Vandaag 10 jaar geleden
in Oosterbeek
GUARDS
Cornells Rijnsdorp op
naar het geheim
zoek
VRIJDAG 17 SEPTEMBER 1954
HET BEGON ONDER KERKTIJD
Op straat de verschrikkingin
kelders de angst
ZEVENTIEN SEPTEMBER 1944. Een stralende zomerse dag die Zondag.
Ik stond op de kansel van de oude Hervormde kerk te Oosterbeek en
had gepreekt over Genesis 9:11: „En de duif kwam tot No'ach tegen de
avondtijd; en zie een afgebroken olijfblad was in haar bek; zo merkte
Noach, dat de wateren van boven de aarde gelicht waren." Een tijdwoord.
Doch voordat van ons de beproeving werd weggenomen, zou er nog heel
wat gebeuren. Onder het dankgebed begon de sirene voor luchtalarm te
loeien. En al dra werd het menens. De bommen vielen om de kerk heen en
nijdig blafte het luchtafweergeschut, dat onder de bomen van het kerk
plein verdekt stond opgesteld, terug. Langzaam zag ik de zware koperen
kronen in de kerk heen en weer zwaaien. Zacht deinde de kansel onder
mijn voeten.
I ging terzijde staan of men ging bij elke
bominslag schuin liggen als om ziel
i verbergen achter de lessenaars. Welk
i ramp, wanneer een voltreffer op het
stampvolle kerkgebouw met zijn 700 kerk
gangers zou neerkomen! Alleen God
machtig ons te bewaren en in de laatste
woorden van het dankgebed hadden wij
ons in Zijn handen gegeven. Om de men
sen te bedaren liet ik zingen Gezang 300A:
,.Wat de toekomst brengen moge, mij ge
leidt des Heren hand". De organist viel
terstond in, maar velen waren te zei
echtjg om te zingen. Toen, onder dit
dreigend gevaar van een massale dood heb
ik de gemeente verzocht om te zingen
van het Wilhelmus, het eerste en het
zesde vers. Machtig klonk ons aller ge
zang in die nood en bij dat laatste: „Mijn
6child ende betrouwen zijt Gij, o God,
mijn Heer! Op U zo wil ik bouwen, ver
laat mij nimmermeer", werden veler
ogen vochtig. Zo hebben wij als saamver-
gaderde gemeente op de dag des Heren
de dood in het aangezicht moeten zien,
maar God heeft ons gespaard. Talloze
koeien, die in de weide om de kerk graas
den, lagen dood in het land, maar wij
konden veilig naar huis komen. Toch
hadden wij daarvoor ook niet meer dan
een half uur tijds. Daarna begon de hel
opnieuw en thans was het een stelsel
matige beschieting.
Blinden vluchten
Schaars kwamen de berichten binnen:
Engelsen waren bij Wolfheze geland en
daar waren felle gevechten aan de gang.
Heel Wolfheze brandde, ook paviljoens
van de stichting Wolfheze en het Tehuis
voor alleenstaande blinden. Later hoorde
ik dat deze laatsten allen werden gered.
Ieder met de hand op de schouder van
zijn voorganger, vormden zij een keten,
zoals hun was geleerd en zij ontkwamen
door de bossen. Gaarne was ik naar Wolf
heze gegaan om daar geestelijke bijstand
te verlenen en ook de burgemeester was
mij per fiets komen halen om samen
daarheen te trekken. Doch wij kregen
geen kans meer.
Het geweld werd al groter en groter en
wij moesten vluchten, voor het eerst, in
de kelder, enige uren lang. Des avonds
kwamen wij weer naar boven. In de verte
zagen wij Nijmegen branden. Een somber
flakkerende gloed langs de donkere he
mel, waartegen de zware toren van Eist
zwart afstak. Maar er kwam verwachting
Jn ons hart, toen wij vernamen dat het
Benedendorp van Oosterbeek reeds En
gels was. Des nachts hoorden wij het gaan
van vele voetstappen langs de Utrechtse
weg, waaraan onze pastorie was gelegen.
Zouden het Duitsers zijn of Engelsen? Wij
konden niets zien. Alles was pikdonker.
Maar des morgens was er gejuich. Wij za
gen de Engelse troepen langs trekken in
ononderbroken rijen, achter elkaar, dicht
langs de huizen. Midden op de weg reden
vreemde kleine auto's, zoals wij nog nooit
hadden gezien, die men „jeeps" noemde.
