VIANEN, 2 ZONDAGSBLAD 18 SEPTEMBER 1954 Mi nnü Kort verhaal van A. J den Ouden BERTUS Kuile veegde een paar krui mels van zijn lippen en vouwde toen zorgvuldig het boterhampapier samen. Ziezo, dat zat er weer in! Hij deed er langer over dan vroeger voordat hij zijn boterhammen naar bin nen gewerkt had. De maag trok niet meer zo, dat zat 'm wel in de leeftijd. Hij wilde het voor anderen niet zo grif erkennen, maar een feit was het wel dat je, wanneer je de zestig gepas seerd was. niet zoveel meer te vertel len had. Bertus wierp een vlugge blik op de electrische klok, die hoog aan de muur van de machinekamer hing. Nog vijf minuten, dan was de schafttijd weer voorbij. Hij vouwde de handen, boog het grij zende hoofd wat voorover en deed zijn dankgebed. Een klein mensje in de gro te. holle ruimte. Er is toch veel veranderd hier, dacht hij even later, toen hij zijn blik liet gaan langs de electromotoren en de stalen kasten en machines van de bank werkers, welke de plaats innamen van de oude stoommachine, die zoveel ja ren aan zijn zorgen was toevertrouwd geweest. Dat tijd! i op de blinken de machine die, driftig stampend, het gehele machinepark van de textielfa briek aandreef in het rusteloze tempo van deze gemechaniseerde tijd. Hier klopte het hart van de fabriek en dat was een lange reeks van jaren aan zijn zorgen toevertrouwd geweest. Met oliekan en poetskatoen verzorgde hij zijn machine even nauwgezet en lief devol als een moeder haar baby. Hij was er als het ware mee samengegroeid en vertrouwd geraakt en dat was dan ook wel een van de redenen dat er al die jaren zo weinig stagnatie was voor gekomen. TOEN was de grote verandering ge komen. De oude directeur, die zoveel jaren het bedrijf had geleid, was heengegaan en zijn zoon. die hem opvolgde, zat vol reorganisatiepls Een de i de Met een gierende aanloop huilde deze over het fabrieksterrein. Het wrange geluid ging hem door merg en been. Dan was de oude stoomfluit vroeger heel wat welluidender van toon. Met een zucht wendde hij zich af en begaf zich naar de grote motor. Het was vreemd, maar hij kon zich soms zo ellendig voelen. Zo duizelig en zo vermoeid, alsof hij een paar nach ten achtereen had gewerkt. Zijn hand beefde nog toen hij de scha kelaar indrukte. Nu even wachten en dan verder schakelen. Bertus ging op de tast af naar de schakelkast. Het leek wel of het mistig werd, zo'n waas trok er voor zijn ogen. Zijn benen trilden en hjj voelde zich wegzakken in een akelige leegte, waar in zijn tastende handen geen steunsel konden vinden.. Q LAP hing hij over de schakelkast, toen de monteurs binnenkwamen Hun luidopklinkende stemmen ver stomden eensklaps toen zij Bertus za gen en hevig geschrokken sprongen zij het trapje op en trokken het slappe lichaam van hun maat uit de gevaar lijke omgeving weg. Ze legden Bertus voorzichtig neer op de betegelde vloer, die hij zoveel jaren zorgvuldig had schoongeschrobt. „Een dokter..!" riep er een en de an der snelde de deur uit. Voor de ingang van de machinekamer groepten de arbeiders samen. De on gewone drukte daar trok hun aandacht en bevreemd staarden zij naar boven, waar de monteurs hulpeloos bij hun kameraad neerknielden. De groep groeide snel aan totdat de stem van de hoofdbaas tot doorlopen maande. „Doorlopen mensen! Jullie kunnen hier toch niet