Nederlands Indië HENRI MATISSE De strijd om MM3Ê/Ê ZONDAGSBLAD 8 MEI 1954 ONZE LUCHTMACHT IN DE PAC1F1C-OORLOG (1) Militaire luchtvaart vocht tot de laatste kist JAPAN heeft een onbeduidende luchtmacht van blikken vlieg tuigen, waarvan de snelheid en actie radius hoogstonvoldoende zijn. De Japanse vliegers zijn allemaal ge brild, zien slecht en schieten nog slechter. We zijn daarom niet hang voor de Japanse „shikoki's". Onze moderne Curtis Hawks en Brewstcrs zullen ze wel even als glazenmakers uit de lucht schieten Dat was de algemene opinie der Nederlands Indische ingezetenen tij dens de oorlogsverklaring aan Japan dd. 8 December 1941. De waarheid wilde echter anders, en deze was Aarel C. Snijtsheuvel, de schrijver van deze reeks artikelen. Pijlsnelle Japanse Zero's doorklief den de Indische luchten en de Naka- yima-duikbombers wierpen zelfver zekerd en haarzuivcr hun bommen op vitale Nederlands Indische doelen Japanse Sally "-bommen werpers (Mitsoebisji's) teisterden onze vloot en onze havensteden, terwijl de Kei zerlijke luchtschutters voor den drom mel niet blind waren: zij troffen feno menaal doel. De Nederlands Indische burger stond er verrast tegenover. Zo ook de vliegers van de Militaire Lucht vaart. Maar bang waren deze niet. Zij stegen met hun .kisten" op en bonden de strijd tegen de gele bela gers aan. Toen op een dag 40 Japanse bom menwerpers en 22 Zero's de haven van Soerabaja aanvielen en bezig waren het Marine-vliegkamp Morok- rembangan in puin te gooien, gingen 9 van onze jachtvliegtuigen en 4 In terceptors de lucht in, ondanks de wetenschap dat ze het onderspit zou den delven. ,.Zij vochten letterlijk tot de grond toe", vertelt ons C. C. Küpfer. schrij ver van o.a. „Onze vliegers in Indië". Doch toen waren er ook meer dan •een dozijn der vijandelijke vlieg tuigen omlaag geschoten en een even groot aantal duchtig beschadigd. Op IS December bracht een pa trouille Glenn Martins ter hoogte van Borneo een Japanse kruiser en twee transportschepen tot zinken. Twee dagen later werden drie transport schepen in de grond geboord, even eens door Glenns. Dit is slechts een luttele greep uit de reeks van harde klappen, die de Jap reeds in db eer ste oorlogsdagen van de M.L. te in casseren kreeg. portvloot in Straat Makasser. Drie kruisers, 1 torpedobootjager en 4 transportschepen werden naar de bo dem van de zee gestuurd. De volgen de dag ondergingen 2 Japanse trans portschepen en 2 verkenners hetzelf de lot. De M.L. oogstte lauweren. Het was echter niet zozeer de kwa liteit der Japanse vliegers en toestel len danwel de quantiteit die zich meer en meer duchtig liet gelden. Want de M.L. kreeg geen nieuwe vliegtuigen: het Spitfirefonds, waar wij miljoenen aan hadden gestort, was voor de strijd in Europa. Wel wist na de val van Pearl Harbour een vijftigtal Flying Fortresses en Liberators op Java terug te trekken en werden enige P.-40 Kitty Hawk jagers uit Australië overgevlogen. Doch wat maakte dat nog uit? Het lot van de M.L. was beslist; zij was gedoemd tot de laatste kist te vechten... T"\ E overmacht van het Japanse luchtwapen was formidabel. Het totaal aantal vijandelijke vliegtuigen, dat de invasies in Zuid-Oost-Azië on dersteunde, werd geschat op 2000. Hiertoe zouden niet minder dan 800 tot het geduchte Zero-type heb ben behoord, destijds meer bekend als Navy-O. De Japanse piloten wa ren doorgewinterd cn beproefd in een achtjarige strijd tegen China. En