Nederlands Indië
HENRI MATISSE
De strijd om
MM3Ê/Ê
ZONDAGSBLAD 8 MEI 1954
ONZE LUCHTMACHT IN DE PAC1F1C-OORLOG (1)
Militaire luchtvaart vocht tot de laatste kist
JAPAN heeft een onbeduidende
luchtmacht van blikken vlieg
tuigen, waarvan de snelheid en actie
radius hoogstonvoldoende zijn. De
Japanse vliegers zijn allemaal ge
brild, zien slecht en schieten nog
slechter. We zijn daarom niet hang
voor de Japanse „shikoki's". Onze
moderne Curtis Hawks en Brewstcrs
zullen ze wel even als glazenmakers
uit de lucht schieten
Dat was de algemene opinie der
Nederlands Indische ingezetenen tij
dens de oorlogsverklaring aan Japan
dd. 8 December 1941. De waarheid
wilde echter anders, en deze was
Aarel C. Snijtsheuvel, de schrijver
van deze reeks artikelen.
Pijlsnelle Japanse Zero's doorklief
den de Indische luchten en de Naka-
yima-duikbombers wierpen zelfver
zekerd en haarzuivcr hun bommen
op vitale Nederlands Indische doelen
Japanse Sally "-bommen werpers
(Mitsoebisji's) teisterden onze vloot
en onze havensteden, terwijl de Kei
zerlijke luchtschutters voor den drom
mel niet blind waren: zij troffen feno
menaal doel.
De Nederlands Indische burger
stond er verrast tegenover. Zo ook
de vliegers van de Militaire Lucht
vaart. Maar bang waren deze niet.
Zij stegen met hun .kisten" op en
bonden de strijd tegen de gele bela
gers aan.
Toen op een dag 40 Japanse bom
menwerpers en 22 Zero's de haven
van Soerabaja aanvielen en bezig
waren het Marine-vliegkamp Morok-
rembangan in puin te gooien, gingen
9 van onze jachtvliegtuigen en 4 In
terceptors de lucht in, ondanks de
wetenschap dat ze het onderspit zou
den delven.
,.Zij vochten letterlijk tot de grond
toe", vertelt ons C. C. Küpfer. schrij
ver van o.a. „Onze vliegers in Indië".
Doch toen waren er ook meer dan
•een dozijn der vijandelijke vlieg
tuigen omlaag geschoten en een even
groot aantal duchtig beschadigd.
Op IS December bracht een pa
trouille Glenn Martins ter hoogte van
Borneo een Japanse kruiser en twee
transportschepen tot zinken. Twee
dagen later werden drie transport
schepen in de grond geboord, even
eens door Glenns. Dit is slechts een
luttele greep uit de reeks van harde
klappen, die de Jap reeds in db eer
ste oorlogsdagen van de M.L. te in
casseren kreeg.
portvloot in Straat Makasser. Drie
kruisers, 1 torpedobootjager en 4
transportschepen werden naar de bo
dem van de zee gestuurd. De volgen
de dag ondergingen 2 Japanse trans
portschepen en 2 verkenners hetzelf
de lot. De M.L. oogstte lauweren.
Het was echter niet zozeer de kwa
liteit der Japanse vliegers en toestel
len danwel de quantiteit die zich
meer en meer duchtig liet gelden.
Want de M.L. kreeg geen nieuwe
vliegtuigen: het Spitfirefonds, waar
wij miljoenen aan hadden gestort,
was voor de strijd in Europa. Wel
wist na de val van Pearl Harbour
een vijftigtal Flying Fortresses en
Liberators op Java terug te trekken
en werden enige P.-40 Kitty Hawk
jagers uit Australië overgevlogen.
Doch wat maakte dat nog uit?
Het lot van de M.L. was beslist;
zij was gedoemd tot de laatste kist
te vechten...
T"\ E overmacht van het Japanse
luchtwapen was formidabel. Het
totaal aantal vijandelijke vliegtuigen,
dat de invasies in Zuid-Oost-Azië on
dersteunde, werd geschat op 2000.