helpen." Met enige tegenzin verspreidde de groep zich en de baas stapte naar bo ven. Zijn eerste gang was naar de mo tor, want het werk moest immers on- k&mpeRen in öe st&ö Ergens op een open plekje in de dichtbevolkte wijk staat een tent of een verdekje vastgeknungeld aan een hekje, en wie schuilt in zo'n vertrekje voelt zichzelf de prins te rijk. ROBBIE RADAR. Dit is nu eens écht kamperen, ook al ligt er puin en stof. Al kun je hier niet ventileren en zit elk te transpireren waag niet dit feest te kleineren, maar zeg liever: da's hier tof! rtaarden elkaar vragend aan. Zij waren eerste klas vakmensen waar het machines betrof, doch dit was een mens en het benauwende gevoel van hun onmacht drukte hen neer. Zij haalden opgelucht adem toen de dokter kwam cn na snel ruimte voor hem te hebben gemaakt volgden zij in spanning zijn vluchtig onderzoek. Zijn bedenkelijk hoofdschudden legde een bange beklemming op het kleine groepje mensen. LAAT in de middag stopte mijnheer Stevens, de jonge directeur van de stoomweverij, met de auto voor zijn woning. Het was zo de gewoonte, en zijn vrouw rekende er op, dat hij. van de beurs komend, eerst thuis aankwam. Met een hoofd vol gedachten stapte hij uit zijn auto. klapte het portier dicht en liep tussen de rozenstruiken door naar de monumentale voordeur. ..Zeg." zei z'n vrouw, nadat zij elkaar gegroet hadden, „vanmiddag heeft de oude Kuile een hartaanval gekregen." „Zo.." antwoordde hij verstrooid. „'t Is op de fabriek gebeurd," ver volgde zij. „Ze hebben hem thuis ge bracht met de ziekenauto." „Wie was dat, zei je?" „Wel Kuile, die oude machinist!" Haar stem klonk een beetje scherp. Zijn verstrooidheid prikkelde haar nu meer dan anders. (Voor vervolg pag. 3) werden gebracht, was de electrificatie van het bedrijf. De oude stoommachine werd gedemon teerd cn smadelijk voor oud-roest ver kocht. Het was een moeilijke tijd voor Ber tus geweest, toen de slopers hun schen- handen sloegen aan zijn machine. delen op een grote vrachtauto. Enkele electromotoren hadden de taak van de stoommachine overgenomen en de productie ging gewoon door, alsof er nicta was veranderd. Maar in Bertus' leven was een grote leegte gekomen. Welke waarde had nu zijn vakman schap. waarvoor hij steeds bekend had Die electromotoren waren doodnuch- tcre apparaten, waarin de geest van de ze tijd gevaren was. Een enkele hand beweging bracht ze op het vereiste toe rental en ze draaiden zonder toezicht door, totdat ze met een simpele bewe ging weer tot stilstand werden gebracht. Bertus Kuile was overbodig geworden op de stoomweverij, die alleen door de naam nog de herinnering aan zijn oude vak bewaarde. Het enige wat men hem, als een po ver restant van zijn oude taak. gelaten had, was de fabriekssirene. Daarom zat hij nu hier en volgden zijn ogen de trage gang van de wijzers op de klok. Als de grote wijzer op de twaalf kwam moest hij op het zwarte knopje druk ken cn zo het teken geven voor her vatting van de arbeid. Daarom bleef hij hier ook eten, ter wijl de anderen naar het schaftlokaal gingen Het was waarlijk niet alleen omdat hij zo lang over het eten deed en het eindje lopen naar het schaftlo kaal niet meer van het halfuurtje pau zeren af kon. Overigens was hij nu eigenlijk een Manusje-van-allcs geworden. Het inschakelen van de motoren, voor zover zij