He, HARNAS
Wandeling langs de Hondsrug
4
ZONDAGSBLAD 16 OCTOBER 1954
in ere hersteld
Voor maliënkolder kwam plastic-vest
Nederlandse industrie werkte daaraan mee
IN vroegere eeuwen, toen de attri
buten van het krijgsmanschap
uitsluitend of hoofdzakelijk bestonden
uit slag- en stootwapenen, boden har
nas en maliënkolder voldoende be
scherming tegen de aanvallen van de
opdringende vijand.
En ook de snelle pijlen van vaar
dige schutters ketsten af op de me
talen bescherming van de volle wa
penrusting.
Maar sinds de door explosiekrach
ten voortgedreven projectielen in ge
bruik gekomen zijn, is de defensieve
betekenis van harnas en maliënkol
der geleidelijk gereduceerd tot nul
komma nul. En zo staan ze nu nog
slechts in de musea als stille getui
gen van een roemrijk verleden, waar
in de glans van des ridders metalen
harnas even imposant was als de
stijgering van zijn trappelend paard.
Tegenover het voordeel van een re
delijke bescherming had die metalen
pantsering van de krijgsman in vroe
ger eeuwen toch wel het ernstig be
zwaar van een enorme belemmering
van de bewegingsmogelijkheden.
Kortom de gevechtswaarde
van de soldaat werd er belangrijk
door verminderd. Dat was David zich
al bewust toen hij bij zijn strijd tegen
Goliath het harnas van Koning Saul
afwierp, hoewel hij daarin stellig
niet in de eerste plaats geleid werd
door strategische overwegingen. Da
vid was hier méér geloofsheld dan
soldaat.
IN de moderne oorlog is opnieuw
de vraag gesteld of het geen zin
zou hebben door metalen pantsering
de soldaat te beschermen tegen de
gevaren van scherven en kleine pro
jectielen. Deze vraag was gebaseerd
op de waarneming uit de laatste oor
log, dat het hoogste percentage der
verliezen aan manschappen (doden
én gewonden) inderdaad moet wor
den toegeschreven aan het effect van
kleine kogels en van scherven.
Elke poging om hier een oplossing
te vinden door in of over de uniform
metalen bescherming van afdoende
zekerheid aan te brengen is afge
stuit op het onoverkomenlijke be
zwaar: de metalen platen zouden zó
dik en zó zwaar moeten worden, dat
de gevechtswaarde van de soldaat er
beduidend door verminderd zou wor
den. En dan zou hier het middel er
ger zijn dan de kwaal.
TNMIDDELS heeft men het zoeken
A naar een oplossing voor het bo
vengenoemde probleem niet opgege
ven en zowel de overheid als diverse
industriëlen hebben in Amerika gro
te bedragen beschikbaar gesteld om
een grondig wetenschappelijk experi
mentele bewerking van dit vraag
stuk te bekostigen.
Welnu, deze research is met ecla
tant succas bekroond en de oplossing
van het aangesneden probleem kwam
uit de hoek, waaruit al zo veel ver
rassende vindingen in de laatste ja
ren de weg van het laboratorium
naar de markt hebben gevonden: de
hoek der plastic-industrie.
De plastics of plastica zijn de won
derstoffen der laatste tien jaren en
in menige industrie spelen ze een
rol van nog steeds groeiende beteke
nis. In de textiel-industrie winnen ny
lon, orlon, dynel en teryleen jaarlijks
aan afzet, in de verfindustrie zijn de
plastics onmisbare lakgrondstoffen
ZO WAS 'T EENS: De in 't harnas gt
als aanvoerder
geworden, chirurgen en tandartsen
gebruiken prothesen van plastic en
zo zijn er nog veel gebieden te noe
men, waarin de plastics vroegere ma
terialen vervangen of nieuwe tech
nische mogelijkheden realiseren.
In de oorlog heeft de vliegtuigin
dustrie al op grote schaal plastic
vliegtuigkappen gemaakt van on
breekbaar doorzichtig materiaal.
En nu is na langdurig speurwerk
de oorlogsindustrie een nieu^r plas
tic product rijker geworden: het
kogelvrije vest.
HET kogelvrije vest.
Het moderne harnas.
Het gaat hier om de toepassing
van z.g. gelaagde materia
len of gelamineerde mate-
Dit zijn plastic materialen, die be
staan uit enkele lagen van een vel-
vormige vulstof, die geïmpregneerd
zijn met een plastic, waarna het ge
heel bij hoge temperatuur en druk
tot een compacte plaat wordt samen
geperst.
