CHll-WI# Eeuwig weerzien Drievoudig doodvonnis in 1806 4 ZONDAGSBLAD 2 OCTOBER 1954 ontdekt zal zAkeLijkheiö het vad eeRBieö voor het ouöe winnen? Van c Londense correspondent ZOALS gemeld is in het hartje van de Londense City, terzijde van de straat Walbrook, het fundament van een tempel uit de Romeinse tijd opgegraven. De tempel was, blijkens de vondst van een marmeren hoofd van de god Mithras, gewijd aan deze Perzische licht- en zonnegod, die zeer geliefd was bij soldaten en slaven. De fundamenten kwamen aan het licht, toen excavateurs de grond van een gebombardeerd perceel uitgroeven om de bouw van een nieuwe kantoorflat voor te bereiden. Het gebeurt wel meer, dat funda menten van vroeg-historische gebou wen worden opgegraven: archeologen verrichten dan gemeenlijk opmetingen en brengen de situatie in kaart, voor bijgangers werpen er een nieuwsgie rige blik op, zeggen: ,,Is dat nou al les" en gaan huns weegs, en men gaat over tot de orde van de dag. Hetzelfde verwachtte men van de vondst bij Walbrook. Doch het tegen deel blijkt het geval te zijn. Het begon met een onafzienbare rij van duizenden Londenaars, die allen de tempel van Mithras wilden zien en het er voor over hadden, uren lang geduldig te wachten tot het hun beurt was om voetje voor voetje langs dit stenen overblijfsel van het Ro meinse Londinium te schuifelen. (Nu we het er toch over hebben: de naam .Londen" is waarschijnlijk afgeleid van de Keltische persoons naam „Londinos", die naar vermoed wordt ..woest" of „heftig betekent.) Elke dag weer stond het zwart van de mensen. Wat zij zagen was uiter lijk niet zo veel bijzonders: een paar afgebrokkelde muren, de plaats waar kennelijk een altaar gestaan heeft en een middeleeuwse putrand. Maar het sprak tot hun verbeelding. Wat zij altijd reeds verstandelijk ge weten hadden, dat zij liepen en werk ten op de plaats waar 2000 jaar ge leden de Romeinse legionairs mar cheerden in de stad Londinium die 50.000 inwoners telde, dat kreeg in eens tastbare inhoud. Zij waren ver trouwd met de overblijfselen van de muur, die eens Londinium omspande, maar deze tempel sprak meer tot de verbeelding: de legendarische stad werd ineens bevolkt met levende men sen, die woonden en werkten en ple zier maakten en hun god aanbaden. Londen had Londinium ontdekt. Te midden van de hoge, strak-moderne kantoorgebouwen lag daar ineens het pathetisch getuigenis van een ver en grijs verleden. EN mèt de plotseling wakker gewor den belangstelling der Londenaars brak van alle kanten de aandrang los om dit pand van het verre verleden te bewaren voor het nageslacht. De eigenaars van de grond hadden er reeds spontaan in toegestemd de bouwwerkzaamheden voor twee weken op te schorten, om archeologen in de gelegenheid te stellen verdere opgra vingen te verrichten en de situatie in kaart te brengen. Dat dit genereuze aanbod voor hen een belangrijk offer betekende is duidelijk, want elke weck dat er niet gewerkt wordt kost de firma, voor wie het kantoorge bouw bestemd is, 20.000!. Maar verder dan deze concessie kon en wilde men niet gaan, natuurlijk zoals de Romeinse vliegkampschip, welks waarde in de atoomoorlog dubieus is, dan kunnen we er ook wel een paar millioen voor over hebben om deze schakel met het verleden te bewaren." In het begin scheen liet, dat de za kelijkheid het van de eerbied voor het oude zou winnen, want de minis ter van openbare werken maakte be kend, dat het niet mogelijk zou zijn over de tempelfundamenten heen te bouwen, zoals door sommigen was voorgesteld. Later werd echter bekend gemaakt dat dezelfde minister de zaak nog eens overwogen heeft, en tot de over tuiging is gekomen, dat het mogelijk is de nieuwe kantoorflat zodanig te construeren dat zij over de Mithras- tempel heen wordt gebouwd. Dit is geen eenvoudige zaak, want het gebouw zou juist zijn voornaamste steunpunt gevonden hebben op de plaats van de tempel. Nu moet het ontwerp geheel herzien worden. De kosten daarvan zullen niet minder dan 5 millioen bedragen, en deze gelden moeten dus op de een of an dere wijze gevonden worden. 