zt ncjen
qoeö SPReken en
I
X
Me
n dreigde Oom Fanie
voor de leeuwen te gooien 1
m,
4
41 oefenen in öiqelijkse
zeLfueheeRsinq
öoor nAöoen nemen knöeRen ta6l en uitspjAAk va,n ons oven
WIJ leren onze kinderen gaarne
goed lopen, goede tafelmanieren
en de wijze waarop zij zich in gezel
schap behoren te gedragen. Wij zen
den hen naar school, waar zij onder
richt ontvangen in lezen, schrijven,
rekenen en vele andere vakken.
Waarom leren wij hen ook niet
goed spreken? Kunnen wij dit eigen
lijk zelf nog wel? Gunnen wij ons in
het dagelijks leven de nodige tijd en
het geduld om goed Nederlands te
spreken en te zingen en dit ook onze
kinderen voor te doen?
Laat ons eens een eenvoudige proef
nemen. Verwisselt u niet dikwijls z
met s, v met f, b met p en d met t?
(zitten, veel, Bep, daden). Hoe staat
het met uw r en Verwaarloost u
in vele gevallen niet de eerste en
vormt u de tweede niet met de keel
(graag) Waarom hoort men vaak
„spreke" in plaats van „spreken",
„telle" in plaats van „tellen"? enz. En
hoe is het met de uitspraak van de
ui. ei, ou en au? Niet een weinig ge
rekt? huizen, weiden, kousen, rauw).
Schep orde in uw spraak en gij
schept wederkerig orde in uw denken.
De meeste mensen spreken te vlug en
te slordig, omdut zij te haastig den
ken en daardoor slordig denken. Goed
denken is een van de mooiste, maar
ook een van de moeilijkste dingen die
wij hebben te leren.
VOLGENS de wet van oorzaak en
gevolg moet een spreker beginnen
met te denken. Daarna kiest hij de
juiste woorden. Denkt hij slordig, dan
zullen zijn zinnen en woorden even
eens slordig gevormd zijn. Doet hij
echter moeite om goed te spreken,
dan schept hij daardoor meteen orde
in zijn denken.
Het kost onZe huidige generatie
steeds meer moeite om rustig te den
ken cn daardoor rustig te spreken.
Onze handelingen zijn veelal te ge
jaagd, dikwijls agressief cn oneven
wichtig. De onrust van het huidige ge
slacht weerspiegelt zich in het spre
ken.
De meeste mensen gunnen zich geen
tijd meer om behoorlijk een lied in te
studeren en noemen ..zangrepetities"
tijdverspilling.
Nu moeten wij afwijkingen in de
uitspraak wel weten te onderscheiden
van spraakgebreken. Afwijkingen in
de uitspraak zeggen ons. dat wij maar
half zagen, hoorden of voelden. De
concentratie ontbrak Uitspraakafwij
kingen vormen het kwaad, dat door
een goede opvoeding moet worden ver
beterd. Die taak berust bij u en mij
zodra wij regelmatig met kinderen in
aanraking komen. Bij spraakgebre
ken. zoals stotteren, polteren, stame
len enz., doen wij echter goed het
kind naar een spraakleraar(es) te
zenden.
Onze kinderen leren spreken van
hun omgeving, dat wil zeggen: door
nadoen nemen zij onze taal en uit
spraak over. Doen wij het verkeerd,
dan geven wij hun iets in het leven
mee, waarvan ze meer last dan ge
mak ondervinden. Tegenover het na
geslacht hebben wij de plicht onze
taal zo gaaf mogelijk over te leve
ren. Reeds in de Troonrede van 1935
werd er op gewezen, dat aan de uit-
sprunk van het Nederlands meer aan
dacht moest worden besteed.
Wie werkelijk goed spreekt leert
eveneens gemakkelijker goed zingen,
want zingen is eigenlijk: verlengd
spreken Het zangonderwijs begint
dan ook bij het spreekonderwijs. Een
van onze beroemdste Nederlandse
znnepaedagogen, Cornelic van Zanten
(1855 1945) heeft het eens kernach
tig zó uitgedrukt: „Zangkunst is be
heersing der juiste spieren van het
aderm en spreekorgaan".
