in toch ió een Ik CSE3BE® Maar Deze f onze jeuqó-p&qin&s „Denk aan Kippetje Kloek 2 ZONDAGSBLAD 8 MEI 1954 trap beklom- -K öuBBel kiespijn-veRhê,d,L v&n jan viLöêr *- ZIJ die mij het liefst is, voegt me van tijd tot tijd toe: „En toch is een man kleinzeriger dan een vrouw." Dan volgt er een lange stilte, want het is altijd het einde van een gesprekje tus- En het is niet moeilijk om te raden wat er van mijn kant aan haar stereo type slottirade vooraf ging. Een scham pere opmerking over vrouwenweekblaad jes, een spotpleidooi voor de emanci patie van de man, uitingen van quasi- medelljden met de lijdstcrs aan de mo de-ziekte, of een pseudo-wetenschappe- lijk vertoog over de verderfelijke wer king van de doosjes poeder en potjes- mct-vet, die een paar linke jongens aan de vrouw brengen onder het motto: „Help de natuur een handje." Het zijn maar kleine gesprekjes, hooguit een paar minuten lang. en ze komen nou niet bepaald dagelijks voor, maar als ik zie hoe mijn lieve gemalin aan een nijpend argumenten-munitie tekort gaat lijden, weet ik het al: nu komt het: „En toch is een man klein zeriger dan een vrouw." Met een steeds wisselende intonatie, vinnig soma, zo van hou-nou-maar-eens- op; medelijdend soms, zo van je-kunt- het-ook-niet-helpen; lief soms, zo van Ja-ja-je-bcnt-een-grotc-jongen-hoor, maar steeds woordelijk eender klinkt het slot van ons woordenduelletje. EN ik heb het nooit tegengesproken. Zelfs niet in gevallen, dat mijn mannenhart ineenkromp bij het waarne- siemen van grove gevallen van vrouwen logica, want haar woorden slaan soms op de voorgaande van mij als een tang op Tante Betje, zoals men dat wel eens noemt. Gelukkig voor haar. ze heeft nooit in mijn tegenwoordigheid de instemming van ten of andere vriendin uitgelokt. Ze !s wel wijzer. Misschien was er'dan wél een antwoord gekomen. Maar ik heb naar dit winstpunt nog steeds laten behouden Zelfs zelfs toen zij op zekere dag een mannelijke medestander had ge vonden en triomfantelijk voor mij ten tonele voerde in de gedaante vanon ze landarts Ik had de goede man al meer dan drie laar aan zijn lot en financiële zor gen overgelaten en ik begon daarvan de eerste pijnlijke gevolgen te ondervinden, Ïjisi op het moment, dat mijn gade aan- ondigde 's middags voor de halfjaar lijkse controle van haar lieve gebit „boorwaarts" te zullen gaan. Daarom verzweeg ik mijn pijn en ik wenste haar sterkte. Na een uurtje kwam zij zingende de trap weer op. Ik moet toegeven: zo ben ik nog nooit van een tandarts thuisge komen, als ik me goed herinner. Maar toen gebeurde het. De kamer deur zwaaide open, en zonder een groet vooraf klonk het plots: „Een man is kleinzeriger dan een vrouw!!" Met twee uitroeptekens. En met haar rug naar me toegekeerd begon ze haar hoed en zie zo gaarne daarmee haar kapsel te demonstreren, maar halverwege draaide ze zich met een ruk om. Stellig in de verwachting mij met open mond en wenkbrauwen als vraagiekentjes voor zich te zien zit- Maar een man leest op gezette tijden een krant en mijn gelaatsuitdrukking bleef haar geheim. Tot nu toe had ik haar bewering steeds onbeantwoord gelaten, en ieder zal met mij eens zijn, dat dat niet anders dan verstandig was. Maar in dit geval ging zij openlijk tot de aanval over en was ik haar een antwoord schuldig. Ik zei: „Dag lieveling, je bent al gauw terug Hoe was het?" En zij zei: „De tandarts heeft het zelf gezegd. En hij is tenslotte een man van ervaring. „Als ik eerlijk moet zijnzei hij." „Je moet tegenover jou altijd eer lijk zijn", zei ik. Maar daarmee