Hiertoe zouden niet minder dan
800 tot het geduchte Zero-type heb
ben behoord, destijds meer bekend
als Navy-O. De Japanse piloten wa
ren doorgewinterd cn beproefd in een
achtjarige strijd tegen China. En
wat stelde de M.L. daar tegenover.'
Tijdens de demobilisatie op 30 Nov.
1941 bezat zij in de eerste linie niet
meer dan 58 Glenn Martins, 59
Brewsters en Curtis Hawks, 18 Fal
cons en even zoveel Koolhovens. Als
reserve had men nauwelijks de helft
van het genoemde aantal. De gehe
le luchtmacht der geallieerden in
Zuid Oost Azië bestond uit zegge
en schrijve 550 vliegtuigen. Zij moest
een gebied bestrijken dat een diame
ter had gelijk aan de afstand Rotter
dam Moskou.
De situatie was précair. Het lucht-
overwicht bezittend, was Japan zeker
van zijn zaak. Na de val van Singa
pore koos het Nederlands Indië als
doelwit van zijn expansiedrang, om
„de sprankelende gordel van sma
ragd" om te vormen tot een „kwel-
riem van puin, as en tyrannie".
Ons overzees gebiedsdeel stond al
leen bovendien had het geen lucht
macht meer. En om het met C. C.
Küpfer te zeggen, was inderdaad „dc
grote strijd in de Pacific door het
vliegtuig aangevangen cn beëindigd".
Zowel de landingen op Java's
Noordkust als de veldslagen tegen
het KNIL baarden de Japanners wei
nig zorgen: hun luchtmacht was
immers superieur. En wie nog niet
overtuigd is van de onontbeerlijk
heid van een luchtmacht in de mo
derne krijgsvoering, neme Neder
lands Indië als voorbeeld.
HIER volgt een spectaculair geval:
de verdediging van de Beren
schot linie door het KNIL, in de ber
gen van Bandoeng. Reeds op de eer
ste dag van genoemd wapenfeit
dreigde de Japanse luchtmacht ons
Vliegers van de Indische militaire luchtvaart bespreken de te volgen
routes. Op de achtergrond Lockheed-Lodestar. (Foto-documentatie
J. P. A. Bryl).
lam te slaan. Onze stellingen waren
robust, goed bezet en deskundig aan
gelegd. De Japanse stoottroepen zou
den er nooit doorheen gebroken zijn,
indien wij nog de beschikking had
den over een redelijke luchtmacht,
die de vijandelijke kon onderschep
pen of althans afleiden.
Dit was niet het geval. Om te be
ginnen zagen we ons artillerie-ge
schut murw gebeukt worden. Boven
dien daalde net moreel onzer man
nen zienderogen. Het angstaanjagend
geronk van laag aanvliegende toe
stellen was reeds voldoende om ons
de moed in de schoenen te doen zin-
Op 8 Maart 11142 capituleerde
Nederlands-Indië en werd Japan
er heerser.
Telkens hoort men nog be
weren, dat onze strijdkrachten
in de Pacific-oorloQ maar
weinig hebben gepresteerd.
Dat dit geheel bezijden de
waarheid is, zal op over
tuigende en tevens boeiende
wijze worden aangetoond in een
artikelenreeks van Se hand van
de Indisch-Nederlandse publi
cist Karei C. Snijtsheuvel.
Men weet reeds uit zijn
vorige bijdragen in ons Zon
dagsblad. dat de schrijver aan
deze strijd persoonlijk heeft
deelgenomen.
Bij het schrijven over „Onze
luchtmacht in de Pacific-oorlog"
had hij de beschikking ove
documentatie en gedenkschrif
ten, waarin tot nog toe nooit
een publicist een blik heeft
mogen slaan.
Ongetwijfeld zullen ook deze
artikelen, die zullen worden
verlucht door nog nooit eerder
gepubliceerde foto's, weer in
brede kring de aandacht trek
ken en vele onzer lezers boeien.
De Japanners scheerden rakelings
boven de toppen der woudreuzen.
Duidelijk zagen we de kleine manne
tjes in de mitrailleurkoepcls naar
ons loeren als hongerige panters, vele
gebrild inderdaad, maar dat bleek
geen beletsel om goed te schieten.
