Nederlands Indische jagers treden in 't gareel Burgemeester SJEF VAN DONGEN, i cle Nederlander die Nobilé bijna redde ZONDAGSBLAD 31 JUL I 1954 ONZE LUCHTMACHT IN DE PACIF1C-OORLOG (XI) Aanval door hei 120sie Squadron op Timoeka door KAREL C. SNIJTSHEUVEL WE zijn thans gekomen tot de laat ste afleveringen van onze reeks verhalen over de vergeten strijd van onze Luchtmacht in Zuid-Oost-Azië. En nu gaan wij het 120e Jachtsqua- dron aan de vergetelheid onttrekken. De documentatie verkreeg ik van de heer John P. A. Bryl. redacteur van het maandblad De Vliegende Hollan der, orgaan der Luchtmachtvoorlich ting. Transport van gewonden per Dakota van het 20ste. De toenmalige overste Ficdeldij richtte op 10 December van het jaar 1943 het 120 Dutch Squadron op. aan vankelijk bestaande uit P. 40-Kitty Hawks, doch naderhand aangevuld met de P. 1-Mustangs, de snelle en buitengewoon manoeuvre er ba re „Spit fires van het Oosten", waardige te genstanders der Japse Navy O's. De Mustangs vormden tezamen met de Amerikaanse Grummans, Black Wi dows en Lightnings de nieuwe aan winst der geallieerde jachteenheden in het verre Oosten... En waar de Nederlands Indische jachteenheden waren behept met het zelfde frenetieke revanche-idee als de onderhand reeds vermaard geworden Mitchells van het 18e Squadron, be gon het voor de Japse Navy-O's zeer bedenkelijk uit te zien. De eveneens met het rood-wit- blauw getooide jagers stonden ach tereenvolgens onder commando van maj. vl. wnr. H. A. Maurenbrecher, kapt. vl. H. H. J. Simons, It. kol. vl. wnr. A. J. de Vries, maj. vl. wnr. F E Broers en de maj. vl. wnr. L. W. Hansen... Onze Mitchells wisten zich voortaan geëscorteerd door eigen jagers; een solovlucht als die van de nr. 408 be hoord tot het verleden. Behalve ver kenningsvluchten behoorden tot de ta- (Vervolg van pag. 3) De uitgeperste cacaoboter, een zeer waardevol product, vindt naast haar verwerking in talloze chocolade-ar tikelen. haar bestemming in de phar- maceutische industrie en de fabrie ken van zeer fijne toiletzepen. Als laatste van de drie mogelijkhe den rest dan nog de verwerking van het poeder tot chocolade. Koor fijnproevers. Bij de bereiding van bonbons maakt men gebruik van een 25 meter lange vorm- en crèmegietmachine welke, na eerst de benodigde omhulsels te hebben gemaakt, deze geheel auto matisch volspuit met de verleidelijke vullingen als likeuren, crèmes, e.d. Alleen de bewerking der zeer fijne bonbons wijkt iets van het normale fabricageproces af, omdat men hier precies andersom te werk gaat en het in sommige gevallen zelfs handwerk wordt. Eerst zien we hier de vullingen maken en pos later met gesmolten chocolade rondom bedekken. Behoorden in vroeger jaren zelfs de gewone" snoepjes nog tot de zeer hoge uitzonderingen, oók onder de goed gesitueerden, een simpele 50 jaar later heeft de fabricage van dit genotmiddel een dermate hoge vlucht genomen dat ze haar plaats onder alle lagen der bevolking voorgoed heeft ingenomen. A. M. D. KOOIJMAN. ken van het 120e Squadron ook het vernietigen van ack-ack-opstellingen, munitie- en olieopslagplaatsen, radio- en radarstations en vliegtuigconcen traties en natuurlijk vooral het neer schieten van vijandelijke jagers. We schreven reeds eerder over een Japanse aanval op het Westelijk deel van Australië. Dat deze manoeuvre misluktp was mede dankzij het feit dat de jagers van nr. 120 Squadron de Japse verkenners tot de laatste kist wisten te