wat stelde de M.L. daar tegenover.' Tijdens de demobilisatie op 30 Nov. 1941 bezat zij in de eerste linie niet meer dan 58 Glenn Martins, 59 Brewsters en Curtis Hawks, 18 Fal cons en even zoveel Koolhovens. Als reserve had men nauwelijks de helft van het genoemde aantal. De gehe le luchtmacht der geallieerden in Zuid Oost Azië bestond uit zegge en schrijve 550 vliegtuigen. Zij moest een gebied bestrijken dat een diame ter had gelijk aan de afstand Rotter dam Moskou. De situatie was précair. Het lucht- overwicht bezittend, was Japan zeker van zijn zaak. Na de val van Singa pore koos het Nederlands Indië als doelwit van zijn expansiedrang, om „de sprankelende gordel van sma ragd" om te vormen tot een „kwel- riem van puin, as en tyrannie". Ons overzees gebiedsdeel stond al leen bovendien had het geen lucht macht meer. En om het met C. C. Küpfer te zeggen, was inderdaad „dc grote strijd in de Pacific door het vliegtuig aangevangen cn beëindigd". Zowel de landingen op Java's Noordkust als de veldslagen tegen het KNIL baarden de Japanners wei nig zorgen: hun luchtmacht was immers superieur. En wie nog niet overtuigd is van de onontbeerlijk heid van een luchtmacht in de mo derne krijgsvoering, neme Neder lands Indië als voorbeeld. HIER volgt een spectaculair geval: de verdediging van de Beren schot linie door het KNIL, in de ber gen van Bandoeng. Reeds op de eer ste dag van genoemd wapenfeit dreigde de Japanse luchtmacht ons Vliegers van de Indische militaire luchtvaart bespreken de te volgen routes. Op de achtergrond Lockheed-Lodestar. (Foto-documentatie J. P. A. Bryl). lam te slaan. Onze stellingen waren robust, goed bezet en deskundig aan gelegd. De Japanse stoottroepen zou den er nooit doorheen gebroken zijn, indien wij nog de beschikking had den over een redelijke luchtmacht, die de vijandelijke kon onderschep pen of althans afleiden. Dit was niet het geval. Om te be ginnen zagen we ons artillerie-ge schut murw gebeukt worden. Boven dien daalde net moreel onzer man nen zienderogen. Het angstaanjagend geronk van laag aanvliegende toe stellen was reeds voldoende om ons de moed in de schoenen te doen zin- Op 8 Maart 11142 capituleerde Nederlands-Indië en werd Japan er heerser. Telkens hoort men nog be weren, dat onze strijdkrachten in de Pacific-oorloQ maar weinig hebben gepresteerd. Dat dit geheel bezijden de waarheid is, zal op over tuigende en tevens boeiende wijze worden aangetoond in een artikelenreeks van Se hand van de Indisch-Nederlandse publi cist Karei C. Snijtsheuvel. Men weet reeds uit zijn vorige bijdragen in ons Zon dagsblad. dat de schrijver aan deze strijd persoonlijk heeft deelgenomen. Bij het schrijven over „Onze luchtmacht in de Pacific-oorlog" had hij de beschikking ove documentatie en gedenkschrif ten, waarin tot nog toe nooit een publicist een blik heeft mogen slaan. Ongetwijfeld zullen ook deze artikelen, die zullen worden verlucht door nog nooit eerder gepubliceerde foto's, weer in brede kring de aandacht trek ken en vele onzer lezers boeien. De Japanners scheerden rakelings boven de toppen der woudreuzen. Duidelijk zagen we de kleine manne tjes in de mitrailleurkoepcls naar ons loeren als hongerige panters, vele gebrild inderdaad, maar dat bleek geen beletsel om goed te schieten. En de Japanse tirailleurs drongen op. We traden in een hardnekkig vuurduel, doch ons vuur moest zowat elk ogenblik onderbroken worden aangezien we ons moesten dekken