Vandaag 10 jaar geleden in Oosterbeek GUARDS Cornells Rijnsdorp op naar het geheim zoek VRIJDAG 17 SEPTEMBER 1954 HET BEGON ONDER KERKTIJD Op straat de verschrikkingin kelders de angst ZEVENTIEN SEPTEMBER 1944. Een stralende zomerse dag die Zondag. Ik stond op de kansel van de oude Hervormde kerk te Oosterbeek en had gepreekt over Genesis 9:11: „En de duif kwam tot No'ach tegen de avondtijd; en zie een afgebroken olijfblad was in haar bek; zo merkte Noach, dat de wateren van boven de aarde gelicht waren." Een tijdwoord. Doch voordat van ons de beproeving werd weggenomen, zou er nog heel wat gebeuren. Onder het dankgebed begon de sirene voor luchtalarm te loeien. En al dra werd het menens. De bommen vielen om de kerk heen en nijdig blafte het luchtafweergeschut, dat onder de bomen van het kerk plein verdekt stond opgesteld, terug. Langzaam zag ik de zware koperen kronen in de kerk heen en weer zwaaien. Zacht deinde de kansel onder mijn voeten. I ging terzijde staan of men ging bij elke bominslag schuin liggen als om ziel i verbergen achter de lessenaars. Welk i ramp, wanneer een voltreffer op het stampvolle kerkgebouw met zijn 700 kerk gangers zou neerkomen! Alleen God machtig ons te bewaren en in de laatste woorden van het dankgebed hadden wij ons in Zijn handen gegeven. Om de men sen te bedaren liet ik zingen Gezang 300A: ,.Wat de toekomst brengen moge, mij ge leidt des Heren hand". De organist viel terstond in, maar velen waren te zei echtjg om te zingen. Toen, onder dit dreigend gevaar van een massale dood heb ik de gemeente verzocht om te zingen van het Wilhelmus, het eerste en het zesde vers. Machtig klonk ons aller ge zang in die nood en bij dat laatste: „Mijn 6child ende betrouwen zijt Gij, o God, mijn Heer! Op U zo wil ik bouwen, ver laat mij nimmermeer", werden veler ogen vochtig. Zo hebben wij als saamver- gaderde gemeente op de dag des Heren de dood in het aangezicht moeten zien, maar God heeft ons gespaard. Talloze koeien, die in de weide om de kerk graas den, lagen dood in het land, maar wij konden veilig naar huis komen. Toch hadden wij daarvoor ook niet meer dan een half uur tijds. Daarna begon de hel opnieuw en thans was het een stelsel matige beschieting. Blinden vluchten Schaars kwamen de berichten binnen: Engelsen waren bij Wolfheze geland en daar waren felle gevechten aan de gang. Heel Wolfheze brandde, ook paviljoens van de stichting Wolfheze en het Tehuis voor alleenstaande blinden. Later hoorde ik dat deze laatsten allen werden gered. Ieder met de hand op de schouder van zijn voorganger, vormden zij een keten, zoals hun was geleerd en zij ontkwamen door de bossen. Gaarne was ik naar Wolf heze gegaan om daar geestelijke bijstand te verlenen en ook de burgemeester was mij per fiets komen halen om samen daarheen te trekken. Doch wij kregen geen kans meer. Het geweld werd al groter en groter en wij moesten vluchten, voor het eerst, in de kelder, enige uren lang. Des avonds kwamen wij weer naar boven. In de verte zagen wij Nijmegen branden. Een somber flakkerende gloed langs de donkere he mel, waartegen de zware toren van Eist zwart afstak. Maar er kwam verwachting Jn ons hart, toen wij vernamen dat het Benedendorp van Oosterbeek reeds En gels was. Des nachts hoorden wij het gaan van vele voetstappen langs de Utrechtse weg, waaraan onze pastorie was gelegen. Zouden het Duitsers zijn of Engelsen? Wij konden niets zien. Alles was pikdonker. Maar des morgens was er gejuich. Wij za gen de Engelse troepen langs trekken in ononderbroken rijen, achter elkaar, dicht langs de huizen. Midden op de weg reden vreemde kleine auto's, zoals wij nog nooit hadden gezien, die men „jeeps" noemde. En achter deze jeeps vaak kleine kanon nen. Zij