Men kan b.v. een aantal lagen van
een bepaald weefsel, papier-, tex
tiel- of ook glas- of nylonweefsel, op
elkaar leggen, daarna impregneren
met een oplossing van een plastic,
b.v. van een phenolhars of een
ureum-formaldehyde hars in alcohol.
Na verdampen van de alcohol kit
de plastic-hars de weefsellagen aan
elkaar en door het naharden bij hoge
temperatuur en onder druk krijgt
men dan een gelaagd, gelamineerd,
rtoken Stadhouder-Koning Willem III,
'an zijn troepen.
product van enorme sterkte. De hier
toegepaste temperaturen en drukken
zijn b.v. 130 - 150 gr. C en 100 - 150
atmosferen. Zo heeft men voor vele
toepassingen gelamineerde plastic
materialen van enorme hardheid en
onaantastbaarheid gemaakt, zowel
platen als pijpen (buizen).
Voor de kogelvrije vesten heeft
men een uiterst soepel materiaal ver
kregen door verschillende lagen glas
weefsel betrekkelijk losjes op elkaar
te bevestigen door middel van plas
tic. Hier worden dus niet zulke har
de platen geperst, maar een los ge
laagd, soepel plastic materiaal ge
maakt en dit Vvordt in juiste pasvorm
ingenaaid in een nylon-vest.
Glasweefsel wordt- van zeer fijne
f;lasdraden gemaakt ep vormt een
icht en sterk materiaal. Bij proe
ven met het gelamineerde plastic
glasvezel-materiaal is gebleken dat
kogels en scherven hierin zó inten
sief afgeremd worden dat ze veelal
in het weefsel smoren en tot stil
stand komen. Ze moeten a.h.w. van
laag tot laag door het gelamineerde
weefsel heenbreken en dat geeft een
zo sterke afremming dat ze er vrij
wel niet door heen komen.
NADAT in Amerika het onderzoek
ter vervaardiging van deze ko
gelvrije vesten tot een alleszins be
vredigend resultaat had geleid, ging
men over tot de technische produc
tie van deze vesten en in Korea werd
„de proef op de som genomen".
Inderdaad bleken deze vesten in de
harde werkelijkheid der krijgsver
richtingen geheel aan hun bestem
ming te beantwoorden. Menig Korea-
strijder is door deze vesten beveiligd
voor al of niet dodelijke verwonding.
Het spreekt vanzelf, dat dit succes
in sterke mate over heel de wereld
de belangstelling van legerautoritei-
ten voor deze uitvinding heeft ge
wekt. En tegelijkertijd zijn diverse
plastic-industrieën geïnteresseerd ge
raakt in dit nieuwe plastic product.
Ook een Nederlandse industrie, de
N. V. Paturi, Technische Industrie te
Breda, heeft zich op de vervaardi
ging van deze vesten geworpen en zij
is er in geslaagd daarbij een eigen
fabricage-methode te ontwikkelen.
Het door haar geproduceerde vest is
aan zware proeven onderworpen en
het heeft deze test - korte afstand
schoten uit een Tommy gun - glans
rijk doorstaan. De kogels werden ge
smoord en „geplet" in het plastic-
vest, zodat een kogel van 9 mm on
geveer de helft van haar lengte ver
loor.
De dagbladpers heeft gemeld, dat
al belangrijke orders bij deze indus
trie zijn geplaatst.
Dit is niet alleen te danken aan de
kwaliteit van het Bredase product,
maar ook aan de prijs, waarmee
royaal geconcurreerd wordt met bui
tenlandse producenten.
Zo is het harnas in eer hersteld en
een Nederlandse industrie geniet de
eer daaraan mee te kunnen werken
door een gelukkige combinatie van
vakmanschap én koopmanschap.
Dr. A. E. SCHOUTEN
Toen bad ik
£TR zijn van die woorden in de bijbel
die we heel vaak gelezen hebben
zonder dat ze ons opvielen. En dan
ineens z i e n we ze.
Zo is het misschien ook met de
opmerking tussen het verhaal dat ons
in Nehemia 2 gedaan wordt: toen bad
ik tot de God des hemels (vers 4).
Nehemia heejt gehoord van de de
solate toestand in Jeruzalem, 't Heejt
hem erg pijn gedaan en hij loopt er
al een poos over te piekeren, hoe hij
het koning Artaxerxes moet zeggen.
