Nederlands Indische jagers treden in 't gareel
Burgemeester SJEF VAN DONGEN, i
cle Nederlander die Nobilé bijna redde
ZONDAGSBLAD
31 JUL I 1954
ONZE LUCHTMACHT IN DE PACIF1C-OORLOG (XI)
Aanval door hei 120sie Squadron op Timoeka
door KAREL C. SNIJTSHEUVEL
WE zijn thans gekomen tot de laat
ste afleveringen van onze reeks
verhalen over de vergeten strijd van
onze Luchtmacht in Zuid-Oost-Azië.
En nu gaan wij het 120e Jachtsqua-
dron aan de vergetelheid onttrekken.
De documentatie verkreeg ik van de
heer John P. A. Bryl. redacteur van
het maandblad De Vliegende Hollan
der, orgaan der Luchtmachtvoorlich
ting.
Transport van gewonden per
Dakota van het 20ste.
De toenmalige overste Ficdeldij
richtte op 10 December van het jaar
1943 het 120 Dutch Squadron op. aan
vankelijk bestaande uit P. 40-Kitty
Hawks, doch naderhand aangevuld
met de P. 1-Mustangs, de snelle en
buitengewoon manoeuvre er ba re „Spit
fires van het Oosten", waardige te
genstanders der Japse Navy O's. De
Mustangs vormden tezamen met de
Amerikaanse Grummans, Black Wi
dows en Lightnings de nieuwe aan
winst der geallieerde jachteenheden in
het verre Oosten...
En waar de Nederlands Indische
jachteenheden waren behept met het
zelfde frenetieke revanche-idee als de
onderhand reeds vermaard geworden
Mitchells van het 18e Squadron, be
gon het voor de Japse Navy-O's zeer
bedenkelijk uit te zien.
De eveneens met het rood-wit-
blauw getooide jagers stonden ach
tereenvolgens onder commando van
maj. vl. wnr. H. A. Maurenbrecher,
kapt. vl. H. H. J. Simons, It. kol. vl.
wnr. A. J. de Vries, maj. vl. wnr.
F E Broers en de maj. vl. wnr. L.
W. Hansen...
Onze Mitchells wisten zich voortaan
geëscorteerd door eigen jagers; een
solovlucht als die van de nr. 408 be
hoord tot het verleden. Behalve ver
kenningsvluchten behoorden tot de ta-
(Vervolg van pag. 3)
De uitgeperste cacaoboter, een zeer
waardevol product, vindt naast haar
verwerking in talloze chocolade-ar
tikelen. haar bestemming in de phar-
maceutische industrie en de fabrie
ken van zeer fijne toiletzepen.
Als laatste van de drie mogelijkhe
den rest dan nog de verwerking van
het poeder tot chocolade.
Koor fijnproevers.
Bij de bereiding van bonbons maakt
men gebruik van een 25 meter lange
vorm- en crèmegietmachine welke,
na eerst de benodigde omhulsels te
hebben gemaakt, deze geheel auto
matisch volspuit met de verleidelijke
vullingen als likeuren, crèmes, e.d.
Alleen de bewerking der zeer fijne
bonbons wijkt iets van het normale
fabricageproces af, omdat men hier
precies andersom te werk gaat en het
in sommige gevallen zelfs handwerk
wordt.
Eerst zien we hier de vullingen
maken en pos later met gesmolten
chocolade rondom bedekken.
Behoorden in vroeger jaren zelfs de
gewone" snoepjes nog tot de zeer
hoge uitzonderingen, oók onder de
goed gesitueerden, een simpele 50
jaar later heeft de fabricage van dit
genotmiddel een dermate hoge vlucht
genomen dat ze haar plaats onder alle
lagen der bevolking voorgoed heeft
ingenomen.
A. M. D. KOOIJMAN.
ken van het 120e Squadron ook het
vernietigen van ack-ack-opstellingen,
munitie- en olieopslagplaatsen, radio-
en radarstations en vliegtuigconcen
traties en natuurlijk vooral het neer
schieten van vijandelijke jagers.
We schreven reeds eerder over een
Japanse aanval op het Westelijk deel
van Australië. Dat deze manoeuvre
misluktp was mede dankzij het feit
dat de jagers van nr. 120 Squadron
de Japse verkenners tot de laatste kist
wisten te onderscheppen.
