m m m jÊ
■ja
m m
e 1 1
Wandeling door de
romantische schilderkunst
6
ZONDAGSBLAD 12 JUNI 1954
riftK l
Correspondentie betreffende deze
rubriek aan de heer W. Jurg. Jan
Luykenlaan 12. Den Haag.
Fraaie vrienden-serie
Opnieuw zijn we in staat een serie te
geven, die tot stand is gekomen door
de samenwerking van een aantal voor
aanstaande problemisten. Ditmaal is
het een coöpererend quartet, waarvan
onze Limburgse vriend Scheycn de
centrale figuur vormt. Iets speciaals
brengen Scheyen en v. d. Linde met
no. 205, waarin met fraaie slagwendingen
een aardige oppositiestelling bereikt
wordt. In de overige problemen valt
het accent in hoofdzaak op de slot-
standen. Voor de eindspelliefhebber
valt in deze serie dan ook veel te
f.enieten. De inleidingen zijn in het
algemeen vrij eenvoudig, zodat we met
het geheel echt in de zomerse stijl zijn
gebleven.
Wat de medewerkers betreft willen
we er op wijzen, dat we van v. Prooyen
reeds eerder werk in deze rubriek op
namen, maar dat is weer enkele jaren
geleden. Overigens zal v. Prooyen als
redacteur van „Het Damspel" voor de
meeste lezers geen onbekende zijn, Van
der Linde legt zich eerst gedurende
korte tijd op het componeren toe, maar
publiceerde in deze tijd reeds verschil
lende goede problemen. Sjoerd Lauten-
bach, wiens naam thans voor het eerst
in deze rubriek voorkomt, heeft al
enige jaren naam als problemist. We
hopen dan ook binnenkort individueel
werk van hem te kunnen plaatsen.
DE SCHONE DAQ
De karperaar en brasemkampioen,
baars-virtuoos en snoek-specialiSt
gaan weer hun eerste voorjaars-stckkie doen
in 't spel van vakmanschap, geduld, geluk en list.
Elk legt verwachtingsvol zijn nylontuigje in.
Ze zitten tussen t groen en ieder heeft z'n zin.
De drukke stad ligt ver in het verschiet.
Wyd staat de hemelkoepel boven 't land.
De wind buigt zacht het jonge oeverriet.
Een bootje drijft vier lengten uit de kant.
Hier is het leven goed, of 't koud is of snikheet.
hier droom je heerlijk weg Kijk uit! Je hebt nèt beet!
ROBBIE RADAR
v fü
q 0
ttl-
m
o m
Zwart: 1. 4. 9, 10. 13. 14. 20. 24. 29.
38. 44. 45
Wit: 12. 15. 17. 18. ^2. 25. 26. 33. 36.
37. 39. 42. 47. 50-
lil
■pjOSV
i m m
1] fi H i 1
e! I b :«J
ÉL
Horizontaal: 1 Een kogelvormig hemel
lichaam zit om de noot, 6 een vrucht
snel karakter wordt gegeten, 10 uit
Laien en lava kwam een agressief
minnetje. 14 't U erg droevig, een soort
met stoffelijk overschot. 18 in de water
diepte valt geen tijd af te lezen 19 een
stukje arm kwam uit de steeg.
Verticaal: 2 De alchemist, die goud
wilde maken, vond wel iets anders in
mondwater, 3 een schop zonder gedeelte,
4 de struisvogel werd een oud vrouwtje,
5 er kroop een graafdiertje uit de boom.
7 uit de krater kwam een Spanjaard.
8 een verworpeling zonder kop. ievert
een liedje op. 9 in deze Duitse rivier is
een Nederlandse staatsman niet meer
nodig. 10 niets geen angst heeft deze
dokter meer. 11 een samengetrokken
vader kwam uit de radio-omroep. 12 de
stand der edelen wees op een bergplaats,
13 een uitloper van een stengel kwam
uit de taaie oude man, 15 een lekker
portie eten, die uitheemse herkauwer,
16 speelgoed uit bestemming. 17 zonder
stoffelijk overschot is eer geen sprake
meer van berusting doch eerder met
zichzelf ingenomen zijn.