117AT hield de eredienst van Mithras in? Zijn religie strekte zich uit van Babyion tot de Schotse Hoog landen en zijn tempels werden over al in het Romeinse wereldrijk gevon den. Wonderlijk genoeg geleek zijn leer enigszins op de leer van het Christendom; hij werd geboren uit een rots, en het waren herders die het eerst van zijn geboorte hoorden. Hij leerde ascetisme, onderwerping der zinnen, achtte kracht hoger dan zachtheid, bewonderde de moed, van daar dat de Romeinse soldaten hem vereerden. Nadat hij de duivel verslagen had, aldus de leer, voer Mithras ten he mel, na met zijn medewerkers het avondmaal gebruikt te hebben. Zijn eredienst ging gepaard met mysteri euze gebruiken. De leer werd fel bestreden door het Christendom. Op het altaar van de in Walbrook ontdekte tempel vond men een munt uit de tijd van Con- stantijn de Grote. Een sprekender symbool van de overwinning van het Christendom is wel nauwelijks denk baar... en zo zullen wij altijd met de Here wezen. Vermaant elkander dus met deze woorden. 1 Thess. 4:17a. 18 Zullen we elkaar daar ook herkennen? Wordt op de nieuwe aarde de gemeen schap, die we hier met elkaar genoten, ook bestendigd? Onontkoombaar stor men deze vragen op U aan, als ge U buigt over het doodsbed van Uw vrouw, als ge gaat achter de baar van oude Londinium gezegd zouden heb ben: .pecuniae causa", terwille van het geld. Want de grond ter plaatse kost niet minder dan 2500 per vier kante voet en daar de oppervlak te van de tempel 1200 vierkante voet bedraagt zou dat kleine lapje grond (110 m2) dus 3 millioen waard zijn. En zoveel in het materiële uitgedruk te liefde voor de cultuur zou van een particuliere firma toch te veel ge vraagd zijn. Maar de kranten, de Times voorop, namen er geen genoegen mee, dat een zo kostbaar cultuurreliek als de Mithrastcmpel domweg verloren zou moeten gaan als slachtoffer van de zakelijkheid. Zij herinnerden er aan, dat er dagelijks oneindig veel meer aan bewapening werd besteed, of, zo als iemand, typisch-Engcls. in de Ti mes het uitdrukte: dat lapje grond kost evenveel als een paar hoofdprij zen in de voetbalpools bij elkaar (de hoofdprijs in een voetbalpoolloterij be draagt ƒ750.000 belastingvrij!). En de Daily Mirror, met een oplaag van vier millioen exemplaren, eiste, dat de regering zou ingrijpen: ,,Als wc ƒ200 millioen kunnen uitgeven voor een Ongeveer op dezelfde plaats, waar onlangs de marmeren kop van Mithras gevonden werd, heeft men nu ook een marmeren kop ontdekt, die een jeugdige tempelbezoeker moet voorstellen. De kop tvas onbeschadigd. Uw vader, of staat bij het graf van Uw kind of vriend- Hoe verschillend is het antwoord ook en juist in de kring der gelovi gen! Dikwijls durft men met geen en kele zekerheid van een weerzien aan de andere zijde van het graf te spre ken. Geen andere troost rest dan by het verlies van een dierbare dan de berusting in de gedachte, dat God meer recht op hem heeft dan tvij. Anderen hopen vast op hereniging met hun lie ven, die in Jezus ontsliepen. Maar hun woorden verraden, dat zij in de kern