En achter deze jeeps vaak kleine kanon
nen. Zij kwamen uit de zweefvliegtuigen,
die losgemaakt van het moedervliegtuig,
op eigen gelegenheid daalden. Het was
een machtige aanblik, toen wij dit aan
schouwden.
Wij waren bevrijd
Alles trok ln de richting van Arnhem.
Wij waren bevrijd. En na de spanning van
de vorige dag, brak de vreugde los en
werden jeeps en inzittenden met bloemen
versierd. Maar zij keken niet vrolijk en
wezen naar de lucht: Duitse vliegtuigen.
Later op de dag kwamen berichten, dat
de strijd om de brug te Arnhem dreigde
te mislukken. En die berichten herhaal
den zich.
De volgende dag, Dinsdag, bezocht ik in
het Stenen Kruis een tweetal ouderparen,
wier jongens van 20 jaar tijdens het bom
bardement uiteengereten werden. Weer
blies het luchtalarm en ik daalde af in
het kleine keldertje met de diep bedroefde
snikkende mensen. Daar hebben wij gebe
den en om troost gevraagd. En toen ik
naar huis fietste, onder het gefluit van
overgaande projectielen, waren de straten
zo vreemd stil; overal lagen takken en
dakpannen en glas en nergens waren men
sen te zien; allen zaten reeds in de kel
ders. Alleen één onzer bakkers stond met
bleek gelaat aan zijn huisdeur. Hij had
notabene nog gebakken en ik kon een
Zwaar werd de Hervormde
kerk van Oosterbeek getroffen
door het oorlogsgeweld. Zeven
honderd kerkgangers werden
op de lie September tien jaar
geleden overvallen door de fel
le strijd, die tien dagen zou du
ren en de vredige Veluwezoom
zou veranderen in een vreselijk
oord van dood en verschrikking
de schaduw van Gods vleugelen. De Duit
soldaten verwonderden zich daar<
dat wij zo kalm waren en ik heb het hun
uitgelegd. Zij luisterden daarnaar me
aandacht en eerbied. Zij waren in hun ge
camoufleerde kledij als een troep var
tien woestelingen al schietend de keldei
binnengekomen. Mijn vrouw stond juis
r uit te delen, draaide zich om er
vroeg doodbedaard: „Bitte, wollen Sie
auch nicht ein wenig Wasser?" „Ja, ger-
was het antwoord en meteen stonden
mannen om mijn vrouw als vragen
de kinderen: „Ich auch, ich auch." Want
:1J hadden dorst in het vuur van de strijd.
Zij hebben ons geholpen met voedsel. De
Engelsen lieten aan parachutes van alles
neer. Allerlei kleuren dwarrelden door
de lucht, rood, blauw, groen, wit om
te duiden wat er aan hing: manden
te vuren. Bij elk schot dreunde het hele
huls op zijn grondvesten.
En dan de branden. Rondom onze
ning begon het te branden. Eerst
zacht knetterend geluid, dan geloei
vlammen en vallend puin. Naast
brandde een hotel af, achter ons wa
Anastr., één vuurgloed. De wind draai
de naar ons toe. Ik zag het vuur naderen
toen ik even boven was in een gevechts
pauze. De vitrages wapperden naar bul
ten uit de open ramen, waarvan de rui
ten al lang waren stuk gedreund. Zouden
wij ook verbranden cn de straat wc
opgejaagd, midden in het gevaar der gra
naatsplinters?
Ik bad: „O, God. spaar ons huis, wij
hebben ook ouden van dagen en k
kinderen bij ons; spaar ons, als het U
behaagt." Het was stralend, zonnig i
die dagen. Maar onmiddellijk na mijn ge
bed brak een stortbui los, die geen
minuten duurde. Het vuur van de bran
den was overal gedoofd. Verder kenden
wij die dagen niet anders dan zonnig
weer. Het was slechts één onzer vele
varingen, hoe dicht God bij ons was.
Kerk in de kelder
Zondag de 24e September heb ik
korte godsdienstoefening gehouden in de
kelder, onder alle gefluit, gegier, gedon
der en geratel dftor. Maar Zondag of geen
Zondag, het geweld nam nog steeds
De luchtgevechten herhaalden zich. Het
was alsof de vliegtuigen regelrecht op
het dak van ons huls zouden neerstrijken.
Soms kletterde een regen van mitrailleur
kogels neer, en dan weer het blaffen van
die grote tank vlak voor onze huisdeur,
totdat deze eindelijk door een voltreffer
werd tot zwijgen gebracht.