WILLEN wij goed leren spreken en
dit ook onze kinderen leren, dan
moeten wij beginnen met de koe bij
de hoorns te pakken door langzamer
te spreken dan wij dit tot nog toe
deden.
Heeft u wel eens opgemerkt, dat
een verstandige moeder, die haar
kindje wil leren spreken, eerst de
woorden langzaam en duidelijk voor
zegt? Alleen hierdoor leert de kleu
ter goed spreken. Wie altijd vlug cn
daardoor slordig tegen kinderen
spreekt, schept niet alleen een.onrus
tige sfeer in zulke leventjes, maar
leert de kinderen nimmer ordelijk
denken en goed spreken.
Anderen opvoeden betekent dus al
lereerst: zichzelf opvoeden. En wij
mogen ten opzichte hiervan nimmer
aarzelen om ons zelf van tijd tot tijd
terdege onder handen te nemen.
Schep, terwille van onze kinderen, or
de in uw spreken en orde in uw zin
gen. Spreek niet te haastig, maar be
heers u. Denk eerst na wat ge gaat
zeggen en vermijd alle onrust. Denk
er aan, welk een grote verantwoor
delijkheid ge tegenover uw omgeving
en wel allereerst onze kinderen
op u laadt door uw haastig en slor
dig gepraat.
HET volgende waarop we hebben
te letten is, dat we voortaan iets
dieper ademhalen dan we tot nog toe
deden. Dit voorkomt veel narigheid,
vooral voor mensen die binnenshuis
hun arbeid verrichten.
In December 1953 hield, volgens het
April-Mei nr. van de „Mededelingen
van de Anti-Vivisectie-Stichting", dr.
Ludwig uit Freiburg in besloten kring
een cursus over het belang van ont
spanning en goede ademhaling. Dr.
Ludwig vertelde zijn gehoor hoe in
Duitsland reeds vele artsen zich erop
toeleggen de ademhaling aan te wen-
Het beroemde koor zingt, bezield en met overga
den om verschillende ziekten te ge
nezen, in het bijzonder tuberculose
en asthma. Doch ook kanker, struma
en vooral allerlei hartgebreken
den gunstig beïnvloed door de toe
passing van de ademhaling. Dr. Lud
wig demonstreerde de volledige adem
haling, die bestaat uit buik-, flank
en borstademhaling. Het bleek toen
dr. L. dit controleerde, dat géén dei-
aanwezigen op de juiste wijze adem
haalde.
Wanneer de longen te veel koolzuur
bevatten lijdt het gehele lichaam
daaronder. Wetenschappelijk is komen
vast te staan dat het de hersencellen
zijn, die het eerst worden aangetast
Tot zover de cursus van dr. Lud
wig. Zij toont ons duidelijk hoe be
langrijk het is dieper adem te ha
len dan we gewend zijn te doen
Maar dan geen schouderademhaling
Alleen de buikwand, de flanken en de
borstkas mogen zich uitzetten.
De inademing moet zoveel mogelijk
door de neus geschieden. In de neus
wordt de lucht als het ware kring
vormig rondgeleid door het aanwezig
zijn der neusschelpen, de lucht wordt
cr verwarmd, gefilterd en gezuiverd,
zijn vochtigheidsgraad neemt lang
zaam toe, zodat de neuslucht al de
eigenschappen bezit voor het vormen
van gezond bloed. Vooral tijdens een
wandeling of een tochtje op de fiets
kunnen we ons oefenen in het dieper
en gezonder ademhalen.
En wat betreft het spreken en zin
gen: de vorming van iedere klinker
en medeklinker vraagt een preciese
samenwerking van verschillende spie
ren, die, wanneer wij deze foutief of
in het geheel niet gebruiken, hun ar
beid aan andere spieren overdragen,
die evenwel van nature hiervoor niet
bestemd zijn.