niet anders tvensen dan de vertrouw de, aardse verhouding hersteld te zien. Dat blijkt bij hun eigen einde. Zij zeg gen niet: Ik ga naar Jezus! maar: ik ga naar vader of moeder! Vlak daar tegenover staan zij, die met de grootste stelligheid ontkennen, dat men elkaar weervindt in het eeu wige leven. Zou de smart om wie men in de zaligheid moest missen niet on dragelijk zijn? Zullen we daar niet zijn als de engelen Gods? Zo treurde men ook, als één uit de jonge kerk van Thessalonica door de dood werd weggerukt. Zonder hóóp! Zij, die heengingen zouden op het laatste, grote appèl bij Christus' we derkomst ontbreken. Weet U, wat het fatale in al deze 'redeneringen is? Dit is geen spreken uit het gelóóf! Want geloven is in alles van God uitgaan en op God be trokken zijn! Dat maakt Paulus' antwoord zo be vrijdend. Zie op Jezus, zegt hy. In Hem ligt Uw garantie van een eeuwig weerzien. Doorleed Hij niet de ganse straf van Uw schuldige vereenzaming? Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten! Mijn broed 'ren ben Ik vreemd, van elk onteerd. Maar zo baand' Hij U de wca om weer tot God en tot elkaar te komen Voor eeuwig! Mag het opgestaan uit zijn graf niet zyn éérste triomf kreet zijn „Maria, ga tot mijn broe ders en zeg tot hen Ik vaar op tot Mijn Vader en tot Uw Vader, tot Mijn God en tot Uw God! Zie op JezusJa, want wortelt Uw eeuwige levensgemeenschap in zyn borgtocht, zij bereikt haar volle bloei in hun wederkomst. Samen zullen de reeds ontslapen en nog levende Kinderen Gods, ge wekt door de laatste bazuin, in eén oogwenk de Komende Heer worden tegemoetgevoerd in de lucht en zó zullen w ij a 11 ij d met de Here zyn Dit evangelie is even beschamend als vertroostend. Wat zijn we nog schuldig arm! Da gelijks gaan we met elkaar om. We kennen vaak eikaars geestelijk ge zicht niet! Maar al zijt ge hier de intiemst* vrienden, al viert ge Uw gouden brui loft, al offert ge U zelf op voor Uw kind, al zijt ge nog zo goed met de buren daar blijft niets van over in de dag van Christus toekomst, indien ZONDAGSBLAD 2 OCTOBER 1954 „Aanzegging des doods" door de baljuw OP 20 Mei 1806 wend te Oudewater het doodvonnis uitgesproken over twee mannen en een vrouw wegens moord. Van de (bij de uitspraak gehouden rede door Johannes Justus Montijm, baljuw der stad en lande Oudewater, kwam ons een afschrift in handen, dat wel een zeer merkwaardig beeld geelt van de rechtspraak, die anderhalve eeuw ge leden in ons land plaats had. Merkwaardig niet alleen door het feit dat de dodelijke ernst van het door Sche penen van Oudewater gewezen vonnis aan de veroordeelden werd voorgehou den, maar inzonderheid ook. doordat in die „aanspraak" een opmerkelijke drang op hen werd uitgeoefend, om zich de omvang van him schuld tegenover God bewust te zijn en Hem om genade te smeken. Men kan zich in onze tijd moeilijk een magistraat voorstellen, die op zó bewo gen toon zijn persoonlijke gevoelens tot uiting brengt in de rechtszaal ais met deze woorden: „Voorzeker treffend is dit uur voor mij! Voor mij, die ingevolge mijn eed mii heb verplicht gezien, om uwe wan bedrijven op te sporen; u allen als de moordenaren van uw medemensen te doen bekend worden. En nu, in naam der heilige Gerechtigheid, het von nis, door de Schepenen geveld, te moe ten aanzeggen. Aan Hem, die eeuwig is en de beschikking van het lot der stervelingen in Zijn hand heeft, aan Hem alleen is het bekend, wat mijn ge voelvol hart bij deze omstandigheden heeft geleden. Het is dan ook de Godde lijke hulp. welke mij zo zichtbaar on dersteund heeft; en