Inzendingen per briefkaart uiterlijk
Donderdagmorgen as. aan het bureau
van dit blad. In de linkerbovenhoek aan
de adreszijde vermelden: „Puzzle-oplos-
6ing". Er zijn drie prijzen: 1 f 5; 2 12.50
en 3 f2.50.
Oplossing kruiswoordraadsel
van 5 Juni
Horizontaal: 1 Klant, 5 sijs. 7 ooit. 8 St,
9 mos. 10 stand. 12 is. 13 kou. 14 Ee.
16 liter. 18 klop. 20 te, 21 loper, 23 om,
24 ruit. 26 tempo. 29 re. 30 oog. 31 SR..
32 oneer. 34 vat. 35 in. 36 mode. 37 fis,
38 jalon.
Verticaal: 1 Komiek, 2 loos, 3 als,
4 N.T.. 5 sta. 6 sedert, 8 stuiter. 10 sol.
'e. 15 kolom, 17 terug. 19 pompoen.
N
HÖ'dWelmuó
ters van Willem ,,moedich door dat
Velt" draven. Hier komt Achilles
weer te voorschijn. Doch ogenblikke
lijk daarna verdwijnt deze en Hector
zegt deemoedig:
Soo het den wille des Heeren
Op die tijt had gheweest,
Had ick gheern willen keeren
Van u dit swaer tempeest:
Maer de Heer van hier boven
Die alle dinck regeert,
Diembn altijt moet loven
En heeft niet begheert.
A deze strofe heeft Willem zijn
icht gevonden. ,,Seer Prins-
lijck was gedreven sijn Prinselick
ghemoet, standvastich is ghebleven
sijn hert in teghenspöet", maar on
danks deze uiting van zelfvertrouwen
komt nu de belijdenis der stilte, want
hij erkent dat hij zelf niets kan en
hij heeft God gebeden dat Hij zijn
saeck wil reden, sijn onschult doen
bekant".
En als hij zelf deze vrede en deze
berusting heeft gevonden, richt hij
zich met een afscheidswoord tot zijn
„arme schapen" en geeft hun de
troost dat „hun Herder niet sal sla
pen".
Slechts op één voorwaarde echter
zal hun verstrooiing worden opgehe
ven. Zij moeten „sijn heylsaem Woort
aannemen", leven als vrome Christe
nen met Christelijke berusting, want
„Tsal hier haest zijn ghedaen".
Dan in de laatste strofe komt de
Prins uit de eerste nog even te voor
schijn, maar gesublimeerd door de
glans van zijn onderwerping, zijn ge
loof en zijn berusting. Deze strofe is
in haar pracht en kortheid een sa
menvatting van de gehele strijd, die
voortdurend de ziel van de Zwijger
heeft verscheurd. Hij wil zijn t-ardse
Vorst gehoorzamen, daarvoor staat
zijn woord als edelman pand, maar
slechts zover als dit mogelijk is zon
der in strijd te komen met de wil
van de Potentaat aller Potentaten
„der hoochster Maiesteyt".
Hém zal hij bovenal gehoorzamen,
wat het lot hem ook verder moge
bieden. Want hij weet dat zonder de
wil der Voorzienigheid geen musje ter
aarde valt en daarom heeft hij ..moe
ten obedieren inder gherechticheyt'
yiedaar de inhoud van ons natio
naal epos. Indien men het z
beschouwt met zijn geniale golflijn,
dan moet men wel tot het inzicht
komen, dat de dichter niet alleen een
groot man, doch ook een groot vriend
van Willem de Zwijger is geweest
maar bovenal een groot psycholoog,
die het karakter van de Prins, on
danks de zwijgzame kant er van, tot
in de diepste diepten heeft doorgrond.
