Britse duikboot wachtte
niet tevergeefs
prooi
si?::, ^nr2STs„hd°ee„keee„n
ge,astdekist>esmet«°ud.
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
Geschreven doof
WIM HORNMAN
Geïllustreerd door
HENK SCHOORL
clDat uoorajging
Dnj!!llllllllll!llllllllllllllllllllllllllllllllll|||||||||llllllll||||lllllllllll!lllllllllllllll!ll!llllll!lllllllllllllllllllll!llllllllllllllli:
IE NACHT deed donkeyman Wolf geen oog dicht en de volgende dag
dacht hij nog maar aan één ding: wanneer zou Hans terugkomen om
hem met de mensen waar hij misschien zou kunnen onderduiken in contact
te brengen? Hij telde de uren af en liep op het dek heen en weer, turend
naar de kade. Er kwam echter niemand. Het werd acht uur, half negen, negen
uur en eindelijk zag hij een bootje naar de Renate varen en herkende hij
Hans. Hij zwaaide verheugd en drukte hem stevig de hand.
Vijf minuten later liepen ze met stevige pas in de richting van de Een-
drachtsstraat. Onderweg spraken ze gedempt. Wie het waren? Hans bekende
het zelf niet te weten. Hij had de mensen een paar maal gezien. Knegjes zelf
moest een stevige, grote man zijn, rustig maar zeer beslist. Zijn vrouw was
klein, maar Hans herinnerde zich niet ooit iemand gezien te hebben, waar
van de goedheid zo afstraalde.
George Wolf is de donkeyman van de Duitse vrachtboot
Madeleine Rickmers. Zijn kapitein krijgt in Constantinopel
de onheilspellende tijding: „Es ist Krieg". Het schip wordt
teruggeroepen naar Duitsland en met gemengde gevoelens
keert de bemanning terug naar de Heimat. De jongeren
willen de oorlog wel in, maar de meer bedachtzamen, zoals
Wolf, denken aan deserteren Maar Wolf wordt toch
militair en aan het front in Polen maakt hij de vreselijke
gasoorlog mee. Later kwam Wolf uit de dienst en werd
donkeyman op de Renate Leonhardt. een geheimzinnig schip.
In Rotterdam zag Wolf kistjes aan boord laden, die volgens
machinist Krüger goud bevatten en toen het schip langs de
Hollandse kust voer, doken Britse torpedobootjagers op. Een
vreselijke beschieting begon De Renate Leonhardt ont
springt de dans en keert in veilige haven terug.
iiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii
Het echtpaar Knegjes, vriendelijke
De ontmoeting was ongedwongen.
Natuurlijk werd er gesproken over de
beschieting van de Renate Leonhardt
en het deed Wolf goed, dat ook deze
mensen niets met de oorlog te maken
wilden hebben en het een even mis
dadig bedrijf vonden alö hij zelf.
Maar daarna sprak men over de ge
wone dingen van het leven. Hoe het
in Duitsland was. Hoe vërvelend "ie
het vonden nu bijna alle mannen wa
ren gemobiliseerd en verder boomde
men over de politiek.
Wolf praatte mee, maar eigenlijk
interesseerde het gesprek hem in het
geheel niet. Hij was hier maar met één
doel: te horen of hij kon onderduiken.
Eindelijk werd het hem te machtig.
Hij bukte zich over naar de man tegen
over hem en zei duidelijk, zodat ieder
een het horen kon: „Ik wil deserteren,
kunt u mij een onderdak geven tot
het schip goed en wel uit de buurt is?"
Er viel een lege stilte en iedereen staarde
Wolf aan.
Knegjes stopte zorgvuldig een pijp, gaf
zichzelf vuur en blies blauwe rookwolken naar
het plafond.
„Deserteren is een lelijk woord", zei hij
langzaam.
Wolf knikte.
„Het woord misschien wel,
-naar de daad niet. Het be
sluit om te deserteren is moei-
6 1 ijker dan om op het schip te
blijven. Begrijpt u wat ik zeg
gen wil?"
Niet de man, maar de vrouw
stelde hem gerust. „U behoeft
uzelf niet te verontschuldigen.