Een onvergetelijke dag voor de Ne
derlands Indische jagers was die van
30 April 1943. Men trok van Zuid-
Australië naar het Noorden om een
Australisch jachtsquadron te Merauke
(Zuid Nieuw-Ouinca) af te lossen.
En sindsdien ratelden de Japse telex-
apparaten onophoudelijk: ..Aboenai
Orranda Mustang arimasoe". (Weest
op je hoede de Hollanders hebben
hun Mustangs tegen ons ingezet).
Dat moest eveneens het geval zijn
geweest op die zonnige middag, toen
een der „flights" van het 120e jacht
squadron lucht koos naar de Japanse
basis Timoeka op Nieuw Guinea, 400
mijl ten Westen van Merauke...
De jagers hadden behalve boorde
vol geladen mitrailleurs ook bommen
van 250 tot 500 pond aan boord. Ze
vlogen 2000 m hoog. In de diepte het
blauw-groen tapijt: de regenoerwou
den van Nieuw-Guinea. De Merlin-mo-
toren gonsden onheilspellend...
De vluchtcommandant riep iets door
de radio. De volgvlicgers tuurden
vooruit: Timoeka.
DE jagers verhoogden hun snelheid.
De gelaten der vliegers zagen
grimmig. Waar zijn de Zero's? ,.Kom
op, Japanners, eens schoten jullie ons
uit de Nederlands Indische luchten,
maar hier zijn we weer. Revanche!!"
En de Zero's startten... Een, twee,
drie, vier stuks... Nog twee andere
bewogen zich over de lalanghalmen
van de airstrip... Te laat
De Nederlands Indische Kitty
Hawks doken als alap-alaps op hen
neer en vuurden ongenadig. Laag
raasden ze over het vliegveld, trok
ken met een scherpe haal weer op en
schoten als pijlen de luchten in, do
ken opnieuw...
De bommen-cxplosies doortrilden de
lucht. En onderhand hadden de vier
Zero's hun aanvalspositie ingenomen
en vielen de zeven Kitty Hawks aan...
De Nederlandse formatie stoof uit
een als een fontein, tolden en wentel
den tussen de cumulus-wolken en vin
gen de dog-fight aan...
„Het kan verkeren, Jappies', grijns
de de commandant. ,,nu zijn wij in
de meerderheid: zeven tegen vier..."
Maar wacht, daar was nog zoiets als
een Japanse luchtafweer, en die was
niet mals. De snelle Kitty Hawks wer
den overal waar ze heen vlogen om
ringd door exploderende ack-ack-gra-
naten. Maar deze werden verwaar
loosd: zaak was de vier Zero's uit de
Jucbt te knallen. Eén hunner volgde
de tactiek van de onderhand reeds
legendarisch geworden Crazy Billie:
planerend en vlak op zijn tegenstan
der vechtend; van afstand nemen wil
de hij niet weten. Maar de Nederlands
Indische overmacht liet zich gelden:
twee andere Kitty Hawks vingen hem
op als hij ophaalde, en schoten hem
vol ratelend lood. Ook de andere Ze
ro's konden het niet navertellen dat
de ommekeer in de Nederlands Indi
sche luchten een voldongen feit was ge
worden. Toen uit drie plekken van het
oerwoud rondom het vliegveld dikke
rookwalmen omhoog stegen begonnen
de Nederlands Indische jagers de duik-
aanvallen te herhalen. Nu moesten
de ack-acks het ontgelden... Daar
was echter nog een vierde Zero. De
ze betaalde de tol der onbarmhartig
heden die hijzelf en zijn voorgangers
twee jaar geleden bedreven op de in
ferieure Brewster- en Curtis Hawks-
eenheden van de vooroorlogse M.L.
Tijdens de dog-fight werd hij on
klaar geschoten en trachtte zijn heil
te zoeken in een vlucht, laag over de
oerwouden. Normaal was dat een re
den voor de geallieerde vliegers om
hem met rust te laten: een dergelijke
uitgerangeerde tegenstander ging toch
zijn einde tegemoet. De Nederlandse
jagers kenden echter op hun beurt
geen genade. „Volg hem, snij hem de
pas af!" klonk de order van de vlucht
commandant. Zo geschiedde...