verliep de schermut seling, want ik werd weer geplaagd door hevige kiespijn, en dan ben je kort van stof. DAGEN gingen voorbij. Regelmatig kwam mijn Dulcinea zingende of neuriënde van de tandarts thuis, en re gelmatig had ik slapeloze nachten en slikte ik pijnstillende poedertjes, die ik heimelijk uit onze hulsapotheek nam. Mijn vrouw wist van mijn lijden niet. Tot me op een nacht te binnenschoot, dat ik mijn vrouw op deze wijze gelijk begon te geven. En de volgende dag vermande ik me, zoals dat zo treffend genoemd wordt, en ik haastte me naar een tandarts. De dichtstbijzijnde, want als je kiespijn hebt ben je kortademig. Het bleek een vrouwelijke tandarts te zijn, o ironie, en hoofdschuddend boog ze zich met haar lieftallige assistente over mijn zieke mond, die na onderzoek vijftien gaten en gaatjes bleek te heb ben aan tanden en kiezen. Het zou een karwei worden van een paar maanden. Ik zat me, als ik het zo zeggen mag, als een snotjongen te schamen. Hoe moest ik dat tegenover vrouwlief ver bergen, afgezien nog van de rekening? uitsprekelijk pijn deed, en dat ik maar het liefst nooit meer terug had. Is er iemand die niet met me mee voelt? Zal er ooit iemand zijn, die ver geefs om een woordje van medelijden vraagt als hij me vertelt over zijn tand arts-avonturen? Het werk vorderde gestadig. Fluiste rend verrichtten beide genoemde dames de ingewikkeldste handelingen in net diepst van mijn mond. Ik klaagde niet, maar ik wende me snel te vergeten, wanneer ik anderhalf of twee uur aan een stuk met opengesperde mond, zwij gend zat te lijden. Ik had alles tenslot te aan mezelf te danken, wees eerlijk. En na verloop van tijd werd ik op genomen in het fluisterende verbond.dat de strijd had aangebonden tegen mijn slechte gebit. Met gedempte stem sprak ik een woordje mee van tijd tot tijd, en ik werd onmiddellijk begrepen. Ik had geen angst meer. Ik zat mijn tijd op de stoel uit, niet sidderend maar moe dig, het hoofd omhoog. Wie durft zeg gen, dat hij op de stoel van een tand arts niet het gevoel heeft van aan de vijand overgeleverd te zijn? Ik had het zo ver gebracht! Zie hier een grote overwinning, gro ter dan telkens de- nietwaar?' monstratief zingend men had. Mijn Galathea heeft toen ontdekt waar aan ik de laatste tijd mijn vrije uren besteedde. Ze heeft in stilte, maar ken nelijk in grote spanning, mijn beleve nissen trachten te volgen. Nauwlettend speurde ze mijn gezicht soms af naar pijnlijke-trekken-om-mijn-mondhoeken en zo. Maar we hebben tot het laatste toe over mijn plotselinge kuur gezwegen. Het enige wat ik haar heb toevertrouwd is: „Het is een vrouwelijke." Klaarblijkelijk heeft ze toen verwacht, dat dat een soort tegenaanval was op haar verbond met haar tandarts, want vanaf die tijd heb ik haar niet meer horen zeggen: „En toch is een man..." Ze heeft de kat uit de boom gekeken. En die kat komt er nu uit. Mijn mond is zoals dat heet, gesa neerd. Heden. Ik heb het gevoel of de burgemeester himself straks een lint komt doorknippen, dat gespannen is van mijn linkerboven- naar mijn rechteron- derhoektand. Vanaf heden heeft al het voedsel weer vrij toegang. Heet of koud, zuur of zoet, alles. Dat moet gevierd worden. Eerst natuurlijk de rekening voldaan. Prompt. Ik ben een soliede relatie. Maar nu ga ik naar een pracht van een bloemenzaak. Daar koop ik een reus van een ruiker. En die gaat naar het eerdergenoemde damestweetal. Alsof het geen geld gekost heeft dat mondje. Een huldeblijk. Een betuiging van trouw aan het driemanschap, dat het toch maar