voorwaar, zo deze bijstand mij ontbrak, moest ik op dit ogenblik gewisselijk bezwijken bij de ernstige overweging." Nadat de baljuw de veroordeelden had herinnerd aan zijn bezoeken aan hen in de kerker, teneinde hen tot innerlijk be rouw te brengen en hen aan te sporen „om de kostelijke tijd. die nog voorban, den was. aan hun zielen voor een ander leven te besteden", sprak hij elk der dirie afzonderlijk toe: „Gij dan, Cornells Groenendaal, breng v te binnen, dat ge in uw jeugd reeds in de Christelijke Godsdienst opgevoed en bij het bloeien derwezen zijt. H< Kjdenis gedaan hebt waarin u de liefde tot God, geloof Jezus Christus en de vrede met uw evenmensen ais zovele hoofddeugden zijn geleeraard. En in hoeverre zijt gij niet van 't pad der deugd afgeweken? Sinds lange tijd verbond gij u met een misdadig rot boosdoeners, waarvan er reeds velen vóór u door het zwaard der aai, beroofdet gij met hulp van uw medestanders eenvoudige en eerlijke neringdoende lieden door behen dige kunstenarijen van hun geld? Hoe dikwijls hebt gy niet goederen gestolen, die verkocht, anderen verpand, en het daarvoor ontvangen geld in wulpsheid met uw complot verteerd? Ja, hoe boos aardig moest uw hart niet zijn, om uw medegevangene, die gij gerechtelijk er kend hebt voor het oog van God tot uwe vrouw te hebben aangenomen, niet al leen zeer verregaande te mishandelen, maar zelfs een van hare ogen door een voetschop uit het hoofd te schoppen. „Tot hiertoe had uw ondeugd echter, zo het schijnt, zich maar bepaald tot stelen. Maar nu moest men verder gaan: het geweten, dat steeds door be geerten tot eens anders goederen ver doofd wierd, moest van alle tegenstand ontwapend worden, om u zomin in het moorden van uw evenmem als in het stelen van zijn goederen te kunnen hin- Dan volgt een in bijzondorheden afda lend relaas der misdaden, eindigend ge in dit alles niet samen met de Here zijt! Met de Here! Dat is wat anders, dan dat ge wel eens met elkaar over Hem spreekt cn ttooral, wanneer het span nen gaat. Met de Here, dat is, dat ge samen van Jezus zijt, dat Zijn Woord Uw verhouding beheerst tot in het intiem ste toe, dat ge U samen Iaat mee voeren door Zijn Geest, Hem, Die is en Die was en Die komen zal, tege moet! Hoe ook van elkaar vervreemd in dit met de Here zijn vinden we elkaar weer! Om elkaar nooit meer te verliezen. Zelfs het afscheid, het t y d e l y k afscheid by het sterven, wordt tot een ander, een beter weerzien. De aardse verhouding keert wel niet weer, maar de eeuwige levensgemeen schap des geloofs, die daarin kiemde en njpte, komt door de scheiding heen tot haar volle bloei! Treur niet, maar hoop! Strijdt, zo lang ge hier nog bij elkander bent om samen te groeien in Gods gemeen schap. Zie elkaar in de ogen, %o vaak ge ieis van deze weelde beleeft en zeg het Zó zullen we eens altyd met de Here 2yn.' O, zaligheid niet af te meten, O vreugd, die alle smart verbant, Daar is de vreemd 'lingschap vergeten En wij, wij zijn in 't vaderland/ met de woorden: „Zo werd bij helder dag de man, die zich vriendschappelijk met u op reis begeven had, door u en uw vloekverwanten vermoond. Gij, Groe nendaal, gij zelf hebt hem met uw mes doorstoken; hem met behulp van ande re complicen van zijn geld en goederen beroofd, 't gemarteld lichaam in de Waal gesmeten en uw aandeel van de buit genoten." DE tweede veroordeelde was een man, die „met scharensliepen bij de weg zijn brood zocht". Hij had erkend, dat hij „met zijn vloekgenoten na de moord op eeuwigheid en dood gezworen had om nimmer van de moord te spreken noch de misdaad te