Dr. F. C. DOMINICUS
Practische damlessen door
Ph. de Schaap
Regelmatig bereiken ons vragen van
lezers, die zich in het damspel willen
bekwamen, om opgave van de titel van
een damwerkje. En het kost ons telkens
weer moeite om deze vraag te beant
woorden. Want goed studiemateriaal op
damgebied is helaas erg schaars. En
het meeste daarvan dateert bovendien
nog van vóór de oorlog, zodat het in
vele opzichten verouderd is. Het deed
ons daarom goed van de uitgeverij
Kosmos de 4e druk te ontvangen van
bovenstaand damboekje van De Schaap.
Dit goed verzorgd werkje, geïllus
treerd met een 38-tal duidelijke dia
grammen. geeft in 68 bladz- alles wat
de beginnende speler van het damspel
moet kennen. Achtereenvolgens komen
nL aan de orde: de spelregels, de partij
in haar geheel, de openingen, het mid
denspel. het eindspel en enige proble
men. studies en partijstanden. Het
grootste gedeelte wordt in beslag geno
men door een bespreking van de voor
naamste openingen. Deze is zodanig,
dat niet volstaan wordt met het ver
melden van bepaalde zettenreeksen.
maar tevens getracht wordt de lezer
inzicht te geven in het karakter en
doel van de diverse varianten. En hier
in is de schrijver volgens onze mening
zo goed geslaagd, dat we deze uitgave
niet uitsluitend zouden willen bestem
men voor beginners, maar eveneens in
handen zouden willen geven van de
vele dammers, voor wie ons spel weinig
meer is dan een systeemloos ..schuiven
en slaan". Dat de ultra-moderne opvat
tingen niet vergeten zijn, blijkt wel uit
een bespreking van de Roozenburg-
opstelling. waaraan enkele bladzijden
gewijd zijn.
Na het bovenstaande lijkt ons verdere
aanbeveling overbodig. Als betrouwbare
gids op de moeilijke weg van het prac
tische spel wensen wü deze uitgave in
het bezit van alle damliefhebbers, temeer
daar de prijs 1.90) voor slechts wei
nigen een bezwaar zal zijn.
Weten en kunnen. Nieuwe Reeks
No. 210. N V. Uitgevers Mij. Kosmos,
Amsterdam.
Zwart: 7 t/m 9. 15 t/m 19. 23.
Wit: 20. 27. 28. 31. 32. 37. 42. 44. 48. 50.
Zwart: 4, 5, 8. 9, 14, 18. 23. 26. 28,
29. 33.
Wit:-15. 20. 25. 30. 32. 34. 40. 42. 43. 50.
No. 216. J. H. IL Soheyen.
y m _JL
ZONDAGSBLAD 12 JUNI 1954
3
COLLECTIE PIETER A. SCHEEN
^Schoonheid op een expoóitie in de^QotterdamóeS^unóthring
T7 EN wandeling door de schilder-
kundige romantiek heeft steeds
haar bekoring. Want hoe men ook
tegenover de romantische periode in de
schilderkunst mag staan, toch zal men
telkens getroffen worden door dat
zeldzame samengaan van gevoel en
techniek. De schilder uit die periode
was artist en artisan, kunstenaar en
vakman. Hij onderging een bepaald
beeld vaak zo intens, dat hij het idea
liseerde en zijn weergave ontsnapte
dan aan de verstandelijke vermogens.
Door zijn enorme technische beheer
sing en zijn volkomen heerschappij
over de materie, wist hij voor zijn
fantasie en zijn gevoel steeds de
juiste vorm te.vinden.
