He, HARNAS Wandeling langs de Hondsrug 4 ZONDAGSBLAD 16 OCTOBER 1954 in ere hersteld Voor maliënkolder kwam plastic-vest Nederlandse industrie werkte daaraan mee IN vroegere eeuwen, toen de attri buten van het krijgsmanschap uitsluitend of hoofdzakelijk bestonden uit slag- en stootwapenen, boden har nas en maliënkolder voldoende be scherming tegen de aanvallen van de opdringende vijand. En ook de snelle pijlen van vaar dige schutters ketsten af op de me talen bescherming van de volle wa penrusting. Maar sinds de door explosiekrach ten voortgedreven projectielen in ge bruik gekomen zijn, is de defensieve betekenis van harnas en maliënkol der geleidelijk gereduceerd tot nul komma nul. En zo staan ze nu nog slechts in de musea als stille getui gen van een roemrijk verleden, waar in de glans van des ridders metalen harnas even imposant was als de stijgering van zijn trappelend paard. Tegenover het voordeel van een re delijke bescherming had die metalen pantsering van de krijgsman in vroe ger eeuwen toch wel het ernstig be zwaar van een enorme belemmering van de bewegingsmogelijkheden. Kortom de gevechtswaarde van de soldaat werd er belangrijk door verminderd. Dat was David zich al bewust toen hij bij zijn strijd tegen Goliath het harnas van Koning Saul afwierp, hoewel hij daarin stellig niet in de eerste plaats geleid werd door strategische overwegingen. Da vid was hier méér geloofsheld dan soldaat. IN de moderne oorlog is opnieuw de vraag gesteld of het geen zin zou hebben door metalen pantsering de soldaat te beschermen tegen de gevaren van scherven en kleine pro jectielen. Deze vraag was gebaseerd op de waarneming uit de laatste oor log, dat het hoogste percentage der verliezen aan manschappen (doden én gewonden) inderdaad moet wor den toegeschreven aan het effect van kleine kogels en van scherven. Elke poging om hier een oplossing te vinden door in of over de uniform metalen bescherming van afdoende zekerheid aan te brengen is afge stuit op het onoverkomenlijke be zwaar: de metalen platen zouden zó dik en zó zwaar moeten worden, dat de gevechtswaarde van de soldaat er beduidend door verminderd zou wor den. En dan zou hier het middel er ger zijn dan de kwaal. TNMIDDELS heeft men het zoeken A naar een oplossing voor het bo vengenoemde probleem niet opgege ven en zowel de overheid als diverse industriëlen hebben in Amerika gro te bedragen beschikbaar gesteld om een grondig wetenschappelijk experi mentele bewerking van dit vraag stuk te bekostigen. Welnu, deze research is met ecla tant succas bekroond en de oplossing van het aangesneden probleem kwam uit de hoek, waaruit al zo veel ver rassende vindingen in de laatste ja ren de weg van het laboratorium naar de markt hebben gevonden: de hoek der plastic-industrie. De plastics of plastica zijn de won derstoffen der laatste tien jaren en in menige industrie spelen ze een rol van nog steeds groeiende beteke nis. In de textiel-industrie winnen ny lon, orlon, dynel en teryleen jaarlijks aan afzet, in de verfindustrie zijn de plastics onmisbare lakgrondstoffen ZO WAS 'T EENS: De in 't harnas gt als aanvoerder geworden, chirurgen en tandartsen gebruiken prothesen van plastic en zo zijn er nog veel gebieden te noe men, waarin de plastics vroegere ma terialen vervangen of nieuwe tech nische mogelijkheden realiseren. In de oorlog heeft de vliegtuigin dustrie al op grote schaal plastic vliegtuigkappen gemaakt van on breekbaar doorzichtig materiaal. En nu is na langdurig speurwerk de oorlogsindustrie een nieu^r plas tic product rijker geworden: het kogelvrije vest. HET kogelvrije vest. Het moderne harnas. Het gaat hier om de toepassing van z.g. gelaagde materia len of gelamineerde mate- Dit zijn plastic