kwamen uit de zweefvliegtuigen, die losgemaakt van het moedervliegtuig, op eigen gelegenheid daalden. Het was een machtige aanblik, toen wij dit aan schouwden. Wij waren bevrijd Alles trok ln de richting van Arnhem. Wij waren bevrijd. En na de spanning van de vorige dag, brak de vreugde los en werden jeeps en inzittenden met bloemen versierd. Maar zij keken niet vrolijk en wezen naar de lucht: Duitse vliegtuigen. Later op de dag kwamen berichten, dat de strijd om de brug te Arnhem dreigde te mislukken. En die berichten herhaal den zich. De volgende dag, Dinsdag, bezocht ik in het Stenen Kruis een tweetal ouderparen, wier jongens van 20 jaar tijdens het bom bardement uiteengereten werden. Weer blies het luchtalarm en ik daalde af in het kleine keldertje met de diep bedroefde snikkende mensen. Daar hebben wij gebe den en om troost gevraagd. En toen ik naar huis fietste, onder het gefluit van overgaande projectielen, waren de straten zo vreemd stil; overal lagen takken en dakpannen en glas en nergens waren men sen te zien; allen zaten reeds in de kel ders. Alleen één onzer bakkers stond met bleek gelaat aan zijn huisdeur. Hij had notabene nog gebakken en ik kon een Zwaar werd de Hervormde kerk van Oosterbeek getroffen door het oorlogsgeweld. Zeven honderd kerkgangers werden op de lie September tien jaar geleden overvallen door de fel le strijd, die tien dagen zou du ren en de vredige Veluwezoom zou veranderen in een vreselijk oord van dood en verschrikking de schaduw van Gods vleugelen. De Duit soldaten verwonderden zich daar< dat wij zo kalm waren en ik heb het hun uitgelegd. Zij luisterden daarnaar me aandacht en eerbied. Zij waren in hun ge camoufleerde kledij als een troep var tien woestelingen al schietend de keldei binnengekomen. Mijn vrouw stond juis r uit te delen, draaide zich om er vroeg doodbedaard: „Bitte, wollen Sie auch nicht ein wenig Wasser?" „Ja, ger- was het antwoord en meteen stonden mannen om mijn vrouw als vragen de kinderen: „Ich auch, ich auch." Want :1J hadden dorst in het vuur van de strijd. Zij hebben ons geholpen met voedsel. De Engelsen lieten aan parachutes van alles neer. Allerlei kleuren dwarrelden door de lucht, rood, blauw, groen, wit om te duiden wat er aan hing: manden te vuren. Bij elk schot dreunde het hele huls op zijn grondvesten. En dan de branden. Rondom onze ning begon het te branden. Eerst zacht knetterend geluid, dan geloei vlammen en vallend puin. Naast brandde een hotel af, achter ons wa Anastr., één vuurgloed. De wind draai de naar ons toe. Ik zag het vuur naderen toen ik even boven was in een gevechts pauze. De vitrages wapperden naar bul ten uit de open ramen, waarvan de rui ten al lang waren stuk gedreund. Zouden wij ook verbranden cn de straat wc opgejaagd, midden in het gevaar der gra naatsplinters? Ik bad: „O, God. spaar ons huis, wij hebben ook ouden van dagen en k kinderen bij ons; spaar ons, als het U behaagt." Het was stralend, zonnig i die dagen. Maar onmiddellijk na mijn ge bed brak een stortbui los, die geen minuten duurde. Het vuur van de bran den was overal gedoofd. Verder kenden wij die dagen niet anders dan zonnig weer. Het was slechts één onzer vele varingen, hoe dicht God bij ons was. Kerk in de kelder Zondag de 24e September heb ik korte godsdienstoefening gehouden in de kelder, onder alle gefluit, gegier, gedon der en geratel dftor. Maar Zondag of geen Zondag, het geweld nam nog steeds De luchtgevechten herhaalden zich. Het was alsof de vliegtuigen regelrecht op het dak van ons huls zouden neerstrijken. Soms kletterde een regen van mitrailleur kogels neer, en dan weer het blaffen van die grote tank vlak voor onze huisdeur, totdat deze eindelijk door een voltreffer werd tot