ONDERTUSSEN streed het Britse Malaya een hopeloze strijd tegen de doorgewinterde horden van Dai Nippon „Help ons!", riep de Britse Leeuw. „Accoord, Albion, wij komen!". De Nederlands Indische piloten vlogen hun toestellen naar Singapore en vormden cr zo goed cn zo kwaad als het ging een luchtbal rière boven de Straits Settlements, doken op de Ja panse infanterie- en tank-colonnes neer en bezorgden hen mongoolsc nachtmerries. Menige Japanse Zero werd in een .fikse dog-fight omlaag geschoten. Op 23 Januari bombardeerden tien Glenns, door 20 Brewsters geëscor teerd, een Japanse oorlogs- en trans- Zero-vliegers ran de Japanse luchtmacht. (Foto-documentatie J. P. A. Bryl) tegen bomscherven en mitrailleur projectielen uit de lucht. We baden om hulp van eigen vlieg tuigen. We hadden er rog enkele. Doch daar was slechts één piloot, die ons te hulp snelde: de kapitein vlieger Jaap van Helsingen. Deze was eertijds commandant van de Brewster-afdeling, die Singapore hielp verdedigen. Hij bracht het er toen levend van af en zag zich na de val van dat strategisch punt in Bandoeng gestationneerd. De toe stand van het KNIL in de bergen vervulde hem met smart en woede. „Laten we opstijgen", stelde hij aan enkele Britse confraters voor, ,,onze troepen worden in de bergen door de Japanse luchtmacht uitge- „Fight your own struggle", snauw de een der bridgende vliegers hem toe en plensde een schoppen-aas neer. Wel gaven zich drie andere Indi sche jachtvliegers op. „Neen", was Van Helsdingens antwoord, „jullie tijn getrouwd ik ga alleen." „Onredelijk van je", protesteerden de drie piloten, „jij bent toch ook getrouwd?" Da's waar ook, over dacht Van Helsdingen. Toch ging hij alleen, om de doodeenvoudige reden dat er slechts één bruikbare Brew ster te vinden was, de rest was onklaar. Hij zette koers naar het gevechtster rein, waarboven hij terstond door de gevreesde Zero's werd omzwermd. Dapper bevocht hij ze, schoot er twee van neer en sneuvelde. Toen de dik ke rookwalm van zijn neergestort vliegtuig hoog opsteeg in de ijle berg- lucht, doken de Nipponse duikbombers onvermoeid op ons neer en schoten de Zero-jagers hun mitrailleurs op onze stellingen leeg, om daarna weer nieuwe voorraad ammunitie op te ha len in Kalidjati, het door hen ver overde vliegveld van de M.L. En de Japanse infanteristen dron gen nader en nader... Dat was de tragiek van het martiale K.N.I.L.: zyn luchtmacht was niet meer. TJET was te voorzien dat Neder- lands Indië onherroepelijk vallen zou. De strijd moest elders worden voortgezet. Leergeld betaald met het échic in Nederlands <ndië, besloot het Commando allereerst een nieuwe luchtmacht in Australië op te bou wen. Deze delicate doch alleszins eervolle taak werd opgedragen aan een der weirüge piloten die wij nog over hadden, kapitein-vlieger-waarne- mer B. J. Fiedeldij. Klein van stuk, een Indische jongen, bescheiden, maar doortastend, beleidvol en vol hardend. Het zijn deze eigenschappen, die de onderbouw vormden van zijn werk en strijd in Australië, die een lucht macht-historie schiepen, waar het Koninkrijk trots op mag zijn. We kennen hem nu als Commodo re-vlieger-waarnemer, sinds kort com mandant der luchtvaart-opleidingen te Den Haag. Toen ik hem verzocht het één en ander over zijn strijd te vertellen, wilde hij daar op één voorwaarde in toestemmen, namelijk dat ik hem niet ophemelde, maar allereerst zijn mannen een ereplaats toebedeelde, „want zij waren