materialen, die be staan uit enkele lagen van een vel- vormige vulstof, die geïmpregneerd zijn met een plastic, waarna het ge heel bij hoge temperatuur en druk tot een compacte plaat wordt samen geperst. Men kan b.v. een aantal lagen van een bepaald weefsel, papier-, tex tiel- of ook glas- of nylonweefsel, op elkaar leggen, daarna impregneren met een oplossing van een plastic, b.v. van een phenolhars of een ureum-formaldehyde hars in alcohol. Na verdampen van de alcohol kit de plastic-hars de weefsellagen aan elkaar en door het naharden bij hoge temperatuur en onder druk krijgt men dan een gelaagd, gelamineerd, rtoken Stadhouder-Koning Willem III, 'an zijn troepen. product van enorme sterkte. De hier toegepaste temperaturen en drukken zijn b.v. 130 - 150 gr. C en 100 - 150 atmosferen. Zo heeft men voor vele toepassingen gelamineerde plastic materialen van enorme hardheid en onaantastbaarheid gemaakt, zowel platen als pijpen (buizen). Voor de kogelvrije vesten heeft men een uiterst soepel materiaal ver kregen door verschillende lagen glas weefsel betrekkelijk losjes op elkaar te bevestigen door middel van plas tic. Hier worden dus niet zulke har de platen geperst, maar een los ge laagd, soepel plastic materiaal ge maakt en dit Vvordt in juiste pasvorm ingenaaid in een nylon-vest. Glasweefsel wordt- van zeer fijne f;lasdraden gemaakt ep vormt een icht en sterk materiaal. Bij proe ven met het gelamineerde plastic glasvezel-materiaal is gebleken dat kogels en scherven hierin zó inten sief afgeremd worden dat ze veelal in het weefsel smoren en tot stil stand komen. Ze moeten a.h.w. van laag tot laag door het gelamineerde weefsel heenbreken en dat geeft een zo sterke afremming dat ze er vrij wel niet door heen komen. NADAT in Amerika het onderzoek ter vervaardiging van deze ko gelvrije vesten tot een alleszins be vredigend resultaat had geleid, ging men over tot de technische produc tie van deze vesten en in Korea werd „de proef op de som genomen". Inderdaad bleken deze vesten in de harde werkelijkheid der krijgsver richtingen geheel aan hun bestem ming te beantwoorden. Menig Korea- strijder is door deze vesten beveiligd voor al of niet dodelijke verwonding. Het spreekt vanzelf, dat dit succes in sterke mate over heel de wereld de belangstelling van legerautoritei- ten voor deze uitvinding heeft ge wekt. En tegelijkertijd zijn diverse plastic-industrieën geïnteresseerd ge raakt in dit nieuwe plastic product. Ook een Nederlandse industrie, de N. V. Paturi, Technische Industrie te Breda, heeft zich op de vervaardi ging van deze vesten geworpen en zij is er in geslaagd daarbij een eigen fabricage-methode te ontwikkelen. Het door haar geproduceerde vest is aan zware proeven onderworpen en het heeft deze test - korte afstand schoten uit een Tommy gun - glans rijk doorstaan. De kogels werden ge smoord en „geplet" in het plastic- vest, zodat een kogel van 9 mm on geveer de helft van haar lengte ver loor. De dagbladpers heeft gemeld, dat al belangrijke orders bij deze indus trie zijn geplaatst. Dit is niet alleen te danken aan de kwaliteit van het Bredase product, maar ook aan de prijs, waarmee royaal geconcurreerd wordt met bui tenlandse producenten. Zo is het harnas in eer hersteld en een Nederlandse industrie geniet de eer daaraan mee te kunnen werken door een gelukkige combinatie van vakmanschap én koopmanschap. Dr. A. E. SCHOUTEN Toen bad ik £TR zijn van die woorden in de bijbel die we heel vaak gelezen hebben zonder dat ze ons opvielen. En dan ineens z i e n we ze. Zo is het misschien ook met de opmerking tussen het verhaal dat ons in Nehemia 2 gedaan wordt: toen bad ik tot de God des hemels (vers 4). Nehemia heejt gehoord van de de solate toestand