter op de Noordzee dreef, voor de zoveelste maal de Engelse duikboot. Het schip lag al onge- dat het een peer een maand ats een grote toniuis roer- Ion<ier loods loos te wachten op een voor niemand zicht bare prooi. De Vries huiverde toen hij afstand van de onderzeeër sefte heel goed, dat het iets met oorlog te maken had. Op wie wachtte deze duikboot? Welk schip was een toekomstige prooi van Zijn half uur onderweg i Weer speelde zich precies hetzelfde af als ?n maand geleden. Met dit verschil echter, dat het een heldere nacht was en dat men de torpedo's? De Vries wist het het „Ik ga met je mee, Wolf. Neen, neen, niet deserteren, maar ik breng je even naar je kosthuis. Over een uurtje ben ik weer terug. Als iemand iets merkt, dan heb ik maar wat sigaretten gehaald. De rest van de wacht neem ik van je over". Wolf keek naar beneden en hoorde de fluis terende stem van Ricklefs. „Opschieten. Ik dacht dat jullie nooit kwamen". „Ik zag de bootsman nog". roeide Ricklefs wég pen. HU dacht aan een spannend verhaal hlThad hêt"!e 'ïatstê^mi'anden niet" van een kapitein, die zich van de buiten- herwonnen. wereld had afgesloten. Maar dat deed deze Hy besefte da kapitein niet. Integendeel. Hij zocht de Marie Drostück wereld op. Hij wil een nietig onderdeel er van vernietigen. iaueu en uaai Langzaam werd schipper De Vries hier- hij^he^geshkt2 van overtuigd. Hij had het er met zijn worden. vrouw over gehad, maar die zei hem, dat De andere vi hij voorzichtig moest zijn en zich niet moest hijook probeerde, door een loodsboot buiten de territoriale wate- ■eer ren werd gebracht. Hij bleef gespannen kijken. want hij besefte nu plotseling waarom de duik- UWi boot daar de hele tijd had gelegen, roerloos 'aak als een monster, dat op een prooi wacht. Ze had hem met bittere verwijten tva'- En wat hij dacht gebeurde. Nadat de loods- hij verder weinig van haar boot was teruggevaren, hoorde hij een scheu- dingen waarmee hij niets te euvel te duiden. Hiermede had hij gedeeltelijk De explosie Ook de Enaelse geheimzinnigheid gaan mijden. Er ontstond y, w?iaJ™ a?Z.J- rJX"" een verwrongen verhouding tussen hen. want 5?"?: daarom kapitein kende verwrongen verhouding tussen hen. want n„ hi^ als oude zeerob gedoogde het niet, dat schipper De Vries, iemand zich met zijn zaken bemoeide, al was die nog zo aantrekkelijk. Langzaam voer de vrachtboot verder. Un- Hij had hem meer- derland teruggegaan? Gewoon zelfmoord om buiten territoriale wa teren te komen. Het drong eigenlijk nog niet tot hem door. met Wolf kon snrekrn loen nel Bolvenae water ae siooxpiw in- x „„„.r deelgenoot van z?jn zorl 1 YP°Jde hij' dat hij Hamburg nooit tegen een zijner of- gen. Wist Ricklefs misschien wie die twee ficieren gezegd, dat vrouwen aan boord waren? Neen, daar had de - ander geen flauw benul die Hollandse -vis sers toch niet bang zijn. Hij probeerde naar buiten te lopen, i w.uci kvcii uw uenui van dit ging niet zo gemakkelijk. De golven „Ik heb horen zeggen, dit het de stewardej 3f" «r0'e.r, en. .z" „begonnen op wüde boeg van het goudschip langzaam kieiner worden. Enkele minuten later stond hij op de kade. Hij drukte de matroos lang de hand. „Je bent een fijne vent". „Auf wiedersehn", zei Ricklefs en er klonk een belofte in zijn stem. Even nog bleven ze op de kade naar de Renate Leonhardt kijken. „Het lijkt wel of ik nu plotseling heimwee krijg", begon Wolf. Unglaube liet hem niet uitspreken. Hij draai de zich om en stapte flink door. Eindelijk zei hij: „Ik wilde dat ik er ook heimwee naar had". Nog steeds spraken ze fluisterend en af en toe keek Wolf om of niemand hen achterop kwam. Maar zijn vlucht was voorlopig nog een geheim, dat door de nacht werd verbor gen. Morgenvroeg zouden ze het merken, maar dan was hij veilig op zijn kamer en kon nie mand hem vinden. „Doe je de groeten