En de Japanse tirailleurs drongen
op. We traden in een hardnekkig
vuurduel, doch ons vuur moest zowat
elk ogenblik onderbroken worden
aangezien we ons moesten dekken
ONDERTUSSEN streed het Britse
Malaya een hopeloze strijd tegen
de doorgewinterde horden van Dai
Nippon „Help ons!", riep de Britse
Leeuw.
„Accoord, Albion, wij komen!". De
Nederlands Indische piloten vlogen
hun toestellen naar Singapore en
vormden cr zo goed cn zo kwaad als
het ging een luchtbal rière boven de
Straits Settlements, doken op de Ja
panse infanterie- en tank-colonnes
neer en bezorgden hen mongoolsc
nachtmerries. Menige Japanse Zero
werd in een .fikse dog-fight omlaag
geschoten.
Op 23 Januari bombardeerden tien
Glenns, door 20 Brewsters geëscor
teerd, een Japanse oorlogs- en trans-
Zero-vliegers ran de Japanse luchtmacht. (Foto-documentatie J. P. A. Bryl)
tegen bomscherven en mitrailleur
projectielen uit de lucht.
We baden om hulp van eigen vlieg
tuigen. We hadden er rog enkele.
Doch daar was slechts één piloot,
die ons te hulp snelde: de kapitein
vlieger Jaap van Helsingen. Deze
was eertijds commandant van de
Brewster-afdeling, die Singapore
hielp verdedigen. Hij bracht het er
toen levend van af en zag zich na
de val van dat strategisch punt in
Bandoeng gestationneerd. De toe
stand van het KNIL in de bergen
vervulde hem met smart en woede.
„Laten we opstijgen", stelde hij
aan enkele Britse confraters voor,
,,onze troepen worden in de bergen
door de Japanse luchtmacht uitge-
„Fight your own struggle", snauw
de een der bridgende vliegers hem
toe en plensde een schoppen-aas neer.
Wel gaven zich drie andere Indi
sche jachtvliegers op. „Neen", was
Van Helsdingens antwoord, „jullie
tijn getrouwd ik ga alleen."
„Onredelijk van je", protesteerden
de drie piloten, „jij bent toch
ook getrouwd?" Da's waar ook, over
dacht Van Helsdingen. Toch ging hij
alleen, om de doodeenvoudige reden
dat er slechts één bruikbare Brew
ster te vinden was, de rest was
onklaar.
Hij zette koers naar het gevechtster
rein, waarboven hij terstond door de
gevreesde Zero's werd omzwermd.
Dapper bevocht hij ze, schoot er twee
van neer en sneuvelde. Toen de dik
ke rookwalm van zijn neergestort
vliegtuig hoog opsteeg in de ijle berg-
lucht, doken de Nipponse duikbombers
onvermoeid op ons neer en schoten
de Zero-jagers hun mitrailleurs op
onze stellingen leeg, om daarna weer
nieuwe voorraad ammunitie op te ha
len in Kalidjati, het door hen ver
overde vliegveld van de M.L.
En de Japanse infanteristen dron
gen nader en nader...
Dat was de tragiek van het martiale
K.N.I.L.: zyn luchtmacht was niet
meer.
TJET was te voorzien dat Neder-
lands Indië onherroepelijk vallen
zou. De strijd moest elders worden
voortgezet. Leergeld betaald met het
échic in Nederlands <ndië, besloot
het Commando allereerst een nieuwe
luchtmacht in Australië op te bou
wen. Deze delicate doch alleszins
eervolle taak werd opgedragen aan
een der weirüge piloten die wij nog
over hadden, kapitein-vlieger-waarne-
mer B. J. Fiedeldij. Klein van stuk,
een Indische jongen, bescheiden,
maar doortastend, beleidvol en vol
hardend.
Het zijn deze eigenschappen, die
de onderbouw vormden van zijn werk
en strijd in Australië, die een lucht
macht-historie schiepen, waar het
Koninkrijk trots op mag zijn.
We kennen hem nu als Commodo
re-vlieger-waarnemer, sinds kort com
mandant der luchtvaart-opleidingen
te Den Haag.