in Jeruzalem, 't Heejt hem erg pijn gedaan en hij loopt er al een poos over te piekeren, hoe hij het koning Artaxerxes moet zeggen. Het is niet zo eenvoudig om een nogal luimig Oosters despoot als deze ko ning is, om een gunst te vragen. Maar als Nehemia een keer dienst heeft aan het hoj en hij deze keer blijkbaar geen moeite doet een vrolijk gezicht te zetten en de koning (dat gebeurde ook niet iedere dag met iedere dienaar) aandacht voor hem heeft, geeft God hem gelegenheid met z(jn zorgen voor de dag t& komen. Hij vertelt de koning er 't een en ander van en als deze dan vraagt wat zijn verzoek is, staat er, vóór Nehemia antwoordttoen bad ik tot de God des hemels Iets dergelijks lezen we vaker in dit boekje. Deze man, die toch ver bazend veel verzet heeft en heus wel wat aan kon, had daar blijkbaar behoefte aan. aan zo'n stil gebed, een schietgebedje". Hij staat hier voor de koning en van dit onderhoud, waarop hij maan den gewacht heeft, hangt heel veel af voor z\jn volk. Nehemia voelt zijn verantwoorde lijkheid en daarom bidt hij, onge merkt, vóór hij de koning antwoordt. Wel was Nehemia niet de man van alleen zulke snelle, stille gebeden. Hij leefde dicht by God; z"n leven was een biddend leven, zoals Paulus dal bedoelt te zeggen met z!n: bidt zon der ophouden. In zo'n leven past het korte gebed, het schietgebed en daarin heeft het alleen waarde. Want als wc niet anders dan zulke snelle gebeden kennen, dan kan dat al een bewijs zijn van verschrompeling van ons ge bedsleven. Maar zoals bij Nehemia is het goed. Dan is zo'n gebed bewijs, dat wc God in alles erkennen en niets zonder Hem willen doen. Voor zo'n gebed behoeven we niet extra te gaan zitten, hoeven we geen stilte voor te vragen, hoeven we geen tijd te hebben, 't Kan onder ons werk door, zo maar in een gesprek, waarin het er even op aankomt. Er zijn allerlei situaties in ons leven dat we in zo'n stil, kort gebed Gods hulp, raad, kracht moeten vragen. We kunnen zomaar ineens in gevaar zijn, acuut, lichamelijk of geestelijk. Er kan een verzoeking zijn'in een of andere vorm en we moeten, ineens beslissen, iets antwoorden, iets doen. We weten er allemaal wel van in ons leven, denk ik: situaties waarin van ons woord, van onze daad, onze reactie veel afhangt. En als we zo biddend leven, wil God ook het schietgebedje genadig verhoren. Nehemia heeft dit duidelijk onder vonden. Na hem hebben velen het ervaren in hun leven. Als we een juist antwoord hebben gegeven of een goede beslis sing hebben genomen, zoals soms ach teraf blijkt, hoewel we er toen geen tijd voor hadden om er lang over na te denken, dan danken we God des te hartelijker als we weten, dat het een verhoring was van zo'n kort, stil gebed als van Nehemia. ZONDAGSBLAD 16 OCTOBER 1954 HEEL VEEL SCHOONS IS IN DRENTHE TE GENIETEN Mora en fauna nog rijk vertegenwoordigd HEIDE, schapen en plaggenhutten dat was het oude beeld van Drenthe, de Olde Lantschap. Maar dat is een beeld uit het verleden, want wel zijn ep nog heel wat heide velden in deze provincie, wel zwerft de scheper hier en daar nog rond met de witgewolde kudde, maar het nieuwe beeld van Drenthe is toch heel anders. In de laatste tien, vijftien jaar is er heel wat veranderd: de heidevel den werden herschapen in korenvel den en bossen, de schepers zitten thuis te breien en denken aan de da gen van Olim, de plaggenhutten zijn vervangen door kleurige, roodgedaak- te boerderijen. Het staat echter vast, dat er in Drenthe nog heel veel schoons be houden is gebleven in de grote natuur monumenten en ook wel daarbuiten; het staat al evenzeer vast, dat het nodig was, dat dit land ontgonnen werd, maar het is de vraag of hier en daar die ontginningen niet met groter zorgvuldigheid ten aanzien van het natuurschoon hadden moeten ge schieden. OP grond van de jongste geografi sche, geologische en botanische onderzoekingen, die voornamelijk in Z.O.