geklaard heeft. En de rekening van de bloemist leg ik op mijn bureau. Die vindt mijn vrouw daar wel. Dan zal ze stellig navraag En als ze dan nog eens zegt: „En toch is een man kleinzeriger dan een vrouw", zal ik er niet het zwijgen toe Dan zal ik zeggen: „Zeker vrouwlief, zeker. Enne....zegt het met bloemen EN ru zijn die maanden achter de rug. Week aan week, soms twee maal, bracht ik een bezoek aan het vrouwelijke tweetal en na elke zitting was ik weer een stapje de bevrijding Ik behoef nauwelijks te zeggen, dat ik in die lange tijd heel wat heb moeten doorstaan. Hoe vaak heb ik daar niet gezeten?: handen stijf om de leuningen geperst, de rug schrap, met opgekrul- Hebr. 10 12 VVANNEER u deze meditatie onder ogen krijgt, leeft de Kerk tussen Paas- en Pinksterfeest. Feest der op standing uit de doden, na het vrese lijk lijden, naar lichaam en ziel, door onze Zaligmaker: Paasfeest. Feest der vervulling wan de be lofte, dat H\j zal zijn met allen, die in Hem geloven: Pinksterfeest. Nog zien we terug naar de tafe relen van Olijfberg en Gethsémanc, nog horen we van het verraad en de verloochening. En niet denkbeeldig is het gevaar, dat wij temidden van dit alles de Enige uit het oog ver liezen: het Lam Gods, de Man van Smarten. Jezus Christus, die zich offerde tot een losprijs van der men sen zonden. Op deze Heiland vestige zich onze blik; tot Hem richte zich de dankbare aanbidding. In deze tijd van het kerkelijk jaar worden op bij- Ik zie zo gaarne, hoe de avond rich aan het stille veld voltrekt, wanneer een populier z'n schaduw naar 't einde van een weiland strekt. Ik zie zo gaarne over 't water de vlugge voet der winden gaan, of langs de onbewogen sloten de roereloze rieten staan. Ik merk zo gaarne, dat ons Holland z\jn mede-landen evenaart in schoonheid als de zonne-glimlach zich spiegelt in kanaal en vaart; waar rusteloos de witte branding de eindeloze stranden zoomt; waar in de suizelende berken de hei haar mooiste dromen droomt; wanneer een molen in de verte een landlijk dorpje benedyt: tvaar, ruio en ruige burchtruïne verhaalt van lang-verleden tijd.... Ik merk zo gaarne, dat een ander mét my dezelfde schoonheid mint en in de schatten van ons Holland een eendre, diepe vreugde vindt. P. DE VRIES SCHATTEN VAN HOLLAND zondere wijze onze gedachten be paald bij onze Borg en Middelaar. Steeds zal het mogen zijn: Maar DezeBij het volgen van de. lijdens weg dreigt gevaar. Daar is zo name loos veel pijn Hem aangedaan, zoveel onrecht heeft Hij moeten lijden. En wij zouden Hem gaan zien als de schoonste der mensenkinderen, die toch zoveel schande en spot over zich zag uitgestort. Ons gemoed moest wel vol worden van diep medelijden met deze Ongelukkige. Wij gingen Hem beklagen, zoals wij zovelcn beklagen, die, als martelaren voor hun zaak, hun overtuiging, hun geloof, hebben geleden en hun leven hebben ge geven. Maar hiermede miskennen wij de Heiland en Zijn lijden geheel en al. Want de Here Jezus is niet een martelaar, zoals er zovelen voor en na Hem geweest zijn. Zij waren in de macht van hun vijanden, aan wie zij zich niet konden onttrekken, ook al wilden zij het. De Heiland der wereld echter bracht zichzelf ten offer, om de zon den van de Zijnen. En daarom is het iets bijzonders, wanneer Paulus voor Hem de aandacht moet vragen met dat woord: „Maar Deze". Want wanneer Hij sterft laat Hij ons de vertroosting na: de zonden zim vergeven, zoals het gezangvers zegt. Dat is mogelijk door Hem, op Wie de tekst uit de Hebreënbrief duidt. Maar Deze.... is in eeuwigheid ge zeten aan Gods rechterhand. Het offer dat Hij bracht is het enige offer dat aan God behaagt. Het is het enige offer, dat de zonde der wereld wegneemt. Welk een rijkdom wordt hier getoond aan een arme zondaar, welk een zaligheid aange boden aan een verslagene van hart. Hij ontnam de hel en het graf hun macht. Hij liet de Zijnen niet alleen, hoewel Hij hen deed omhoog staren naar de hemel, toen Hij heenvoer tot de Vader op de Hemelvaartsdag. Maar deze....