Als u dat schip wilt ontvluch
ten. kunt u bij ons komen. U
moet dan echter op uw kamer
blijven en er de eerste dagen
niet afkomen. Kunt u mii dat
Wolf ademde luid. Dan was
het in orde. Hij kon wel
Juichen. Hij wilde het kleine vriendelijke
VTOuwtje om de hals vliegen en haar een zoen
midden op het rimpelige voorhoofd geven,
maar hij bedwong zich en bedankte haar
in korte bewoordingen.
Ze schudde haar hoofd.
„U behoeft mijn man en mij niet te be
danken. Wij willen mensen die in nood zitten
heel graag helpen. Dat is alles. Eigenlijk heel
eenvoudig, vindt u zelf ook niet?"
„Ik zal je helpen"
Neen, dat het eenvoudig was. daar kon
Wolf het allerminst over eens zijn en 's avonds
sprak hij er lang over met Unglaube.
..Ik zal je helpen", fluisterde zijn vriend.
..Je moet nu nog slechts te weten komen wan
neer het schip vertrekt en dat zal niet zo
gemakkelijk zijn, omdat alleen de bootsman
en dc officieren het weten. Als je ernaar
vraagt, zeggen ze het zeker niet. want dan
voelen ze natuurlijk nattigheid. En je moet
we! de laatste avond gaan, want anders zoe
ker. ze stad en land naar je af".
De rest van de bemanning was in Wolf een
vent met lef gaan zien. Ze wisten dat hij
nog steeds van plan was te deserteren. Diep
in zichzelf bekenden zij zich. dat ze hem niet
zouden volgen. Wat hen eigenlijk tegenhield,
kor.den ze onmogelijk zeggen, maar ze zouden
he- niet doen.
Voor Wolf begon de spanning nu pas goed.
Hij kende de bootsman en op een morgen
vroeg hij hem plompverloren wanneer ze uit
zouden varen, maar deze antwoordde hem, dat
dit niet bekend mocht worden gemaakt.
Wolf wendde onverschilligheid voor en bleef
aan het werk. Maar de vraag liet hem geen
enkele seconde van de dag meer los. Hij had
nu met de familie Knegjes in Wijkeroog al
les in gereedheid gebracht. Hij zou een fris
kamertje krijgen en daar blijven tot alle ge
vaar achter de rug was. Maar hoe kwam hij
de datum van vertrek te weten. Hij papte een
beetje met de bootsman aan en deed ver
schillende werkjes voor hem. Zo kwam hij op
goede voet met hem. maar vragen deed hij
niets meer. Samen gingen ze tenslotte een
biertje drinken en ook daar vroeg hij hem
niets om toch maar geen argwaan te wekken
Daarna passagierden ze meerdere malen sa-
,,Weet je dat we morgenavond vertrekken?"
zei de bootsman, toen ze 's avonds aan boord
met elkaar spraken. Hij zei dit alsof hij de
eenvoudigste mededeling deed.
Wolf schrok, maar hij liet uiterlijk niets
blijken. Onverschillig vroeg hij: ,,Zo vlug al?"
De bootsman knikte.
„Praat er niet met de anderen over. Ze
hebben er niets mee te maken. Ik heb zo'n
idee, dat als verschillende kerels het wisten ze
hem vooraf zouden smeren".
„Ik geloof het niet", zei Wolf, omdat hij
de waarheid wist..
„Je hebt morgenavond wacht is 'het niet?"
Wolf veerde overeind. Dat moest er nog bij
komen. Enfin, hij zou wel eens met Unglaube
praten.
Terug op het schip nam hij zijn vriend apart.
„Weet jij iemand, die morgenavond mijn
wacht kan overnemen?"
Unglaube dacht na.
„Natuurlijk, ikzelf",
zei hij dan eenvoudig.
„Weet je ook iemand
die me naar de wal
„Matroos Ricklefs
uit Bremerhaven. Je
kent hem toch wel.
Met dat zwarte haar.
Een rustige vent, die
het zeker zal doen."
Een lange nacht
De nacht was lang. veel te lang, maar hij
broedde rustig zijn plan uit.