Toen ik hem verzocht het één en
ander over zijn strijd te vertellen,
wilde hij daar op één voorwaarde in
toestemmen, namelijk dat ik hem niet
ophemelde, maar allereerst zijn
mannen een ereplaats toebedeelde,
„want zij waren het die het schier
onmogelijke presteerden". En boven
dien, voegde hij er aan toe, houd ik
niet van publiciteit, laat dit achterwe-
ge.
Helaas is aan deze voorwaarde
moeilijk te voldoen. De historie dio
hij maakte moet geschreven worden,
en het is nu eenmaal een feit, dat
hij als centrale figuur wordt •ge
noemd. Het is zo, en niet anders.
In het volgend artikel zullen we
zien met welk een voortvarendheid
de toenmalige kapitein Fiedeldij zich
(op de kop af tien jaar geledonpan
zijn taak kweet, en wel zo, da: bin
nen enkele maanden een duchtige
revanche op de Japanner kon worden
genomen
ZONDAGSBLAD 8 MEI 1954
De schilder
IN BOYMANS TE ROTTERDAM
nu eens als beeldhouwer
Dreigt het experiment niet eens een caricatuur te worden?
„L'exactitude nest pas la vérité", zei de Franse
kunstenaar Henri Matisse, van Wie tot 8 Juni werk
wordt geëxposeerd in Museum Boymans te Rotter
dam, eens tot zijn leerlingen. „De nauwkeurigheid
is niet de waarheideen uitspraak die wellicht
voor velen vreemd zal klinken. Maar die bij nadere
beschouwing toch niet 20 erg vreemd is. Het werk
van Henri Matisse en van vele andere kunstenaars
kan hierbij als bewijs dienen.
DE nauwkeurigheid is niet de waarheid dus alles
wat de schilder of de beeldhouwer met de
grootste stiptheid, juistheid en nauwkeurigheid heeft
nagemaakt, zou niet waar zijn, is dus een leugen?
Het klinkt misschien wat hard dit zo maar be
vestigend te beantwoorden en daarom willen we
de stelling op enigszins andere wijze omschrijven.
Dc uiterlijk meest getrouwe afbeelding van een
voorwerp of een mens, is niet altijd de beste en
de meest waarheidsgetrouwe. Hoe kan soms een
fotografisch beeld ccn volkomen andere indruk ge
ven van een bepaalde persoon dan de werkelijk
heid doet. Verliefd worden op een jongen of meisje
van een foto kan daarom ook zo gevaarlijk zijn.
Het fototoestel registreert echter met grote
nauwkeurigheid de uiterlijke vorm. De lens >s on
verbiddelijk, net zoals de spiegel onverbiddelijk
is. De fotograaf kan natuurlijk door het retouche
ren wel wat oneffenheden wegnemen, maar dan is
de foto niet eerlijk meer. Het is altijd de voor ieder
zichtbare werkelijkheid, die het plaatje ons toont,
het kiekje dat we met onze box-camera maakten.
Maar in de kunst gaat het nu juist niet om die
voor ieder zichtbare werkelijkheid. In de kunst gaat
het om het wezen van een object, het wezen van
een mens, de sfeer van een landschap, de innerlij
ke beweging van een figuur, de intensiteit van een
bloem. Het gaat om de idee en niet om de natuur
getrouwheid. De natuur is immers nooit door men-
son na te maken en een fotografisch getrouw
schilderij zou altijd maar een zwakke, en flauwe
afschaduwing van de natuur zijn. De kunstenaar
wil trouwens niet nabootsen, niet imiteren, maar
zelf scheppen, zelf produceren. Het kunstwerk is de
door verbeelding bezielde weergave (de productie)
van een voorstelling. De foto is de zonder verbeel
ding ontstane, onbezielde weergave (de reproduc
tie) niet van een voorstelling, maar van iets der
werkelijkheid zelf.
Wil de schilder dus in zijn werk de volkomen
heid der natuur betrachten in zuivere proporties,
wil hij die zichtbare natuur slaafs volgen, dan kan
hij op tweeërlei wijze onwaarheid spreken met zijn
nauwkeurigheid. Hij kan iets uiterlijk mooier voor
stellen dan het in wezen is of hij kan de indruk
wekken zelf iets geschapen te hebben, doch in wer
kelijkheid slechts te hebben gecopieerd. Matisse
wilde die nauwkeurigheid niet cn de tentoonstelling.
van bijna het gehele beeldhouwwerk van deze
Franse schilder is hiervan wel een bewijs. De na
tuur als grondslag, maar de idee als vormgeefster.