-Drenthe verricht werden, staat vast, dat geheel Drenthe voordat de veenvorming er een aanvang nam, een boomsteppe-landschap was. De resten der bomen, die aan de basis van het veen voorkomen, de zg. zandstobben, bewijzen dat. Het was vooral dennen- en berkenhout, dat op de uitgestrekte dorre zandvlakten voor enige afwisseling zorgde. Op grond van de toenmalige begroeiing moet het klimaat droog en koud ge weest zijn. Na deze berken- en dennenperiode werd de bodem steeds vochtiger, ten gevolge van het hoger worden van de grondwaterspiegel. De oorspronkelijke vegetatie ging daardoor ten gronde. Er begon een periode met moeras- veenvojyning en op de resten dei- vroegere vegetatie ontwikkelde zich het zg. dargveen. De moerassen droogden later weer uit en er kwam op het moerasveen opnieuw een bos- vegetatie tot ontwikkeling. nog weinig verweerde, jongere mos veen of grauwveen, er onder het oude re mosveen. De grauwveenlaag werd eveneens in een vochtig klimaat ge vormd, waarin ook de beuk haar grootste uitbreiding verkreeg (beu kenperiode). Uit deze samenvatting blijkt wel, dat de veenstudie van zeer veel be lang is geworden voor de geschiede nis van de bossen en het vaststellen van de klimaatveranderingen sedert de ijstijd, die a.h.w. in de bouw van het veen weerspiegeld worden. DE bodem van de heide of Van de op vroegere heide ontgonnen den nenbossen vertoont vaak een zeer ty pisch reliëf, bestaande uit lange, evenwijdige ribben en gleuven. Dit zijn de resten van karresporen, die als hessenwegen bekend zijn. De studie van deze wegen is nog onvoldoende gevorderd. In het alge meen beschouwt men ze als oude han delswegen, die uit de Middeleeuwen dateren. Hun naam' zouden ze ontle nen aan de hessen, zoals de meestal Duitse voerlieden genoemd werden, die in hun grote, met vier of vijf zware hengsten bespannen wagens hun koopwaar van land tot land re- In de bodem van deze provincie vond men overblijfselen van de die renwereld, die destijds de uitgestrek te wouden van Drenthe bevolkte, o.a. kunnen als vertegenwoordigers wor den genoemd: de mammouth, waar van men kiezen vond, de oeros, waar van een gedeelte van de schedel met hoorn werd gevonden, een door de mens bewerkte geweistang van het rendier en verder geweistangen van edelherten en reeën. „Zo leefden de ren dierjagers lang, zeer lang geleden in Dren the gedurende de korte zomer. Over het zuiden van de Hondsrug trok ken ze de rendier- kudden achterna, over de hoogste gedeelten van het Oude Land schap, voorbij het tegenwoordige Emmen, Odoorn, het Ellertsveld, langs Westerbork, Hol- the, ter Horst, Lhee, Wittelte naar het Hol- tinger Zand. En voor de sneeuwstormen kwa men, reisden ze terug elk jaar opnieuw naar hun vaste verblij ven in de middelge bergten van Zuid-West- falen, waar ze in de kalkrotsen bij Iserlohn de winter doorbrach ten Aldus schrijft G. H. Voerman aan het slot van zijn schets „Rendier- jagers in Havelte". DAT de flora en fauna talrijke ver anderingen heeft moeten onder gaan, blijkt b.v. als men in de „"Te genwoordige Staat van het Landschap Drenthe" leest: „In vroegere eeuwen heeft het in dit gewest niet ontbroken aan beren, herten, wilde zwijnen, wilde geiten en vele andere soortgelijke wilde dieren. Nog heden ziet men er, nu en dan. wilde zwijnen, reeën en wolven. Niet lang nochtans laat men er deze scha delijke schepselen ongemoeid. Zo ras De edele Pamassia. men ze ontdekt heeft, wordt er jacht op gemaakt en velt men ze neder". De laatste wolvenjacht werd in Sep tember 1772 gehouden. Aan flora, vindt men er heden