Maar de laatste nacht, van Maandag op
Dinsdag was het een complete hel. De
Duitsers hadden ons verteld dat de grote
Tigertanks op komst waren en die nacht
zouden worden gebruikt. Later bleek dat
niet was gebeurd, maar het zw
tiervuur, dat de taai in het bos
Hartenstein stand houdende Engelsen
overgave moest brengen, was ontzettend.
Dwars daartegen in het nog steeds door
gaand geschutvuur vanuit de Betuwe. We
hebben die nacht geen van allen geslapen.
Wij zaten dicht tegen elkaar in het uiter-
hoekje van de kelder. En de Duitse
soldaten hadden vlak bij ons een schuil-
s gezocht. Flitsen van mitrailleur
kogels schoten onafgebroken over de
straat. Vlammen van opnieuw uitgebroken
branden dansten om ons heen. Eenmaal
kwam een phosphorbom lekkend naar
Voor de pastorie van ds Brouwer stond dagenlang een Duitse tank te
vuren, totdat een voltreffer dit monster het zwijgen oplegde. Nog lange
tijd na de bevrijding herinnerde deze tank als een roestig cadaver aan
het gruwzaam geweld, dat hier had geheerst.
brood, containers met munitie, kisten met
levensmiddelen. Zo'n kist hebben de Duit
sers voor ons opengebroken en wij kre
gen heerlijke Engelse chocolade, sigaret
ten, vlaas, boter, biscuits enz. Dat was
een uitkomst.
aantal broden meenemen. Dit was mijn
laatste tocht door het geteisterde dorp.
Later was er geen denken meer aan om
uit het huis, ja boven de grond te komen.
Des middags kwamen 16 gemeenteleden
uit Dreyen, dat in brand stond, schuilen
in onze kelder. Ook onze buren vroegen
onderdak. En zo zaten wij al spoedig met
23 mensen in onse vrij ruime onderhuis.
Engelsen weken terug
Toen begon de beschieting eerst
recht. De Engelsen moesten steeds meer
wijken voor de Duitsers. Ons huis lag en
bleef midden in de gevechtslinie. Heen
weer golfden de straatgevechten.
,Come on boys", hoorden wij de rustige
naderden andere stemmen,
heftige commando's in fel afgebeten Duits.
Zij kwamen steeds nader en terwijl wij
achttal Engelse Rode Kruissoldaten in
de kelder hadden, kwamen al schietende
de Duitsers binnen. Met de handen om
hoog werden de Engelsen, dio ons op si-
chocolade hadden getrac-
teerd, weggevoerd. Zij werden later vrij-
lelaten om hun werk te doen. Beide gro
te hotels „Schoonoord" en „De Tafel
berg" lagen vol gewonden. Diep in de
nacht kwamen twee Engelse militaire art-
agen om water voor die gewonden.
Gelukkig konden wij hen helpen. „Spoe
dig zijt gij vrij", zeiden ze, „want 't grote
leger is heel dichtbij". Helaas, het zou
nooit komen.
Erger werd het geweld. Hele dagen, hele
nachten zonder ophouden gierden de gra
naten over en sloegen in. Alleen des mor
gens en des avonds was er een gevechts
pauze van een half uur om de doden en
gewonden weg te halen. Wij lagen in de
kelder en sommigen hielden angstvallig
kussens voor hun gezicht, alsof die kon
den beveiligen voor de scherven. Als het
heel erg was, versterkten wij ons, door
hardop tot God te bidden. Nooit waren
wij dichter bij God dan toen. Later heb
ben wij geweten: het was niet het groot
ste voorrecht dat wij mochten blijven
leven, doch dat wij konden sterven als
het moest. Wij waren niet bang, zelfs de
kinderen niet, omdat wij ons wisten onder
Branden overal
Van buiten drongen vage geruchten
naar binnen door een onzer, die op zoek
naar zijn zoon was gegaan en enkele da
gen wegbleef.