Het is niet zo eenvoudig om een nogal
luimig Oosters despoot als deze ko
ning is, om een gunst te vragen.
Maar als Nehemia een keer dienst
heeft aan het hoj en hij deze keer
blijkbaar geen moeite doet een vrolijk
gezicht te zetten en de koning (dat
gebeurde ook niet iedere dag met
iedere dienaar) aandacht voor hem
heeft, geeft God hem gelegenheid met
z(jn zorgen voor de dag t& komen.
Hij vertelt de koning er 't een en
ander van en als deze dan vraagt wat
zijn verzoek is, staat er, vóór Nehemia
antwoordttoen bad ik tot de God des
hemels
Iets dergelijks lezen we vaker in
dit boekje. Deze man, die toch ver
bazend veel verzet heeft en heus wel
wat aan kon, had daar blijkbaar
behoefte aan. aan zo'n stil gebed, een
schietgebedje".
Hij staat hier voor de koning en
van dit onderhoud, waarop hij maan
den gewacht heeft, hangt heel veel
af voor z\jn volk.
Nehemia voelt zijn verantwoorde
lijkheid en daarom bidt hij, onge
merkt, vóór hij de koning antwoordt.
Wel was Nehemia niet de man van
alleen zulke snelle, stille gebeden. Hij
leefde dicht by God; z"n leven was
een biddend leven, zoals Paulus dal
bedoelt te zeggen met z!n: bidt zon
der ophouden. In zo'n leven past het
korte gebed, het schietgebed en daarin
heeft het alleen waarde. Want als wc
niet anders dan zulke snelle gebeden
kennen, dan kan dat al een bewijs
zijn van verschrompeling van ons ge
bedsleven. Maar zoals bij Nehemia is
het goed. Dan is zo'n gebed bewijs,
dat wc God in alles erkennen en niets
zonder Hem willen doen.
Voor zo'n gebed behoeven we niet
extra te gaan zitten, hoeven we geen
stilte voor te vragen, hoeven we geen
tijd te hebben, 't Kan onder ons werk
door, zo maar in een gesprek, waarin
het er even op aankomt.
Er zijn allerlei situaties in ons leven
dat we in zo'n stil, kort gebed Gods
hulp, raad, kracht moeten vragen. We
kunnen zomaar ineens in gevaar zijn,
acuut, lichamelijk of geestelijk. Er kan
een verzoeking zijn'in een of andere
vorm en we moeten, ineens beslissen,
iets antwoorden, iets doen. We weten
er allemaal wel van in ons leven,
denk ik: situaties waarin van ons
woord, van onze daad, onze reactie
veel afhangt.
En als we zo biddend leven, wil
God ook het schietgebedje genadig
verhoren.
Nehemia heeft dit duidelijk onder
vonden.
Na hem hebben velen het ervaren in
hun leven. Als we een juist antwoord
hebben gegeven of een goede beslis
sing hebben genomen, zoals soms ach
teraf blijkt, hoewel we er toen geen
tijd voor hadden om er lang over na
te denken, dan danken we God des
te hartelijker als we weten, dat het
een verhoring was van zo'n kort, stil
gebed als van Nehemia.
ZONDAGSBLAD 16 OCTOBER 1954
HEEL VEEL SCHOONS IS IN DRENTHE TE GENIETEN
Mora en fauna nog rijk vertegenwoordigd
HEIDE, schapen en plaggenhutten
dat was het oude beeld van
Drenthe, de Olde Lantschap. Maar
dat is een beeld uit het verleden,
want wel zijn ep nog heel wat heide
velden in deze provincie, wel zwerft
de scheper hier en daar nog rond
met de witgewolde kudde, maar het
nieuwe beeld van Drenthe is toch heel
anders.
In de laatste tien, vijftien jaar is
er heel wat veranderd: de heidevel
den werden herschapen in korenvel
den en bossen, de schepers zitten
thuis te breien en denken aan de da
gen van Olim, de plaggenhutten zijn
vervangen door kleurige, roodgedaak-
te boerderijen.
Het staat echter vast, dat er in
Drenthe nog heel veel schoons be
houden is gebleven in de grote natuur
monumenten en ook wel daarbuiten;
het staat al evenzeer vast, dat het
nodig was, dat dit land ontgonnen
werd, maar het is de vraag of hier
en daar die ontginningen niet met
groter zorgvuldigheid ten aanzien van
het natuurschoon hadden moeten ge
schieden.