De mond heeft tot taak de juiste
vorming van het te spreken en te zin
gen woord. Al wat de mond verwaar
loost zal het strottenhoofd of de neus
doen. Zijn de mondspieren niet sterk
en elastisch genoeg, dan zullen zij het
woord slechts gebrekkig vormen. Door
langzamer en duidelijker te spreken
oefenen wg deze spieren.
Dit alles vraagt van ons een da
gelijkse zelfbeheersing. Hij, evenwel,
die zichzelf beheerst, is sterker dan
degene, die een stad inneemt.
ARY SCHIPPER.
Geval zonder eind(V)
WE spreken van „huwelijksboot
je". Dat veronderstelt geen
machtige oceaanvaarder, muar eer
'n ranke cano, die heel snel kan
voortschicien, maar die ook even
gemakkelijk kan omslaan. De beide
inzittenden kunnen dat laatste alleen
voorkomen, wanneer ze volledig op
elkaar ingesteld, zonder rare kun
sten uit te halen, in gelijke slag
weten te roeien. Dat eist nog al liet
een en ander. En dat vraagt zeker
om een gedegen opvoeding tot het
huwelijk. Een opvoeding waarover
deskundigen hebben gezegd dat ze
reeds in de wieg dient te beginnen.'
Maar wat kunnen we dan voor goeds
verwachten als zo'n Sjaantje 20'n
Sjarlie trouwt.
Over Sjaantje vertelden we ver
leden maal thans dient Sjarlie
t'oor het voetlicht te treden. Hij doet
dat ongetwijfeld met een zekere
bravoure, met ren hoofdse buiging
en met lichtelijk overbodige zwier.
Soms denk ik: nog steeds is nomen
omen: de naam zegt iets van het
wezen van de persoon in kwestie,
Sjarhc is een filmheld-naam. en het
beduidt iets wanneer een trotse
vader zijn zoon vernoemt naar de
ridders van het witte doek. Z o'n
vader is zelf niet wezenlijk volgroeid
geweest, toen zijn zoon geboren werd
De bioscoop kan tot op zekere hoog
te een aangename ontspanning bie
den. maar ieder volwassen mens
kijkt dwars door al het klatergoud
heen. Hij beseft dat hij daar op een
knappe manier bij de neus genomen
wordt en hij waardeert de hele zaak
niet hoger dan zij verdient: een mo
ment van verstrooiing zonder we
zenlijke achtergrond. Maar zodra
een man op jaren zó wegloopt met
dit verschijnsel dat hij zijn kinderen
opscheept met de namen dezer fcer-
mis-en-pros-klnnten, ai. dan ver
strekt hii zichzelf een brevet van
onmondigheid Hij is op de vlucht
uit en voor de barre werkelijkheid;
h\j is een dagdromer en een onvol
waardige. Waardoor dan prompt nok
zitn opvoeding en dus de levensstijl
van zijn kroost bepaald worden. Ze
groeien op tot opscheppertjes en
leeg-hoofden. Ze ontwijken de ernst
en de verantwoordelijkheid. En
Sjaantje's Sjarlie kan dan als hun
De jonge violist
Uit de
VOLKSWIJK
aller prototype worden aangewezei\.
Sjarlie uiat een vent van
niks! O, zo aan de buitenkant lijkt
het nog wel wat. Het lijkt zelfs
meer dan 't dat behoorde te doen.
Van top tot teen: gepermanente
haarlokken, stekende ogen, een
snorretje, een onzekere babymond
net alsof ie direct aan het
blèren zal slaan, wat ie ook nog
al eens doet.' een zeer opzich
tige Amerikaanse das met een vol
ledige geïllustreerde tophit er op,
speciaal in rood en geel gehouden,
een azuren pak, paarse sokken en
geraffineerd open gewerkte bruine
schoenen. Een wandelende regen
boog met een bungelende sigaret
in de linkermondhoek en vingers,
waarop nicotine-bruin en nagel
randjes-zwart om de voorrang
strijden. En dat alles dan gepresen
teerd in een opdringerige vorm
bruiaal-vleterig. Ik zou in een
vreemde taal moeten vluchten om
het u juist te beschrijven: om
Nederlands heeft ran oudsher zo'n
hekel aan dergelijke misbaksels dat
het enkel maar schelden gaat.