Elke dag opnieuw vuur en ritselende
scherven. Eens was er een voltreffer op
zeven meter van ons huis. De gang van
het onderhuis stond plotseling vol stof en
kruitdamp. Ik voelde een slag tegen mijn
s de
1 Engels officier zeggen. Maar benen. Gelukkig niet gewond; het t
luchtdruk. Maar de scherf
lag verderop in de gang. Hij was rake
lings langs mij heengegaan. Op een keer
was er een luchtgevecht vlak boven ons
huis, waarvoor een geweldige tank stond
TOELICHTING
VANDAAG tien jaar geleden
daalden Engelse parachutisten bij
Oosterbeek en begon de slag om
Arnhem. Tien dagen leefden de
burgers in de kelders en waarde
buiten de dood en de verschrik-
kring rond. Ds J. G. L. Brouwer,
thans Hervormd predikant in De
Lier, toen nog in Oosterbeek, geeft
in bijgaand artikel zijn persoon
lijke herinneringen aan deze vre
selijke strijd. Een aangrijpend
relaas van zware beproeving en
wonderlijke uitredding.
(Advertentie)
GOLDEN LEAF VIRGINIA
ZESTIG JAAR JONG
Prot. schrijver die nooit van
achterhoede losraakte
certen te horen had hij niet. Als er geen openbare uitvoeringen in de
parken en op de pleinen waren, luisterde hij soms met het oor gedrukt
tegen de nooduitgang van het Rotterdamse Gebouw voor Kunsten en We
tenschappen. Vele jaren later betekende het horen van Tschaikowsky's No
tenkrakersuite voor hem de Keerweerlaan met Rotterdamse burgers in
hemdsmouwen voor open ramen. Toch werd die jongen geen componist,
al gaf het Steingraber Verlag in Leipzig in 1912 een muziekstukje van de
toen 18-jarige Kees Rijnsdorp uit. Het was bitter voor hem, maar hij kende
en volbracht de plicht hem door het sterven van zijn vader opgelegd.
onbegrip, vroeg Rijnsdorp zich ten
binnen, welke echter onmiddelijk met
zand werd gedoofd. Zonder ophouden
zonder mededogen drong dreunend het
geschut in het nachtelijk donker de
kleine dappere troep parachutisten terug.
Velen zijn gevallen in die laatste helse
beproeving. Hun graven, zowel die
Engelsen als van de Polen, liggen nog op
het grote Airborne-kerkhof te Oosterbeek,
2000 in getal.
Vogels zongen
BIJ het rijzen van het morgenlicht slaak-
n wij een zucht van verlichting,
et zwaar geweld ophield. AI spoedig
hoorden wij dat de Engelsen zich hadden
overgegeven. En onze reactie was alweer:
strijd is tenminste voorbij; dit was
niet langer uit te houden." Zelfs de Duit-
ïze kelder, die regelrecht vanaf
het gevechtsterrein in Normandië
Oosterbeek waren gezonden erkenden dat
Oosterbeek waren gezonden, erkenden dat
den medegemaakt. En bij alle teleurstel
ling dat deze poging tot bevrijding nie
gelukt, gehoorzaamden wij gewillig
het bevel tot evacuatie, dat van huis
huis namens de burgemeester
doorgegeven. Tien wij enige uren later
langs de heerlijke bospaden van Mariën-
daal trokken en daar de vogels hoorden
>as ons hart vervuld van blijde
dankbaarheid dat wij gespaard bleven. En
dagen van spannend kelderlevi
e heerlijke wijd-open natuur ei
bevrijding op zichzelf.
Doch ginds gingen tussen de stampnen
der bomen de vermoeide overlevenden
de Airborne'», de dapperen met hur
paarse baretten en werden in krijgsge-
ngenschap geleid. En menig kruis ver-
es later in het dorp, waar gesneuvelden
werden gevonden met een Engelse i
iaaronder „killed in action". Zij ga-
hun leven voor onze zaak!
Ds J. G. L. Brouw
Gewonde Engelse soldaten na een dagenlange uitputtende strijd op de
stoep van hotel De Tafelberg te Oosterbeek. Zij kwamen om ons de
vrijheid te brengen, maar velen van hen vonden hier de dood onder het
moordend granaat- en mitrailleur vuur der Duitsers.
,De wedloop met de tijd heb ik
loren aan 't dagelijks brood", zegt hij in
een van zijn latere verzen. Maar al
kwam de muziek op de achtergrond
zjjn literaire aanleg zette door. hoezeer
het leven hem ogenschijnlijk een maxi
mum aan belemmering voor zijn crea
tieve werk heeft opgelegd.
yiJN romandebuut „Koningskindei^n"
was een succes. Hij schreef het boek
spelenderwijs in één ruk. Ik zie hem in
nog binnenkomen in de Christelijke
Auteurskring, verheugd over het wel
slagen van deze volksroman die nog
steeds wordt gelezen en die thans zijn
egende druk heeft beleefd.