HENRI MATISSE behoorde tot Les Fauvcs, de jon
ge schilders, die onder deze naam (de wilde
beesten) in 1904 in de Salon d'Automne te Parijs
exposeerden. Zij waren niet de extremisten, die
elke gelijkenis met de natuur weerden, maar op
een realistische uitbeelding van de ruimte geen
prijs stelden. De klassieke regels voor het perspec
tief waren voor hen niet interessant meer. Zij zoch
ten naar vrijheid: de schilderkunst is helemaal vrij
en heeft geen enkele controle, was de stelregel. Dc
destijds 35-jarige Matisse was er ook met schilde
rijen en wat er bij hem opviel was, dat zijn ver
vorming van het natuurlijke een decoratief karak
ter kreeg, doch waarin hij toch een heerlijk spel
van lijnen wist te geven, alles in een warm en le
vendig coloriet.
Was Matisse in zijn schilderkunst altijd nog aan
bepaalde ruimtelijke afmetingen of verbeeldingen
gebonden, in de beeldhouwkunst had hij grotere
vrijheid. Maar dat maakte de zaak voor Matisse
ook moeilijker. Kon hij een bepaalde figuur op een
schilderij nog decoratief opnemen in de gehele com
positie, in de plastiek staat alles vrij in de ruimte
en moet dus de deformatie van de natuurlijke
vorm een geheel eigen zin hebben. Zijn uitspraak
dat de nauwkeurigheid niet de waarheid is, moet
ook in het beeld bewezen worden. Is Matisse hierin
helemaal geslaagd? Deze vraag te beantwoorden is
uiterst moeilijk, omdat we hier met een vertegen
woordiger van onze eigentijdse kunst hebben te
doen. Enkele beelden, zoals „De Slaaf", „La Ser-
pca'tdne", „Twee Negermeisjes" en „Venus", zijn
o.i. zeker van een grote uitdrukkingskracht en ge
ven dan ook in de vervorming een zeer sterke en
waarheidsgetrouwe verbeelding van het wezen der
figuren. Ook de kopjes van Matisse's kinderen
(Pierre en Marguerite) zijn naar binnen schouwen
de Ipinstwerkjes.
IN vele andere beelden was het Matisse wellicht
niet zo zeeg te doen om de iclee achter dc verschij
ning, dus noch om het fotografisch beeld noch om
de gedachte, maar om te zien wat luj picturaal
met het spel der lijnen kon doen. Verschillende
naakten liiken ons niets meer en niets minder dan
eon experimenteren met vormen, schaduweffecten
en verhevigingen. Dc lijn van de vorm is
soms speels, soms gracieus, soms grillig, maar al
tijd eenvoudig, zonder ornamentele ballast. Verras
send zijn de schaduweffecten door de schilderach
tige lichtwerking van het brons. Daarnaast is er
soms de verheviging van expressie door de overdrij
ving. Een bepaald facet wordt zo sterk aangedikt,
wordt zo beklemtoond, dat de uitdrukking er door
verhoogd moet worden.
Dit laatste nu juist dreigt bij Matisse wel eens
tot caricatuur te worden, tot bloot formalisme. Zo
b.v. „Torso met kop" en de studies van Jeannette.
Hoe ongelofelijk zuiver, knap en vol gratie zijn
daarnaast de tekeningen. In enkele lijnen wist Ma
tisse hier dc essentie vast te leggen. Bijzonder in
teressant zijn de drie schilderijen met dc geteken
de voorstudies. Wat zo simpel en zo vlot gemaakt
scheen, blijk't het resultaat van een doorwrochte
studie te zijn. Ondanks die enorme voorbereiding
is er toch gebleven de vreugde van het waarlijk
schilderkunstige, met eer kleur die eenvoud aan
kracht paart en expressief is. De expositie, die tot
8 Juni te bezichtigen is in Boymans te Rotterdam,
staat onder bescherming van de Franse ambassa
deur in Nederland, Z. Exc. J. P. Garnier.