Maar zó zal het u niettemin óók
wel duidelijk wezen.
Sjarlie. Een roman aan hem ge
wild zou tot ondertitel verdragen:
„Of: hoe kom ik door de wereld
a
op andermans kosten en zonder «j.
ooit een slag uit te voeren!" Want
Sjarlie is een klaploper en uit- i>
buifer. Od het moment dat hij in g
ons bestaan binnendringt is hij
huisvader cn twintig jaar oud,
maar hij heeft nog nimmer iets
gepresteerd. Op zichzelf is dat
ongetwijfeld een kunst. Natuurlijk,
toen hij die schattige kleine Sjarlie
was, behoefde hij nog niet te wer- Jjl
ken. Hij werd thuis verwend en
wist op een prikje alle familie-
leden, kennissen en buren, waar
hij met een engelachtig smoeltje
op Zondagmorgen centjes kon gaan
afbedelen. Ik overdrijf Diet als ik
vaststel dat hij op die wijze zeker
'n twee tot drie gulden per Zondag
bijeen wist te garen en nog sneller
wist om te zetten in \jsies, choco-
laderepcn en gebakjes. Waarschijn-
lijk liggen hier de bouwstenen voor g
zijn huidige maagkwaal, maar die 5
verdient een hoofdstuk apart. In H
elk geval kwam de jeugdige Sjar
lie op deze wijze tot de ontdekking
dat het zaliger is te ontvangen
dan te geven, alsook dat men een
dorstige os niet muilbanden moet.
Het is geen speelse aardigheid van
me dat ik me op dit punt zo uit
druk: Sjarlie weet zelf iedere
uitspraak in zijn eigen voordeel
om te buigen. In het begin lachte
men daarom op den duur werd
men er kregel door uiteindelijk
trapte men hem het huis uit.
Sjarlie, de kleuter lieveling
ran de buurt. Sjarlie, het school
kind gappend uit andermans
jasjes en beursjes. Sjarlie, de
puber rover ran eer en ge
weten. Altijd er op uit om ergens
béter van te worden. In werkelijk
heid al maar slechter wordend.
Slechts op één punt meer dan vol
leerd: hoe het leven af te romen
en hoe zonder enige vakbekwaam
heid of scholing toch royaal aan
de kost te komen. En met deze
Sjarlie stapt dan dat zielige
Sjaantje in de huwelgksboot. O
stumpers, wat moet daarvan te
recht komen? Had dat kind dan
geen ogen in haar gezicht, om dit
uiterste onheil te ontwijken.
WIJKPREDIKANT.
ZONDAGSBLAD 14 AUGUSTUS 1954
Maar toch is prol. tlr. S. P. Engelbrecht in Zuid-Alrika een zeer gezaghebbend man
EN OOK IS HIJ EEN GROOT VRIEND VAN NEDERLAND
HERHAALDELIJK hebben de dagbladen gedurende de afgelopen maanden
iets gepubliceerd over de Zuid-Afrikaanse professor S. P. Engelbrecht,
die onlangs, vergezeld van zijn echtgenote, een bezoek aan ons la.nd heeft
gebracht.
Het moderamen van de Generale Synode der Ned. Herv. Kerk bereidde
hem een officiële ontvangst en op de jaarvergadering van de Zuid-Afrikaanse
Vereniging, waar professor Engelbrecht trouwens zelf een rede uitsprak, werd
gewaagd van de vreugde, die bij de leden heerste, nu deze vriend va.u
ons land en volk weer enige tijd in ons midden vertoefde.
Ook voor mij was het een grote verrassing, dat „Oom Fanie", zoals vrien
den en bekenden de in Pretoria wonende hoogleraar noemen, naar ons land
toekwam en ik hem zo spoedig weer mocht terugzien.
Tijdens mijn bezoek aan Zuid-Afrika heb ik namelijk twee onvergetelijke
contacten met hem gehad. De Nederlandse dagbladen en tijdschriften hebben
vooral zijn verdiensten als kerkhistoricus naar voren gebracht. In dit artikel
wilde ik alleen mijn persoonlijke indrukken van de mens Engelbrecht, van
„Oom Fanie" geven.