niet in de fabriek zelf werden bediend, het smeren van enkele machi- hij zo'n beetje de asyl voor m isdadig ers ZO WAS HET EENMAAL HET was wel een heel bijzonder privilege, waarop het stadje Via- nen in vroeger eeuwen kon roemen, dat recht volgens hetwelk allen, die in andere steden of dorpen veroor deeld waren, doch kans zagen te ont snappen en Vianen's poorten te be reiken, er tegen betaling van een kleine boete vrygeleide en een wijk plaats konden krijgen. Dit recht da teerde al van de dagen der Brede- rode's. De Staten van Holland heb ben het tot het einde der achttien de eeuw stilzwijgend erkend. Stel u voor. dat in onze tijd ie „zware jongens' en de flessentrek kers, de moordenaars en de valse munters die kans zagen de gevange nis te ontvluchten, zich in Vianen verder konden onttrekken aan de grijpende handen van de Rijkspolitie! Stel u voor, dat de politiemannen bij de wallen van Vianen het „nakij ken" zouden hebben naar de boeven, die hen van boven af vriendelijk toe wuifden, of een lange neus naar hen "trokken in de wetenschap, dat ze toch niet ingerekend konden wor- Zo was het vroeger en velen heb ben in de loop der tijden dankbaar gebruik gemaakt van dit merkwaar dige „privilege". Niet zonder reden draagt het dorpje aan de Lek tegen over Vianen de naam „Vreeswijk". Wie hier eenmaal aangekomen was, kon de vrees voor arrestatie laten varen. Het oorspronkelijk door Hendrik van Brederode buiten het stadje Via nen in het bos gebouwde slot Ame- liastein, dat hij als een soort zomer huis voor zijn gemalin had bedoeld, en waarvan in later tijden een prach tig landgoed met een grote schil derachtige gracht er omheen ge maakt werd. was de meest geliefkoos de verblijfplaats van hen, die naar Vianen gekomen waren omdat ze iets op hun kerfstok hadden. Zij moch- „Hct meisje voor halve dagen," zoals dezen het spottend omschreven. Ze be doelden het niet zo kwaad, maar het deed hem meer pijn dan hij wilde be kennen. Was hij wat jonger geweest, dan zou hij nog wel een poging gedaan hebben om ergens anders als machinist werk te krijgen, hoewel er weinig vraag meer naar was. Maar op zijn leeftijd viel er helemaal niet meer aan te denken. Hij was er ook in zijn loon op achter uit gegaan en dat zou onder de oude directeur zeker niet gebeurd zijn. Neen, de arbeidsvreugde, die hij vroe ger wc) had gekend, was nu helemaal verdwenen. Moeizaam rees Bertus overeind. Het i tijd. van de sirene in. ten hier vrij rondlopen en van de prachtige natuur genieten. Het slot bestaat niet meer in onze tijd; het is lang geleden afgebroken. In de mémoires van de 18e eeuw- se avonturier Kersteman kan men le zen, hoe hij ergens in een herbergje een angstige man ontmoette, van wie hij met zijn gewone speurzin al spoe dig te weten kwam dat het een ban kier was, die teneinde aan zijn schuldeisers te ontkomen, op weg was naar Vianen. Nimmer heeft het stadje aan de Lek zo'n toeloop gehad als in 1720. Het was het jaar van het grote fias co van de windhandel in „Zuidzee- aandelen". Iedere Amsterdammer, die in deze uitgebreide zwendel op de een of andere minder fraaie wij ze betrokken was, moet in die da gen de naam Vianen als een veilige wijkplaats op de lippen hebben ge had. In „Het Groot Tafereel der Dwaas heid", een verzameling van samen spraken over de windhandel en spot