zwijgen gebracht. Maar de laatste nacht, van Maandag op Dinsdag was het een complete hel. De Duitsers hadden ons verteld dat de grote Tigertanks op komst waren en die nacht zouden worden gebruikt. Later bleek dat niet was gebeurd, maar het zw tiervuur, dat de taai in het bos Hartenstein stand houdende Engelsen overgave moest brengen, was ontzettend. Dwars daartegen in het nog steeds door gaand geschutvuur vanuit de Betuwe. We hebben die nacht geen van allen geslapen. Wij zaten dicht tegen elkaar in het uiter- hoekje van de kelder. En de Duitse soldaten hadden vlak bij ons een schuil- s gezocht. Flitsen van mitrailleur kogels schoten onafgebroken over de straat. Vlammen van opnieuw uitgebroken branden dansten om ons heen. Eenmaal kwam een phosphorbom lekkend naar Voor de pastorie van ds Brouwer stond dagenlang een Duitse tank te vuren, totdat een voltreffer dit monster het zwijgen oplegde. Nog lange tijd na de bevrijding herinnerde deze tank als een roestig cadaver aan het gruwzaam geweld, dat hier had geheerst. brood, containers met munitie, kisten met levensmiddelen. Zo'n kist hebben de Duit sers voor ons opengebroken en wij kre gen heerlijke Engelse chocolade, sigaret ten, vlaas, boter, biscuits enz. Dat was een uitkomst. aantal broden meenemen. Dit was mijn laatste tocht door het geteisterde dorp. Later was er geen denken meer aan om uit het huis, ja boven de grond te komen. Des middags kwamen 16 gemeenteleden uit Dreyen, dat in brand stond, schuilen in onze kelder. Ook onze buren vroegen onderdak. En zo zaten wij al spoedig met 23 mensen in onse vrij ruime onderhuis. Engelsen weken terug Toen begon de beschieting eerst recht. De Engelsen moesten steeds meer wijken voor de Duitsers. Ons huis lag en bleef midden in de gevechtslinie. Heen weer golfden de straatgevechten. ,Come on boys", hoorden wij de rustige naderden andere stemmen, heftige commando's in fel afgebeten Duits. Zij kwamen steeds nader en terwijl wij achttal Engelse Rode Kruissoldaten in de kelder hadden, kwamen al schietende de Duitsers binnen. Met de handen om hoog werden de Engelsen, dio ons op si- chocolade hadden getrac- teerd, weggevoerd. Zij werden later vrij- lelaten om hun werk te doen. Beide gro te hotels „Schoonoord" en „De Tafel berg" lagen vol gewonden. Diep in de nacht kwamen twee Engelse militaire art- agen om water voor die gewonden. Gelukkig konden wij hen helpen. „Spoe dig zijt gij vrij", zeiden ze, „want 't grote leger is heel dichtbij". Helaas, het zou nooit komen. Erger werd het geweld. Hele dagen, hele nachten zonder ophouden gierden de gra naten over en sloegen in. Alleen des mor gens en des avonds was er een gevechts pauze van een half uur om de doden en gewonden weg te halen. Wij lagen in de kelder en sommigen hielden angstvallig kussens voor hun gezicht, alsof die kon den beveiligen voor de scherven. Als het heel erg was, versterkten wij ons, door hardop tot God te bidden. Nooit waren wij dichter bij God dan toen. Later heb ben wij geweten: het was niet het groot ste voorrecht dat wij mochten blijven leven, doch dat wij konden sterven als het moest. Wij waren niet bang, zelfs de kinderen niet, omdat wij ons wisten onder Branden overal Van buiten drongen vage geruchten naar binnen door een onzer, die op zoek naar zijn zoon was gegaan en enkele da gen wegbleef. Elke dag opnieuw vuur en ritselende scherven. Eens was er een voltreffer op zeven meter van ons huis. De gang van het onderhuis stond plotseling vol stof en kruitdamp. Ik voelde een slag tegen mijn s de 1 Engels officier zeggen. Maar benen. Gelukkig niet gewond; het t luchtdruk. Maar de scherf lag verderop in de gang. Hij was rake lings langs mij heengegaan. Op een keer was er een luchtgevecht