IACHTPILOOT Grotings zwenkte
zijn toestel in Noordelijke rich
ting en zette met hoge snelheid de
achtervolging in. Wat precies met de
Navy O aan de hand was is nim
mer volkomen bekend geworden,
maar hij bleek niet in staat om zijn
vleugelmitraillcurs te bedienen. Ech
ter wel... Maar dit komt straks...
Grotings liet zich verder omlaag
hoog, als maar de voortsnellende Na
vy O fixerend, en trachtend uit te
vinden wat hem precies mankeerde.
Ten einde raad besloot hij in duikaan.
val te gaan. Het oerwoud en de laag-
vliegende Navy-O welfde naar hem
toe. Hij drukte op de gunbutton, doch
juist net begon de Zero te planeren
en te zig-zaggen: de kogels troffen
geen doel...
Grotings liet zich verder omlaag
zakken en bereikte ongeveer dezelfde
hoogte als de Japanner. Toen gebeur
de iets wat Grotings eerder had moe
ten bedenken. De Zero is een bijzon
der jachtvliegtuig: het heeft namelijk
de beschikking over een staartgeschut
En dat van de vluchtende Zero van
Timoeka bleek nog terdege te funge
ren. En hoe! Witte vlammen schoten
uit de staart. Het werd Grotings koud
om het hart: twee granaten troffen
hem geducht in de rechtervleugel...
Door snel zwenken wist hij zich van
nog meer onheil te behoeden. Niette
min was hij ten dele onklaar gescho
ten. En hier vertolkte zich weer de
onbegrijpelijke Samuraigecst van de
Japanner. Hij keerde zonder verwijl
op zijn vlucht terug en stuurde ztjn
toestel desperaat op de Kitty Hawk
in. Je reinste Hara-Kiri-tactiek. (Ha-
ra buik, kiré snijden, buiksnijden
is de manier van zelfmoordplegen bij
de Japanse adel). Grotings vuurde,
echter te haastig en miste. En in het
volgende ogenblik was het niet de
Japanner die er van door moest,
maar Grotings. Want de eerste kon
weliswaar niet schieten, maar zette
alles op alles om de Kitty Hawk te
rammen. En een Kitty Hawk heeft
geen staartgeschut.
Ongetwijfeld had Grotings zin voor
humor, en ik geloof dat hij de nei
ging kreeg om eens smakelijk te
schaterlachen, ware het niet dat zijn
leven aan een zijden draadj#» hing.
Door snel te manoeuvreren wist hij
de Japanner te verschalken en weer
op de korrel te krijgen. Hij schoot,
en raak...
Toen Grotings terugvloog merkte hij
dat zijn toestel nauwelijks voor de
helft in orde was. Boven Timoeka
waren zijn makkers nog bezig de ack-
acks der Japanners een voor een te
vernietigen. Er bleken ook nog twee
andere Kitty Hawks door luchtdoel
granaten te zijn getroffen. De rest
buitte echter elke druppel benzine uit
en woekerde met de ammunitie.
De heerschappij der Japanse ja
gers boven Nederlands Indië behoor
de tot het verleden. Nu regeerden er
weer de Nederlands Indische sper
wers met het rood-wit-blauw op de
vleugels...
Bij de terugkeer op de basis te Me
rauke landden de jagers perfect. Niet
slechts het 18e Mitchell-squadron,
maar ook de 120e jachteenheid is in
het gareel getreden. Nederland was er
nog...
F\E aanval op Timoeka had be-
U halve het merkwaardig avontuur
van jachtpiloot Grotings ook nog
een andere vermeldenswaardige bij
zonderheid, namelijk: de Nederlands
Indische gevechtsvliegtuigen gingen
sindsdien over tot een ondubbelzin
nig offensief. De bombers hadden
minder werk met Japanse onder-
scheppers en konden zich geheel ge
ven aan het intensiveren der bom
bardementen. En zij gingen verder en
verder. Makassar, Soerabaja, Balik-
papan. Vliegdekschepen benaderden
verder afgelegen doelen. De Kitty
Hawks en Mustangs brachten de M.
