zt ncjen qoeö SPReken en I X Me n dreigde Oom Fanie voor de leeuwen te gooien 1 m, 4 41 oefenen in öiqelijkse zeLfueheeRsinq öoor nAöoen nemen knöeRen ta6l en uitspjAAk va,n ons oven WIJ leren onze kinderen gaarne goed lopen, goede tafelmanieren en de wijze waarop zij zich in gezel schap behoren te gedragen. Wij zen den hen naar school, waar zij onder richt ontvangen in lezen, schrijven, rekenen en vele andere vakken. Waarom leren wij hen ook niet goed spreken? Kunnen wij dit eigen lijk zelf nog wel? Gunnen wij ons in het dagelijks leven de nodige tijd en het geduld om goed Nederlands te spreken en te zingen en dit ook onze kinderen voor te doen? Laat ons eens een eenvoudige proef nemen. Verwisselt u niet dikwijls z met s, v met f, b met p en d met t? (zitten, veel, Bep, daden). Hoe staat het met uw r en Verwaarloost u in vele gevallen niet de eerste en vormt u de tweede niet met de keel (graag) Waarom hoort men vaak „spreke" in plaats van „spreken", „telle" in plaats van „tellen"? enz. En hoe is het met de uitspraak van de ui. ei, ou en au? Niet een weinig ge rekt? huizen, weiden, kousen, rauw). Schep orde in uw spraak en gij schept wederkerig orde in uw denken. De meeste mensen spreken te vlug en te slordig, omdut zij te haastig den ken en daardoor slordig denken. Goed denken is een van de mooiste, maar ook een van de moeilijkste dingen die wij hebben te leren. VOLGENS de wet van oorzaak en gevolg moet een spreker beginnen met te denken. Daarna kiest hij de juiste woorden. Denkt hij slordig, dan zullen zijn zinnen en woorden even eens slordig gevormd zijn. Doet hij echter moeite om goed te spreken, dan schept hij daardoor meteen orde in zijn denken. Het kost onZe huidige generatie steeds meer moeite om rustig te den ken cn daardoor rustig te spreken. Onze handelingen zijn veelal te ge jaagd, dikwijls agressief cn oneven wichtig. De onrust van het huidige ge slacht weerspiegelt zich in het spre ken. De meeste mensen gunnen zich geen tijd meer om behoorlijk een lied in te studeren en noemen ..zangrepetities" tijdverspilling. Nu moeten wij afwijkingen in de uitspraak wel weten te onderscheiden van spraakgebreken. Afwijkingen in de uitspraak zeggen ons. dat wij maar half zagen, hoorden of voelden. De concentratie ontbrak Uitspraakafwij kingen vormen het kwaad, dat door een goede opvoeding moet worden ver beterd. Die taak berust bij u en mij zodra wij regelmatig met kinderen in aanraking komen. Bij spraakgebre ken. zoals stotteren, polteren, stame len enz., doen wij echter goed het kind naar een spraakleraar(es) te zenden. Onze kinderen leren spreken van hun omgeving, dat wil zeggen: door nadoen nemen zij onze taal en uit spraak over. Doen wij het verkeerd, dan geven wij hun iets in het leven mee, waarvan ze meer last dan ge mak ondervinden. Tegenover het na geslacht hebben wij de plicht onze taal zo gaaf mogelijk over te leve ren. Reeds in de Troonrede van 1935 werd er op gewezen, dat aan de uit- sprunk van het Nederlands meer aan dacht moest worden besteed. Wie werkelijk goed spreekt leert eveneens gemakkelijker goed zingen, want zingen is eigenlijk: verlengd spreken Het zangonderwijs begint dan ook bij het spreekonderwijs. Een van onze beroemdste Nederlandse znnepaedagogen, Cornelic van Zanten (1855 1945) heeft het eens kernach tig zó uitgedrukt: „Zangkunst is be heersing der juiste spieren van het aderm en spreekorgaan". WILLEN wij goed leren spreken en dit ook onze kinderen leren, dan moeten wij beginnen met de koe bij de hoorns te pakken door langzamer te spreken dan wij dit tot nog toe deden. Heeft u wel eens opgemerkt, dat een verstandige moeder, die haar kindje wil leren spreken, eerst de woorden langzaam en duidelijk voor zegt? Alleen hierdoor leert de kleu ter goed spreken. Wie altijd vlug cn daardoor slordig tegen kinderen spreekt, schept niet alleen een.onrus tige sfeer in zulke leventjes, maar leert de