Omstreeks elf uur zou hij deserteren. Un
glaube had hem beloofd alles te regelen, zedat
hij zich nergens ongerust over behoefde te ma
ken. Met de familie Knegjes was afgesproken,
dat de kamer voor hem vrij stond en dat ze
hem zowel overdag als des nachts verwacht
ten. Ook daar behoefde hij zich dus geen zor
gen over te maken. Het plan zat goed in el
kaar. Ricklefs had zijn medewerking toege
zegd en zou hem naar de wal brengen. Daar
zou de duisternis hem opslikken en was hij
voor goed van dit goudschip verdwenen. Die
dag piekerde hij na over elk punt. Kon er nu
niets meer mislukken?
Er waren meer van dit soort plannen op het
laatste ogenblik vastgelopen. Waarom? Door
zorgeloosheid? Een hevige onrust deed hem
var. het ene einde van het schip naar het
andere lopen.
De bootsman kreeg hem al door.
„Wat heb jij toch. Wolf?"
„Och, ik zie een beetje tegen het vertrek
op".
„Dan moet je hem smeren man".
De bootsman lachte luid, want hij vond het
eer. goede mop.
„Je moest eens weten", dacht Wolf.
En zo ging de dag voorbij en kwam de
avond langzaam als een zwarte sprei over
IJmuiden Beneden in het manschappenver
blijf pakte Wolf zijn plunjezak nog eens extra
goed in en keek of hij niets had achtergelaten.
De foto's naast zijn krib moest hij wel laten
hangen, want als de bootsman beneden kwam,
zou die vast en zeker zien, dat ze verdwenen
waren. Nu werden de minuten uren. want hij
wachtte nog slechts op het teken van Unglau
be. Hij liep over dek, inspecteerde de machi
nekamer en de stookplaat en zorgde dat de
ketels aan bleven. Hij vond het zelf vreemd,
die zorg voor de ketels, terwijl hij toch zeker
wist, dat hij straks de Renate zou verlaten.
Maar je bent donkeyman of je bent het niet
en overigens was het een goed middel om
zijn onrustige gedachten te verdrijven.
Het werd tien uur en om half elf kwam
Unglaube naar de stookplaat en fluisterde dat
alles rustig was. De officieren en de kapitein
waren nog een paar uurtjes naar kooi. zodat
er niets meer kon gebeuren. Ze spraken
fluisterend, terwijl ze wisten, dat het niet no
dig was. maar het avontuur had hen in zijn
greep gevangen. Wolf keek op zijn horloge.
Het was nu kwart voor elf. Precies elf uur
zou hij langs de Jacobsladder naar beneden
gaan en afdalen in het bootje, dat daar lag
te wachten. Plotseling hoorden ze voetstappen.
Unglaube liep snel naar de machinekamer,
want het was beter, dat hij niet in gezelschap
van Wolf werd gezien.
Maar gelukkig ging de onbekende verder
over dek en zo konden ze na enkele minuten
naar boven sluipen. De nacht stond zwart over
het schip. In IJmuiden zagen ze hier en daar
nog enkele lichtjes. Onder zich hoorden ze het
water tegen de boeg van het schip zwoegen.
Unglaube bleef wachten, terwijl Wolf in de
richting van de Jacobsladder liep.
Eindelijk hoorde hij niets meer en op zijn
tenen sloop hij naar de Jacobsladder. Waar
bleef Unglaube nu met zijn plunjezak? Goed
dat ze tevoren afgesproken hadden, dat die
het ding aan hem zou overreiken als hij naar
beneden ging.
Hij keek nog eenmaal om zich heen en zag
toen plotseling een gestalte, die zich zwart
voor hem aftekende.
Hij schrok en wilde zich snel uit de voeten
maken, maar het was Unglaube.
Tenslotte I
Unglaube er nii
tegenop....
pas na een half uur arriveerden ze bij de fa
milie Knegjes. De man deed open. keek niet
verwonderd en ging hen voor naar boven.
Unglaube bleef nog een paar minuten en daar
na ging ook hij weg.
„Zul je niet vergeten de groeten aan je
vrouw en je kinderen te doen?" van
„Natuurlijk niet". De stem van Unglaube wel
klonk verheugd om deze belangstelling.
Daarop drukten ze elkaar lang de hand
gingen de gastheer en de eerste stoker
i de dag waarop hij van de oorlog hoorde, zenuwachtige matrozen b\j elkaar gedromd
Wolf liep niet weg uit angst. Zijn desertie en wat verderop merkte hij een mooie
J~ wouuj op. Hij liep erheen.
eigenlijk meer een uit haat
log geboren idee. Daarom bewonderde hij
Wolf, terwijl hij hem anders waarschijnlijk ge
haat zou hebben. Want Wolf had hem
zijn denkbeelden overtuigd, dan deze zelf
In het begin had hij zich diep in
daar. De maan legde zilver over de sti
En in die brede baan wit licht zag hij de Hij
stoker met forse pas in de richting
Renate Leonhardt gaan.