erkennen". Maar, zo vervolgde de baljuw „ongelukkig mens. hoe deerliyk hebt gij gedwaald! Hoe hebt gij tegen alle hoop nog kun nen hopen? Wist gij niet, dat het on schuldig bloed van de vermoorde voor de troon van God moet stijgen, en daar voor die ontzaggelijke Rechterstoel u en uw medestanders, evenals weleer een moorder Kaïn door zijn broer werd ge daan, had aangeklaagd en tegen allen wraak geroepen. En op wat gronden durfdet gij u, op de zo schandelijk ge zworen gruweleed vertrouwen? Zij al len, die de eed gezworen hebben, had den even nog tevoren hun evenmens ver moord. en durfdet gij toen nog op hen rekenen dat zij u als uw medeschul- digé niet verraden zouden? Leer uit'dit alles dan ziohtbaarli'jk de werking der de bekende Heksenwaag te Oudewater. Godheid kennen. En dat elk u lere, dat er een God in de hemel die op de aarde richt". I~\E derde in het complot was een vrouw, Hanna Broens geheten Ook bij de toespraak tot haar treft de be wogenheid der bewoordingen van de Oudewaterse baljuw: „Gij, die van mis dadige ouders geteeld, onder een bende deugnieten en rovers opgevoed' zijt; van uw eerste jeugd het stelen als een hand werk geleerd hebt; die tot bij uw laat ste verhoor volkomen ongevoelig en be rouwloos waart; gij, die nimmer ken nis van de Christelijke Godsdienst hadt, mocht in het einde ook uw hart ver murwd worden! Treed, deerniswaardig schepsel, in uw binnenste terug en her inner u. hoe gij het werktuig van deze moord geweest zijt. G:»j toch Hanna zijt het, die, nadat die man door uw mede schuldigen verscheidene wonden had ontvangen en daardoor beneden aan ie dijk gevallen is, op het gemarteld li- chaam zijt gesprongen, hein door uw schaar van zijne gouden en zilveren knopen beroofd en toen met deze scherp- puntige schaar de Kaatste doodsteek on- (Voor vervolg pag. 5) ■f 1 Geval zonder eind (XII) Uit de VOLKSWIJK RONDER handwagen verliet Sjarlie ons spreekuur. Een week later kwamen we hem tegen mèt handwagen. Wij beseften op dat moment er iets van hoe enorm gecompliceerd de huidige samen leving is. Wie handwagens begeert, zal aan handwagens geholpen worden. Daar kan men een eed op doen. Onze maatschappij heeft handwagens te véél. Onze moderne wereld snakt er naar om hand wagens weg te geven. Men moet er alleen maar de juiste wegen voor weten te bewandelen, maar op de straathoek wisselt men dergelijke adresjes wel uit. Ik zeg niet uielke officiële, offi cieuze dan wel particuliere instan tie onze Sjarlie aan zijn hand wagen hielp. Eerstens niet omdat ik overtuigd ben van de beste be doelingen van deze goedgeefse instelling, die zonder behoorlijke navraag links of rechts onder de indruk kwam van Sjarlie's char mante verschijning en die zich zeker in de optimistische, gulle handen gewreven heeft omdat ze zo maar een jónge kerel in staat stelde zijn gezin aan een eerlijke boterham tc helpen. Ik heb wel even moeten glimlachen toen ik in hun jaarverslag de notitie vond dat ze in negen gevallen hand wagens hadden verstrekt plus een bedragje om de negotie op gang te helpen. Maar ik heb niet de euvele moed gevonden om hen achteraf tc ontnuchteren. Dat zóu toch maar betweterig geklonken hebben, en wellicht had men mij bovendien verdacht dat ik moeilijk de zon in hun vrolijke watertje kon zien schijnen. Laat me liever hopen dat één der bestuurderen deze passage thans leest, en zich iets minder zeker gaat gevoelen over het nut der hulpverleningen- in-het-wilde-weg Maar voor ge val dat niet geschiedt, weerhoudt ook het risico der herhalingen me hier om naam en toenaam te ver melden. Je