het die het schier onmogelijke presteerden". En boven dien, voegde hij er aan toe, houd ik niet van publiciteit, laat dit achterwe- ge. Helaas is aan deze voorwaarde moeilijk te voldoen. De historie dio hij maakte moet geschreven worden, en het is nu eenmaal een feit, dat hij als centrale figuur wordt •ge noemd. Het is zo, en niet anders. In het volgend artikel zullen we zien met welk een voortvarendheid de toenmalige kapitein Fiedeldij zich (op de kop af tien jaar geledonpan zijn taak kweet, en wel zo, da: bin nen enkele maanden een duchtige revanche op de Japanner kon worden genomen ZONDAGSBLAD 8 MEI 1954 De schilder IN BOYMANS TE ROTTERDAM nu eens als beeldhouwer Dreigt het experiment niet eens een caricatuur te worden? „L'exactitude nest pas la vérité", zei de Franse kunstenaar Henri Matisse, van Wie tot 8 Juni werk wordt geëxposeerd in Museum Boymans te Rotter dam, eens tot zijn leerlingen. „De nauwkeurigheid is niet de waarheideen uitspraak die wellicht voor velen vreemd zal klinken. Maar die bij nadere beschouwing toch niet 20 erg vreemd is. Het werk van Henri Matisse en van vele andere kunstenaars kan hierbij als bewijs dienen. DE nauwkeurigheid is niet de waarheid dus alles wat de schilder of de beeldhouwer met de grootste stiptheid, juistheid en nauwkeurigheid heeft nagemaakt, zou niet waar zijn, is dus een leugen? Het klinkt misschien wat hard dit zo maar be vestigend te beantwoorden en daarom willen we de stelling op enigszins andere wijze omschrijven. Dc uiterlijk meest getrouwe afbeelding van een voorwerp of een mens, is niet altijd de beste en de meest waarheidsgetrouwe. Hoe kan soms een fotografisch beeld ccn volkomen andere indruk ge ven van een bepaalde persoon dan de werkelijk heid doet. Verliefd worden op een jongen of meisje van een foto kan daarom ook zo gevaarlijk zijn. Het fototoestel registreert echter met grote nauwkeurigheid de uiterlijke vorm. De lens >s on verbiddelijk, net zoals de spiegel onverbiddelijk is. De fotograaf kan natuurlijk door het retouche ren wel wat oneffenheden wegnemen, maar dan is de foto niet eerlijk meer. Het is altijd de voor ieder zichtbare werkelijkheid, die het plaatje ons toont, het kiekje dat we met onze box-camera maakten. Maar in de kunst gaat het nu juist niet om die voor ieder zichtbare werkelijkheid. In de kunst gaat het om het wezen van een object, het wezen van een mens, de sfeer van een landschap, de innerlij ke beweging van een figuur, de intensiteit van een bloem. Het gaat om de idee en niet om de natuur getrouwheid. De natuur is immers nooit door men- son na te maken en een fotografisch getrouw schilderij zou altijd maar een zwakke, en flauwe afschaduwing van de natuur zijn. De kunstenaar wil trouwens niet nabootsen, niet imiteren, maar zelf scheppen, zelf produceren. Het kunstwerk is de door verbeelding bezielde weergave (de productie) van een voorstelling. De foto is de zonder verbeel ding ontstane, onbezielde weergave (de reproduc tie) niet van een voorstelling, maar van iets der werkelijkheid zelf. Wil de schilder dus in zijn werk de volkomen heid der natuur betrachten in zuivere proporties, wil hij die zichtbare natuur slaafs volgen, dan kan hij op tweeërlei wijze onwaarheid spreken met zijn nauwkeurigheid. Hij kan iets uiterlijk mooier voor stellen dan het in wezen is of hij kan de indruk wekken zelf iets geschapen te hebben, doch in wer kelijkheid slechts te hebben gecopieerd. Matisse