Door gezaghebbende critici is ,JCo-
ir.gskinderen" terecht gekenmerkt als
e typische calvinistische roman der
kleine luyden. De geheel eigen besloten
sfeer van het gereformeerde leven
streeks 1907 in het toenmalige Delfshaven
indt men. voor mijn besef, volkomen
getypeerd door het korte dialoogje tus
sen Neel en Siem 't Hoen. gezeten in het
bruidscoupeetje dat voortratelt over de
hobbelige keien:
Neelmeid
We zullen toch altijd samen de Here
dienen, Siem?
ly/TAAR wie verwachtte dat Rijnsdorp
het succes met „Koningskinderen"
i uitbuiten, vergiste zich in de figuur
i deze jonge schrijver, die niet alleen
zijn carrière vele weerstanden heeft
•eten overwinnen, doch ook zelf de
weg van de minste weerstand vermeed.
Het was eerst in 1938 dat. na een zeven
jaar ingespannen arbeid, zijn tweede
roman ..Eldert Holier" verscheen. Een
roman, waarin het probleem wordt ge
schilderd van de christelijke cultuur in
de vorm van de geschiedenis van een
fantastische culturele beweging, die zich
op een conflict tussen christen en niet-
christen toespitst.
Nu er in de vüfliger jaren zoveel wordt
geschreven over experimentele kunst is
het goed te herinneren aan deze merk
waardige in 1938 verschenen roman,
welke zeker kan gelden als de allereerste
experimentele met geestdrift en bewo
genheid geschreven roman der jong-
protestanten.
Dat de bedoeling, de betekenis van dit
werkstuk niet de erkenning heeft ge
vonden waarnaar de schrijver verlangend
uitzag, is een grote teleurstelling voor
hem geweest. Rijnsdorp heeft ondervon
den hoe hachelijk het is in een toch voor
kerkvolk geschreven roman te treden
buiten de geijkte formuleringen.
Toen ook de in 1946 verschenen roman
,.Mijn Vader, Mijn Vader" stuitte op
rechte af of hij eigenlijk wel
schrijver was. Dat ieder hem zo gaarne
tot vervelens toe het
..Koningskinderen" voorhield, irriteerde"
hem soms. Hendrika Kuypervan Oordt,
De schrijver, essayist, criticus
en dichter C. Rijnsdorp in zijn
werkkamer, waar hij altijd ge
zelschap heeft van zijn trouw
huisdier: de kat.
die Rijnsdorp hoog schatte, schreef eens
/er hem: ,.Het is moeilijk oordelen over
m zo gecompliceerde geest als de zijne".
Als ik het goed zie is de oorzaak hier
in te zoeken in de veelzijdigheid van
Toch is het zo
Mussen vroeger voedsel
orden gerekend. In dit prijst
schil behoeft zeker geen tegenstrijdig
heid te worden gezien,
goed denkbaar dat
vier musjes er één
cadeau werd ge ge-
methode die ook
Cornelis Rijnsdorp werd op 19
September 1894 te Delfshaven ge
boren. Hij ging vroeg naar kantoor,
behaalde zijn practijkdiploma's,
waarna hij zijn vrije tijd besteedde
in dienst van de schone letteren.
Hij debuteerde, na enig voor
bereidend werk, in 1930 met de
roman „Koningskinderen" en
schreef daarna nog twee romans,
„Eldert Holier(1938) en „Mijn
Vader, Mijn Vader" (1946). Een
aantal van zijn korte verhalen
werd gebundeld in „Kostgangers
Gods(1935).
In 1934 publiceerde hij een bun
del essays over muziek en litera
tuur Ter Zijde". Als resultaat van
een regeringsopdracht gaf hij in
1952 een essay Jn Drie Etappen"
(de hedendaagse calvinistische
literatuur en critiek getoetst aan
de aesthetlsche beginselen van Cal-
vijn).
Ter gelegenheid van zijn zestigste
verjaardag op 19 September as. is
thans ter perse een nieuwe bundel
opstellen „Op zoek naar het Ge-
Rijnsdorp is mede-oprichter van
het cultureel en letterkundig
maandblad Ontmoeting en
voorzitter van het Contact van pro
testants-christelijke auteurs.
In 1952 werd hij benoemd tot lid
van de Maatschappij der Neder
landse Letterkunde.
Rijnsdorps talent. Hij is niet alleen
romancier, doch ook essayist, en dichter.
De verteller van het eenvoudige verhaal
„Koningskinderen" had zich ..los" kun
nen schrijven, en werd niet geremd door
de essayist in hem.