onderscheppen. Een onvergetelijke dag voor de Ne derlands Indische jagers was die van 30 April 1943. Men trok van Zuid- Australië naar het Noorden om een Australisch jachtsquadron te Merauke (Zuid Nieuw-Ouinca) af te lossen. En sindsdien ratelden de Japse telex- apparaten onophoudelijk: ..Aboenai Orranda Mustang arimasoe". (Weest op je hoede de Hollanders hebben hun Mustangs tegen ons ingezet). Dat moest eveneens het geval zijn geweest op die zonnige middag, toen een der „flights" van het 120e jacht squadron lucht koos naar de Japanse basis Timoeka op Nieuw Guinea, 400 mijl ten Westen van Merauke... De jagers hadden behalve boorde vol geladen mitrailleurs ook bommen van 250 tot 500 pond aan boord. Ze vlogen 2000 m hoog. In de diepte het blauw-groen tapijt: de regenoerwou den van Nieuw-Guinea. De Merlin-mo- toren gonsden onheilspellend... De vluchtcommandant riep iets door de radio. De volgvlicgers tuurden vooruit: Timoeka. DE jagers verhoogden hun snelheid. De gelaten der vliegers zagen grimmig. Waar zijn de Zero's? ,.Kom op, Japanners, eens schoten jullie ons uit de Nederlands Indische luchten, maar hier zijn we weer. Revanche!!" En de Zero's startten... Een, twee, drie, vier stuks... Nog twee andere bewogen zich over de lalanghalmen van de airstrip... Te laat De Nederlands Indische Kitty Hawks doken als alap-alaps op hen neer en vuurden ongenadig. Laag raasden ze over het vliegveld, trok ken met een scherpe haal weer op en schoten als pijlen de luchten in, do ken opnieuw... De bommen-cxplosies doortrilden de lucht. En onderhand hadden de vier Zero's hun aanvalspositie ingenomen en vielen de zeven Kitty Hawks aan... De Nederlandse formatie stoof uit een als een fontein, tolden en wentel den tussen de cumulus-wolken en vin gen de dog-fight aan... „Het kan verkeren, Jappies', grijns de de commandant. ,,nu zijn wij in de meerderheid: zeven tegen vier..." Maar wacht, daar was nog zoiets als een Japanse luchtafweer, en die was niet mals. De snelle Kitty Hawks wer den overal waar ze heen vlogen om ringd door exploderende ack-ack-gra- naten. Maar deze werden verwaar loosd: zaak was de vier Zero's uit de Jucbt te knallen. Eén hunner volgde de tactiek van de onderhand reeds legendarisch geworden Crazy Billie: planerend en vlak op zijn tegenstan der vechtend; van afstand nemen wil de hij niet weten. Maar de Nederlands Indische overmacht liet zich gelden: twee andere Kitty Hawks vingen hem op als hij ophaalde, en schoten hem vol ratelend lood. Ook de andere Ze ro's konden het niet navertellen dat de ommekeer in de Nederlands Indi sche luchten een voldongen feit was ge worden. Toen uit drie plekken van het oerwoud rondom het vliegveld dikke rookwalmen omhoog stegen begonnen de Nederlands Indische jagers de duik- aanvallen te herhalen. Nu moesten de ack-acks het ontgelden... Daar was echter nog een vierde Zero. De ze betaalde de tol der onbarmhartig heden die hijzelf en zijn voorgangers twee jaar geleden bedreven op de in ferieure Brewster- en Curtis Hawks- eenheden van de vooroorlogse M.L. Tijdens de dog-fight werd hij on klaar geschoten en trachtte zijn heil te zoeken in een vlucht, laag over de oerwouden. Normaal was dat een re den voor de geallieerde vliegers om hem met rust te laten: een dergelijke uitgerangeerde tegenstander ging toch zijn einde tegemoet. De Nederlandse jagers kenden echter op hun beurt geen genade. „Volg hem, snij hem de pas af!" klonk de order van de vlucht commandant. Zo