kinderen nimmer ordelijk denken en goed spreken. Anderen opvoeden betekent dus al lereerst: zichzelf opvoeden. En wij mogen ten opzichte hiervan nimmer aarzelen om ons zelf van tijd tot tijd terdege onder handen te nemen. Schep, terwille van onze kinderen, or de in uw spreken en orde in uw zin gen. Spreek niet te haastig, maar be heers u. Denk eerst na wat ge gaat zeggen en vermijd alle onrust. Denk er aan, welk een grote verantwoor delijkheid ge tegenover uw omgeving en wel allereerst onze kinderen op u laadt door uw haastig en slor dig gepraat. HET volgende waarop we hebben te letten is, dat we voortaan iets dieper ademhalen dan we tot nog toe deden. Dit voorkomt veel narigheid, vooral voor mensen die binnenshuis hun arbeid verrichten. In December 1953 hield, volgens het April-Mei nr. van de „Mededelingen van de Anti-Vivisectie-Stichting", dr. Ludwig uit Freiburg in besloten kring een cursus over het belang van ont spanning en goede ademhaling. Dr. Ludwig vertelde zijn gehoor hoe in Duitsland reeds vele artsen zich erop toeleggen de ademhaling aan te wen- Het beroemde koor zingt, bezield en met overga den om verschillende ziekten te ge nezen, in het bijzonder tuberculose en asthma. Doch ook kanker, struma en vooral allerlei hartgebreken den gunstig beïnvloed door de toe passing van de ademhaling. Dr. Lud wig demonstreerde de volledige adem haling, die bestaat uit buik-, flank en borstademhaling. Het bleek toen dr. L. dit controleerde, dat géén dei- aanwezigen op de juiste wijze adem haalde. Wanneer de longen te veel koolzuur bevatten lijdt het gehele lichaam daaronder. Wetenschappelijk is komen vast te staan dat het de hersencellen zijn, die het eerst worden aangetast Tot zover de cursus van dr. Lud wig. Zij toont ons duidelijk hoe be langrijk het is dieper adem te ha len dan we gewend zijn te doen Maar dan geen schouderademhaling Alleen de buikwand, de flanken en de borstkas mogen zich uitzetten. De inademing moet zoveel mogelijk door de neus geschieden. In de neus wordt de lucht als het ware kring vormig rondgeleid door het aanwezig zijn der neusschelpen, de lucht wordt cr verwarmd, gefilterd en gezuiverd, zijn vochtigheidsgraad neemt lang zaam toe, zodat de neuslucht al de eigenschappen bezit voor het vormen van gezond bloed. Vooral tijdens een wandeling of een tochtje op de fiets kunnen we ons oefenen in het dieper en gezonder ademhalen. En wat betreft het spreken en zin gen: de vorming van iedere klinker en medeklinker vraagt een preciese samenwerking van verschillende spie ren, die, wanneer wij deze foutief of in het geheel niet gebruiken, hun ar beid aan andere spieren overdragen, die evenwel van nature hiervoor niet bestemd zijn. De mond heeft tot taak de juiste vorming van het te spreken en te zin gen woord. Al wat de mond verwaar loost zal het strottenhoofd of de neus doen. Zijn de mondspieren niet sterk en elastisch genoeg, dan zullen zij het woord slechts gebrekkig vormen. Door langzamer en duidelijker te spreken oefenen wg deze spieren. Dit alles vraagt van ons een da gelijkse zelfbeheersing. Hij, evenwel, die zichzelf beheerst, is sterker dan degene, die een stad inneemt. ARY SCHIPPER. Geval zonder eind(V) WE spreken van „huwelijksboot je". Dat veronderstelt geen machtige oceaanvaarder, muar eer 'n ranke cano, die heel snel kan voortschicien, maar die ook even gemakkelijk kan omslaan. De beide inzittenden kunnen dat laatste alleen voorkomen, wanneer ze volledig op elkaar ingesteld, zonder rare kun sten uit te halen, in gelijke slag weten te roeien. Dat eist nog al liet een en ander. En dat vraagt zeker om een gedegen opvoeding tot het huwelijk. Een opvoeding waarover deskundigen hebben gezegd dat ze reeds in de wieg dient te beginnen.' Maar wat kunnen we dan voor goeds verwachten als zo'n Sjaantje 20'n Sjarlie trouwt. Over Sjaantje vertelden we ver leden maal thans dient Sjarlie t'oor het voetlicht