Zo zal het voor velen een feest
zijn tussen 10 en 20 Juni eens te kij
ken naar die bijna honderd schilde
rijen. die dan door de Haagse kunst
handel Pieter A. Scheen worden ten
toongesteld in de Rotterdamse Kunst
kring (Witte de Withstraat 35). In
ons land geldt Scheen en volkomen
terecht als de expert op het ge
bied van de Romantische en de
Haagse School, twee niet zo zeer
richtingen dan wel perioden in onze
kunstgeschiedenis. Zijn b.v. uitingen
als impressionisme, surrealisme, ku
bisme of dadaïsme in de schilder
kunst nog wel tamelijk getrouw in
woorden te omschrijven, de roman
tiek is zoveel omvattend, zo bont en
in haar bestanddelen vaak zo tegen
strijdig, dat het onmogelijk is een ge
heel afgeronde definitie te geven.
De romantiek berust voor alles op
fantasie en gevoel, zij kent de verruk
king en de liefde, alsook de vreugde
om het object. Natuur en vrijheid wa
ren de belangrijkste elementen voor
de romantische schilders: de natuur
omdat die wijder is dan welke mense
lijke maatschap ook, de vrijheid om
subjectieve stemmingen op die natuur
te projecteren. De romantici ontleen
den hun geschilderde verhalen aan de
werkelijkheid en in het brein van die
schilders werden de verhalen doorge
fantaseerd. De schilder kon nog dromen
èn van zijn werk èn van zijn emotie-
NEEMT u eens zo'n paneel als „De
geitjes" van August Allebé, waar
van we de afbeelding hierbij geven.
Deze Amsterdamse schilder (1838
1927), van wie o.m. werk hangt in
het Gemeentemuseum te Den Haag
en in Museum Boymans te Rotter
dam, schilderde in 1869 dit heel fijne
schuur-tafereeltje. De twee kleine,
pasgeboren geitjes zijn in die rom
melige, arme omgeving helemaal
niet belangrijk, maar door de entou
rage met het meisje, de jongenskop
boven de oude scheve planken en de
op één poot staande kat is er plot
seling een merkwaardig stille sfeer
gekomen in die schuur, een sfeer
van rust en tederheid, maar ook vol
blijdschap en zon. Hoe arm de eige
naars van die schuur het ook mo
gen hebben, de schilder zag door die
'armoede heen en ontdekte het won-
der van de vreugde om de natuur,
die zich niet stoort aan rijkdom of
armoede. Hier dus niet zoals
later wel zou gebeuren het accent
op de armetierige omgeving, maar
op de schoonheid in die schuur, waar
bij een wonderlijke straal zonlicht
het geheel een vreugde-accent geeft.
Het is wellicht een idealiseren van
de werkelijkheid, maar niet zonder
diepere betekenis. Juist door die te
genstelling van aan de ene zijde de
armoede en aan de andere zijde de
rijkdom van geboorte en zonlicht,
heeft Allebé een zeldzame harmonie
bereikt.
EEN ander werk, waarop we spe
ciaal de aandacht willen vestigen
en waarvan we ook een afbeelding
geven is het doek „Delfshaven" van
Johannes Christiaan Karei Klinken
berg, de Haagse schilder die leefde
van 1852 tot 1924. Klinkenberg is be
kend geworden om zijn stadsgezich
ten. op het schilderen waarvan hij
zich na 1880 voornamelijk toelegde.
Hij portretteerde als het ware de
stad, soms ongelooflijk knap, maar
wel eens een beetje plaatjesachtig
met heel veel en niet altijd echt zon
lichteffect. Zijn doek met de ophaal
brug in Delfshaven is echter een zeer
gevoelig werk, waarbij alles veel
meer verinnerlijkt is. De rust en het
blije effect van de kade en de huizen,
de stille rimpeling van het water
en de sprookjesachtige weerkaatsing
van de huizen erin, het is alles na
tuurlijk piooier den de werkelijkheid
toont. Maar ook hier onderging de
schilder het beeld zo intens, werd hij
zo gefascineerd door de compositie
van het natuurtafereel, dat hij het
beeld in zijn geest idealiseerde. Maar
er is een van zijn beste werken uit
ontstaan.