CORN. BASOSKI.
S)e trap (XXIV)
fyJAAR je kwam tenslotte toch
weer thuis, cn er was niets
gebeurd onderwijl?" vraagt de be
zoeker. Hij wil tiu wel graag eens
het naadje van de kous horen. Hij
wil weten hoe na zo'n doopaangifte
de sacramentsbedicning zelf ver
werkt werd.
De jonge vrouw sehiet in de
lach: ^.lles okee, hoorl Maar
waarom ze nou geen doopaangifte
overdag houden, dat snap ik nog
niet. Dan kun je er veel gemak
kelijker even tussen uit, cn da»
kun je het kind meenemen.Ze
zullen daar toch ook wel 'n lokaal
hebben, waar je de wagen kunt
neerzetten? Dat deden we met de
doop zelf ook.
„Hoe ging dat met die doop?"
„Nou, daar mag ik nou niet over
roemen. Er waren nog al wat
kinderen, en het was meteen een
herrie van belang. En er zaten
weer een paar van die oude heren
en die begonnen wéér vragen te
stellen. En één gezin had z'n
trouwboekje vergeten en daar wa
ren ze reuze kwaad om. Eerst
zeien ze dat hun kind dan hele
maal niet gedoopt kon worden en
dat ie het moest gaan halen, maar
het waren mensen van ver weg
en dan was het helemaal in het
honderd gelopen. En die ene me
neer werd nijdig! Hij zei maar dat
je zonder trouwboekje geen con-
troole had; dat het best helemaal
niet z\jn eigen kind kon wezen oj
dat het kind al wel vier keer had
kunnen gedoopt zijn. Ze kregen er
zowat nog woorden over.Vin
u dat nou niet raar?"
„Ach"; zegt de bezoeker, rapr.
raar..., dat is nou zo'n groot
woord, hè? Je moet je nu eenmaal
wel aan bepaalde eisen houden. En
vroeger kwam het wel eens foor
dat ze op die manier een kind
tweemaal hebben laten dopen.
Daarom tekenden ze dan in het
trouwboekje aan dat zo'n baby
gedoopt was...." Terwijl hij hel
zegt, weet h\j dat hij over toestan
den van voor de tweede wereld
oorlog praat. Toen lag alles nog
anders. Toen gingen doopbesluitcn
nog wel eens gepaard met een
bepaalde verstrekking van baby-
kleding, en zoiets kan altijd de
raarste hebzuchten in een mensen
hart wakker schudden. Maar voor
de oorlog dat is al héél lang
geleden en sindsdien is ervan alles
en nog uiat veranderd. Babypakjes
worden nergens meer verstrekt. En
tegenover de doop neemt men
thans ccn ander standpunt in dan
destijds. Als men komt tot de
sacramentsbediening, doet men dat
reeds lang niet meer omdat een
Opa of Opoe cr op staat. Gewoonte
en bijgeloof hebben in dit opzicht
hun tijd gehad. Men wéét iets
scherper wat men doet, zelfs al
zou men het niet onder woorden
kunnen brengen. En daarom is die
brave dienstdoende ouderling er
toch wel heel griezelig naast ge
weest, toen hij bijna woorden
kreeg met een vergeetachtig doop-
vader. Hij heeft wantrouwen laten
doorschemeren en er is niets
wat zo sterk elke kans voor het
Evangelie wegrooft.
„En de doop zelf? Die was toch
zeker wel fijn?"
Ze Jiaalt eventjes haar schouders
op. „We hebben er niet veel an
gehad. Ze gaven ons niet eens zo'n
boekje om uit te zingen. En van
U'at cr gezegd werd, snapten ufe
zo goed als niks. Ze hebben daar
zo'n rare predikantHij praat
zo rad en weer allemaal van die
vreemde woorden..,. Later ging
het nog wel, maar eerst stond hij
wat voor te lezen uit een boekje
en daar kon je helemaal geen touw
aan vastmaken. Het ging over de
doop, en ik had er graag wat meer
over gehoord. U hebt er ons vroe-
per wel van verteld, maar loen
stond ik er zelf nog niet voor en
ik heb het toen ook niet allemaal
goed onthouden. Ik weel wel dat
Jezus de kinderen zegent, hoor, en
dat Hij belooft dat Hij ons teil
helpen met de opvoeding en zo
maar ik had het zo graag eens
duidelijk uitgelegen gehad. Maar
hij raasde maar door, net alsof ie
nog met de volgende tram mee
moest.