ten dage nog: de Zweedse kornoelje, een ijstijdrelict; de edele parnassia. slan genwortel, veel soorten orchideeën, dalkruid, streepzaad, hop, eik- en mannetjesvaren, merkwaardige lage re flora, struik-, dop- en kraaiheide- vegetatie. Echter wordt ook soms hei aangetroffen, die in November wer kelijk nog in volle bloei staat, ja zelfs knoppen vertoont, zodat het hoogtepunt nog komen moet (Voor vervolg pag. 6) Geval zonder eind (XIV) Uit de VOLKSWIJK Het waren evenwel niet meer uit sluitend berken en dennen, die de be groeiing vormden; daarnaast traden als leidende boomsoorten vooral el zen en hazelaars op, zoals o.m. door het stuifmeelonderzoek werd vastge steld. De veenlaag, waarin de hout- resten dezer bomen voorkomen, wordt woudveenlaag of stobbenhorizon ge noemd. De bomen vielen en bleven liggen zoals ze op de huidige dag ge vonden worden, met de kruinen ge richt naar het Zuid-Oosten. Op deze woudveenlaag ligt de dikke en donkerbruine tot zwarte oudere mosveen of zwartveenlaag. Zij be staat in hoofdzaak uit veenmos, heide en wolgras. Deze veenlaag ontstond in tegenstelling met de vorige, die gevormd werd tijdens een droog en warm klimaat, in een zeer vochtig en minder warm klimaat, waarin voor al de eikenbossen over Europa een grote uitbreiding verkregen (eikenpe- Deze vochtige periode werd weer gevolgd door een tijd, waarin de ve nen uitdroogden en er voor het veen- mos geen gunstige levensvoorwaar den meer bestonden. In plaats van mosveen ontstond heide-, wolgras- of woudveen. De veenvormingen, die het zwartvecn naar boven afsluiten en meestal een geringe dikte hebben, worden als grensveen aangeduid, omdat dit twee veenlagen van elkaar scheidt. Er op ligt nl. het lichtbruine J}AAR zit dan dat kermende Sjaantje haar leed uit te snik-, ken tegen de sociale werkster en verlangt op staande voet hulp, raad en vijftig gulden terwijl ze nog zo kort geleden zelfs de uitge stoken vriendenhand iveigerde. Het kan verkeren, merkte Breeroo reeds op! Nu is één van de voornaamste voorwaarden van alle volkswijkar- beid dat men nooit haatdragend! zal wezen. Wie lange tenen heeft, is hier ten enenmale tot werken on bekwaam. Wie niet bereid is om onmiddellijk zijn linkerwang te laten behandelen, zo men hem op de rechter sloeg, kan beter thuis blij ven. Rancune en ressentiment kun nen nimmer in de woordenboeken van deze maatschappelijke werkers en werksters voorkomen. Dat is niet zo eenvoudig, toegegeven! Christenleven is dat trouwens nim mer. Maar in dit geval bestaat er nog een bij-omstandigheid, die een dergelijke noodzakelijke gemoeds rust stimuleert. Men begrijpt de aangedane onvriendelijkheden zo gemakkelijk. Men kan ze niet eens rangschikken onder het hoofd ..on heuse bejegening" om over ..bele- diging" maar totaal te zwijgen. Immers, deze mensen leven bij het moment, bij de ongeremde in gevingen des harten. Daarover kan men geen moraliserende oordelen vellen; men kan niet spreken van ondeugd of deugd. Men mag hier geen normen gaan aanleggen van het burgerlijke leven, waar men gemakkelijker zijn diepste gedach ten verbergt. De volkswijk komt om hulp als ze deze behoeft en blijft weg als ze u niet nodig heeft. De burgermaatschappij heeft van jongsafaan geleerd om dankbaar heid te blijven betrachten. Mis schien meent ze deze niet eens ül- tijd; ja, mogelijk huichelt ze der gelijke gevoelens slechts. Het voor deel daarvan is dat de omgang er vlotter door blijft; het nadeel dat men elkaar niet wezenlijk kent. In de volkswijk zullen aantrekking en afstoting elkander geregeld afwis selen, maar de menselijke psyche laat zich lezen als een open boek. Het w Sjaantje om hulp te doen; alleen maar om een directe volle dige hulp; aan een diepere relatie van