te treden. Hij doet dat ongetwijfeld met een zekere bravoure, met ren hoofdse buiging en met lichtelijk overbodige zwier. Soms denk ik: nog steeds is nomen omen: de naam zegt iets van het wezen van de persoon in kwestie, Sjarhc is een filmheld-naam. en het beduidt iets wanneer een trotse vader zijn zoon vernoemt naar de ridders van het witte doek. Z o'n vader is zelf niet wezenlijk volgroeid geweest, toen zijn zoon geboren werd De bioscoop kan tot op zekere hoog te een aangename ontspanning bie den. maar ieder volwassen mens kijkt dwars door al het klatergoud heen. Hij beseft dat hij daar op een knappe manier bij de neus genomen wordt en hij waardeert de hele zaak niet hoger dan zij verdient: een mo ment van verstrooiing zonder we zenlijke achtergrond. Maar zodra een man op jaren zó wegloopt met dit verschijnsel dat hij zijn kinderen opscheept met de namen dezer fcer- mis-en-pros-klnnten, ai. dan ver strekt hii zichzelf een brevet van onmondigheid Hij is op de vlucht uit en voor de barre werkelijkheid; h\j is een dagdromer en een onvol waardige. Waardoor dan prompt nok zitn opvoeding en dus de levensstijl van zijn kroost bepaald worden. Ze groeien op tot opscheppertjes en leeg-hoofden. Ze ontwijken de ernst en de verantwoordelijkheid. En Sjaantje's Sjarlie kan dan als hun De jonge violist Uit de VOLKSWIJK aller prototype worden aangewezei\. Sjarlie uiat een vent van niks! O, zo aan de buitenkant lijkt het nog wel wat. Het lijkt zelfs meer dan 't dat behoorde te doen. Van top tot teen: gepermanente haarlokken, stekende ogen, een snorretje, een onzekere babymond net alsof ie direct aan het blèren zal slaan, wat ie ook nog al eens doet.' een zeer opzich tige Amerikaanse das met een vol ledige geïllustreerde tophit er op, speciaal in rood en geel gehouden, een azuren pak, paarse sokken en geraffineerd open gewerkte bruine schoenen. Een wandelende regen boog met een bungelende sigaret in de linkermondhoek en vingers, waarop nicotine-bruin en nagel randjes-zwart om de voorrang strijden. En dat alles dan gepresen teerd in een opdringerige vorm bruiaal-vleterig. Ik zou in een vreemde taal moeten vluchten om het u juist te beschrijven: om Nederlands heeft ran oudsher zo'n hekel aan dergelijke misbaksels dat het enkel maar schelden gaat. Maar zó zal het u niettemin óók wel duidelijk wezen. Sjarlie. Een roman aan hem ge wild zou tot ondertitel verdragen: „Of: hoe kom ik door de wereld a op andermans kosten en zonder «j. ooit een slag uit te voeren!" Want Sjarlie is een klaploper en uit- i> buifer. Od het moment dat hij in g ons bestaan binnendringt is hij huisvader cn twintig jaar oud, maar hij heeft nog nimmer iets gepresteerd. Op zichzelf is dat ongetwijfeld een kunst. Natuurlijk, toen hij die schattige kleine Sjarlie was, behoefde hij nog niet te wer- Jjl ken. Hij werd thuis verwend en wist op een prikje alle familie- leden, kennissen en buren, waar hij met een engelachtig smoeltje op Zondagmorgen centjes kon gaan afbedelen. Ik overdrijf Diet als ik vaststel dat hij op die wijze zeker 'n twee tot drie gulden per Zondag bijeen wist te garen en nog sneller wist om te zetten in \jsies, choco- laderepcn en gebakjes. Waarschijn- lijk liggen hier de bouwstenen voor g zijn huidige maagkwaal, maar die 5 verdient een hoofdstuk apart. In H elk geval kwam de jeugdige Sjar lie op deze wijze tot de ontdekking dat het zaliger is te ontvangen dan te geven, alsook dat men een dorstige os niet muilbanden moet. Het is geen speelse aardigheid van me dat ik me op dit punt zo uit druk: Sjarlie weet zelf iedere uitspraak in zijn eigen voordeel om te buigen. In het begin lachte men daarom op den duur werd men er kregel door uiteindelijk trapte men hem het huis uit. Sjarlie, de kleuter lieveling ran de buurt. Sjarlie, het school kind gappend uit andermans jasjes en beursjes. Sjarlie, de puber rover ran eer en ge weten. Altijd er op uit om