en aartje ^Peperneut w w sSpcrcn parkeren verplicht voor wie ter veemarkt gaat- HET VERHAAL VAN Uil stijve i s 10. Het paard liep flink hard, maar wij hielden vol en renden mee, de ene straat uit, de andere in. Totdat we op een druk kruispunt kwamen en een grote auto dwars voor onze neus kregen. We moesten de wagen laten gaan! Verschrikkelijk, wat stonden we daar te brullen, zomaar midden op de rijweg! 13. Nu, ik had dadelijk al een angs tig voorgevoel, dat het mis zou lo pen, omdat wij hard liepen, zie je. Toen ik dan ook omkeek, zag ik de meneer, bij wie aan de bel ge trokken was, woedend buiten de deur kijken. De jongen, die het gedaan had, en die juist de andere kant uit gelopen wa3 als wij, zag hij niet. 16. Daar ik op het trottoir geble ven was. kwam hij mij maar achter na en had me al gauw by m'n haar te pakken. „Ik heb niets ge daan!" jammerde ik. „O, dan zal je nog wel eens wat doen!" was het antwoord, ,,dan heb je nou je por tie alvast beet!" En meteen kreeg ik een paar oorvijgen, die klonken als een klok. DOOR G. TH. ROTMAN 11. Op de auto volgde er nog een, en toen nog een. Eindelijk konden we weer verder. We konden de wagen nu vast niet meer inhalen en zagen hem nog net in een zijstraat verdwij nen. Maar zonder pot thuiskomen? Dat nooit! Met dikke tranen op ons gezicht holden we naar de straat, waar de wagen in gereden was. 14. En toen gebeurde, waar ik al bang voor geweest was: hij zag ons voor de schuldigen aan en kwam ons achterna. „Wacht maar, apen, dat is de laatste keer, dat je me dat levert!" riep hij. ,,St!" fluisterde ik, onder 't lopen, tegen Saar, als hij vlak bij is, in ééns opzij sprin gen en dan terughollen!" 17. Maar Saar schoot mij te hulp. Ze probeerde de man achteruit te trekken aan het staartje, dat hij van achteren had zitten en waarmee de mannen hun broek nauwer of wijder kunnen maken. ..Laat m'n zus los!" riep ze dreigend, ,,of..." „Krak!" ging het opeens, 's Mans broek was van achteren helemaal opengescheurd, zodat hij ons in de steek liet en met 'n hoofd als vuur naar huis holde! 15. Nou, 't lukte prachtig, hoor. Toen hij vlak achter ons was en ons net wou pakken, stoven we ineens op zij weg en liepen hard terug, zodat hij minstens vier meter te ver doorholde en moeite had om op de been te blijven. Maar daarom waren we hem nog niet kwijt! Kun je den ken! Hij kwam natuurlijk terug en nog dubbel zo woedend, dat vat je. 18. Nog trillend op onze benen van de doorgestane angst, wanhopend, of we ooit de bloempot zouden terug vinden, ja, niet eens de weg wetend in de stad, sloegen we op goed ge luk een zijstraatje in. Opeens riep Saar, die toevallig door het raampje van een pakhuis keek: „Kijk eens! Daar staat de wagen!" 12. Maar ook daar was de wagen niet meer te zien. We holden op nieuw een zijstraat in, en weer een. Maar nu moet je horen, wat er ge beurde. Terwijl wij zo voorbijhol- den, liep er een jongen beldeurtje te spelen. Vlak naast ons trok hij, zo hard hij kon, aan de bel. I i-KV „Hoteli" in open lucht zijn zeer in trek bij zwarte krijgers ZIJ trekken van alle kanten uit het wijde, omliggende land naar Karata, de mannen van de stammen der Laqw en Mbulu. Gloeiend heet is de zon. Verschroeid is de lucht. Zij drijven hun vee voor zich uit. Zij zijn uitgedost in hun primitieve tooi en gewapend met speren en zien er krijgshaftig uit. Zij zijn tevens wat opgewon den van nieuwsgierigheid. Want een veemarkt is eigenlijk een nieuwigheid voor deze zwarte krijgers van de stammen der Iraqw en Mbulu. Runderen, ezels, schapen en geiten moeten zij ter markt brengen. Hun geestelijke voorman, Nade Bea, heeft hun verteld, dat het noodzakelijk is om een deel van het vee te verkopen, want het land kan niet langer alle dieren voeden. yyADE BEA, het geestelijke hoofd van de stam der Iraqws, is een algemeen geachte persoonlijkheid. Iets nieuws, zo'n markt! En om te voorkomen, dat zij in het vuur der onderhandelingen tot hand gemeen zouden komen, (handge meen met bloedvergieten) heeft het bestuur, op aanraden van Nade Bea, gelast, dat zij ongewa pend het veemarktterrein moeten