L.-vliegers boven bekend gebied: Ja
va, Sumatra, Borneo....
De Japanners vreesden de Ned. In
dische jagers hoofdzakelijk vanwege
die loodrechte duikbomaanvallen en
tevens vanwege de' ongenaakbare
geestdrift waarmee zij ten aanval
gingen.
In April van het jaar 1945 verliet
het 120e Squadron zijn basis te Me
rauke en werd te Biak gestationneerd.
Onderhand werden de Japanners
successievelijk uit de door hen ver
overde gebieden teruggedreven. De
Amerikanen hadden via Hollandia en
Morotai de Filippijnen heroverd. „Ba-
balik karin", uitte zich generaal
Douglas Mac Arthur in het Filippi-
no's toen hij zich in 1942 uit de Fi
lippijnen terugtrok. „Ik zal terugke
ren." Hij kwém terug....
En de Japanners naderden het ein
de van hun wensdroom. Zij verloren
duizenden vliegtuigen en tienduizen
den manschappen. De luchten van
Nederlands Indië werden veranderd
in een voortdurend slagveld, waar
Nederlands Indische en Japanse
vliegtuigen elkander genadeloos be-
kamptcn. De Japanse vliegers ble
ken tijdens de laatste maanden van
de oorlog erg onervaren te zijn.
Steeds trachtten zij hun heil te vin
den in een vlucht of gingen over tot
een wanhopige zelfmoordtactiek. Zij
waren verre van bij machte om zich
tegen de fanatieke Nederlands Indi
sche piloten te meten...
Niettemin verloor het 120e jacht
squadron 40 pet. van zijn jachtvlie-
gers en toestellen. Maar de Driekleur
liet zich gelden. Naast het 18e Mit
chell-squadron oogstte ook het 120e
jachtsquadron ongekende lauweren.
Toch zijn we nog niet consequent door
alleen beide gevechtseenheden te noe
men. Want we hadden ook nog het
19e Transport-squadron; ten slotte,
maar niet het minst belangrijke.
Het klinkt vredelievend: transport
vliegtuigen. Maar in wezen hadden
juist die burgerpiloten en vliegende
Nederlandse verpleegsters het in hun
ongewapende Dacota's des te zwaar
der te verduren gehad...
B-2S van het 18e Squadron, geëscorteerd door Kittu Hawks.
ZONDAGSBLAD
31 rULI 1954
HET VERHAAL VAN EEN GROOT AVONTUUR
71/f EN zegt zo dikwijls: tvat zou er toch van hem of haar geworden
zijn? En dan denkt men terug aan bijzondere mensen, die eens
„in het nieuws" stonden, doch die daarna ogenschijnlijk min of
meer „in het niets" verdwenen. Maar neen, we mogen niet zeggen,
dat Sjef van Dongen, de enige Nederlander, die 25 jaar geleden de
ijdele en vermetele Noordpoolvaarder Nobilé probeerde te redden,
„in het niets" verdwenen is.
Wel zit hij in een enigszins „vergeten hoekje" van ons land en
indien men uit het Westen komende, in Aardenburg (een klein
plaatsje in West-Zeeuwsch Vlaanderen, dicht tegen de Belgische grens)
belandt, is men toch wel even verrast, dat dc burgemeester hier naar
de naam Sjef van Dongen blijkt te luisteren.
Sjef van Dongendeze naam, die
eens heel Nederland op zijn kop zette,
zegt nu waarschijnlijk slechts de ou
deren iets. Maar ongeveer 25 jaren
geleden was deze burgemeester de
man, die met de hondensleden de wit
te wildernis introk. Beter gezegd nog:
hij was de enige Nederlander, die dit
levensgevaarlijke experiment aan
ging en hij was ook de enige land
genoot, die van het „vasteland" af
getuige was, hoe de luchtschipbreu-
kelingen door de Russische ijsbre-
ker „Krassin" gered werden.