wilde die nauwkeurigheid niet cn de tentoonstelling. van bijna het gehele beeldhouwwerk van deze Franse schilder is hiervan wel een bewijs. De na tuur als grondslag, maar de idee als vormgeefster. HENRI MATISSE behoorde tot Les Fauvcs, de jon ge schilders, die onder deze naam (de wilde beesten) in 1904 in de Salon d'Automne te Parijs exposeerden. Zij waren niet de extremisten, die elke gelijkenis met de natuur weerden, maar op een realistische uitbeelding van de ruimte geen prijs stelden. De klassieke regels voor het perspec tief waren voor hen niet interessant meer. Zij zoch ten naar vrijheid: de schilderkunst is helemaal vrij en heeft geen enkele controle, was de stelregel. Dc destijds 35-jarige Matisse was er ook met schilde rijen en wat er bij hem opviel was, dat zijn ver vorming van het natuurlijke een decoratief karak ter kreeg, doch waarin hij toch een heerlijk spel van lijnen wist te geven, alles in een warm en le vendig coloriet. Was Matisse in zijn schilderkunst altijd nog aan bepaalde ruimtelijke afmetingen of verbeeldingen gebonden, in de beeldhouwkunst had hij grotere vrijheid. Maar dat maakte de zaak voor Matisse ook moeilijker. Kon hij een bepaalde figuur op een schilderij nog decoratief opnemen in de gehele com positie, in de plastiek staat alles vrij in de ruimte en moet dus de deformatie van de natuurlijke vorm een geheel eigen zin hebben. Zijn uitspraak dat de nauwkeurigheid niet de waarheid is, moet ook in het beeld bewezen worden. Is Matisse hierin helemaal geslaagd? Deze vraag te beantwoorden is uiterst moeilijk, omdat we hier met een vertegen woordiger van onze eigentijdse kunst hebben te doen. Enkele beelden, zoals „De Slaaf", „La Ser- pca'tdne", „Twee Negermeisjes" en „Venus", zijn o.i. zeker van een grote uitdrukkingskracht en ge ven dan ook in de vervorming een zeer sterke en waarheidsgetrouwe verbeelding van het wezen der figuren. Ook de kopjes van Matisse's kinderen (Pierre en Marguerite) zijn naar binnen schouwen de Ipinstwerkjes. IN vele andere beelden was het Matisse wellicht niet zo zeeg te doen om de iclee achter dc verschij ning, dus noch om het fotografisch beeld noch om de gedachte, maar om te zien wat luj picturaal met het spel der lijnen kon doen. Verschillende naakten liiken ons niets meer en niets minder dan eon experimenteren met vormen, schaduweffecten en verhevigingen. Dc lijn van de vorm is soms speels, soms gracieus, soms grillig, maar al tijd eenvoudig, zonder ornamentele ballast. Verras send zijn de schaduweffecten door de schilderach tige lichtwerking van het brons. Daarnaast is er soms de verheviging van expressie door de overdrij ving. Een bepaald facet wordt zo sterk aangedikt, wordt zo beklemtoond, dat de uitdrukking er door verhoogd moet worden. Dit laatste nu juist dreigt bij Matisse wel eens tot caricatuur te worden, tot bloot formalisme. Zo b.v. „Torso met kop" en de studies van Jeannette. Hoe ongelofelijk zuiver, knap en vol gratie zijn daarnaast de tekeningen. In enkele lijnen wist Ma tisse hier dc essentie vast te leggen. Bijzonder in teressant zijn de drie schilderijen met dc geteken de voorstudies. Wat zo simpel en zo vlot gemaakt scheen, blijk't het resultaat van een doorwrochte studie te zijn. Ondanks die enorme voorbereiding is er toch gebleven de vreugde van het waarlijk schilderkunstige, met eer kleur die eenvoud aan kracht paart en expressief is. De expositie, die tot 8 Juni te bezichtigen is in