~ is gezeten aan de rechterhand Gods.' De opperste re geermacht over hemel en aarde en alle dingen heeft Hij verkregen en behouden. En welk een furie ook de wereld in vuur en vlam zet, wel ke nood er ook dreigt, zelfs in de naaste toekomst, welk een angst ook u en my beklemt: de Koning is nabij! Zijn wederkomst is naby.' Wij behoeven niet te vrezen; wy mogen bidden om een moedig, ge lovig hart. Het geloof leert ons luis teren naar de woorden van de Hei- Maar Dezehoe ook de wereld woedtDeze gaf ons Zijn Heilige Geest tot een trooster in alle nood. Maar Deze.' Zo leven wij, kinderen drs Vaders, gelovigen van Christus* Kerk, als echte kinderen der Refor matie, in het geloof aan Hem aan niemand naast Hem of in Zyn plaats. Tussen Paas- en Pinksterfeest leren wy alles en allen voorbijzien. In dankbare aanbidding stemmen wij in met al Gods verlosten, wanneer zij het oog richten op de Enige en juichend, dankend roemen„Maar Deze!" ZONDAGSBLAD 8 MEI 1954 7 den, en toen die witte veren eenmaal zwart waren, werden ze nooit meer wit. En zo gingen Kippetje Kloek en Haantje Kraai druipstaartend maar weer terug, want zo nat en zwart konden ze toch niet naar de stad gaan. Toen ze weer bij het kippenhok kwa men, kenden de andere kippen hen niet meer. Maar toen Haantje Kraai hun avonturen vertelde, geloofden ze hem toch eindelijk, en ze hadden medelijden met hem, want Kippetje Kloek had door haar eigenwijsheid toch de grootste schuld. Maar denk je. dat ze dat gelo ven wou? Weet je, wat ze zei, toen Haantje Kraai uitgesproken was? Ze zei: „En tóch was het melk!" Nu, aan zo'n eigenwijsheid is niets meer te doen, dat begrijp je wel. De andere kippen zwegen dan ook maar, dat was het beste. Maar Kippetje Kloek en Haantje Kraai zijn uitgeschilderd, en op een beker gezet, en die beker staat nu hier op tafel. Broer en Zus moesten nu allebpl de beker eens in handen hebben, f-n ze ke ken Kippetje Kloek en Haantje Kraai eens goed aan. Zus was helemaal ver geten, dat ze eerst de beker van Broer de mooiste had gevonden. Ze is nu maar wat blij met haar eigen beker, en als Broer en zij nu soms «ens ruzie maken, dan hoeft moeder maar te zeggen: „Denk aan Kippetje Kloek!" en dan houden ze gauw met kibbelen op. Want aan die zwarte kippen zien ze nu iedere dag. wat er van komen kan, als kippen of kinderen ruzie maken, omdat de één eigenwijs is, en de andere driftig! E S. onze BRievenBus Aan mijn nichten en neven, H Kinderen, wat hebben jullie my vreselijk verwend. Ik kreeg er bijna een kleur van, toen ik al die verjaar dagskaarten en nog veel meer andere dingen op mijn bu reau vond. Hoe heb ben jullie dat toch onthouden? Ik be grijp het werkelijk niet. maar het was verbazend leuk. Heel hartelijk dank alle maal! Zo en nu moet me eerst wat van het hart. Ik heb het al verschil lende keren gezegd, maar het wordt nog al eens vergeten. Ik uiil jullie namelijk vragen om de brieven niet later dan Maandag op de post te doen. Ik krijg de laatste tijd steeds brieven, die te laat binnenkomen Zou het kunnen? En zeg, vergeet niet je naam en adres ook op de