geschiedde... IACHTPILOOT Grotings zwenkte zijn toestel in Noordelijke rich ting en zette met hoge snelheid de achtervolging in. Wat precies met de Navy O aan de hand was is nim mer volkomen bekend geworden, maar hij bleek niet in staat om zijn vleugelmitraillcurs te bedienen. Ech ter wel... Maar dit komt straks... Grotings liet zich verder omlaag hoog, als maar de voortsnellende Na vy O fixerend, en trachtend uit te vinden wat hem precies mankeerde. Ten einde raad besloot hij in duikaan. val te gaan. Het oerwoud en de laag- vliegende Navy-O welfde naar hem toe. Hij drukte op de gunbutton, doch juist net begon de Zero te planeren en te zig-zaggen: de kogels troffen geen doel... Grotings liet zich verder omlaag zakken en bereikte ongeveer dezelfde hoogte als de Japanner. Toen gebeur de iets wat Grotings eerder had moe ten bedenken. De Zero is een bijzon der jachtvliegtuig: het heeft namelijk de beschikking over een staartgeschut En dat van de vluchtende Zero van Timoeka bleek nog terdege te funge ren. En hoe! Witte vlammen schoten uit de staart. Het werd Grotings koud om het hart: twee granaten troffen hem geducht in de rechtervleugel... Door snel zwenken wist hij zich van nog meer onheil te behoeden. Niette min was hij ten dele onklaar gescho ten. En hier vertolkte zich weer de onbegrijpelijke Samuraigecst van de Japanner. Hij keerde zonder verwijl op zijn vlucht terug en stuurde ztjn toestel desperaat op de Kitty Hawk in. Je reinste Hara-Kiri-tactiek. (Ha- ra buik, kiré snijden, buiksnijden is de manier van zelfmoordplegen bij de Japanse adel). Grotings vuurde, echter te haastig en miste. En in het volgende ogenblik was het niet de Japanner die er van door moest, maar Grotings. Want de eerste kon weliswaar niet schieten, maar zette alles op alles om de Kitty Hawk te rammen. En een Kitty Hawk heeft geen staartgeschut. Ongetwijfeld had Grotings zin voor humor, en ik geloof dat hij de nei ging kreeg om eens smakelijk te schaterlachen, ware het niet dat zijn leven aan een zijden draadj#» hing. Door snel te manoeuvreren wist hij de Japanner te verschalken en weer op de korrel te krijgen. Hij schoot, en raak... Toen Grotings terugvloog merkte hij dat zijn toestel nauwelijks voor de helft in orde was. Boven Timoeka waren zijn makkers nog bezig de ack- acks der Japanners een voor een te vernietigen. Er bleken ook nog twee andere Kitty Hawks door luchtdoel granaten te zijn getroffen. De rest buitte echter elke druppel benzine uit en woekerde met de ammunitie. De heerschappij der Japanse ja gers boven Nederlands Indië behoor de tot het verleden. Nu regeerden er weer de Nederlands Indische sper wers met het rood-wit-blauw op de vleugels... Bij de terugkeer op de basis te Me rauke landden de jagers perfect. Niet slechts het 18e Mitchell-squadron, maar ook de 120e jachteenheid is in het gareel getreden. Nederland was er nog... F\E aanval op Timoeka had be- U halve het merkwaardig avontuur van jachtpiloot Grotings ook nog een andere vermeldenswaardige bij zonderheid, namelijk: de Nederlands Indische gevechtsvliegtuigen gingen sindsdien over tot een ondubbelzin nig offensief. De bombers hadden minder werk met Japanse onder- scheppers en konden zich geheel ge ven aan het intensiveren der bom bardementen. En zij gingen verder en verder. Makassar, Soerabaja, Balik- papan. Vliegdekschepen benaderden verder afgelegen doelen. De Kitty Hawks en Mustangs brachten de M. L.