Desertie
,iHoe komt u hier aan boord, mevrouw
Ze smeekte hem niet verder te vragen,
maar plotseling bukte ze zich en gejaagd
gedachten ook aangesloten bij de grote massa. ze} .ze:,."^r, :\t 0oud aan boord van dit
Tot Wolf was gekomen met zijn ingekankerde schip. Honderden kistjes. Bovendien edel-
haat tegen alles wat oorlog was. Daarom had stenen en staatspapieren. Men loert op ons.
beneden. Wolf hoorde de voordeur dichtslaan hij hem niet graag achtergelaten bij de fa- jvfen tuil dit schip koste wat het koste tot
keek Unglaube na. Hoog en recht ging hij milie in Wijkeroog. Hij had zich aan de denk- zinken brengen. Ach, toe, komt u a.u.b.
beelden van de donkeyman omhoog gehesen. t en breng me aan wat Ik voel niet
er innerlijk door verrijkt. Soms wa- pili„
Om twee uur 's nachts kwam er beweging eerst brood halen en kom dan terug.
op het schip. Over een uur zouden ze vertrek- De Vries zag haar plotseling omkijken
ken en plotseling gonsde alles van bedrijvig- of zij schrok en hjj hoorde een harde vroti
heid. Als bij afspraak werd door niemand de wenstem: .Jiorn naar je hut als je wilt.
Wolf genoemd en men ontdekte het pas Praat niet zo lang_ Dig man moet ook
HA werken."
Ze draaide zich om en verdween zonder
groeten in de hut van de kapitein.
Hij liep terug en zag intussen hoe er en-
Kapitein Methling stond weer op de brug. kele experts aan boord verschenen. Hij ving
Hij wist echter, dat er diep in hemzelf iets flarden van een gesprek op. Eerst een Hol-
gebeurd was. Hij vertrouwde niet meer zo landse stem, die betoogde, dat 't schip naar
°P enige op de onoverwinnelijkheid van Duitsland. Hij Nederland moest worden versleept en daar-
Hp be- vertrouwde niet eens meer op zichzelj. ce„ stemi die hier nietl von ^|de
Geen zelfvertrouwen ,10TCn'
Toen schipper De Vries weer van wal stak.
h HUH 1 Re""!« Bergen zag hlj hoe tw,e sleepboten de „Assistent"
Tussenspel
Enkele dagen, voordat Wolf van de 0
Renate Leonhardt deserteerde, zag schipper toen het schip al
De Vries, die met een kleine botter op de
Noordzee dreef, voor de zoveelste maal de
Engelse duikboot. Het schip lag al onge- dat het een
peer een maand ats een grote toniuis roer- Ion<ier loods
loos te wachten op een voor niemand zicht
bare prooi.
De Vries huiverde toen hij
afstand van de onderzeeër
sefte heel goed, dat het iets met oorlog te
maken had. Op wie wachtte deze duikboot?
Welk schip was een toekomstige prooi van
Zijn
half uur onderweg i
Weer speelde zich precies hetzelfde af als
?n maand geleden. Met dit verschil echter,
dat het een heldere nacht was en dat men
de torpedo's? De Vries wist het
het
„Ik ga met je mee, Wolf. Neen, neen, niet
deserteren, maar ik breng je even naar je
kosthuis. Over een uurtje ben ik weer terug.
Als iemand iets merkt, dan heb ik maar wat
sigaretten gehaald. De rest van de wacht neem
ik van je over".
Wolf keek naar beneden en hoorde de fluis
terende stem van Ricklefs. „Opschieten. Ik
dacht dat jullie nooit kwamen".