aan je vrouw en de kinderen?" vroeg Wolf. Unglaube knikte. „Om hen ben ik niet gedeserteerd, dat weet je Wolf. Ik wil ze weer terug zien. Ik ben aan ze gehecht. Als we over enkele dagen weer in Hamburg zijn, dan ga ik naar hen toe. Geloof me kerel, dat ze blij zullen zijn en ik niet minder". Er klonk vreugde in zijn stem. „Voor jou is de reis dus niet zwaar?" vroeg Wolf. De ander schudde zijn hoofd. „De reis wel, maar de thuiskomst niet". „Hoe is het met je zoon in Frankrijk?" „Dat weet ik juist niet. Thuis zal ik wel een en ander van hem horen". Thuis.thuis.dacht Wolf. Deze man spreekt nergens anders over. Hij riskeert duizenden gevaren om zijn vrouw en kinderen. Zo moet ik ook worden. Verlangen., heimwee., liefde. Nog lang liepen ze door de stille straten en de kokkin zijn". Maar juist daarover piekerde Unglaube. Hij geloofde er niets van. Daarvoor was de jon- l.-j.. ,(_t Eenzaam bleef de onderzeeër op het gere vrouw te goed gekleed en bovendien te probeerde de dit Wolfs wek geweest, maar nog steeds wist niemand van zijn vertrek af. Tot de bootsman er achter kwam. Hij kwa water liggen. Een enorme vis, die droomde, trots. Ver van de mensen, ver van de oorlog cn H.^ -- er toch eigenlijk middenin. Want ze hadden IS° e BJ.nifru?ie ko\en °P het torpedo', aan boord en niemand bete, dan S6?,1!1.", de kapitein van een duikboot weet de tref zekerheid ervan. Hij zou zijn opdracht, ver vullen en goed ook. Zijn prooi zou hem niet be binnengerend. ontsnappen. En zo bleef hij liggen. En in de nacht van de negentiende Augustus 1917, toen de Renate Leonhardt de haven van IJmuiden uitvoer, lag hij er nog, roerloos maar gespannen, met men sen aan boord, die wisten wat ze te doen hadden. dieren met schuimbekkende muilen te lijkt. die hem mee wilden sleuren. Hij hield zich de ketels vast, verbrandde zijn met een schreeuw weer los en uitgang te bereiken. Maar het water werd een woedende stroom. De zee Het gesprek draaide op niets uit en woedend ÏTi',f>r0( noide de stoker nieuwe kolen on het vuur JjfPj ont»aiiiUrV u °k» schip gekregen c.. met ontzaglijke kracht ramde zij alles omver en drong naar binnen. „Ik moet eruit. Ik moet., ik zal.. Opzij..", rood hoofd en buiten adem btj Unüleu. jSï'ïri'*16 Un1laube- ••°°R zul Sf ">ij niet n ge rend. klein knJgen- smerige zee Maar het water Hebt u Wolf al gezien'" lachte om de kleine mens. Hij werd als «en Unglaube schudde zijn hoofd. strohalm opzij geslingerd, doch hij begon met „Neen. hij zal wel in zijn kooi liggen. Hij h! ?°ed d" wanbopp opnieuw. Hij schreeuw- heeft gisteravond de wacht gehad". VJ°Uv kmdfrea *n „Wat is er met hem'" sloeg zijn handen stuk tegen het keiharde, bral- „Maar lende, briesende, schuimende water, dat als Hij is verdwenen" e«n wilde bende belegeraars naar binnen droug. „Toe nou. Hij kan toch ni.t ovarboord ,c- ffnjiiX ïrtieï'^e^'.S.n op. Hij probeerde zich achter de ketel te var- schuilen. Maar het water steeg hoger en ho ger en toen het bij zijn keel stond, schreeuw de en brulde hij, tegelijkertijd beseffend, dat niemand hem meer zou kunnen helpen. Nog eenmaal probeerde hij in een laatste wanhopige poging zijn leven te redden, mssr hij verdronk, terwijl de ketels als een sym bool sissend door het water werden gedoofd. En in de hut van de kapitein werd de jonge vrouw ook door het water overvallen. Zij had de explosie wel gehoord, de ontzettende klap gevoeld, maar de omvang van de ramp drong pas goed tot haar door. toen ook zij het wa ter zag. dat in de hut stroomde. Zij trachtte nog weg te lopen, maar zij streed niet zo lang tegen de zee als Unglaube. Een gewel dige watermassa sloeg haar tegen de grond als had de rest daarop gewacht, wierpen K-mi zich boven op bur n Een Britse duikboot zocht vond prooi Jaloers groeide een onderlinge band 1 Wolf had eigenlijk heel weinig