ergens béter van te worden. In werkelijk heid al maar slechter wordend. Slechts op één punt meer dan vol leerd: hoe het leven af te romen en hoe zonder enige vakbekwaam heid of scholing toch royaal aan de kost te komen. En met deze Sjarlie stapt dan dat zielige Sjaantje in de huwelgksboot. O stumpers, wat moet daarvan te recht komen? Had dat kind dan geen ogen in haar gezicht, om dit uiterste onheil te ontwijken. WIJKPREDIKANT. ZONDAGSBLAD 14 AUGUSTUS 1954 Maar toch is prol. tlr. S. P. Engelbrecht in Zuid-Alrika een zeer gezaghebbend man EN OOK IS HIJ EEN GROOT VRIEND VAN NEDERLAND HERHAALDELIJK hebben de dagbladen gedurende de afgelopen maanden iets gepubliceerd over de Zuid-Afrikaanse professor S. P. Engelbrecht, die onlangs, vergezeld van zijn echtgenote, een bezoek aan ons la.nd heeft gebracht. Het moderamen van de Generale Synode der Ned. Herv. Kerk bereidde hem een officiële ontvangst en op de jaarvergadering van de Zuid-Afrikaanse Vereniging, waar professor Engelbrecht trouwens zelf een rede uitsprak, werd gewaagd van de vreugde, die bij de leden heerste, nu deze vriend va.u ons land en volk weer enige tijd in ons midden vertoefde. Ook voor mij was het een grote verrassing, dat „Oom Fanie", zoals vrien den en bekenden de in Pretoria wonende hoogleraar noemen, naar ons land toekwam en ik hem zo spoedig weer mocht terugzien. Tijdens mijn bezoek aan Zuid-Afrika heb ik namelijk twee onvergetelijke contacten met hem gehad. De Nederlandse dagbladen en tijdschriften hebben vooral zijn verdiensten als kerkhistoricus naar voren gebracht. In dit artikel wilde ik alleen mijn persoonlijke indrukken van de mens Engelbrecht, van „Oom Fanie" geven. Er is een afspraak voor jc gemaakt met oom Fanie", zei op een dag mijn sympathieke gastvrouw in Pretoria. Me vrouw Hans Nix mij. Ze wist dat ik Professor Enjelbrecht om alles wat ik over hem gehooid had graag wilde ont moeten ..Hij wil je vanavond ontvan gen. Hij zei zich ook zeer te interesse ren voor de naam Pos, omdat cr enige mannen van die naam voorkomen in de geschiedenis van de Ned. Herv. kerk in Zuid-Afrika". ,,Wie brengt me er heen?" vroeg ik. Mevrouw Nix dacht even na. Zelf was ze behalve moeder van drie kinderen, secretaresse van Dr. Gravemeyer tij dens diens verblijf in Zuid-Afrika, wat haar zeer veel werk gaf. dat ze echter met hart en ziel deed. Het is in de steden in Zuid-Afrika on mogelijk dat een vrouw 's avonds alleen ergens heen kan gaan met het oog op het niet denkbeeldige gevaar van de zijde der naturellen, dus werd besloten dat mijn gastheer, die het ook heel prettig vond Professor Engelbrecht weer eens te zien, mij zou vergezellen. Het was een voor Zuid-Afrika abnor maal koude avond, dat Ir Nix en ik per auto naar de woning van Professor en Mevrouw Engelbrecht reden. Mevrouw liet ons zelf binnen en bracht ons door de lange gang naar het zeer grote stu deervertrek, waar niet alleen de wan den met boeken waren bedekt, maar ook op elk daarvoor geschikte plek boe kenkasten zonder deuren -hun rijkdom vertoonden. Want dat zij een rijkdom voor hun bezitter vormden, zag men on middellijk bij het binnentreden. Hoe verzorgd zagen al die rijen boeken er uit en hoe systematisch waren ze in hun kasten ondergebracht, zoals later blcek. Hoe onfeilbaar werkte ook het kaartsysteem van hun bezitter, die ons later naar speciale wensen vroeg over bepaalde gegevens, die hij misschien kon verschaffen en zonder aarzeling uit de honderden werken het juiste boek te voorschijn haalde en van een bepaalde bladzijde een citaat voorlas. Maar zover was het nog niet. Wij zagen nu Professor Engelbrecht zo huiselijk gekleed als het maar kon. met een kacheltje In zijn buurt, achter zijn bureau, bijna wegzinkend tussen zijn ontelbare „boekenvrienden", die tot aan het plafond zich rondom hem verhieven. Twee kaarten ergens tegen een kast rand geprikt vielen onmiddellijk op Op de ene stond met