prenten, komen talloze toespelingen voor op het oude „Asylrecht". De samenspraak „De bedriegelijke Ac tionist of De Nachthandelaars' 'voert een huurkoetsier ten tonele, die klaagt over de slechte tijden en de achteruitgang in zijn vak; de eer tijds rijke mensen lopen nu, en wel... naar Vianen! Een andere persiflage vertelt van een knecht, die naar Vianen gaat om een villa te huren voor zyn heer en meester! Op een der prenten getiteld „Uit slag der Windnegotie" ziet men twee berooide mensen haastig vluchten. Het onderschrift luidt: Deez" twee, drie trekken naar Vianen om voor nog meer de weg te banen welk stedeke, naar men zegt eerlang zal worden uitgelegd". Weer 'n andere plaat stelt de wijd geopende Viaanse tolpoort voor en de actionisten, die per postwagen en per trekschuit aankomen. Bij de poort is een publicatie aangeplakt: ..Die binnentreedt en niet vergeet zijn beurs te vegen, die is mijn vrind van mij bemind 'k laat niet verleegen!" Als hierboven reeds gezegd is, werd het vreemde privilege tot het einde der achttiende eeuw stilzwijgend er kend. Toen is het na enig gedelibe- reer afgeschaft... Maar goed ook! J. VAN RIJN ZONDAGSBLAD 18 SEPTEMBER 1954 7 onze jeuqó-p&qin& Die d omme Karelt je DAAR zit Kareltje nu, bovenaan de keldertrap, vlak bij de gesloten deur. Hij kijkt heel verdrietig en een dikke traan rolt over zijn wang. Hij veegt hem weg met zijn vuile knuistje en op zijn gezicht komt een grote, zwarte veeg. O, wat is het donker in de kelder en wat is het er koud. Door het kleine raampje valt maar heel weinig licht in de donkere ruimte. Maar waarom gaat Kareltje niet naar buiten, waar de zon schijnt en de an dere kinderen spelen op straat? Karel tje kan niet weg, want de deur zit op slot! Weet je hoe dat komt? Luister maar! Morgen is Kareltje jarig! Telkens moest hij er aan denken, toen hij van morgen op school zat. Hij kon haast niet opletten en luisteren naar wat de juffrouw zei. „Hé, was het maar vast morgen" dacht hij telkens. En toen eindelijk de bel ging was Ka reltje het eerst buiten om maar vlug thuis te zijn. Hij rolde bijna de keuken binnen en hijgde nog van het harde „Kareltje toch, kalm een beetje, hoor" riep Moes. „O Moes, wat ruikt het hier lekker, hebt U wat gebakken voor morgen?" Moes zei niets, maar ze lachte zo geheimzinnig. „Toe Moes, wat is het?" zeurde Ka reltje. „Nee Kareltje, ik vertel het niet. Morgen ben je pas jarig, dan mag je het weten. Ga nu nog maar fijn een poosje buiten spelen." Kareltje begreep wel, dat hij nu niet - verder meer hoefde te vragen, want hij zou het toch niet te weten komen en pruilend ging hij de kamer binnen. O, o, wat ging die tijd toch lang zaam voorbij. Anders vond Kareltje zo'n vrije middag altijd heerlijk, maar nu! Het leek wel of het nooit morgen werd. En hoe later het werd, des te groter werd Kareltjcs nieuwsgierigheid naar wat Moes toch gebakken had. Eindelijk kon hij het niet langer uit houden en zachtjes op zijn tenen liep hij naar de kelderdeur, deed die open en sloop zachtjes de trap af naar be neden. O. wat kraakten die treden. Als Moes nu maar niets hoorde! Toen werden Kareltjes ogen groot van verbazing. Daar, beneden in de kelder, stond... een grote, heel grote appeltaart! Kareltjes ogen begonnen te glinsteren. Hij ging op zijn hurken zit ten om dat lekkers daar voor hem nog