sympathit voor de bootsman. Toch wist hij onverwacht, juist van hem het vertreksein te horen. hij jaloers op de donkey loers, omdat hijzelf ook niet had doorgezet. Snel liep hij terug naar de Renate. Langs dc straat zag hij de kleine huizen. Hij keek er naar binnen en benijdde de me hun rust. Af en toe passeerde hem wandelaar, die opgewekt groette. Unglaube groette niet terug, omdat hij het beter voor Wolf vond, dat niemand wist, dat er nöe oen Duitser door deze buurt had gewandeld. Hij keek naar de maan. In elk geval weer als ze uitvoeren. Geen storm, geen re gen. geen onrustige zee.. Aan de kade werd hij door matroos Ricklefs opgewacht, die direct terugroeide naar de Re- Unglaube wist niet goed wat er met hem zelf aan de hand was. Hij voelde zich onrustig en teneergedrukt. Hij haatte deze zwarte vrachtboot en waar om hij dat deed, kon hijzelf niet verklaren Misschien sprak hij ook maar gewoon Wolf na. die er altijd op schold en soms zelfs ge heimzinnig was. Aan boord was het nog stil. Hij liep slagen zijn". „Neen. daar heb je gelijk in. Ik heb idee. dat de knaap gedeserteerd is". Volle snelheid Het einde Het schip zonk snel en helde over. Hier door dreef haar lichaam naar buiten, stootte tegen de wand. "werd weer opgenomen door de zee en door haar pages, de golven, als bij een uitvaart gedragen. Later werd lij. evenals de rest van de bemanning door Hr. Ms. torpedoboot 8 gered, maar zij stierf in het helder. De Renate voer •n de kapitein kon met e goed overzien. Hijzelf, de eerste en tweede stuurman ston- hr.«ni»ani ,„„,i dek. Vooral de eerste had herhaal- hosP,laal zonder nog eenmaal de wereld te delijk gezegd, dat ze gevaar liepen. „Ze heb- hebben gezien, ben ons vorige maal niet kunnen krijgen. Ik helder heb de vaste overtuiging, dat ze op ons loe- Up de stookplaat had stoker Unglau- ren zei hij regelmatig, maar de kapitein j i, i r> wilde daar. tegen beter weten in. niets van ae K6l®is omarmd. Een uitsteeksel h0r^°0V.U k k hield "j" dode l'chaam vast, zodat hij „Binnen het uur worden we beschoten", zei J de stuurman nadrukkelijk. „Moet u maar kij- met uO Kenate naar de diepte ZOnk Hij weddrnschap"met"l.1;.angainntake hoorde de gillende kreten van zijn vrien- ogSl;,,Vbgr„Td£e.WaU™fe 'vervelenden meer Z«" ónderen schreeuwde hij: „Waanzin. Houdt toch op met zouden vergeefs naar hem verianeen uw demoraliserende praatjes, mijnheer". r 6 Zijn woorden lieten een koude stilte op de terwijl het schip dieper en dieper brug na. die verbroken werd door een dreu- zonk, raakte zijn lichaam los. Het dreef de stookplaat cn keek de Wat had schip nende slag. Een granaat boorde zich in het hij eigenlijk? Miste hij de donkeyman zo of., doen. de toekomst Den denken en ging naar het manschappenverblijf boot knikte tevreden Iemand werd er wakker en richtte zich half overeind: „En Wolf. ben je nog niet weg" zei hij half slaperig. Unglaube liep door. Dus meerderen hielden zich in gedachten bezig met de desertie van Wolf. Eigenlijk was het geen gewoon deserte en het emge dat de kapitein nog kon rond boven de stookplaat, langzaam op was het schip op de Noorderhaaks bij „n Helder vastzetten. De kapitein in de duik- neer met de golven. Ergens in het met zware balken ge- Tegen zijn wil in werd schipper De Vries sloten ruim stonden netjes op elkaar bü, en zag direct dat het schip vastzat. Hij stoker het bestaan zelfs niet vermoedde. De Renateeen schuit vol raadsels, die mysteries bleven. Wolf had dit plan reeds jaren gehad. Hij bedacht zich geen ogenblik, stuurde zijn Maar de zpp wa-? hplrW h«.r» ovnc hof vo-h"i zjjn ieven ver- botter in de richting van de zwarte vracht teld. Over de fronttijd in Polen, de gasaanval boot i boord. Hij zag een aantal lichaam langzaam heen en weer. i wiegde zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 7