mens tot mens heeft ze vol strekt geen behoefte. Ze ligt van daag in de rivier te drijven en teil er uit opgevist worden om morgen weer haar eigen weggetje te kun nen- vervolgen. Zó staan die zaken! De sociale werkster doorziet dit volledig. Ondertussen betekent dit door zien van een geval niet tevens dat zij daar vrede mee heeft. Niemand wordt geholpen, als er enkel iets genezen en niets voorkomen wordt. Het is lofwaardig om de drenke ling uit het water te trekken, maar als men beseft dat hij er over een uur wéér in zal tuifhelen, kan men hiermede niet volstaan. Alleen, hoe krijg je Sjaantjes en Sjaarlies ertoe om zich uit te leveren aan een meer durende zorg? In elk ge val, dat moet geprobeerd worden en daarom antwoordt zij zoals ze dioet. „Ja Sjaantje, ddar vraag je ons wat Vijftiggulden zo opeens en dan elke maand opnieuw Daar moeten we toch eerst eens goed over praten. Hoeveel verdient je man nu eigenlijk precies?" „Goed, geen bakker dus. Maar de melkboer?" Daarover tvebt Sjaan geen bij- zonderheden. Er zijn vele melk- winkels in de wijde omtrek en vele melkrijders doorkruisen deze stra- ten. Het kan best wezen dat er hier en daar nog iets gedokt zal inoefen worden, maar dat behoort tot het terrein der hogere wiskun- „Gek, als je eenmaal aan 't rekenen slaat, blijken er overal tekorten te bestaan „Niks, niks dat is wel heel weinig. Hij is dus ziek. Nou, dan kunnen jullie toch aanspraak ma ken op ziekengeld. Of nee, want hij tvas zelfstandig! Nu. dan moe ten we eens zien of Sociale Zaken je helpen wil. Dan kun je dus met je gezinnetje rekenen op zoveel gulden per weekEn hoeveel schuld heb je nu precies? Je afbe taling eerst, en dan wat er hier en daar nog staat bij de bakker „De bakker is onbetaald", Sjaan tje zegt het gloriërend en alsof daarmee alle problemen ryn opge- de. ..Ja", vindt de sociale werkster, „Maar als we niet weten waar we aan toe zijn, kunnen we er eigen lijk ook niet aan beginnen, vind je niet?" Dat ligt minder prettig, proeft Sjaantje en ze belijdt opeens dat er bij al die melkinrichtingen sa men toch wel een achterstand zal wezen van een gulden of twintig. En nu de juffrouw het er over heeft, óók de groentelieden hebben enige openstaande vorderingen, om nog maar te zwijgen van de kolen, die niet alleen niet in huis zijn maar voor wat betreft twee voorgaande leveranties eveneens onbetaald. Het wordt een langdurig ge sprek. Geen moedgevend gesprek. Gek, als je eenmaal aan het reke nen slaat, blijken er overal tekor ten te bestaan. Men zou geruster leven als men nimmer cijferde of begrootte. Deze stelling kan wijk- predikant trouwens ten diepste on derschrijven: het is geen kleinig heid om per jaar zestigduizend gulden nodig te hebben, waarvan een zeer groot gedeelte uit totaal onverwachte hoekjes en gaatjes, girorekeningen en beurzen moet komen opdagen. Maar elk verant woordelijkheidsbesef eist toch der gelijke rekeningen en berekenin gen. Zelfs als men er slapeloze nachten door zal krijgen. Als het gesprek ten einde is, staan Sjaantje en de sociale werk ster voor een déficit van 804, aan afbetalingsplichten en f 137, aan achterstallige posten. Bij een eventueel faillissement zou de eer ste en laatste uitkeringslijst 0% aanwijzen. Bij een volledige terug gave van de goederen op af beta! ng blijft er dat tekort van 137, plus een noodzakelijk bedrag voor her-installatie des gezins. En wat weegt zwaarder: een pond veren of een pond lood? Hulp tot hand having van het bestaande meubi lair of hulp tot verwervina van ander dito dito? En terwijl Sjaantje opgewekter wegwandelt, zucht de sociale werkster en pakt de telefoon. Eens zien wat er te bereiken valt WIJKPREDIKANT

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 7