Men kent het grote drama: Gene
raal Nobilé vloog in de zomer 1928
na onvoldoende voorbereiding met
zijn luchtschip „Italia" naar de
Noordpool. Hij bereikte zijn doel, doch
geraakte bij de terugreis naar Spits
bergen in een storm en belandde ten
slotte met een handjevol overlevenden
van zijn „staf" temidden van de brok
stukken van zijn commandogondel op
een drijvende ijsschots. Wekenlang
verkeerde de hele wereld in angsti
ge spanning en tal van landen rust
ten reddingsexpedities met vliegtui
gen en ijsbrekers uit. In de nazomer
betreurde Noorwegen de dood van de
grote Poolvorser Roald Amundsen, die
met zijn vliegmachine opgestegen was
om Nobilé te redden, doch die in de
„witte hel" verdween. Het Pooldra-
ma-Nobilé was lange tijd „hot stuff"
voor de wereldpers; ook Sjef van Don
gen kwam hierbij naar voren en...
Wonderlijke episode
Dan gaan we met de burgemees
ter van Aardenburg terug naar een
wonderlijke episode. U moet namelijk
weten, dat er eens een „Nederlandse
Spitsbergencompagnie" bestond, die
in het hoge noorden rijke steenkool
lagen ging exploiteren.
Toen Sjef van Dongen in 1923 als
jongmaatje hierheen gezonden werd,
trok hem vooral het onbekende, de
charme van een avontuur.
„Och ja, als je jong bent..."
Al spoedig kwam de „malaise" en
kocht men de Engelse steenkolen
goedkoper in Rotterdam dan Neder
land deze uit de eigen mijnen in Spits
bergen kon leveren. Men zette dus de
exploitatie stop eerst jaren later
zou onze regering het object aan Rus
land verkopen, welk land daar overi
gens nog steeds steenkoollagen af
graaft. Maar in deze „overbruggings
periode" wachtend op een kente
ring van het getij, die niet kwam
bleef Sjef van Dongen samen met een
Noor en een Duitser op Spitsbergen
achter. Men zou van een soort inter
nationale „bezettingsmacht" kunnen
spreken, doch in de practijk leefden
de drie mannen jarenlang een Robin
son Crusoë-bestaan.
„Onze naaste buren waren 80 kilo
meter van ons vandaan. Ik heb er
heb ik geen boom, geen geld, geen
politie enfin, noem maar opge
zien. We woonden met z'n drieën in
een apart huis, waren tegen stelende
robbenjagers bewapend, bakten ons
eigen brood en jaagden op robben,
beren en vossen..."
Boven de wel
Zo leefde het trio in Spitsbergen op
een terrein, dat 7 8 maal zo groot
ls als Nederland en een totale bevol
king van... 500 mensen telde. „Men
was er heel sterk op elkaar aange
wezen en leefde in feite boven de wet.
En het is daar een vanzelfsprekend
heid, dat men elkaar helpt. „Daarom
was het niets bijzonders, dat wij bij
het radiobericht, dat de Krassin vast
gelopen was in het pakijs, er met on
ze hondensleden op uittrokken. De
reis ging eerst met een bootje naar
het noorden, waar aan de Noordkaap
een houten hutje gebouwd werd en
een vrij grote proviandvoorraad werd
achtergelaten." Men had dus een
„vluchtheuvel", want in het gebied
van het grote witte zwijgen kan men
het nooit weten...
Langs de kust van Noord-Oostland
ging men dwars door het pakijs; in
casu naar het zgn. Schübler Broch-
eiland. Sjef van Dongen startte met
de Noor Varming de Duitser was
de expeditie Nobilé, dat in Spits
bergen voor anker lag, had zich reeds
de Italiaanse alpinist Zora bij het ge
zelschap gevoegd. Doch lang voordat
het eiland Föyen bereikt werd, moest
de Noor wegens sneeuwblindheid te
rug keren, zodat men toch slechts
met twee mensen overbleef...
Vanaf Föyen ging men verder het
pakijs in reeds dodelijk vermoeid,
doch nog steeds vol moed.
„We moesten blijven lopen er
was geen andere keuze. Want er zat
door de dwarsstroming veel werking
in het pakijs. Wanneer we even zou
den gaan rusten, waren we afgedre
ven en uit de koers geslagen..."
Lopen en nog eens lopen in de witte,
eindeloze wereld. De proviand raak
te op en men kon ook geen bebroe
de eieren meer verschalken.