„Ik zag de bootsman nog".
roeide Ricklefs wég
pen. HU dacht aan een spannend verhaal hlThad hêt"!e 'ïatstê^mi'anden niet"
van een kapitein, die zich van de buiten- herwonnen.
wereld had afgesloten. Maar dat deed deze Hy besefte da
kapitein niet. Integendeel. Hij zocht de Marie Drostück
wereld op. Hij wil een nietig onderdeel
er van vernietigen. iaueu en uaai
Langzaam werd schipper De Vries hier- hij^he^geshkt2
van overtuigd. Hij had het er met zijn worden.
vrouw over gehad, maar die zei hem, dat De andere vi
hij voorzichtig moest zijn en zich niet moest
hijook probeerde, door een loodsboot buiten de territoriale wate-
■eer ren werd gebracht. Hij bleef gespannen kijken.
want hij besefte nu plotseling waarom de duik-
UWi boot daar de hele tijd had gelegen, roerloos
'aak als een monster, dat op een prooi wacht.
Ze had hem met bittere verwijten tva'- En wat hij dacht gebeurde. Nadat de loods-
hij verder weinig van haar boot was teruggevaren, hoorde hij een scheu-
dingen waarmee hij niets te euvel te duiden. Hiermede had hij gedeeltelijk
De explosie
Ook de Enaelse geheimzinnigheid gaan mijden. Er ontstond y, w?iaJ™
a?Z.J- rJX"" een verwrongen verhouding tussen hen. want 5?"?: daarom
kapitein kende
verwrongen verhouding tussen hen. want
n„ hi^ als oude zeerob gedoogde het niet, dat
schipper De Vries, iemand zich met zijn zaken bemoeide, al was
die nog zo aantrekkelijk.
Langzaam voer de vrachtboot verder. Un-
Hij had hem meer-
derland teruggegaan?
Gewoon zelfmoord om buiten territoriale wa
teren te komen.
Het drong eigenlijk nog niet tot hem door.
met Wolf kon snrekrn loen nel Bolvenae water ae siooxpiw in-
x „„„.r deelgenoot van z?jn zorl 1 YP°Jde hij' dat hij Hamburg nooit
tegen een zijner of- gen. Wist Ricklefs misschien wie die twee
ficieren gezegd, dat vrouwen aan boord waren? Neen, daar had de
- ander geen flauw benul
die Hollandse -vis
sers toch niet bang
zijn.
Hij probeerde naar buiten te lopen, i
w.uci kvcii uw uenui van dit ging niet zo gemakkelijk. De golven
„Ik heb horen zeggen, dit het de stewardej 3f" «r0'e.r, en. .z" „begonnen op wüde
boeg van het goudschip langzaam
kieiner worden.
Enkele minuten later stond hij op de kade.
Hij drukte de matroos lang de hand.
„Je bent een fijne vent".
„Auf wiedersehn", zei Ricklefs en er klonk
een belofte in zijn stem.
Even nog bleven ze op de kade naar de
Renate Leonhardt kijken.
„Het lijkt wel of ik nu plotseling heimwee
krijg", begon Wolf.
Unglaube liet hem niet uitspreken. Hij draai
de zich om en stapte flink door. Eindelijk zei
hij: „Ik wilde dat ik er ook heimwee naar
had".
Nog steeds spraken ze fluisterend en af en
toe keek Wolf om of niemand hen achterop
kwam. Maar zijn vlucht was voorlopig nog
een geheim, dat door de nacht werd verbor
gen. Morgenvroeg zouden ze het merken, maar
dan was hij veilig op zijn kamer en kon nie
mand hem vinden.
„Doe je de groeten aan je vrouw en de
kinderen?" vroeg Wolf.
Unglaube knikte.
„Om hen ben ik niet gedeserteerd, dat weet
je Wolf. Ik wil ze weer terug zien. Ik ben aan
ze gehecht. Als we over enkele dagen weer in
Hamburg zijn, dan ga ik naar hen toe. Geloof
me kerel, dat ze blij zullen zijn en ik niet
minder".
Er klonk vreugde in zijn stem.
„Voor jou is de reis dus niet zwaar?" vroeg
Wolf.
De ander schudde zijn hoofd.
„De reis wel, maar de thuiskomst niet".
„Hoe is het met je zoon in Frankrijk?"
„Dat weet ik juist niet. Thuis zal ik wel
een en ander van hem horen".
Thuis.thuis.dacht Wolf. Deze man spreekt
nergens anders over. Hij riskeert duizenden
gevaren om zijn vrouw en kinderen. Zo moet ik
ook worden. Verlangen., heimwee., liefde.