Er is een afspraak voor jc gemaakt met
oom Fanie", zei op een dag mijn
sympathieke gastvrouw in Pretoria. Me
vrouw Hans Nix mij. Ze wist dat ik
Professor Enjelbrecht om alles wat ik
over hem gehooid had graag wilde ont
moeten ..Hij wil je vanavond ontvan
gen. Hij zei zich ook zeer te interesse
ren voor de naam Pos, omdat cr enige
mannen van die naam voorkomen in de
geschiedenis van de Ned. Herv. kerk in
Zuid-Afrika".
,,Wie brengt me er heen?" vroeg ik.
Mevrouw Nix dacht even na. Zelf was
ze behalve moeder van drie kinderen,
secretaresse van Dr. Gravemeyer tij
dens diens verblijf in Zuid-Afrika, wat
haar zeer veel werk gaf. dat ze echter
met hart en ziel deed.
Het is in de steden in Zuid-Afrika on
mogelijk dat een vrouw 's avonds alleen
ergens heen kan gaan met het oog op
het niet denkbeeldige gevaar van de
zijde der naturellen, dus werd besloten
dat mijn gastheer, die het ook heel
prettig vond Professor Engelbrecht
weer eens te zien, mij zou vergezellen.
Het was een voor Zuid-Afrika abnor
maal koude avond, dat Ir Nix en ik per
auto naar de woning van Professor en
Mevrouw Engelbrecht reden. Mevrouw
liet ons zelf binnen en bracht ons door
de lange gang naar het zeer grote stu
deervertrek, waar niet alleen de wan
den met boeken waren bedekt, maar
ook op elk daarvoor geschikte plek boe
kenkasten zonder deuren -hun rijkdom
vertoonden. Want dat zij een rijkdom
voor hun bezitter vormden, zag men on
middellijk bij het binnentreden. Hoe
verzorgd zagen al die rijen boeken er
uit en hoe systematisch waren ze in
hun kasten ondergebracht, zoals later
blcek. Hoe onfeilbaar werkte ook het
kaartsysteem van hun bezitter, die ons
later naar speciale wensen vroeg over
bepaalde gegevens, die hij misschien
kon verschaffen en zonder aarzeling uit
de honderden werken het juiste boek te
voorschijn haalde en van een bepaalde
bladzijde een citaat voorlas. Maar zover
was het nog niet.
Wij zagen nu Professor Engelbrecht
zo huiselijk gekleed als het maar kon.
met een kacheltje In zijn buurt, achter
zijn bureau, bijna wegzinkend tussen zijn
ontelbare „boekenvrienden", die tot aan
het plafond zich rondom hem verhieven.
Twee kaarten ergens tegen een kast
rand geprikt vielen onmiddellijk op Op
de ene stond met grote letters „Rook
ten strengste verbode op dc andere het
vers van Guido Gezelle: „Het leven is
een kruisbanier".
Mevrouw Engelbrecht kwam ons al
gauw een kopje thee brengen, maar
toen verdween ze weer naar de warme
huiskamer en wg luisterden lachend
naar de humor van ..Oom Fanie" waar
voor deze als een echte Afrikaner een
groot gevoel heeft. Het ging er over
dat mannen, ook Afrikaanse mannen,
dikwijls zo schaars waren in hun woor
den van waardering voor hun vrouw.
En Oom Fanie haalde het gezegde aan
van een ouderling die eens zei: „My
vrOU is vir my so veel wert, dat ik
bijna daartoe kom om het teen
sé!"