-vliegers boven bekend gebied: Ja va, Sumatra, Borneo.... De Japanners vreesden de Ned. In dische jagers hoofdzakelijk vanwege die loodrechte duikbomaanvallen en tevens vanwege de' ongenaakbare geestdrift waarmee zij ten aanval gingen. In April van het jaar 1945 verliet het 120e Squadron zijn basis te Me rauke en werd te Biak gestationneerd. Onderhand werden de Japanners successievelijk uit de door hen ver overde gebieden teruggedreven. De Amerikanen hadden via Hollandia en Morotai de Filippijnen heroverd. „Ba- balik karin", uitte zich generaal Douglas Mac Arthur in het Filippi- no's toen hij zich in 1942 uit de Fi lippijnen terugtrok. „Ik zal terugke ren." Hij kwém terug.... En de Japanners naderden het ein de van hun wensdroom. Zij verloren duizenden vliegtuigen en tienduizen den manschappen. De luchten van Nederlands Indië werden veranderd in een voortdurend slagveld, waar Nederlands Indische en Japanse vliegtuigen elkander genadeloos be- kamptcn. De Japanse vliegers ble ken tijdens de laatste maanden van de oorlog erg onervaren te zijn. Steeds trachtten zij hun heil te vin den in een vlucht of gingen over tot een wanhopige zelfmoordtactiek. Zij waren verre van bij machte om zich tegen de fanatieke Nederlands Indi sche piloten te meten... Niettemin verloor het 120e jacht squadron 40 pet. van zijn jachtvlie- gers en toestellen. Maar de Driekleur liet zich gelden. Naast het 18e Mit chell-squadron oogstte ook het 120e jachtsquadron ongekende lauweren. Toch zijn we nog niet consequent door alleen beide gevechtseenheden te noe men. Want we hadden ook nog het 19e Transport-squadron; ten slotte, maar niet het minst belangrijke. Het klinkt vredelievend: transport vliegtuigen. Maar in wezen hadden juist die burgerpiloten en vliegende Nederlandse verpleegsters het in hun ongewapende Dacota's des te zwaar der te verduren gehad... B-2S van het 18e Squadron, geëscorteerd door Kittu Hawks. ZONDAGSBLAD 31 rULI 1954 HET VERHAAL VAN EEN GROOT AVONTUUR 71/f EN zegt zo dikwijls: tvat zou er toch van hem of haar geworden zijn? En dan denkt men terug aan bijzondere mensen, die eens „in het nieuws" stonden, doch die daarna ogenschijnlijk min of meer „in het niets" verdwenen. Maar neen, we mogen niet zeggen, dat Sjef van Dongen, de enige Nederlander, die 25 jaar geleden de ijdele en vermetele Noordpoolvaarder Nobilé probeerde te redden, „in het niets" verdwenen is. Wel zit hij in een enigszins „vergeten hoekje" van ons land en indien men uit het Westen komende, in Aardenburg (een klein plaatsje in West-Zeeuwsch Vlaanderen, dicht tegen de Belgische grens) belandt, is men toch wel even verrast, dat dc burgemeester hier naar de naam Sjef van Dongen blijkt te luisteren. Sjef van Dongendeze naam, die eens heel Nederland op zijn kop zette, zegt nu waarschijnlijk slechts de ou deren iets. Maar ongeveer 25 jaren geleden was deze burgemeester de man, die met de hondensleden de wit te wildernis introk. Beter gezegd nog: hij was de enige Nederlander, die dit levensgevaarlijke experiment aan ging en hij was ook de enige land genoot, die van het „vasteland" af getuige was, hoe de luchtschipbreu- kelingen door de Russische ijsbre- ker „Krassin" gered werden. Men kent het grote drama: Gene raal Nobilé vloog in de zomer 1928 na onvoldoende voorbereiding met zijn luchtschip „Italia" naar de Noordpool. Hij bereikte zijn doel, doch geraakte bij de terugreis naar Spits bergen in een storm en belandde ten slotte met een handjevol