beter te kunnen zien. Zou hij eens proeven? En met zijn vinger peuterde hij een heel klein stuk je er af. O, wat lekker! Opeens hoorde Kareltje voetstappen en een stem bromde: „Hè, nu staat die kelderdeur al weer open. Wacht ik zal er de knip even op doen." Kareltjes hart bonsde van schrik. Hij wilde wel roepen: „Niet doen. niet doen, niet doen; ik zit hier; ik, Karel tje!" maar hij durfde niet, want dan zou Moes ook meteen weten, dat hij hier snoepte van de appeltaart. Toen de voetstappen weg waren, stommelde Kareltje de trap weer op. Hij duwde tegen de deur, trok er aan, maar niets hielp. De deur was en bleef dicht. Toen werd Kareltje bang. Nu was hij hier alleen, helemaal alleen, opgesloten in de kelder. Hij begon te roepen: „Moes, Moes!", maar Moes was al lang weer weg, en Vader was aan zijn Zo n held Jantje zou voor 't eerst naar school Och, wat was ons ventje blij! Moeder wou hem even brengen. Weet je wat ons Jantje zei? „Nee moes, blijf gerust maar thuis. hoor. Ik ben immers al zes jaar! En ik weet het best te vinden, 'k Speel het heus alleen wel klaart" Even later stapte Jantje Heel parmantig langs de straat. Wat hij nu ging ondernemen. Was zowaar een heldendaad! Maar.... hoe dichter hij bij school Des te trager werd zijn gang. En hoewel 't niet vaak gebeurde Hij werd heus een beetje bang. Jantje sloeg de laatste hoek om; O. was moe maar meegegaan! Nee. hij durfde heus niet verder, Wat een kind'ren! kijk eens aan! Plotshij zette 't op een lopen, Holde weer naar huis, naar moe. Kleintjes moest hij haar bekennen: ,.'k Durf alleen naar school niet toe." Moeder moest toen hart'lijk lachen Om haar kleine dapp're held, Maar ons Jantje heeft aan niengand Ooit zyn heldendaad verteld.... werk. Niemand hoorde Kareltje, die nu bovenaan de trap zat te huilen. Nu weten jullie, waarom Kareltje in de kelder opgesloten zit en niet buiten speelt, zoals de andere kinderen. Het is zijn eigen schuld. Het wordt al later en later. Moes gaat de tafel dekken, want als Vader thuis komt, gaan ze eten. Kareltje zal wel buiten aan het spe len zijn, denkt Moes, en ze roept hard aan de keukendeur: „Kareltje, eten!" Geen antwoord. „Kareltje", roep Moes nog eens, ter wijl ze naar buiten loopt. Nog geen antwoord. Aan Kees, de buurjongen, vraagt ze dan: „Heb jij Kareltje niet gezien, Kees?" „Nee mevrouw, hij is heel de middag nog niet hier geweest." Dan wordt Moes ongerust. Ze roept en zoekt in de tuin, op de straat en Vader, die juist thuis geko.%41 is, roept en zoekt ook. „Kareltje!" Maar alles is tevergeefs. Kareltje is nergens te vinden. „Weet je wat", zegt Vader, „ik ga hem zoeken, op de fiets", en hij gaat al naar binnen om zijn jas aan te trek- Mo is ze toch zitten? Opeens wat is dat? Wat hoort ze daar? Ze grijpt Vader bij zijn arm. „Stil eens!" „Moes. Moes!" huilt zachtjes een stem van achter de kelderdeur. „Vader.