grote letters „Rook ten strengste verbode op dc andere het vers van Guido Gezelle: „Het leven is een kruisbanier". Mevrouw Engelbrecht kwam ons al gauw een kopje thee brengen, maar toen verdween ze weer naar de warme huiskamer en wg luisterden lachend naar de humor van ..Oom Fanie" waar voor deze als een echte Afrikaner een groot gevoel heeft. Het ging er over dat mannen, ook Afrikaanse mannen, dikwijls zo schaars waren in hun woor den van waardering voor hun vrouw. En Oom Fanie haalde het gezegde aan van een ouderling die eens zei: „My vrOU is vir my so veel wert, dat ik bijna daartoe kom om het teen sé!" Familiepraalje Toen wij door het kacheltje èn door de thee èn door humor cn har telijkheid van Oom Fanie eindelijk van de ongekende kou daarbuiten waren be komen. moest hij alles weten over mijn afkomst. Ik vertelde hem over mijn Oom Willem, zendeling-pionier op Socm- ba, die een Soembanees woordenboekje samenstelde, wiens kerk werd ver brand, wiens vrouw stierf op Soemba en die na vele jaren van zware arbeid met zo'n hevige berie-berie terugkwam waarvoor men toen nog geen genees middel wist dat hij steeds meer ver lamde en na jaren van met zeldzame blijmoedigheid gedragen lijden in Zaan dam stierf. Toen wilde hij weten over mijn vader, die ook zendeling had wil len worden evenals zijn 22 jaar oudere broer, welke na tien zusters nog een broertje had gekregen, waarom mijn vader onmiddellijk zijn theologische studies had moeten afbreken om twee jaar in militaire dienst te gaan. nu hij niet meer de enige zoon was! Wat mijn vader betreft, deze is tenslotte evangc- turftrappers en landarbeiders, bracht onnoemelijk veel blijdschap. men noemde hem de „zingende evange list" maar brandde zichzelf volko men op bij het zeer zware werk in de door regen en wind zo dikwijls ge striemde wijde polders en stierf in 1940 Toen wilde Oom Fanie weten waar ons voorgeslacht dan wel vandaan kwam. Ik zei te vermoeden van Loosdrecht of Loe.nen aan de Vecht. Hah! Dat was het wat hij weten wilde! „Want" cn toen kwamen de gegevens over de Pos sen in Zuid-Afrika. Van één wilde hij zo gaarne nog iets naders weten, nl. van Mijndert Jan Pos, die een vooraan staande plaats aan het einde van de vorige eeuw in het leven van dc Neder lands Hervormde Kerk in Zuid-Afrika had ingenomen Hij was getrouwd met Anna Johanna Pieternclla Beiuidenhout en een dochter van hem was Wilhelmi- na Anna Pos. die nog moest leven. Ik vertelde hem dat de nu reeds zeer oude dame mij vanuit Warmsprings, waar ze thans woonde, een brief had gestuurd en dat ik haar daar had opgezocht. Professor Engelbrecht verzocht me om nog eens naar Loenen aan de Vecht te gaan en te weten te komen of daar nog familieleden van Mijndert Jan Pos woonden. Hij liet me de foto van deze baardige, indrukwekkende pionier zien en las voor wat hij over hem had ge schreven. Toen kwam het gesprek op andere Possen en hij toonde me een boekje van 1868. waarin een zekere Nico- laas Pos de toestand beschreef op maat schappelijk en geestelijk gebied in de Kaapkolonie, die hij nu niet bepaald door een rooskleurige bril zag! Zo vloog de avond voorbij en men kreeg steeds meer respect voor dc enor me kennis en het sterke geheugen van deze kerkhistoricus, die allerlei feiten en jaartallen noemde ln verband met hel binnen enkele dagen na dat bezoek te Rustenburg te houden „eeuwfeest", waarop herdacht zou worden hoe daar honderd jaar geleden de eerste synode van de Ned. Herv, Kerk in Transvaal werd gehouden, welke zich had losge maakt van de Kaapse Kerk. die, hetzij met goede bedoelingen, destijds de Boe ren had getracht van heengaan uit de Kaapprovincie te weerhouden, de ,,Gro- We bewonderden ook in Profeter En gelbrecht dat HU juist als geleerde io n enorm gevoel voor orde had. (leen ogen blik had hij naar de een of andere bron t« zoeken om er gegevens uit te put- bloedverwant informeerde. en Prof. Engelbrecht In