Familiepraalje
Toen wij door het kacheltje èn door
de thee èn door humor cn har
telijkheid van Oom Fanie eindelijk van
de ongekende kou daarbuiten waren be
komen. moest hij alles weten over mijn
afkomst. Ik vertelde hem over mijn
Oom Willem, zendeling-pionier op Socm-
ba, die een Soembanees woordenboekje
samenstelde, wiens kerk werd ver
brand, wiens vrouw stierf op Soemba
en die na vele jaren van zware arbeid
met zo'n hevige berie-berie terugkwam
waarvoor men toen nog geen genees
middel wist dat hij steeds meer ver
lamde en na jaren van met zeldzame
blijmoedigheid gedragen lijden in Zaan
dam stierf. Toen wilde hij weten over
mijn vader, die ook zendeling had wil
len worden evenals zijn 22 jaar oudere
broer, welke na tien zusters nog een
broertje had gekregen, waarom mijn
vader onmiddellijk zijn theologische
studies had moeten afbreken om twee
jaar in militaire dienst te gaan. nu hij
niet meer de enige zoon was! Wat mijn
vader betreft, deze is tenslotte evangc-
turftrappers en landarbeiders, bracht
onnoemelijk veel blijdschap. men
noemde hem de „zingende evange
list" maar brandde zichzelf volko
men op bij het zeer zware werk in de
door regen en wind zo dikwijls ge
striemde wijde polders en stierf in 1940
Toen wilde Oom Fanie weten waar ons
voorgeslacht dan wel vandaan kwam.
Ik zei te vermoeden van Loosdrecht of
Loe.nen aan de Vecht. Hah! Dat was
het wat hij weten wilde! „Want" cn
toen kwamen de gegevens over de Pos
sen in Zuid-Afrika. Van één wilde hij
zo gaarne nog iets naders weten, nl. van
Mijndert Jan Pos, die een vooraan
staande plaats aan het einde van de
vorige eeuw in het leven van dc Neder
lands Hervormde Kerk in Zuid-Afrika
had ingenomen Hij was getrouwd met
Anna Johanna Pieternclla Beiuidenhout
en een dochter van hem was Wilhelmi-
na Anna Pos. die nog moest leven. Ik
vertelde hem dat de nu reeds zeer oude
dame mij vanuit Warmsprings, waar ze
thans woonde, een brief had gestuurd
en dat ik haar daar had opgezocht.
Professor Engelbrecht verzocht me
om nog eens naar Loenen aan de Vecht
te gaan en te weten te komen of daar
nog familieleden van Mijndert Jan Pos
woonden. Hij liet me de foto van deze
baardige, indrukwekkende pionier zien
en las voor wat hij over hem had ge
schreven. Toen kwam het gesprek op
andere Possen en hij toonde me een
boekje van 1868. waarin een zekere Nico-
laas Pos de toestand beschreef op maat
schappelijk en geestelijk gebied in de
Kaapkolonie, die hij nu niet bepaald
door een rooskleurige bril zag!
Zo vloog de avond voorbij en men
kreeg steeds meer respect voor dc enor
me kennis en het sterke geheugen van
deze kerkhistoricus, die allerlei feiten
en jaartallen noemde ln verband met
hel binnen enkele dagen na dat bezoek
te Rustenburg te houden „eeuwfeest",
waarop herdacht zou worden hoe daar
honderd jaar geleden de eerste synode
van de Ned. Herv, Kerk in Transvaal
werd gehouden, welke zich had losge
maakt van de Kaapse Kerk. die, hetzij
met goede bedoelingen, destijds de Boe
ren had getracht van heengaan uit de
Kaapprovincie te weerhouden, de ,,Gro-
We bewonderden ook in Profeter En
gelbrecht dat HU juist als geleerde io n
enorm gevoel voor orde had. (leen ogen
blik had hij naar de een of andere bron
t« zoeken om er gegevens uit te put-
bloedverwant informeerde. en Prof.
Engelbrecht In zijn kaartsysteem de
naam opzocht om in een oude Transvaal
se almanak de verlangde gegevens te
verstrekken. Hoe zorgvuldig moet dat
kaartsysteem bijgewerkt zUn, en welk
een monnikenwerk moet het wezen om
zo van boek na hoek de inhoud te
registreren!