overlevenden van zijn „staf" temidden van de brok stukken van zijn commandogondel op een drijvende ijsschots. Wekenlang verkeerde de hele wereld in angsti ge spanning en tal van landen rust ten reddingsexpedities met vliegtui gen en ijsbrekers uit. In de nazomer betreurde Noorwegen de dood van de grote Poolvorser Roald Amundsen, die met zijn vliegmachine opgestegen was om Nobilé te redden, doch die in de „witte hel" verdween. Het Pooldra- ma-Nobilé was lange tijd „hot stuff" voor de wereldpers; ook Sjef van Don gen kwam hierbij naar voren en... Wonderlijke episode Dan gaan we met de burgemees ter van Aardenburg terug naar een wonderlijke episode. U moet namelijk weten, dat er eens een „Nederlandse Spitsbergencompagnie" bestond, die in het hoge noorden rijke steenkool lagen ging exploiteren. Toen Sjef van Dongen in 1923 als jongmaatje hierheen gezonden werd, trok hem vooral het onbekende, de charme van een avontuur. „Och ja, als je jong bent..." Al spoedig kwam de „malaise" en kocht men de Engelse steenkolen goedkoper in Rotterdam dan Neder land deze uit de eigen mijnen in Spits bergen kon leveren. Men zette dus de exploitatie stop eerst jaren later zou onze regering het object aan Rus land verkopen, welk land daar overi gens nog steeds steenkoollagen af graaft. Maar in deze „overbruggings periode" wachtend op een kente ring van het getij, die niet kwam bleef Sjef van Dongen samen met een Noor en een Duitser op Spitsbergen achter. Men zou van een soort inter nationale „bezettingsmacht" kunnen spreken, doch in de practijk leefden de drie mannen jarenlang een Robin son Crusoë-bestaan. „Onze naaste buren waren 80 kilo meter van ons vandaan. Ik heb er heb ik geen boom, geen geld, geen politie enfin, noem maar opge zien. We woonden met z'n drieën in een apart huis, waren tegen stelende robbenjagers bewapend, bakten ons eigen brood en jaagden op robben, beren en vossen..." Boven de wel Zo leefde het trio in Spitsbergen op een terrein, dat 7 8 maal zo groot ls als Nederland en een totale bevol king van... 500 mensen telde. „Men was er heel sterk op elkaar aange wezen en leefde in feite boven de wet. En het is daar een vanzelfsprekend heid, dat men elkaar helpt. „Daarom was het niets bijzonders, dat wij bij het radiobericht, dat de Krassin vast gelopen was in het pakijs, er met on ze hondensleden op uittrokken. De reis ging eerst met een bootje naar het noorden, waar aan de Noordkaap een houten hutje gebouwd werd en een vrij grote proviandvoorraad werd achtergelaten." Men had dus een „vluchtheuvel", want in het gebied van het grote witte zwijgen kan men het nooit weten... Langs de kust van Noord-Oostland ging men dwars door het pakijs; in casu naar het zgn. Schübler Broch- eiland. Sjef van Dongen startte met de Noor Varming de Duitser was de expeditie Nobilé, dat in Spits bergen voor anker lag, had zich reeds de Italiaanse alpinist Zora bij het ge zelschap gevoegd. Doch lang voordat het eiland Föyen bereikt werd, moest de Noor wegens sneeuwblindheid te rug keren, zodat men toch slechts met twee mensen overbleef... Vanaf Föyen ging men verder het pakijs in reeds dodelijk vermoeid, doch nog steeds vol moed. „We moesten blijven lopen er was geen andere keuze. Want er zat door de dwarsstroming veel werking in het pakijs. Wanneer we even zou den gaan rusten, waren we afgedre ven en uit de koers geslagen..." Lopen en nog eens lopen in de witte, eindeloze wereld. De proviand raak te op