In z(jn hart moet de bezoeker
even glimlachen. Hij denkt aan een
predikant-minister uit het begin
van deze eeuw, die zijn kleinzoon
zou overtrouwen en die zich ver
giste in de keuze van het formu
lier en b(j de huwelijksplechtigheid
per ongeluk in het doopverhaal
terecht kwam. Tot en met dc
woorden „en ofschoon onze jonge
kinderkens deze dingen niet ver
staan..." Pas toen kwam hij tot
bezinning en zei plechtig: „We
zouden ook een ander formulier
kunnen lezen.In dit geval is
het precies helemaal andersom. De
dominee had moeten lezen: „En
ofschoon deze doopouders deze taal
niet verstaan, mogen we hun kin
deren toch niet ran de doop uit
sluiten. Maar zijn binnenpretje
gaat aan de vertelster voorbij. Die
rapporteert verder dat ze niet
wisten wanneer ze moesten op
staan en wat ze moesten zeggen
cn dat ze toen helemaal niets ge
zegd hebben, omdat je niet in je
eentje na alle andere mensen nog
eens ..Ja'" kunt gaan schreeuwen
En hoe ze van de rest ook niet
reel hebben meegenomen. En dat
hun kind niet heeft willen huilen
toen het gedoopt werd wat ze juist
zo aardig zouden hebben gevonden,
en dat bij al dat kouwe water.
Ach nee, dc doop heeft óók al
geen diepere banden met die ge
meente gelegd. Hoe zou dat ook
mogelijk zijn geweest?!
WIJKPREDIKANT
(Vervolg van pag. I.,
Pincoffs' vluclit
HET oordeel over de betekenis van
Pincoffs is zeer uiteenlopend.
De bekende Rotterdammer Jan Hu-
dig schreef in 1912. dat al heeft Pin
coffs op ontzettende wijze geknoeid,
ontegenzeggelijk waar is en thans
te Rotterdam ook erkend wordt, dat
hij het is geweest, die met zijn
vooruitziende geest, durf en werk
kracht Rotterdam tot de grote koop-
en havenstad heeft gemaakt, welke
het nu is
L. J. C. J. van Ravestcyn, de
schrijver van het standaardwerk
„Rotterdam in de 19-de eeuw", geeft
in deze woorden zijn oordeel: „Pin
coffs was de man, die het Rotterdam
van de zeventiger jaren moest heb
ben, wilde het zich opwerken uit
sleur en vooroordeel boven de bijna
heilige schuttinkjes van klein eigen
belang. Zonder Pincoffs zou deze
stad in het gunstigste geval eerst
vele tientallen jaren later haar
plaats in het wereldverkeer hebben
gevonden."
Dr. L. J. Rogier is echter van een
heel ander gevoelen. In een onlangs
verschenen geschrift zegt hij o.m.:
„Wie Pincoffs dc man noemt, die
Rotterdam over het dode punt heeft
hccngcholpen, heeft een raar begrip
van de dooo. Roerde er dan geen le
ven in dc Kamer van Koophandel en
in de technisc. e dienst onder Rose's
leiding?" En wat het vaak gebezig
de argument betreft, dat „iedereen"
Pincoffs vertrouwde omdat lom.nis-
sarisscn het deden, merkt dr. Rogier
op: „Hoe kunnen dezen zich dan
verschuilen achter het lichtvaardig
vertrouwen van de grote hoop. die
niet achter de schermen kon kijken?
Als alle politie-ambtcnarcn 's nachts
slapen en er hebben misdaden plaats,
is het dan logisch de politic buite*-
critiek te stellen door tc zeggen
Iedereen sliep en daarop hebben de
politic-agenten geen uitzondering ge
maakt?"
Neen, over de Pincoffs-affairc, die
75 jaar geleden zulk eee geweldige
sensatie veroorzaakte, is lang nog
niet het laatste woord gesproken.