vlak boven ons huis, waarvoor een geweldige tank stond TOELICHTING VANDAAG tien jaar geleden daalden Engelse parachutisten bij Oosterbeek en begon de slag om Arnhem. Tien dagen leefden de burgers in de kelders en waarde buiten de dood en de verschrik- kring rond. Ds J. G. L. Brouwer, thans Hervormd predikant in De Lier, toen nog in Oosterbeek, geeft in bijgaand artikel zijn persoon lijke herinneringen aan deze vre selijke strijd. Een aangrijpend relaas van zware beproeving en wonderlijke uitredding. (Advertentie) GOLDEN LEAF VIRGINIA ZESTIG JAAR JONG Prot. schrijver die nooit van achterhoede losraakte certen te horen had hij niet. Als er geen openbare uitvoeringen in de parken en op de pleinen waren, luisterde hij soms met het oor gedrukt tegen de nooduitgang van het Rotterdamse Gebouw voor Kunsten en We tenschappen. Vele jaren later betekende het horen van Tschaikowsky's No tenkrakersuite voor hem de Keerweerlaan met Rotterdamse burgers in hemdsmouwen voor open ramen. Toch werd die jongen geen componist, al gaf het Steingraber Verlag in Leipzig in 1912 een muziekstukje van de toen 18-jarige Kees Rijnsdorp uit. Het was bitter voor hem, maar hij kende en volbracht de plicht hem door het sterven van zijn vader opgelegd. onbegrip, vroeg Rijnsdorp zich ten binnen, welke echter onmiddelijk met zand werd gedoofd. Zonder ophouden zonder mededogen drong dreunend het geschut in het nachtelijk donker de kleine dappere troep parachutisten terug. Velen zijn gevallen in die laatste helse beproeving. Hun graven, zowel die Engelsen als van de Polen, liggen nog op het grote Airborne-kerkhof te Oosterbeek, 2000 in getal. Vogels zongen BIJ het rijzen van het morgenlicht slaak- n wij een zucht van verlichting, et zwaar geweld ophield. AI spoedig hoorden wij dat de Engelsen zich hadden overgegeven. En onze reactie was alweer: strijd is tenminste voorbij; dit was niet langer uit te houden." Zelfs de Duit- ïze kelder, die regelrecht vanaf het gevechtsterrein in Normandië Oosterbeek waren gezonden erkenden dat Oosterbeek waren gezonden, erkenden dat den medegemaakt. En bij alle teleurstel ling dat deze poging tot bevrijding nie gelukt, gehoorzaamden wij gewillig het bevel tot evacuatie, dat van huis huis namens de burgemeester doorgegeven. Tien wij enige uren later langs de heerlijke bospaden van Mariën- daal trokken en daar de vogels hoorden >as ons hart vervuld van blijde dankbaarheid dat wij gespaard bleven. En dagen van spannend kelderlevi e heerlijke wijd-open natuur ei bevrijding op zichzelf. Doch ginds gingen tussen de stampnen der bomen de vermoeide overlevenden de Airborne'», de dapperen met hur paarse baretten en werden in krijgsge- ngenschap geleid. En menig kruis ver- es later in het dorp, waar gesneuvelden werden gevonden met een Engelse i iaaronder „killed in action". Zij ga- hun leven voor onze zaak! Ds J. G. L. Brouw Gewonde Engelse soldaten na een dagenlange uitputtende strijd op de stoep van hotel De Tafelberg te Oosterbeek. Zij kwamen om ons de vrijheid te brengen, maar velen van hen vonden hier de dood onder het moordend granaat- en mitrailleur vuur der Duitsers. ,De wedloop met de tijd heb ik loren aan 't dagelijks brood", zegt hij in een van zijn latere verzen. Maar al kwam de muziek op de achtergrond zjjn literaire aanleg zette door. hoezeer het leven hem ogenschijnlijk een maxi mum aan belemmering voor zijn crea tieve werk heeft opgelegd. yiJN romandebuut „Koningskindei^n" was een succes. Hij schreef het boek spelenderwijs in één ruk. Ik zie hem in nog binnenkomen in de Christelijke Auteurskring, verheugd over het wel slagen van deze volksroman die nog steeds wordt gelezen en die thans zijn egende druk heeft beleefd. Door gezaghebbende