Boymans te Rotterdam, staat onder bescherming van de Franse ambassa deur in Nederland, Z. Exc. J. P. Garnier. CORN. BASOSKI. S)e trap (XXIV) fyJAAR je kwam tenslotte toch weer thuis, cn er was niets gebeurd onderwijl?" vraagt de be zoeker. Hij wil tiu wel graag eens het naadje van de kous horen. Hij wil weten hoe na zo'n doopaangifte de sacramentsbedicning zelf ver werkt werd. De jonge vrouw sehiet in de lach: ^.lles okee, hoorl Maar waarom ze nou geen doopaangifte overdag houden, dat snap ik nog niet. Dan kun je er veel gemak kelijker even tussen uit, cn da» kun je het kind meenemen.Ze zullen daar toch ook wel 'n lokaal hebben, waar je de wagen kunt neerzetten? Dat deden we met de doop zelf ook. „Hoe ging dat met die doop?" „Nou, daar mag ik nou niet over roemen. Er waren nog al wat kinderen, en het was meteen een herrie van belang. En er zaten weer een paar van die oude heren en die begonnen wéér vragen te stellen. En één gezin had z'n trouwboekje vergeten en daar wa ren ze reuze kwaad om. Eerst zeien ze dat hun kind dan hele maal niet gedoopt kon worden en dat ie het moest gaan halen, maar het waren mensen van ver weg en dan was het helemaal in het honderd gelopen. En die ene me neer werd nijdig! Hij zei maar dat je zonder trouwboekje geen con- troole had; dat het best helemaal niet z\jn eigen kind kon wezen oj dat het kind al wel vier keer had kunnen gedoopt zijn. Ze kregen er zowat nog woorden over.Vin u dat nou niet raar?" „Ach"; zegt de bezoeker, rapr. raar..., dat is nou zo'n groot woord, hè? Je moet je nu eenmaal wel aan bepaalde eisen houden. En vroeger kwam het wel eens foor dat ze op die manier een kind tweemaal hebben laten dopen. Daarom tekenden ze dan in het trouwboekje aan dat zo'n baby gedoopt was...." Terwijl hij hel zegt, weet h\j dat hij over toestan den van voor de tweede wereld oorlog praat. Toen lag alles nog anders. Toen gingen doopbesluitcn nog wel eens gepaard met een bepaalde verstrekking van baby- kleding, en zoiets kan altijd de raarste hebzuchten in een mensen hart wakker schudden. Maar voor de oorlog dat is al héél lang geleden en sindsdien is ervan alles en nog uiat veranderd. Babypakjes worden nergens meer verstrekt. En tegenover de doop neemt men thans ccn ander standpunt in dan destijds. Als men komt tot de sacramentsbediening, doet men dat reeds lang niet meer omdat een Opa of Opoe cr op staat. Gewoonte en bijgeloof hebben in dit opzicht hun tijd gehad. Men wéét iets scherper wat men doet, zelfs al zou men het niet onder woorden kunnen brengen. En daarom is die brave dienstdoende ouderling er toch wel heel griezelig naast ge weest, toen hij bijna woorden kreeg met een vergeetachtig doop- vader. Hij heeft wantrouwen laten doorschemeren en er is niets wat zo sterk elke kans voor het Evangelie wegrooft. „En de doop zelf? Die was toch zeker wel fijn?" Ze Jiaalt eventjes haar schouders op. „We hebben er niet veel an gehad. Ze gaven ons niet eens zo'n boekje om uit te zingen. En van U'at cr gezegd werd, snapten ufe zo goed als niks. Ze hebben daar zo'n rare predikantHij praat zo rad en weer allemaal van die vreemde woorden..,. Later ging het nog wel, maar eerst stond hij wat voor te lezen uit een boekje en daar kon je helemaal geen touw aan vastmaken. Het ging over de doop, en ik had er graag wat meer over gehoord. U hebt er ons vroe- per wel van verteld, maar loen stond ik er zelf nog niet voor en ik heb het toen ook niet allemaal