OP grond van de jongste geografi
sche, geologische en botanische
onderzoekingen, die voornamelijk in
Z.O.-Drenthe verricht werden, staat
vast, dat geheel Drenthe voordat de
veenvorming er een aanvang nam,
een boomsteppe-landschap was. De
resten der bomen, die aan de basis
van het veen voorkomen, de zg.
zandstobben, bewijzen dat. Het was
vooral dennen- en berkenhout, dat op
de uitgestrekte dorre zandvlakten
voor enige afwisseling zorgde. Op
grond van de toenmalige begroeiing
moet het klimaat droog en koud ge
weest zijn.
Na deze berken- en dennenperiode
werd de bodem steeds vochtiger, ten
gevolge van het hoger worden van de
grondwaterspiegel. De oorspronkelijke
vegetatie ging daardoor ten gronde.
Er begon een periode met moeras-
veenvojyning en op de resten dei-
vroegere vegetatie ontwikkelde zich
het zg. dargveen. De moerassen
droogden later weer uit en er kwam
op het moerasveen opnieuw een bos-
vegetatie tot ontwikkeling.
nog weinig verweerde, jongere mos
veen of grauwveen, er onder het oude
re mosveen. De grauwveenlaag werd
eveneens in een vochtig klimaat ge
vormd, waarin ook de beuk haar
grootste uitbreiding verkreeg (beu
kenperiode).
Uit deze samenvatting blijkt wel,
dat de veenstudie van zeer veel be
lang is geworden voor de geschiede
nis van de bossen en het vaststellen
van de klimaatveranderingen sedert
de ijstijd, die a.h.w. in de bouw van
het veen weerspiegeld worden.
DE bodem van de heide of Van de
op vroegere heide ontgonnen den
nenbossen vertoont vaak een zeer ty
pisch reliëf, bestaande uit lange,
evenwijdige ribben en gleuven. Dit
zijn de resten van karresporen, die
als hessenwegen bekend zijn.
De studie van deze wegen is nog
onvoldoende gevorderd. In het alge
meen beschouwt men ze als oude han
delswegen, die uit de Middeleeuwen
dateren. Hun naam' zouden ze ontle
nen aan de hessen, zoals de meestal
Duitse voerlieden genoemd werden,
die in hun grote, met vier of vijf
zware hengsten bespannen wagens
hun koopwaar van land tot land re-
In de bodem van deze provincie
vond men overblijfselen van de die
renwereld, die destijds de uitgestrek
te wouden van Drenthe bevolkte, o.a.
kunnen als vertegenwoordigers wor
den genoemd: de mammouth, waar
van men kiezen vond, de oeros, waar
van een gedeelte van de schedel met
hoorn werd gevonden, een door de
mens bewerkte geweistang van het
rendier en verder geweistangen van
edelherten en reeën.
„Zo leefden de ren
dierjagers lang, zeer
lang geleden in Dren
the gedurende de korte
zomer. Over het zuiden
van de Hondsrug trok
ken ze de rendier-
kudden achterna, over
de hoogste gedeelten
van het Oude Land
schap, voorbij het
tegenwoordige Emmen,
Odoorn, het Ellertsveld,
langs Westerbork, Hol-
the, ter Horst, Lhee,
Wittelte naar het Hol-
tinger Zand. En voor
de sneeuwstormen kwa
men, reisden ze terug
elk jaar opnieuw
naar hun vaste verblij
ven in de middelge
bergten van Zuid-West-
falen, waar ze in de
kalkrotsen bij Iserlohn
de winter doorbrach
ten Aldus schrijft G. H. Voerman
aan het slot van zijn schets „Rendier-
jagers in Havelte".
DAT de flora en fauna talrijke ver
anderingen heeft moeten onder
gaan, blijkt b.v. als men in de „"Te
genwoordige Staat van het Landschap
Drenthe" leest:
„In vroegere eeuwen heeft het in
dit gewest niet ontbroken aan beren,
herten, wilde zwijnen, wilde geiten en
vele andere soortgelijke wilde dieren.
Nog heden ziet men er, nu en dan.
wilde zwijnen, reeën en wolven. Niet
lang nochtans laat men er deze scha
delijke schepselen ongemoeid. Zo ras
De edele Pamassia.
men ze ontdekt heeft, wordt er jacht
op gemaakt en velt men ze neder".
De laatste wolvenjacht werd in Sep
tember 1772 gehouden.