critici is ,JCo- ir.gskinderen" terecht gekenmerkt als e typische calvinistische roman der kleine luyden. De geheel eigen besloten sfeer van het gereformeerde leven streeks 1907 in het toenmalige Delfshaven indt men. voor mijn besef, volkomen getypeerd door het korte dialoogje tus sen Neel en Siem 't Hoen. gezeten in het bruidscoupeetje dat voortratelt over de hobbelige keien: Neelmeid We zullen toch altijd samen de Here dienen, Siem? ly/TAAR wie verwachtte dat Rijnsdorp het succes met „Koningskinderen" i uitbuiten, vergiste zich in de figuur i deze jonge schrijver, die niet alleen zijn carrière vele weerstanden heeft •eten overwinnen, doch ook zelf de weg van de minste weerstand vermeed. Het was eerst in 1938 dat. na een zeven jaar ingespannen arbeid, zijn tweede roman ..Eldert Holier" verscheen. Een roman, waarin het probleem wordt ge schilderd van de christelijke cultuur in de vorm van de geschiedenis van een fantastische culturele beweging, die zich op een conflict tussen christen en niet- christen toespitst. Nu er in de vüfliger jaren zoveel wordt geschreven over experimentele kunst is het goed te herinneren aan deze merk waardige in 1938 verschenen roman, welke zeker kan gelden als de allereerste experimentele met geestdrift en bewo genheid geschreven roman der jong- protestanten. Dat de bedoeling, de betekenis van dit werkstuk niet de erkenning heeft ge vonden waarnaar de schrijver verlangend uitzag, is een grote teleurstelling voor hem geweest. Rijnsdorp heeft ondervon den hoe hachelijk het is in een toch voor kerkvolk geschreven roman te treden buiten de geijkte formuleringen. Toen ook de in 1946 verschenen roman ,.Mijn Vader, Mijn Vader" stuitte op rechte af of hij eigenlijk wel schrijver was. Dat ieder hem zo gaarne tot vervelens toe het ..Koningskinderen" voorhield, irriteerde" hem soms. Hendrika Kuypervan Oordt, De schrijver, essayist, criticus en dichter C. Rijnsdorp in zijn werkkamer, waar hij altijd ge zelschap heeft van zijn trouw huisdier: de kat. die Rijnsdorp hoog schatte, schreef eens /er hem: ,.Het is moeilijk oordelen over m zo gecompliceerde geest als de zijne". Als ik het goed zie is de oorzaak hier in te zoeken in de veelzijdigheid van Toch is het zo Mussen vroeger voedsel orden gerekend. In dit prijst schil behoeft zeker geen tegenstrijdig heid te worden gezien, goed denkbaar dat vier musjes er één cadeau werd ge ge- methode die ook Cornelis Rijnsdorp werd op 19 September 1894 te Delfshaven ge boren. Hij ging vroeg naar kantoor, behaalde zijn practijkdiploma's, waarna hij zijn vrije tijd besteedde in dienst van de schone letteren. Hij debuteerde, na enig voor bereidend werk, in 1930 met de roman „Koningskinderen" en schreef daarna nog twee romans, „Eldert Holier(1938) en „Mijn Vader, Mijn Vader" (1946). Een aantal van zijn korte verhalen werd gebundeld in „Kostgangers Gods(1935). In 1934 publiceerde hij een bun del essays over muziek en litera tuur Ter Zijde". Als resultaat van een regeringsopdracht gaf hij in 1952 een essay Jn Drie Etappen" (de hedendaagse calvinistische literatuur en critiek getoetst aan de aesthetlsche beginselen van Cal- vijn). Ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag op 19 September as. is thans ter perse een nieuwe bundel opstellen „Op zoek naar het Ge- Rijnsdorp is mede-oprichter van het cultureel en letterkundig maandblad Ontmoeting en voorzitter van het Contact van pro testants-christelijke auteurs. In 1952 werd hij benoemd tot lid van de Maatschappij der Neder landse Letterkunde. Rijnsdorps talent. Hij is niet alleen romancier, doch ook essayist, en dichter. De verteller van het eenvoudige verhaal „Koningskinderen" had zich ..los" kun nen schrijven, en werd niet geremd door