kunt nooit weten, al vermoed ik niet dat onder onze lezers één handwagensollicitant zit. Hoe dan ook, ik ontmoette Sjarlie opnieuw. Op straat. Mét die hand wagen. Hij straalde, toen hij me ontwaarde. Hij stak zijn-hand op en loodste zijn vehikel keurig langszij de straat waarop ik liep. Hij zei: Js ie effe fijn, meneer?" Zó demonstreert een verkooplustig auto-dealer zyn modellen 1955; zo paradeert een leger met de nieuw ste tanks. Maar behalve de hand wagen was ook Sjarlie zelf een blik overwaard. Wat zag die knaap er opeens spiksplinternieuw en duur uit. Van het Stetson-achtige geyal op zyn krullen tot aan de glimmende punten van uitbundig geciseleerde schoenen toe. „Nou, nou", prees ik, bewonde rend. „Dat ziet er best uit H\j knikte trots. ,Ja", zei hy. „Van en hy noemde de naam die ik verzwijgen zou. „Met tweehonderd pop bedrijfskappetaal, om zo te zeggen. Ik heb direct een nieuw pakkie gekocht en Sjaan heb een nieuwe bontmantel ge kregen. En Japie zo'n autootje. Je weet wel, die niet van de tafel af kennen rollen Ze stonden me inderdaad helder voor de geest: deze peperdure vehikeltjes, waar om myn op een na jongste spruit ook al de nodige tijd gesoebat had. Jammer, er zijn geen adressies voor predikantszoontjes waar ze voor niks niemendal dergelijke luxe-speelgoederen uitdelen. De wereld is beslist niet rechtvaardig: wat moet Japie van nog geen jaar nu met zo'n rolmachine uit voeren? „Heb je dan wel geld over ge houden voor je negotie?" polste ik er bot overheen. Achteraf be- ogen. Het zou hem maar moede- g loos maken. In stee daarvan be- 5 paalde ik me tot verdere infor- g matieve vragen: „En, loopt het al jj. een beetje?" ,Jk mag niet ontevreden zyn", 5 zei Sjarlie. Toen boog hij zich dichter naar me toe. „As Meneer g soms nylons nodig heeft? Of koffie en thee? Goeie sigaretten heb ik ook. Players of Good Luck Eens opsteken?" Hij viste een ver- g fomfaaid pakje uit z'n zak en trok p. er een sigaret uit die hy me over- g handig de. Zo doe je dat by ons. Je presenteert niet uit het zakje; P je maakt het tot een persoonlijke 3 gift van hand tot hand. We rookten. „Ze komen mij op een goeie gulden", zei Sjarlie als een beursmakelaar in effecten. g „En ik beur d'r gauw een rijks- g daalder voor, dus dat is een mooi g zaakje 5 „Je mag wel oppassen", zei ik g Hy stak 2yn hand op en zei: ,Js ie effe fijn, meneer?' schouwd een beetje een narrige vraag met de nodige verdrongen complexen mijnerzijds. Vanwege dat autootje misschien. Of omdat onze hele gezinstherapie gestrand was op de klippen van andermans hulpvaardigheid. Sjarlie voelde het sarcasme niet. Gelukkig.' „Nou", zei hy. „Nee, eigenlijk niet. We hebben nog niet eens genoeg gehad voor watteme nou hebben gekocht. Maar met 20'n wagen en dan in de betere buurten. Temee krijgen we de schoonmaak weer. en dan valt er best wat te verdienen Ik berekende vlug dat de schoonmaak nog vier maanden ver weg in de nevelige schoot der toekomst verborgen lag, maar ik bracht dit maar niet onder Sjarlie's prekerig. Ik dacht aan de zwart handelaren en hoeveel maanden die zo gemiddeld pleegden op te knappen. „Ach meneer", zei Sjarlie ge ruststellend, „Ach meneer. Ik weet bij wie ik koop en b(j wie ik verkoop. Mijn doene ze niks. En nou met dit wagentje helemaal niets meer. Ze zien toch zo dat ik een eerlijk zaakje heb? Nou dan? Daarop wandelde het eerlijke zaakje verder. Het was beslist een móói hand wagentje. En het was even beslist een mooie Sjarlie. En toch helemaal niet mooi. WUKPREDIKANT.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 22