„De laatste dagen hebben we ge
leefd van onze honden... er was geen
andere keus..."
Sjef van Dongen zegt het zonder
stemverheffing; hij wil niets „drama
tiseren". Hier stokt zijn verhaal. Ook
over het feit, dat de witte hel hem
lichamelijk letsel toebracht wil hij
niet nader spreken.
Maar in de stilte, die valt, voe
len we, hoe hij terug denkt aan de
enorme angsten en spanningen, die
hij toen met Zora doorleefde...
„We zagen Nobilé's mensen tenslot
te voor onze neu3 redden door de
Krassin, die zigzag-gewijs door het
ijs trok. Alle vlaggen gingen in top
en we zagen ook de witte rookpluim
van de sirene... konden haar echter
niet horen, want daarvoor was de af
stand nog te groot..."
Ziehier de merkwaardige tragi
sche situatie van dat ogenblik: de ge-
isoleerde luchtschipbreukelingen ge
red en Sjef van Dongen en zijn
makker op slechts enkele kilometers
afstand overgeleverd aan de witte
stilte
Burgemeester Sjef
Het laatste teken
Met de resten van een slede en wat
overgebleven benzine stookte het
tweetal een vuurtje het laatste
teken, waarmede men de aandacht
hoopte te trekken. Wanneer dit niet
opgemerkt werd, was het lot van de
volkomen uitgeputte en uitgehongerde
mensen ten enenmale bezegeld.
Het had echter succes: een water
vliegtuig volbracht het waagstuk om
in een wak te dalen en slaagde er
zelfs nog in om op te stijgen ook.
Het was werkelijk op het laatste nip
pertje...
Moeder van Dongen te Arnhem had
inmiddels reeds een telegram ontvan
gen, dat haar zoon tijdens de reddings
expeditie om het leven gekomen was..
Maar vee! tijd voor een nabeschou
wing over dit wonderlijke avontuur is
er niet. Want burgemeester Van Don
gen moet er op uit zijn werk roept
hem en er wacht weer een belang
rijke bespreking. Volgens zijn ge
meentenaren is niets hem teveel.
JAAP STIGTER
Geval zondereind(lll)
f^LEINE JAP1E heb de long-
■u ontstekingDe medede-
ling was tegelijk verrassend èn
waar. Verrassend omdat ik noch
bij het betreden van het vertrek,
Snoch bij de excursie naar de bed
stee iets van de aanwezigheid van
2 een derde persoon ontdekt had. en
pas nu bemerkte dat er in dat
2 zeepkistje een babietje lag. Waar,
ii omdat Japie ongetwijfeld uiter-
mate klein bleek en maar nietig
j.t en armetierig in die peïmprovi-
seerde wieg naar adem lag te
4, snakken. Opnieuw moest ik toe-
geven: „Niet mooi! Helemaal niet
mooi! Hoe komt dat zo?"
-:i Ja, dat kwam aldus: vooreerst
was kleine Japie aan dc huwelijkse
staat voorafgegaan. Hij had om zo
te zeggen zijn ouders al b(j de
bruiloft kunnen toespreken, be-
j* houdens dan het feit dat hummels
van drie maanden nog niet praten.
Nu is er niets nadeliger voor kin-
deren dan dit dat ze direct moeten
■et beginnen om met hun kleine
handjes een1 stel ouders bijeen te
-!i trekken en te houden. Zoiets is
2 te veel gevergd in je eerste Icvens-
maanden; je raakt er eens en voor
g altijd door achterop. Ik wenste wel
dat men dit alom beter begreep.
-;i Al die talloze min of meer ge-
dwongen huwelijken tonen een
diep gemis aan verantwoordeljjk-
•p heidsbesef. Een huwelijk moet
"en zaak van twee mensen z\jn,
die zich bewust gaan voorbereiden
2 om plaats te scheppen voor een
nummertje drie. Maar kleine Japie
■C* rond geen verwachtende ouders
klaarstaan. Ach neen. de stakkerd!