de essayist in hem. Ik acht het lang niet onmogelijk dat Rijnsdorp. nu de omstandigheden voor zijn werk gunstiger worden, zich op nieuw zal zetten tot het schrijven van een roman welke door een groot lezers publiek zal kunnen worden gewaardeerd. Stijl en kwaliteit JK noemde reeds de essayist Rijnsdorp. Het schrijven van literaire opstellen is voor hem een geliefkoosde bezigheid. Dit bleek reeds in 1935 toen hij met de bun del „Ter Zijde" een belangrijk aandeel nam in het vormen van de culturele smaak en het cultureel onderscheidings- jve-ogen der orthodox-protestantse Onder de oudere en jongere collega's is door de jaren de naam Rijnsdoro juist zijn opstellen en zijn helder cause- op de Pinksterconferenties, vereen zelvigd met de begrippen stijl en kwali teit. Na het verscheiden van mevrouw Hendrika Kuyper—Van Oordt is hij het literaire geweten geworden van allen die zich in protestants-christelijke kringen met schrijven bezighouden. De vele vormen waarin hij experimen teerde: roman, novelle, lekespel, poëzie. iy, kenmerken zijn artistieke ruste loosheid. Zijn voortdurend pleiten voor het experiment tekent hem als de artist die geen ander oogmerk voor ogen heeft dan het dienen van de kunst. Ik zeg niet: «m haarzelfs wil. Wanneer ik zeg om Gods wil weet ik >t ik een groot woord gebruik. Doch t „om Gods wil" durf ik hier, bij het overzien van het leven en werk van C. Rijnsdorp op zijn zestigste jaar. neer schrijven. Hij is. sedert hij als knaap ge obsedeerd werd door de muziek, „op zoek naar het geheim". Een van zijn meest fonkelende proza stukjes kur.t ge lezen in zijn dezer dagen verschijnende bundel opstellen, waarin hij schrijft over de „Kracht en machte loosheid van het woord", verrukt over de schoonheid van een grasveld op pon Octobermorgen: ..Er zijn Octobermorgens en grasvelden nodig om de dagtaak te verdragenDit stukje glanzend proza zou ik in iedere bloemlezing willen zien opgenomen. Chr. nationaal cultuuiideaal jyAAROM: wie Rijnsdorp wil leren ken- nen verdiepe zich in zijn werk. In zijn romans moet ge hem proeven in zijn verzen (waarvan een aantal is gebun deld in de onlangs verschenen bloem lezing „Vloedlijn") geeft hij zich onver huld. In zijn poëzie ligt zijn leven tv. de diepste schuilhoeken open. Het leven van een naar schoonheid dorstend, vaak ge kweld christen, wiens anker vast ligt. In dit verband wijs ik op een nog on genoemd facet in Rijnsdorps werk: het nimmer aflatend besef dat wij leven in het avondland der wereldgeschiedenis. Er zou een op6tcl te schrijven zijn over het eschatologisch karakter van Rijns- dorps werk. In een van zijn laatst verschenen arti kelen „Vrijheid, waatoe?". opgenomen in het gezamenlijke tijdschriftnummer Nationale Snipperdag, getuigt hij nog maals voor een breed forum, dat hij een positief christelijk nationaal cultuur- ideaal nastreeft, vooral op het in pro testantse kringen minst ontgonnen ge bied: de kunst. Een vaak weerkerende gedachte in zijn assayistisch werk is. dat in ieder mens het vermogen tot kunst sluimert. Het moet slechts worden ge wekt. Dat Rijnsdorps woord gezag heeft voor de culturele ontwikkeling van het protestants-christelijk volk vindt zijn oorzaak, behalve in de hierboven ge noemde kwaliteiten, mede hierin, dat hij, ondanks zijn heilzame, critische instel ling, ten nauwste met dit geestverwante volk verbonden bleef. Hij is nooit van de achterhoede losgeraakt. En nu het cultuurvraagstuk aan alle kanten nijpend is geworden, moge het Rijnsdorp zestig jaar jong' gegeven worden in de rijpste periode van zijn leven aangekomen, bij voortduur ons volk te dienen met zijn veelzijdig talent dichter en essayist. P. J. RISSEEUW.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 9