Aan flora, vindt men er heden ten
dage nog: de Zweedse kornoelje, een
ijstijdrelict; de edele parnassia. slan
genwortel, veel soorten orchideeën,
dalkruid, streepzaad, hop, eik- en
mannetjesvaren, merkwaardige lage
re flora, struik-, dop- en kraaiheide-
vegetatie. Echter wordt ook soms hei
aangetroffen, die in November wer
kelijk nog in volle bloei staat, ja
zelfs knoppen vertoont, zodat het
hoogtepunt nog komen moet
(Voor vervolg pag. 6)
Geval zonder eind (XIV)
Uit de
VOLKSWIJK
Het waren evenwel niet meer uit
sluitend berken en dennen, die de be
groeiing vormden; daarnaast traden
als leidende boomsoorten vooral el
zen en hazelaars op, zoals o.m. door
het stuifmeelonderzoek werd vastge
steld. De veenlaag, waarin de hout-
resten dezer bomen voorkomen, wordt
woudveenlaag of stobbenhorizon ge
noemd. De bomen vielen en bleven
liggen zoals ze op de huidige dag ge
vonden worden, met de kruinen ge
richt naar het Zuid-Oosten.
Op deze woudveenlaag ligt de dikke
en donkerbruine tot zwarte oudere
mosveen of zwartveenlaag. Zij be
staat in hoofdzaak uit veenmos, heide
en wolgras. Deze veenlaag ontstond
in tegenstelling met de vorige, die
gevormd werd tijdens een droog en
warm klimaat, in een zeer vochtig en
minder warm klimaat, waarin voor
al de eikenbossen over Europa een
grote uitbreiding verkregen (eikenpe-
Deze vochtige periode werd weer
gevolgd door een tijd, waarin de ve
nen uitdroogden en er voor het veen-
mos geen gunstige levensvoorwaar
den meer bestonden. In plaats van
mosveen ontstond heide-, wolgras- of
woudveen. De veenvormingen, die het
zwartvecn naar boven afsluiten en
meestal een geringe dikte hebben,
worden als grensveen aangeduid,
omdat dit twee veenlagen van elkaar
scheidt. Er op ligt nl. het lichtbruine
J}AAR zit dan dat kermende
Sjaantje haar leed uit te snik-,
ken tegen de sociale werkster en
verlangt op staande voet hulp,
raad en vijftig gulden terwijl ze
nog zo kort geleden zelfs de uitge
stoken vriendenhand iveigerde. Het
kan verkeren, merkte Breeroo
reeds op!
Nu is één van de voornaamste
voorwaarden van alle volkswijkar-
beid dat men nooit haatdragend!
zal wezen. Wie lange tenen heeft,
is hier ten enenmale tot werken on
bekwaam. Wie niet bereid is om
onmiddellijk zijn linkerwang te laten
behandelen, zo men hem op de
rechter sloeg, kan beter thuis blij
ven. Rancune en ressentiment kun
nen nimmer in de woordenboeken
van deze maatschappelijke werkers
en werksters voorkomen. Dat is
niet zo eenvoudig, toegegeven!
Christenleven is dat trouwens nim
mer. Maar in dit geval bestaat er
nog een bij-omstandigheid, die een
dergelijke noodzakelijke gemoeds
rust stimuleert. Men begrijpt de
aangedane onvriendelijkheden zo
gemakkelijk. Men kan ze niet eens
rangschikken onder het hoofd ..on
heuse bejegening" om over ..bele-
diging" maar totaal te zwijgen.
Immers, deze mensen leven bij
het moment, bij de ongeremde in
gevingen des harten. Daarover kan
men geen moraliserende oordelen
vellen; men kan niet spreken van
ondeugd of deugd. Men mag hier
geen normen gaan aanleggen van
het burgerlijke leven, waar men
gemakkelijker zijn diepste gedach
ten verbergt. De volkswijk komt
om hulp als ze deze behoeft en
blijft weg als ze u niet nodig heeft.
De burgermaatschappij heeft van
jongsafaan geleerd om dankbaar
heid te blijven betrachten. Mis
schien meent ze deze niet eens ül-
tijd; ja, mogelijk huichelt ze der
gelijke gevoelens slechts. Het voor
deel daarvan is dat de omgang er
vlotter door blijft; het nadeel dat
men elkaar niet wezenlijk kent. In
de volkswijk zullen aantrekking en
afstoting elkander geregeld afwis
selen, maar de menselijke psyche
laat zich lezen als een open boek.