^dat is Kareltje!", zegt Moes en ze doet vlug de knip van de deur af, opent hem en daar boven aan de trap zit een klein jongetje met een zwart gezicht, nat van de tranen. Si- Als Kareltje even later, helemaal schoongewassen vlak bij Moes zit, komt met horten en stoten het hele verhaal eruit. Hij vertelt van zijn nieuwsgie righeid naar wat Moes gebakken had, van de lekkere appeltaart en tenslotte van de kelderdeur, die op slot gedaan Dan kijkt Kareltje angstig naar Moes' gezicht. Gelukkig, het staat niet boos, maar wel erg verdrietig. „Wat 'n on deugend Kareltje", zegt Moes, „zul je nooit weer zoiets doen." „Nee Moes, nee, echt niet." Die avond gaat Kareltje vroeg naar bed en als Moes hem even later toe komt stoppen, vraagt hij: „Bent U nu echt niet boos meer?" Herinneren jullie een puzzle als deze nog? Nee, nou kijk dan maar eens goed. Ogenschijnlijk zijn het allemaal eendere gezichten, die je op deze tekening ziet staan. Maar als je héél goed kijkt, zie je, dat er v\jf tweelingen tussen deze mensen zitten. En nu is de opgave deze tweelingen op te zoeken. Ik zie wel, of je ze allemaal hebt gevonden. „Nee Kareltje, echt niet." Even later is Kareltje weer alleen. Diep kruipt hij weg onder de dekens. Hij voelt zich nu zo blij. Alles is weer goed, ook met Moes.En morgen is hij jarig! TONJA :Sc*<»a>c*<^0£c*ca<^c*<#<»:S<9C|jCK8C^c»<»aK»<36af<»Cgc*<aK8<*<*cgc*<»CSaW^ onze BRievenBUS Af'n beste nichten neven, Het leek een in gewikkelde geschie denis met al die lettertjes in de kleurplaat uan vorige week. Maar schijnt nogal gevallen te zijn, want ik heb tenminste een heleboel goede op lossingen gekregen en de een had al niet beter zijn best gedaan, dan de ander. Keurig vond ik de inzending van Jansje Noordermeer,m die daarom deze week de hoofdprijs krijgt. De troostprijzen zijn voor Marijke Alting, Siem van der Kooy en Cobi Vauier. Kijken jullie deze week maar goed naar de postbode uit. Lenie Visser stuurde mij een aardig kiekje van haarzelf. Ik vind, dat jij Je haar leuk draagt zo met een strik van achteren, Leni. Mag ik de foto houden? Joke van der Spek heeft een vogeltje gekregen, dat al een klein beetje kan zingen. Netjes de kooi schoonhouden, hoor mciske. Weer thuis, Martle de Jong? Ik kan me indenken, dat jij ln Breda genoegelijke dagen hebt gehad. „Het is een leuk en deftig ventje. Hij wandelt met een mooie stok", schrijft Roeland Tiggelman. Inderdaad, joh, het is een heel heertje, zoals hij daar op die tekening stond. Eric Jonker heeft zijn best gedaan op een kort verhaal tje, terwijl hij ook zijn brief nog ver sierde met aardige tekeningen. Leuk, Eric! Het was zeker een verrassing, Rob de Ouden, hoe langer je bezig bent, hoe spannender het wordt. Willie Re- bricek heeft een schooltuin. Heb je er dit jaar veel bloemen op gehad, of kweek je alleen groenten, Willie. Dat is me ook wat, Bertha Storm, je hebt planten en vergeet ze water te geven. Veron derstel jeg, dat jouw moeder eens ver gat eten voor jou klaar te maken. Be ter oppassen hoor, anders gaan de planten vast dood en dat is jammer. Wat heb jij aardig postpapier. Dini van der Spek. Een grappig beertje stond er op. Óf ik eens kom kijken als jij met de tamboer- en pijpers op stap gaat. Jan Bakker? Als ik tijd zou hebben, zou ik het graag doen. Heb je al een paar marsen ingestudeerd op de trom mel? Ben je nog steeds ziek. Hans Re geer? Van harte het beste hoor en ik hoop, dat je gauw beter bent. Natuur lijk mag jij meedoen,Wlmmic van Et>- gen al ben je nog maar zes jaar. Har telijk welkom in onze kring hoor. Zijn de kalfjes al verkocht, Gretha en Nelly Maan? Leuk zijn die diertjes, hè, ze kunnen zulke grappige bokkesprongen maken. Fijn, dat jij het zo naar je zin hebt op school. Rita van Dijk. Kookles lijkt me reuzeleuk. De oudste broer