en men kon ook geen bebroe de eieren meer verschalken. „De laatste dagen hebben we ge leefd van onze honden... er was geen andere keus..." Sjef van Dongen zegt het zonder stemverheffing; hij wil niets „drama tiseren". Hier stokt zijn verhaal. Ook over het feit, dat de witte hel hem lichamelijk letsel toebracht wil hij niet nader spreken. Maar in de stilte, die valt, voe len we, hoe hij terug denkt aan de enorme angsten en spanningen, die hij toen met Zora doorleefde... „We zagen Nobilé's mensen tenslot te voor onze neu3 redden door de Krassin, die zigzag-gewijs door het ijs trok. Alle vlaggen gingen in top en we zagen ook de witte rookpluim van de sirene... konden haar echter niet horen, want daarvoor was de af stand nog te groot..." Ziehier de merkwaardige tragi sche situatie van dat ogenblik: de ge- isoleerde luchtschipbreukelingen ge red en Sjef van Dongen en zijn makker op slechts enkele kilometers afstand overgeleverd aan de witte stilte Burgemeester Sjef Het laatste teken Met de resten van een slede en wat overgebleven benzine stookte het tweetal een vuurtje het laatste teken, waarmede men de aandacht hoopte te trekken. Wanneer dit niet opgemerkt werd, was het lot van de volkomen uitgeputte en uitgehongerde mensen ten enenmale bezegeld. Het had echter succes: een water vliegtuig volbracht het waagstuk om in een wak te dalen en slaagde er zelfs nog in om op te stijgen ook. Het was werkelijk op het laatste nip pertje... Moeder van Dongen te Arnhem had inmiddels reeds een telegram ontvan gen, dat haar zoon tijdens de reddings expeditie om het leven gekomen was.. Maar vee! tijd voor een nabeschou wing over dit wonderlijke avontuur is er niet. Want burgemeester Van Don gen moet er op uit zijn werk roept hem en er wacht weer een belang rijke bespreking. Volgens zijn ge meentenaren is niets hem teveel. JAAP STIGTER Geval zondereind(lll) f^LEINE JAP1E heb de long- ■u ontstekingDe medede- ling was tegelijk verrassend èn waar. Verrassend omdat ik noch bij het betreden van het vertrek, Snoch bij de excursie naar de bed stee iets van de aanwezigheid van 2 een derde persoon ontdekt had. en pas nu bemerkte dat er in dat 2 zeepkistje een babietje lag. Waar, ii omdat Japie ongetwijfeld uiter- mate klein bleek en maar nietig j.t en armetierig in die peïmprovi- seerde wieg naar adem lag te 4, snakken. Opnieuw moest ik toe- geven: „Niet mooi! Helemaal niet mooi! Hoe komt dat zo?" -:i Ja, dat kwam aldus: vooreerst was kleine Japie aan dc huwelijkse staat voorafgegaan. Hij had om zo te zeggen zijn ouders al b(j de bruiloft kunnen toespreken, be- j* houdens dan het feit dat hummels van drie maanden nog niet praten. Nu is er niets nadeliger voor kin- deren dan dit dat ze direct moeten ■et beginnen om met hun kleine handjes een1 stel ouders bijeen te -!i trekken en te houden. Zoiets is 2 te veel gevergd in je eerste Icvens- maanden; je raakt er eens en voor g altijd door achterop. Ik wenste wel dat men dit alom beter begreep. -;i Al die talloze min of meer ge- dwongen huwelijken tonen een diep gemis aan verantwoordeljjk- •p heidsbesef. Een huwelijk moet "en zaak van twee mensen z\jn, die zich bewust gaan voorbereiden 2 om plaats te scheppen voor een nummertje drie. Maar kleine Japie ■C* rond geen verwachtende ouders klaarstaan. Ach neen. de stakkerd! 