zijn kaartsysteem de naam opzocht om in een oude Transvaal se almanak de verlangde gegevens te verstrekken. Hoe zorgvuldig moet dat kaartsysteem bijgewerkt zUn, en welk een monnikenwerk moet het wezen om zo van boek na hoek de inhoud te registreren! Mooie fochf HET was 7 Augustus toen ik Professor Engelbrecht weer ontmoette, nu op de feestelijke vergadering in Rusten burg. i Met een klein gezelschap vertrokken we op 7 Augustus al vroeg per auto van Pretoria. Het was koud en zwaar hing de walm, opstijgend uit de ontelbare vuurpotjes met vette kolen, door de na turellen-bedienden achter schier alle woonhuizen gestookt, laag over de stad en het wijde dal. Zodra wg echter de laat ste woonwijken achter ons hadden werd de atmosfeer zuiver en ook de zon gaf met het uur meer warmte. Rondom ons lag het Afrikaanse land, geel cn dor, in haar winterse aanzien. Dc aarde was kurkdroog, verzengd door de onbarm hartige zon van de achterliggende maanden en het werd misschien Novem ber eer de eerste regens weer zouden komen. Zonneschijn maakt hier nooit echt blij zoals in ons land met het vele sombere weer. Je aanvaardt dc zon als een vanzelfsprekendheid cn je klaagt over hitte en over de stof, die de droogte cn de winden hoog op dc wegen doet opwarrelen. Hei was met Nederlandse ogen ver makelijk om te zien hoe al die plechtig in het zwart geklede dominees, ouder lingen en diakenen, al die mannen, die, meestal vergezeld van hun vrouwen, tot zelfs uit Zuid-West-Afrika en de Rhode sia's. duizenden mijlen weg, kwamen om het grote feest in Rustenburg bij te wo nen. in hun auto's wit katoenen jassen over hun zwarte pakken droegen, van wege de stof! We reden via Hartenbeespoortdam, waar het kunstmatig gevormde meer daar stil en vredig lag aan de voet van de uitlopers der Magalies-bcrgen Klei ne jachtjes trachtten in hun witte zei len de weinige wind op te vangen. Hoe oog- en hartverheugend is het. wanneer men ook in dc wintertijd in geheel Zuid-Afrika een schat aan bloe men ziet. zodra er een weinig water in de buurt is. waarmee de planten be goten kunnen worden. We zagen kleine landhuizen omringd van veelkleurige bloemen, gladiolen, oost-indische kers, goudse bloemen, zwaardlelies en vele soorten meer. Tabaksvelden en sinaas appelboomgaarden volgden. Warm gloeiden de vruchten in de morgenzon We iMSscerden een „boercplaas". De gebouwen van dc Volksraad in Kaapstad. Op de achtergrond het massief van de Tafelberg. Kaaps-Hollandse stijl opgetrokken, op rijzend uit een overstelpende bloemen weelde, vormde het middelpunt, terwijl een met guirlandes van bloemen ver sierde oprijlaan er heen leidde. Elke zuil van deze laan droeg een witte dui- Toen kwamen we langs Kroonstad, een zeer welvarende plaats aan de Vaal- rivier temidden van opvallend vruchtba re rn uitnemend onderhouden akkers, velden en boomgaarden. Een oase door het aanwezige water temidden van hel verschroeide land. Hier wonen o a. af stammelingen van een Duitse nederzet- ting, die hun welvaart hebben le dan- het water uit de prachtig be- rivier en naar men zei uit het r bij Olifantsnek, één der drie in de bergen gevormde reservoirs, waartos verder Hartenbceapoortzlam en Buffel- spoortdam behoren. Tenalottr naderden het doel van onze tocht: Rustenburr. een vredige, bloeiende plaat*, waar vele nieuwe ge bouwen oprijzen en waar nu een ont zaglijke drukte heerste. In Rustenburg In de zeer schone nieuwe Ned. Hervorm de Kerk zou dc dankdienst op dezs morgen plaatsvinden. Later zouden de honderden afgevaardigden op verschil lende plaatsen in Rustenburg tezamen komen. Dc rouwen zouden hun bijeen komst na de lunch hebben in het juist klaargekomen gebouw naast de kerk dat dc Annie Steenekamp-gedrnkzaal werd genoemd, in herinnering aani de echtgenote van de plaatselijke predikant Da. C. S. Steenekamp, die zich door (Voor vervolg pag. $1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 10