Het w Sjaantje om hulp te doen;
alleen maar om een directe volle
dige hulp; aan een diepere relatie
van mens tot mens heeft ze vol
strekt geen behoefte. Ze ligt van
daag in de rivier te drijven en teil
er uit opgevist worden om morgen
weer haar eigen weggetje te kun
nen- vervolgen. Zó staan die zaken!
De sociale werkster doorziet dit
volledig.
Ondertussen betekent dit door
zien van een geval niet tevens dat
zij daar vrede mee heeft. Niemand
wordt geholpen, als er enkel iets
genezen en niets voorkomen wordt.
Het is lofwaardig om de drenke
ling uit het water te trekken, maar
als men beseft dat hij er over een
uur wéér in zal tuifhelen, kan men
hiermede niet volstaan. Alleen,
hoe krijg je Sjaantjes en Sjaarlies
ertoe om zich uit te leveren aan
een meer durende zorg? In elk ge
val, dat moet geprobeerd worden
en daarom antwoordt zij zoals ze
dioet.
„Ja Sjaantje, ddar vraag je ons
wat Vijftiggulden zo opeens
en dan elke maand opnieuw
Daar moeten we toch eerst eens
goed over praten. Hoeveel verdient
je man nu eigenlijk precies?"
„Goed, geen bakker dus. Maar de
melkboer?"
Daarover tvebt Sjaan geen bij-
zonderheden. Er zijn vele melk-
winkels in de wijde omtrek en vele
melkrijders doorkruisen deze stra-
ten. Het kan best wezen dat er
hier en daar nog iets gedokt zal
inoefen worden, maar dat behoort
tot het terrein der hogere wiskun-
„Gek, als je eenmaal aan 't rekenen
slaat, blijken er overal tekorten
te bestaan
„Niks, niks dat is wel heel
weinig. Hij is dus ziek. Nou, dan
kunnen jullie toch aanspraak ma
ken op ziekengeld. Of nee, want
hij tvas zelfstandig! Nu. dan moe
ten we eens zien of Sociale Zaken
je helpen wil. Dan kun je dus met
je gezinnetje rekenen op zoveel
gulden per weekEn hoeveel
schuld heb je nu precies? Je afbe
taling eerst, en dan wat er hier
en daar nog staat bij de bakker
„De bakker is onbetaald", Sjaan
tje zegt het gloriërend en alsof
daarmee alle problemen ryn opge-
de.
..Ja", vindt de sociale werkster,
„Maar als we niet weten waar we
aan toe zijn, kunnen we er eigen
lijk ook niet aan beginnen, vind
je niet?"
Dat ligt minder prettig, proeft
Sjaantje en ze belijdt opeens dat
er bij al die melkinrichtingen sa
men toch wel een achterstand zal
wezen van een gulden of twintig.
En nu de juffrouw het er over
heeft, óók de groentelieden hebben
enige openstaande vorderingen,
om nog maar te zwijgen van de
kolen, die niet alleen niet in huis
zijn maar voor wat betreft twee
voorgaande leveranties eveneens
onbetaald.
Het wordt een langdurig ge
sprek. Geen moedgevend gesprek.
Gek, als je eenmaal aan het reke
nen slaat, blijken er overal tekor
ten te bestaan. Men zou geruster
leven als men nimmer cijferde of
begrootte. Deze stelling kan wijk-
predikant trouwens ten diepste on
derschrijven: het is geen kleinig
heid om per jaar zestigduizend
gulden nodig te hebben, waarvan
een zeer groot gedeelte uit totaal
onverwachte hoekjes en gaatjes,
girorekeningen en beurzen moet
komen opdagen. Maar elk verant
woordelijkheidsbesef eist toch der
gelijke rekeningen en berekenin
gen. Zelfs als men er slapeloze
nachten door zal krijgen.
Als het gesprek ten einde is,
staan Sjaantje en de sociale werk
ster voor een déficit van 804,
aan afbetalingsplichten en f 137,
aan achterstallige posten. Bij een
eventueel faillissement zou de eer
ste en laatste uitkeringslijst 0%
aanwijzen. Bij een volledige terug
gave van de goederen op af beta! ng
blijft er dat tekort van 137,
plus een noodzakelijk bedrag voor
her-installatie des gezins. En wat
weegt zwaarder: een pond veren
of een pond lood? Hulp tot hand
having van het bestaande meubi
lair of hulp tot verwervina van
ander dito dito?
En terwijl Sjaantje opgewekter
wegwandelt, zucht de sociale
werkster en pakt de telefoon. Eens
zien wat er te bereiken valt
WIJKPREDIKANT