2 Kleine Japie vond bovendien volstrekt niets klaar staan en dat 2 was nog een tikje erger. Van een 2 wiegje geen sprake. Van behoor- 2 lijke hemdjes, flanelletjes, luiers en hoe dat spul verder heten mag <t evenmin sprake. Zelfs niet van 2 een verwarmd vertrek, want daar b reken je niet mee als een kind in 2 de midzomer geboren wordt. Zo 2 vér kon Japie'» ouderpaar beslist 2 niet vooruit kijken, al pleegt dan ■s elk jaar op een min of meer war- jj me Julimaand een min of meer koude herfst te volgen. En al zal J to'n herfst te meer voelbaar we- Uit de VOLKSWIJK z'en, wanneer toevalligerwijze één gordijnloosraam een stevige scheur laat zien. waa'rdoor de najaarswin den vr\j toegang hebben. Maar alsof dit alles nog niet erg genoeg was, kreeg Japie nog een derde nadeel mee in de vorm van de chronische patiënterigheid van zijn Vader. Die was bleek in het vervolg van het gesprek óók altijd ziek: die hoestte even eens zodra de Noorderstormen op staken en die had het al evenzeer permanent benauwd. Van de long ontsteking, of van iets anders, dat daarmede nauw verwant is. Een babietje in een zeepkistje. „Niet mooi' dat is feitelijk een te zachte uitdrukking. Een teer, blauwig kereltje, hijgend en bezweet in een kamer met een ouwe tafel, twee rieten stoelen en een levend bed. O ja, en in het keukenhoekje een nijdig razend gasstel met felle vlammen, waar boven hoog, tegen het plafond wat schorumme luiers te drogen han gen. Hollands binnenhuisje in de volkswijk. Het kindvrouwtje kon daar niet veel op antwoorden: „Nou, de longontsteking.herhaalde 2e enkel met in haar stem iets van ,Dat heb ik toch al gezegd", als- mede iets van ..Dat heeft mijn man toch óók altOd.'" Men went ■n aan dergelijke kwalen. Trouwens het was even goed mogelijk dat de arts zelf niet veel meer ge- zegd had. alsook dat ze van wat hij meer beweerde niemendal be- J grepen had. „U mag wel oppassen", zei ik en ik voelde dat dit haar zede- prekerig voorkwam. ..Zulke klein- tjes 2e kunnen óók nog dood- g gaan...." Misschien een wat wre- de opmerking, zo achteraf be- schouwd. maar ik voelde me ver- ontwaardigd over een zo laconieke houding onder een zo dreigend gevaar. Overigens zou het kind - evenmin gebaat z(jn geweest bjj een dramatische pose van zijn moedertjeoverigens was kleine Japie op dat moment veel te ver heen om zich ergens iets van aan te trekken. Hij hijgde en steunde; hij zag enkel maar blauw; zijn oogjes waren niet open en niet dicht. Of dit meisje, dat voor moe- der moest spelen, dat nu zelf niet bemerkte? Misschien niet eens: ze g was nog te dicht bij die leeftijd die soms nog met een pop optrekt g om 'm even Iqter achteloos-verge- ten in een hoek te laten liggen. 3 „Nou moet U eens goed luiste- ren", zei ik. „Nu ga ik naar het g wijkgebouw en ik vraag onze sociale werkster of die bij U aan wil komen. Die kan er over een uurtje wezen. Dan bent U toch thuis, niet?" Ze stond er vrij apathisch bij; ze krabbelde met ren afgebrande lucifer in haar krullebol en ik kreeg lust om haar een draai om haar oren te geven en netjes met twéé woor den Jawel, dominee" te laten zeggen. Nu knikte 2e enkel maar met een gezicht van „Mij goed, Iaat maar kommen!" Ik zuchtte even en stapte op. Ze gaf me op de valreep een slappe hand Zon futloze hand, die herinneringen oproept aan kletsnatte wasdoekjes. Ik haastte me naar het wijkgebouw en zei tot mijn medewerkster: „Er is wat voor je te doen, zeg!" En we wis ten niet dat we zeven jaar later nog iets te doen zouden hebben met het geval 2onder eind. WIJKPRED1KANT.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 10