NAAST de namen van deze twee
schilders zijn er nog heel veel an
dere schilders te noemen van wie werk
op de tentoonstelling in de Rotter
damse Kunstkring hangt. Zo zijn er
vijf werken van Wouterus Verschuur,
die in 1812 te Amsterdam werd ge
boren en in 1874 te Vorden overleed.
Verschuur heeft grote naam gemaakt
door het schilderen van paarden en
ook van andere dieren. Zo is er op
de tentoonstelling een verrukkelijk
klein paneel te zien, waarop Ver
schuur drie honden schilderde in een
kamer. Alles is zo levendig en in zul
ke frisse tinten gehouden, dat het een
lust is naar dit werkje te kijken.
Dan is er de Rotterdamse schilder
Charles Rochussen (18141894) met
een bijna impressionistisch paneel in
zachte toonwaarden, getiteld „Wan
delaars voor een buiten in de winter"
en niet minder dan 12 werken van
Johannes Bosboom zijn er, u weet
wel de schilder van kerken en kerk
interieurs. Jan Weissenbruch, over
wie we onlangs schreven, is verte
genwoordigd door een negental wer-
ran Johannes Cristiaan Karei Klinkenberg
zeer gevoelig werk
dam.
VAN heel bijzondere kwaliteit is het
„Wintergezicht" van Andreas
Schelfhout, een doek van 44Vi bij 62Ws
cm. en geschilderd in 1867. Schelf
hout, die leefde van 1787 tot 1870, was
wel een der beste landschapschilders
uit die tijd en op heel veel doeken
gaf hij een bijzondere poëzie van
sneeuwvlakte en ijsbaan. Men voelt
bij Schelfhout's schildering van een
bevroren rivier, waarop schaatsen en
sleden worden gebruikt, niets van de
snerpende koude vrieswind, doch
krijgt het gevoel dat die kou toch wel
heel erg prettig moet zijn. De kou
is er op zijn schilderijen, maar een
aangename koude, aldus de werke
lijkheid weer idealiserend. Maar hoe
gaaf heeft Schelfhout dit winterge-
gezicht geschilderd, hoe prachtig is
zijn coloriet, hoe glad zijn streek en
hoe rijk wist hij het landschap te
stofferen.
Zo zijn er nog meer werken te noe
men van schilders als Verveer, J.H.
Weissenbruch, Paul Gabriël, A. Ever-
sen en K. Karsen.
Over deze kunst moet echter niet
geschreven worden, ze is er om te
ondergaan en dat doet een ieder, die
eens een wandeling maakt tussen de
werken van deze schilders. Dan merkt
men dat de romantiek toch nog heel
wat schilders heeft gehad, die met ere
genoemd kunnen wordenOnze schil
derkunst in de vorige eeuw was wer
kelijk niet dood, doch leefde en droeg
de naam van ons land tot ver over de
grenzen.
CORN. BASOSKI.
(Vervolg ran pag. I.,
veRBORqen sch&tten
pen met schatten is wel de Lutine,
een onder Engelse vlag varend oor
logsschip, dat als oorlogsbuit op de
Fransen buitgemaakt was. In Octo
ber 1799 verging het bij de kust van
Terschelling tijdens een vliegende
^Overbekend zijn de pogingen van
de heer Van der Meulen in de vorige
eeuw, van de heer Beckers in onze
eeuw en van de „Karimata". De ver
tegenwoordigers van Lloyds die het
wrak tussen 1857 en 1861 doorzochten,
hadden het meeste succes bij hun po
gingen: zij vonden voor een bedrag
van 220 000 gulden. Wat in onze eeuw
de „Karimata" naar boven haalde,
was de moeite niet waard.
Een zeer belangrijke berging wa3
die van het goud uit het Engelse ss
Egypt. Italiaanse duikers slaagden
in 1932 uit dit wrak goudstaven te
redden ter waarde van 180.000 pond.
Het schip, dat twee jaar eerder ge
zonken was, had voor eentotale
waarde van niet minder dan een mil-
lioen pond aan boord.