brief te zetten? Vandaag heb ik na melijk tien brieven zo maar in de prullcbak moeten gooien, omdat er geen afzender (ster) op stond. Jammer hè? En nu: de prijzen. Deze week krijgt Wim Sluyter de hoofdprijs, terwijl Jannie Oostcrom, Anneke Toet en A. Cornet ieder een troostprijs krijgen. Nu was er in de puzzle een foutje geslopen. Nummer zes was niet vermeld, maar dat heeft geloof ik niet veel moeilijkheden opgeleverd. Ook kon men op nummer 1 verschil lende woorden invullen, zoals apenoot, walnoot of muskaat. De andere woor den waren zolder, radio, raam, pap. kleine nichtje heeft ze ook Dat was een compliment voor jullie zangkunst, Ina van der Staay. Dus jouw moeder is tenslotte op die noot gekomen, Gert van Elderen, tja, het was een beetje moeilijk hè Had jij een mooie lampio.i, terwijl je in de optocht meeliep. Ilannie van den Berg? Jij hebt dus een nieuwe onderwijzer gekregen, Marrle Hakke- steegt. en Maartj* schreef me dat de handwerkonderwijzeres ook al vertrok ken is. Dat zijn heel wat veranderin gen zeg. Ik heb om jouw jubileum wat moeten lachen, Jannie, je hebt het goed onthouden. Ja, als de klok zo laat wijst, als jij tekende, „Zwarte Ka", dan wordt het tijd om naar bed te gaan Jullie kaart, Tonny en Piet lakker, heb ik ook ontvangen, het was een echte mooie. Jullie zullen wel gelachen heb ben, Joke Jurjaanz, toen je die poes zo verschrikt naar binnen zag rennen. Jij was dus baby-sit, Annie van Vianrn, of ken je dat woord niet? 't Was zeker jammer, Anneke den Outer, dat er een foutje in de puzzle stond. Ga jij je zusje wel eens naar school brengen. Debora Devellng? Ach wat is dat nu sneu van die bal, Jan Rakker. Zeker te hard tegen getrapt. Hennie en Maggie Visschcr maakten een leuk versje op Assepoester. Hebben jullie elk een vers je ervan verzonnen? Dat was een ge zellige Koninginnedag voor jou. Nellrke van der Bijl. Arme Plet Broekhorst, niets gewonnen met die spelletjes? Mis schien volgend jaar beter. joh. Nee maar. Rlka Kok. wat een drukte was dat tijdens de verloving van jouw broer. Wat heb jij een grappig postpapier. Wim Bari.s, het gebeurt niet veel, dat je een politic-agent in zo'n houding ziet zitten Ik heb het Deense Koningspaar ook gezien, Tineke van 't Hof. Het wa ren mooie opnamen. Inderdaad. Gonnle Ippcl, morgen is het moederdag. Wat geef Jij aan moeder? Truusje Veerman vraagt om een kleurplaat. Nog even geduld. Truusje. Sarie Oudijk is bruids meisje geweest. Wat enig zeg. hoe was Je Jurk? Dat is een goed idee van jullie, Greetje Jansen, ik zal het maar niet verklappen, want anders is het geen verrassing meer. Was jouw naam verkeerd gesenreven, /tunc de lieukel? Nu is het goed, geloof ik. Jij hebt een gezellige dag gehad in de Dier gaarde. Marina Zoetewey, leuk is het daar altijd hé'' Dat was zeker een tijd geleden, Nelly Visser, ik dacht eer lijk gezegd, dat jij mij had vergeten. Nee maar, Corry Oudshoorn, wat heb iij veel gewonnen Jij bent zeker een ei in touwtje trekken. Wat een mooie blocmenvaas tekende jij voor mij. Aria van Belle, netjes gedaan hoor Arme Ida Boer. kom jij steeds niet in de brie venbus te staan? Tja kind. er komen vaak zoveel brieven, dat er wel eens een paar moeten blijven liggen Je bent toch niet al te boos op me? Regen is niet prettig, hé Anneke van Klaveren, maar als het nodig is voor de tuin. wel dan zetten wij onze parapluic maar op. Ook Bcppic Telleman zond een versje in. Natuurlijk wil ik Jou eveneens be danken. Corrle Bokhorst, het was énig. in één woord. Het prijkt op mijn bu reau Heb jij dat zelf