Nog lang liepen ze door de stille straten en
de kokkin zijn".
Maar juist daarover piekerde Unglaube. Hij
geloofde er niets van. Daarvoor was de jon- l.-j.. ,(_t
Eenzaam bleef de onderzeeër op het gere vrouw te goed gekleed en bovendien te probeerde de
dit Wolfs wek geweest, maar
nog steeds wist niemand van zijn vertrek af.
Tot de bootsman er achter kwam. Hij kwa
water liggen. Een enorme vis, die droomde, trots.
Ver van de mensen, ver van de oorlog cn H.^ --
er toch eigenlijk middenin. Want ze hadden IS° e BJ.nifru?ie ko\en °P het
torpedo', aan boord en niemand bete, dan S6?,1!1.",
de kapitein van een duikboot weet de tref
zekerheid ervan. Hij zou zijn opdracht, ver
vullen en goed ook. Zijn prooi zou hem niet be binnengerend.
ontsnappen. En zo bleef hij liggen.
En in de nacht van de negentiende
Augustus 1917, toen de Renate Leonhardt
de haven van IJmuiden uitvoer, lag hij
er nog, roerloos maar gespannen, met men
sen aan boord, die wisten wat ze te doen
hadden.
dieren met schuimbekkende muilen te lijkt.
die hem mee wilden sleuren. Hij hield zich
de ketels vast, verbrandde zijn
met een schreeuw weer los en
uitgang te bereiken. Maar het
water werd een woedende stroom. De zee
Het gesprek draaide op niets uit en woedend ÏTi',f>r0(
noide de stoker nieuwe kolen on het vuur JjfPj ont»aiiiUrV u °k» schip gekregen c..
met ontzaglijke kracht ramde zij alles omver
en drong naar binnen.
„Ik moet eruit. Ik moet., ik zal.. Opzij..",
rood hoofd en buiten adem btj Unüleu. jSï'ïri'*16 Un1laube- ••°°R zul Sf ">ij niet
n ge rend. klein knJgen- smerige zee Maar het water
Hebt u Wolf al gezien'" lachte om de kleine mens. Hij werd als «en
Unglaube schudde zijn hoofd. strohalm opzij geslingerd, doch hij begon met
„Neen. hij zal wel in zijn kooi liggen. Hij h! ?°ed d" wanbopp opnieuw. Hij schreeuw-
heeft gisteravond de wacht gehad". VJ°Uv kmdfrea *n
„Wat is er met hem'" sloeg zijn handen stuk tegen het keiharde, bral-
„Maar lende, briesende, schuimende water, dat als
Hij is verdwenen" e«n wilde bende belegeraars naar binnen droug.
„Toe nou. Hij kan toch ni.t ovarboord ,c- ffnjiiX ïrtieï'^e^'.S.n
op. Hij probeerde zich achter de ketel te var-
schuilen. Maar het water steeg hoger en ho
ger en toen het bij zijn keel stond, schreeuw
de en brulde hij, tegelijkertijd beseffend, dat
niemand hem meer zou kunnen helpen.
Nog eenmaal probeerde hij in een laatste
wanhopige poging zijn leven te redden, mssr
hij verdronk, terwijl de ketels als een sym
bool sissend door het water werden gedoofd.
En in de hut van de kapitein werd de jonge
vrouw ook door het water overvallen. Zij had
de explosie wel gehoord, de ontzettende klap
gevoeld, maar de omvang van de ramp drong
pas goed tot haar door. toen ook zij het wa
ter zag. dat in de hut stroomde. Zij trachtte
nog weg te lopen, maar zij streed niet zo
lang tegen de zee als Unglaube. Een gewel
dige watermassa sloeg haar tegen de grond
als had de rest daarop gewacht, wierpen
K-mi zich boven op bur n
Een Britse duikboot zocht
vond prooi
Jaloers
groeide een onderlinge band 1
Wolf had eigenlijk heel weinig sympathit
voor de bootsman.
Toch wist hij onverwacht, juist van hem
het vertreksein te horen.
hij jaloers op de donkey
loers, omdat hijzelf ook niet had doorgezet.