betreden. „Speren parkeren ver plicht", heet het. Aan deze plicht onderwerpen zij zich lachend Een struik nabij de markt dient als parkeerterrein. Tientallen speren worden in de takken van die struik gestoken. Een speren- boom! Een enkeling aarzelt om zijn wapen achter te laten. Hij wordt snel overtuigd van het ongevaarlijke dezer parkeerplaats. Ver was de tocht dier donkere zonnekinderen. Dorstig zijn hun kelen. Hun magen rammelen. Maar als op iedere markt van betekenis zijn er ook te Karata eet- en drinkkraampjes. „Hoteli" heten deze met een plechtig woord. Heerlijke geuren stijgen op uit de potten, die in de open lucht op de open vuren staan. De krijgers drommen bij die „hoteli" samen om iets te eten, te drinken en voorts om te babbelen. Het café-leven in zijn primitiefste vorm, die „hoteli" te Karata. Een enkele donkere schone, trots op haar leren rok en op haar fraaie halstooi, beweegt zich vro lijk-statig tussen de rustende, etende en pratende mannen. Zij Een sombere toekomst be dreigde tot voor kort de leden van de stammen der Iraqw en Mbulu. Hun vee dreigde te ver kommeren. De opbrengst hunner akkers vertoonde een gestadig dalende l\jn. Een practisch op gezet en even energiek als blij moedig uitgevoerd vijfjarenplan brengt nu de nodige verbete ringen en maakt de toekomst licht inplaats van somber. laat niet merken, dat zo'n markt voor haar iets nieuws is. Een vrouw past zich, overal op aarde, sneller aan nieuwigheden aan dan een man. Wie het gedoe in Karata gadeslaat, vindt er de bevestiging van deze uitspraak. Vee-beperking Iets nieuws is deze veemarkt stellig, doch daarom niet minder noodzakelijk. Want er was (en is) teveel vee in Noord-Tanganyika. Daarom besloot men, tot gedwon gen verkoop over te gaan. De be perking was drastisch. Per vijf koeien moest er een naar elders verdwijnen. De veekopers meen den een goede slag te slaan. Doch de prijzen werden stevig in de hand gehouden en dus kwamen zij bedrogen uit. In 1951, het eerste jaar van de grote vee-opruiming, werden er te Karata 35.000 „eenheden" vee verkocht. In alle volgende jaren bedroeg het aantal opgeruimde „eenheden" enige tienduizenden Zo'n eenheid is een maat. die wij in Europa niet kennen. Hij bestaat .uit een koe of een ezel of vijf schapen of vijf geiten. Vooral gei ten zijn er zeer veel in het land der Iraqw en Mbulu. In een grote kraal op de markt van Karata zijn er zoveel samengebracht, dat ik eigenlijk alleen nog maar ge hoornde koppen zie. Niet slechts door (gedwongen) verkoop naar elders, ook door emigratie raakt men het teveel 11 aan vee in Noord-Tanganyika kwijt. Voor verhuizing was nieuw land nodig. Nu was er in de buurt voldoende land, maar dit was on bewoonbaar voor mens en dier, wijl de verwekker der slaapziek te, de tsetse-vlieg, er in groten getale voorkwam. Men ging te rade bij de wijze, oude Nade Bea, die de stamwetten beter kent dan wie ook. Nade Bea schafte raad. Er is een stamwet (zei hij), die de mannen verplicht om dertig dagen per jaar gratis te werken, als het stambelang dit nodig maakt. Deze wet werd van toe passing verklaard en de krijgers trokken de wildernis in om deze vrij te maken van de gevreesde tsetse-vlieg. Reeds hebben zij een gebied van 1700 km2 „gezuiverd" en be woonbaar gemaakt. En tal van gezinnen trokken reeds weg naar het nieuwe land. Zij namen hun levende en roerende have mede. Nieuwe woningen waren snel ge bouwd. Kralen voor het vee even eens. Grazige weiden zijn er in het „Nieuwe Land" voldoende. Twintigduizend „eenheden" vee zullen, als de verhuizing en de operatie-tsetse voltooid zijn. een nieuw tehuis gevonden en daar door de „vee-druk" in het oude land aanmerkelijk verminderd hebben. Andere maatregelen In het oude land dreigde het vee te verkommeren, want er was te weinig te grazen. De ak kers brachten steeds minder op, want de grond was te droog en de bouwkruin verstoof. Water was dus nodig. In de Simba- rivier werd, nabij Mbulu-Mbulu een dam gebouwd. Nu krijgen de weidegronden voldoende water. (Voor vervolg pag. 4)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 7