Ik acht het lang niet onmogelijk dat
Rijnsdorp. nu de omstandigheden voor
zijn werk gunstiger worden, zich op
nieuw zal zetten tot het schrijven van
een roman welke door een groot lezers
publiek zal kunnen worden gewaardeerd.
Stijl en kwaliteit
JK noemde reeds de essayist Rijnsdorp.
Het schrijven van literaire opstellen is
voor hem een geliefkoosde bezigheid. Dit
bleek reeds in 1935 toen hij met de bun
del „Ter Zijde" een belangrijk aandeel
nam in het vormen van de culturele
smaak en het cultureel onderscheidings-
jve-ogen der orthodox-protestantse
Onder de oudere en jongere collega's
is door de jaren de naam Rijnsdoro juist
zijn opstellen en zijn helder cause-
op de Pinksterconferenties, vereen
zelvigd met de begrippen stijl en kwali
teit. Na het verscheiden van mevrouw
Hendrika Kuyper—Van Oordt is hij het
literaire geweten geworden van allen die
zich in protestants-christelijke kringen
met schrijven bezighouden.
De vele vormen waarin hij experimen
teerde: roman, novelle, lekespel, poëzie.
iy, kenmerken zijn artistieke ruste
loosheid. Zijn voortdurend pleiten voor
het experiment tekent hem als de artist
die geen ander oogmerk voor ogen heeft
dan het dienen van de kunst. Ik zeg niet:
«m haarzelfs wil.
Wanneer ik zeg om Gods wil weet ik
>t ik een groot woord gebruik. Doch
t „om Gods wil" durf ik hier, bij het
overzien van het leven en werk van C.
Rijnsdorp op zijn zestigste jaar. neer
schrijven. Hij is. sedert hij als knaap ge
obsedeerd werd door de muziek, „op
zoek naar het geheim".
Een van zijn meest fonkelende proza
stukjes kur.t ge lezen in zijn dezer dagen
verschijnende bundel opstellen, waarin
hij schrijft over de „Kracht en machte
loosheid van het woord", verrukt over
de schoonheid van een grasveld op pon
Octobermorgen: ..Er zijn Octobermorgens
en grasvelden nodig om de dagtaak te
verdragenDit stukje glanzend proza
zou ik in iedere bloemlezing willen zien
opgenomen.
Chr. nationaal cultuuiideaal
jyAAROM: wie Rijnsdorp wil leren ken-
nen verdiepe zich in zijn werk. In
zijn romans moet ge hem proeven in
zijn verzen (waarvan een aantal is gebun
deld in de onlangs verschenen bloem
lezing „Vloedlijn") geeft hij zich onver
huld. In zijn poëzie ligt zijn leven tv. de
diepste schuilhoeken open. Het leven van
een naar schoonheid dorstend, vaak ge
kweld christen, wiens anker vast ligt.
In dit verband wijs ik op een nog on
genoemd facet in Rijnsdorps werk: het
nimmer aflatend besef dat wij leven in
het avondland der wereldgeschiedenis.
Er zou een op6tcl te schrijven zijn over
het eschatologisch karakter van Rijns-
dorps werk.
In een van zijn laatst verschenen arti
kelen „Vrijheid, waatoe?". opgenomen in
het gezamenlijke tijdschriftnummer
Nationale Snipperdag, getuigt hij nog
maals voor een breed forum, dat hij een
positief christelijk nationaal cultuur-
ideaal nastreeft, vooral op het in pro
testantse kringen minst ontgonnen ge
bied: de kunst. Een vaak weerkerende
gedachte in zijn assayistisch werk is. dat
in ieder mens het vermogen tot kunst
sluimert. Het moet slechts worden ge
wekt. Dat Rijnsdorps woord gezag heeft
voor de culturele ontwikkeling van het
protestants-christelijk volk vindt zijn
oorzaak, behalve in de hierboven ge
noemde kwaliteiten, mede hierin, dat hij,
ondanks zijn heilzame, critische instel
ling, ten nauwste met dit geestverwante
volk verbonden bleef. Hij is nooit van
de achterhoede losgeraakt.
En nu het cultuurvraagstuk aan alle
kanten nijpend is geworden, moge het
Rijnsdorp zestig jaar jong' gegeven
worden in de rijpste periode van zijn
leven aangekomen, bij voortduur ons
volk te dienen met zijn veelzijdig talent
dichter en essayist.
P. J. RISSEEUW.