Snel liep hij terug naar de Renate. Langs
dc straat zag hij de kleine huizen. Hij keek
er naar binnen en benijdde de me
hun rust. Af en toe passeerde hem
wandelaar, die opgewekt groette. Unglaube
groette niet terug, omdat hij het beter voor
Wolf vond, dat niemand wist, dat er nöe oen
Duitser door deze buurt had gewandeld.
Hij keek naar de maan. In elk geval
weer als ze uitvoeren. Geen storm, geen re
gen. geen onrustige zee..
Aan de kade werd hij door matroos Ricklefs
opgewacht, die direct terugroeide naar de Re-
Unglaube wist niet goed wat er met hem
zelf aan de hand was. Hij voelde zich onrustig
en teneergedrukt.
Hij haatte deze zwarte vrachtboot en waar
om hij dat deed, kon hijzelf niet verklaren
Misschien sprak hij ook maar gewoon Wolf
na. die er altijd op schold en soms zelfs ge
heimzinnig was.
Aan boord was het nog stil. Hij liep
slagen zijn".
„Neen. daar heb je gelijk in. Ik heb
idee. dat de knaap gedeserteerd is".
Volle snelheid
Het einde
Het schip zonk snel en helde over. Hier
door dreef haar lichaam naar buiten, stootte
tegen de wand. "werd weer opgenomen door
de zee en door haar pages, de golven, als
bij een uitvaart gedragen. Later werd lij.
evenals de rest van de bemanning door Hr. Ms.
torpedoboot 8 gered, maar zij stierf in het
helder. De Renate voer
•n de kapitein kon met
e goed overzien.
Hijzelf, de eerste en tweede stuurman ston- hr.«ni»ani ,„„,i
dek. Vooral de eerste had herhaal- hosP,laal zonder nog eenmaal de wereld te
delijk gezegd, dat ze gevaar liepen. „Ze heb- hebben gezien,
ben ons vorige maal niet kunnen krijgen. Ik
helder heb de vaste overtuiging, dat ze op ons loe- Up de stookplaat had stoker Unglau-
ren zei hij regelmatig, maar de kapitein j i, i r>
wilde daar. tegen beter weten in. niets van ae K6l®is omarmd. Een uitsteeksel
h0r^°0V.U k k hield "j" dode l'chaam vast, zodat hij
„Binnen het uur worden we beschoten", zei J
de stuurman nadrukkelijk. „Moet u maar kij- met uO Kenate naar de diepte ZOnk Hij
weddrnschap"met"l.1;.angainntake hoorde de gillende kreten van zijn vrien-
ogSl;,,Vbgr„Td£e.WaU™fe 'vervelenden meer Z«" ónderen
schreeuwde hij: „Waanzin. Houdt toch op met zouden vergeefs naar hem verianeen
uw demoraliserende praatjes, mijnheer". r 6
Zijn woorden lieten een koude stilte op de terwijl het schip dieper en dieper
brug na. die verbroken werd door een dreu- zonk, raakte zijn lichaam los. Het dreef
de stookplaat cn keek de
Wat had schip
nende slag. Een granaat boorde zich in het
hij eigenlijk? Miste hij de donkeyman zo of., doen.
de toekomst Den
denken en ging naar het manschappenverblijf boot knikte tevreden
Iemand werd er wakker en richtte zich half
overeind: „En Wolf. ben je nog niet weg"
zei hij half slaperig.
Unglaube liep door. Dus meerderen hielden
zich in gedachten bezig met de desertie van
Wolf. Eigenlijk was het geen gewoon deserte
en het emge dat de kapitein nog kon rond boven de stookplaat, langzaam op
was het schip op de Noorderhaaks bij „n
Helder vastzetten. De kapitein in de duik- neer met de golven.
Ergens in het met zware balken ge-
Tegen zijn wil in werd schipper De Vries sloten ruim stonden netjes op elkaar
bü, en zag direct dat het schip vastzat. Hij stoker het bestaan zelfs niet vermoedde.
De Renateeen schuit vol raadsels, die mysteries bleven.
Wolf had dit plan reeds jaren gehad. Hij bedacht zich geen ogenblik, stuurde zijn Maar de zpp wa-? hplrW
h«.r» ovnc hof vo-h"i zjjn ieven ver- botter in de richting van de zwarte vracht
teld. Over de fronttijd in Polen, de gasaanval boot i
boord. Hij zag een aantal lichaam langzaam heen en weer.
i wiegde zijn