2 Kleine Japie vond bovendien
volstrekt niets klaar staan en dat
2 was nog een tikje erger. Van een
2 wiegje geen sprake. Van behoor-
2 lijke hemdjes, flanelletjes, luiers
en hoe dat spul verder heten mag
<t evenmin sprake. Zelfs niet van
2 een verwarmd vertrek, want daar
b reken je niet mee als een kind in
2 de midzomer geboren wordt. Zo
2 vér kon Japie'» ouderpaar beslist
2 niet vooruit kijken, al pleegt dan
■s elk jaar op een min of meer war-
jj me Julimaand een min of meer
koude herfst te volgen. En al zal
J to'n herfst te meer voelbaar we-
Uit de
VOLKSWIJK
z'en, wanneer toevalligerwijze één
gordijnloosraam een stevige scheur
laat zien. waa'rdoor de najaarswin
den vr\j toegang hebben.
Maar alsof dit alles nog niet erg
genoeg was, kreeg Japie nog een
derde nadeel mee in de vorm van
de chronische patiënterigheid van
zijn Vader. Die was bleek in
het vervolg van het gesprek
óók altijd ziek: die hoestte even
eens zodra de Noorderstormen op
staken en die had het al evenzeer
permanent benauwd. Van de long
ontsteking, of van iets anders, dat
daarmede nauw verwant is.
Een babietje in een zeepkistje.
„Niet mooi' dat is feitelijk
een te zachte uitdrukking. Een
teer, blauwig kereltje, hijgend en
bezweet in een kamer met een
ouwe tafel, twee rieten stoelen en
een levend bed. O ja, en in het
keukenhoekje een nijdig razend
gasstel met felle vlammen, waar
boven hoog, tegen het plafond wat
schorumme luiers te drogen han
gen. Hollands binnenhuisje in de
volkswijk.
Het kindvrouwtje kon daar niet
veel op antwoorden: „Nou, de
longontsteking.herhaalde 2e
enkel met in haar stem iets van
,Dat heb ik toch al gezegd", als-
mede iets van ..Dat heeft mijn
man toch óók altOd.'" Men went
■n aan dergelijke kwalen. Trouwens
het was even goed mogelijk dat
de arts zelf niet veel meer ge-
zegd had. alsook dat ze van wat
hij meer beweerde niemendal be- J
grepen had.
„U mag wel oppassen", zei ik
en ik voelde dat dit haar zede-
prekerig voorkwam. ..Zulke klein-
tjes 2e kunnen óók nog dood- g
gaan...." Misschien een wat wre-
de opmerking, zo achteraf be-
schouwd. maar ik voelde me ver-
ontwaardigd over een zo laconieke
houding onder een zo dreigend
gevaar. Overigens zou het kind -
evenmin gebaat z(jn geweest bjj
een dramatische pose van zijn
moedertjeoverigens was kleine
Japie op dat moment veel te ver
heen om zich ergens iets van aan
te trekken. Hij hijgde en steunde;
hij zag enkel maar blauw; zijn
oogjes waren niet open en niet
dicht. Of dit meisje, dat voor moe-
der moest spelen, dat nu zelf niet
bemerkte? Misschien niet eens: ze g
was nog te dicht bij die leeftijd
die soms nog met een pop optrekt g
om 'm even Iqter achteloos-verge-
ten in een hoek te laten liggen. 3
„Nou moet U eens goed luiste-
ren", zei ik. „Nu ga ik naar het g
wijkgebouw en ik vraag onze
sociale werkster of die bij U aan
wil komen. Die kan er over een
uurtje wezen. Dan bent U toch
thuis, niet?" Ze stond er vrij
apathisch bij; ze krabbelde met
ren afgebrande lucifer in haar
krullebol en ik kreeg lust om
haar een draai om haar oren te
geven en netjes met twéé woor
den Jawel, dominee" te laten
zeggen. Nu knikte 2e enkel maar
met een gezicht van „Mij goed,
Iaat maar kommen!"
Ik zuchtte even en stapte op.
Ze gaf me op de valreep een
slappe hand Zon futloze hand,
die herinneringen oproept aan
kletsnatte wasdoekjes. Ik haastte
me naar het wijkgebouw en zei
tot mijn medewerkster: „Er is wat
voor je te doen, zeg!" En we wis
ten niet dat we zeven jaar later
nog iets te doen zouden hebben
met het geval 2onder eind.
WIJKPRED1KANT.