goed onthouden. Ik weel wel dat Jezus de kinderen zegent, hoor, en dat Hij belooft dat Hij ons teil helpen met de opvoeding en zo maar ik had het zo graag eens duidelijk uitgelegen gehad. Maar hij raasde maar door, net alsof ie nog met de volgende tram mee moest. In z(jn hart moet de bezoeker even glimlachen. Hij denkt aan een predikant-minister uit het begin van deze eeuw, die zijn kleinzoon zou overtrouwen en die zich ver giste in de keuze van het formu lier en b(j de huwelijksplechtigheid per ongeluk in het doopverhaal terecht kwam. Tot en met dc woorden „en ofschoon onze jonge kinderkens deze dingen niet ver staan..." Pas toen kwam hij tot bezinning en zei plechtig: „We zouden ook een ander formulier kunnen lezen.In dit geval is het precies helemaal andersom. De dominee had moeten lezen: „En ofschoon deze doopouders deze taal niet verstaan, mogen we hun kin deren toch niet ran de doop uit sluiten. Maar zijn binnenpretje gaat aan de vertelster voorbij. Die rapporteert verder dat ze niet wisten wanneer ze moesten op staan en wat ze moesten zeggen cn dat ze toen helemaal niets ge zegd hebben, omdat je niet in je eentje na alle andere mensen nog eens ..Ja'" kunt gaan schreeuwen En hoe ze van de rest ook niet reel hebben meegenomen. En dat hun kind niet heeft willen huilen toen het gedoopt werd wat ze juist zo aardig zouden hebben gevonden, en dat bij al dat kouwe water. Ach nee, dc doop heeft óók al geen diepere banden met die ge meente gelegd. Hoe zou dat ook mogelijk zijn geweest?! WIJKPREDIKANT (Vervolg van pag. I., Pincoffs' vluclit HET oordeel over de betekenis van Pincoffs is zeer uiteenlopend. De bekende Rotterdammer Jan Hu- dig schreef in 1912. dat al heeft Pin coffs op ontzettende wijze geknoeid, ontegenzeggelijk waar is en thans te Rotterdam ook erkend wordt, dat hij het is geweest, die met zijn vooruitziende geest, durf en werk kracht Rotterdam tot de grote koop- en havenstad heeft gemaakt, welke het nu is L. J. C. J. van Ravestcyn, de schrijver van het standaardwerk „Rotterdam in de 19-de eeuw", geeft in deze woorden zijn oordeel: „Pin coffs was de man, die het Rotterdam van de zeventiger jaren moest heb ben, wilde het zich opwerken uit sleur en vooroordeel boven de bijna heilige schuttinkjes van klein eigen belang. Zonder Pincoffs zou deze stad in het gunstigste geval eerst vele tientallen jaren later haar plaats in het wereldverkeer hebben gevonden." Dr. L. J. Rogier is echter van een heel ander gevoelen. In een onlangs verschenen geschrift zegt hij o.m.: „Wie Pincoffs dc man noemt, die Rotterdam over het dode punt heeft hccngcholpen, heeft een raar begrip van de dooo. Roerde er dan geen le ven in dc Kamer van Koophandel en in de technisc. e dienst onder Rose's leiding?" En wat het vaak gebezig de argument betreft, dat „iedereen" Pincoffs vertrouwde omdat lom.nis- sarisscn het deden, merkt dr. Rogier op: „Hoe kunnen dezen zich dan verschuilen achter het lichtvaardig vertrouwen van de grote hoop. die niet achter de schermen kon kijken? Als alle politie-ambtcnarcn 's nachts slapen en er hebben misdaden plaats, is het dan logisch de politic buite*- critiek te stellen door tc zeggen Iedereen sliep en daarop hebben de politic-agenten geen uitzondering ge maakt?" Neen, over de Pincoffs-affairc, die 75 jaar geleden zulk eee geweldige sensatie veroorzaakte, is lang nog niet het laatste woord gesproken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 14