Mooie fochf
HET was 7 Augustus toen ik Professor
Engelbrecht weer ontmoette, nu op
de feestelijke vergadering in Rusten
burg.
i
Met een klein gezelschap vertrokken
we op 7 Augustus al vroeg per auto van
Pretoria. Het was koud en zwaar hing
de walm, opstijgend uit de ontelbare
vuurpotjes met vette kolen, door de na
turellen-bedienden achter schier alle
woonhuizen gestookt, laag over de stad
en het wijde dal. Zodra wg echter de laat
ste woonwijken achter ons hadden werd
de atmosfeer zuiver en ook de zon gaf
met het uur meer warmte. Rondom ons
lag het Afrikaanse land, geel cn dor,
in haar winterse aanzien. Dc aarde was
kurkdroog, verzengd door de onbarm
hartige zon van de achterliggende
maanden en het werd misschien Novem
ber eer de eerste regens weer zouden
komen. Zonneschijn maakt hier nooit
echt blij zoals in ons land met het vele
sombere weer. Je aanvaardt dc zon als
een vanzelfsprekendheid cn je klaagt
over hitte en over de stof, die de
droogte cn de winden hoog op dc wegen
doet opwarrelen.
Hei was met Nederlandse ogen ver
makelijk om te zien hoe al die plechtig
in het zwart geklede dominees, ouder
lingen en diakenen, al die mannen, die,
meestal vergezeld van hun vrouwen, tot
zelfs uit Zuid-West-Afrika en de Rhode
sia's. duizenden mijlen weg, kwamen om
het grote feest in Rustenburg bij te wo
nen. in hun auto's wit katoenen jassen
over hun zwarte pakken droegen, van
wege de stof!
We reden via Hartenbeespoortdam,
waar het kunstmatig gevormde meer
daar stil en vredig lag aan de voet van
de uitlopers der Magalies-bcrgen Klei
ne jachtjes trachtten in hun witte zei
len de weinige wind op te vangen.
Hoe oog- en hartverheugend is het.
wanneer men ook in dc wintertijd in
geheel Zuid-Afrika een schat aan bloe
men ziet. zodra er een weinig water
in de buurt is. waarmee de planten be
goten kunnen worden. We zagen kleine
landhuizen omringd van veelkleurige
bloemen, gladiolen, oost-indische kers,
goudse bloemen, zwaardlelies en vele
soorten meer. Tabaksvelden en sinaas
appelboomgaarden volgden. Warm
gloeiden de vruchten in de morgenzon
We iMSscerden een „boercplaas".
De gebouwen van dc Volksraad in Kaapstad. Op de achtergrond het massief van de Tafelberg.
Kaaps-Hollandse stijl opgetrokken, op
rijzend uit een overstelpende bloemen
weelde, vormde het middelpunt, terwijl
een met guirlandes van bloemen ver
sierde oprijlaan er heen leidde. Elke
zuil van deze laan droeg een witte dui-
Toen kwamen we langs Kroonstad,
een zeer welvarende plaats aan de Vaal-
rivier temidden van opvallend vruchtba
re rn uitnemend onderhouden akkers,
velden en boomgaarden. Een oase door
het aanwezige water temidden van hel
verschroeide land. Hier wonen o a. af
stammelingen van een Duitse nederzet-
ting, die hun welvaart hebben le dan-
het water uit de prachtig be-
rivier en naar men zei uit het
r bij Olifantsnek, één der drie in de
bergen gevormde reservoirs, waartos
verder Hartenbceapoortzlam en Buffel-
spoortdam behoren.
Tenalottr naderden het doel van
onze tocht: Rustenburr. een vredige,
bloeiende plaat*, waar vele nieuwe ge
bouwen oprijzen en waar nu een ont
zaglijke drukte heerste.
In Rustenburg
In de zeer schone nieuwe Ned. Hervorm
de Kerk zou dc dankdienst op dezs
morgen plaatsvinden. Later zouden de
honderden afgevaardigden op verschil
lende plaatsen in Rustenburg tezamen
komen. Dc rouwen zouden hun bijeen
komst na de lunch hebben in het juist
klaargekomen gebouw naast de kerk
dat dc Annie Steenekamp-gedrnkzaal
werd genoemd, in herinnering aani de
echtgenote van de plaatselijke predikant
Da. C. S. Steenekamp, die zich door
(Voor vervolg pag. $1