van Arie Zonnenberg gaat Arie orgelles geven. En nu maar goed oefenen jon, minstens elke dag een uur, dan leer je het best gauw. Jij hebt mij zeker een poosje in de steek gelaten, Plet Lok ker, maar ik ben blij, dat je weer pre sent bent. Hoe staat het met de tok, Lia de Zwart, ben je al opgeschoten? Wil jij zo graag een kruiswoordraad sel hebben, Greetje van den Dool? Ik weet zeker, dat je deze puzzle ook wel aardig zult vinden. Je hebt gelijk, Ita Baars, het was een wandelaar, die een bloemetje had geplukt. En heb je al nieuwe kleurtjes, Marie Vlasblom0 Ja, als zij eenmaal nat zijn geweest, bre ken zij gauw af hè. Dus jullie zijn aan het naaien geweest voor de poppen, Sijke van den Boom. Ik denk, dat de dames er in hun nieuwe pakjes best net jes uitzien. Nog gefeliciteerd met de verjaardag van Jopie, Jan Stam. Hij is flink verwend zeg. Groeten aan Rietje. Zijn Frits en Goofkc bang voor het hond je, Dickie van de Water? Dat geloof ik niet. Het is toch nog maar een klem beestje? Als je zusje een beetje kan schrijven, Adrie de Jong, mag zij best eens een brief naar mij sturen. Vertel het haar maar. Jij hebt het dus weer naar je zin op school, WUly Tamboer. Dat mag ik horen en zeg maar tegei je broertje, dat hij mee mag doen. Jan de Ruiter stuurde een paar extra teke ningen in. Leuk gedaan. Jan, wat eer. huizen staan er op zeg. Corrie van Ma rion heeft een broertje gekregen. Wat jullie hem Jaap? Zou spreekwoord, dus maar flink je best blijven doen. Ada van Daalen heeft dc Koningin en de Prins gezien. Je stond zeker vooraan, dat je alles zo goed kon bekijken. Moest Jij je psalmversje nog leren,Jannle Snclleman? Ik hoop. dat je er een goed cijfer voor hebt gekregen Hartelijk dank voor je takje hei. Ris Lagerwaard, ik heb het zuinig be waard, de kleur is nog zo mooi. De jon ge wandelaar op het plaatje had een bloem in zijn handen,Frans Namink, het was een beetje een lastige opgave hè Jij mocht zeker vooraan ln de kerk zit ten, Bennie van den Berg, toen je klei ne nichtje werd gedoopt. W. (zonder voornaam) de Vries houdt erg veel vat rolschaatsen. Het is inderdaad een heer lijke sport, ik hield er ook erg vee van. Ga je op een gymnastiekclub, Ger- da Voogt? Dat lijkt me leuk, maar flink oefenen in de ringen, dan kun jc al gau«. een vogelnestje maken. WUly van Veen handwerkt erg graag. Dan maak jO vast wel eens bladwijzers en mooie kleedjes denk ik. Nee maar, Ella Jo- zUssc heeft niet minder dan tweehon derdzeventien stuiters. Nu, dan kun )e heel wat verliezen eer je rut bent, Elia Als alle kinderen al kunnen zwemmen en jij nog niet, Plet Jan Jansen, dar. zou ik maar flink oefenen. Het is heus niet zo moeilijk hoor en als Je het een maal kent, verleer Je het nooit meei Ook Elly de Vries heeft een b-oertje gekregen. Jii eveneens gefeliciteerd, meiskc met de kleine Aart. Nee ik ken het spel niet, waarover Je schreef, Nel- sle Kuyt. Je hebt je er zeker best mee vermaakt in Je vacantie. Kinderen, we gaan de brievenbus weer dicht doen, maar natuurlijk ko men hier eerst de nieuwelingen. Het zijn Ada Rodenburg, Clara Ee-land. Ineke Koornnecf, Tonia Evcleens en Adri Jonker. Gezellig, dat jullie mee gaat doen, jongens. Ik wens alle nich- tenslotte een goede week vuiltje in je oog? Zal ik je eens helpen?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 8