gemaakt? Zo ja. dan vind ik dat reuze knap. Mijn har telijke dank. mciske. nogmaals, het was bijzonder aardig. Van harte hoop ik, Anneke Anceau*. dat Je zult slagen. Nog maar stevig doorwerken, drze paar weekjes. Ja. dat heb ik gelezen, Jannie Kraak, moeder vond het zeker wel leuk. Ik zou graag eens komen. Aartje de Kuypcr, maar het zal wel niet gaan denk ik. Jouw zusje heeft veel gekre gen op haar verjaardag, Lenle Stander. Al bon ik wat laat: nog nujn gelukwen sen. Nu ik toch aan het feliciteren ben: jij ook van harte, Neellje Vermeer. Al weer beter. Borland Tiggelman? 't Bes te. joh. Dat is zeker toevallig. Rob van Wetten. Jij had dus twee felicitatie brieven te schrijven. Dank voor de goe de wensen. Achttien kelken, dat is niet mis. Gert Grootrndorst, ik noop, dat ze allemaal zullen uitkomen. Jij hebt heel wat sprookjes bij elkaar gezocht. Trl>- nle Maasland, een aardig idee. Elsje Alblas verwende mij ook sl met een Sedichtje. Lief van jou. Elsje. Jij bent us uitgeweest met de Paasvacantie, llarrie I'ronk. Nu begrijp ik, waarom ik niets van jou hoorde. Leuk is een goochelaar, hé Cor van den llooven, ik kan me best Indenken, dat Jullie veel plezier hebben gehad. Ik ben er uit ge komen. hoor Nelly Freeke. Het ging er om. dat ik lang zal leven, goed gedaan* Wat sta jij aardig op de foto, Elly van Poppei, ik heb nu al heel wat kiekjes van mijn nichten en neven, Dat was me een hele uitdelerij, Marieke Spijker. Hebben Jullie mooi gezongen'' Ja hoor. Nelly Maan, alle kinderen hebben vrij gehad en ik heb heel wat gezellige ver halen over Koninginnedag gekregen. Meisjes en jongens, jullie weten zeker al, wat ik zeggen wil. Dat de brieven bus weer wordt besloten met de nieuwe lingen. Hier komen ze: Jannie Groen, Suus van de Herik, Wim van Dokkum, Ada van de Wetering en Anneke Storm. Ten slotte wil ik jullie allemaal een goed week-end wensen, dag hoor. (Slof.) Haantje Kraai kwam weer een beetje tot bedaren, en toen Kippetje Kloek nu duidelijk de huizen van de stad kon zien, deed ze eindelijk haar snaveltje dicht. Ze begreep wel, dat ze het straks he lemaal bij het verkeerde eind had ge had. En ze verheugde zich nu ook wel er op. om de stad binnen te gaan Maar voordat ze er waren, zagen ze vlak bij een zijweg een heel groot ge bouw. Wat voor een gebouw zou dat zijn? Kippetje Kloek en Haantje Kraai wilden dat graag weten, dus gingen ze het zijpaadje op. Ze gingen door een grote, hoge poort, waarop met dikke let ters: „Streng Verboden Toegang" stond. Maar omdat Kippetje Kloek en Haantje Kraai niet lezen konden, wisten ze dat natuurlijk niet, en zo liepen ze maar voort en stonden eindelijk vlak voor het grote, hoge huis. Dat was geen boerderij en ook geen pakhuis en ook geen school,... neen, het was een fabriek. Een fabriek waar ze inkt maakten, emmers vol zwarte en rode inkt. Als die inkt klaar was, werd ze in grote en kleine flessen gedaan. Die werden dan naar de scholen ge stuurd, en dan konden de kinderen weer hun schriften volschrijven, en de juf frouw had dan weer rode inkt, om stre pen te zetten onder alle fouten. Kippetje Kloek en Haantje Kraai wis ten daar niets van af. en toen ze dan ook opzij van de fabriek een grote was- teil vol inkt zagen staan, zeiden ze te gen elkaar: „Kijk nu toch eens! Wat zou daar wel inzitten?" „Melk!" zei Kippetje Kloek beslist. „Laten we maar wat drinken. Ik heb van die lange wandeling dorst gekre gen". Haantje Kraal had ook erge dorst, en hij dacht, hoe heerlijk het zijn zou, om eens lekkere melk te drinken. Ze flad derden dus omhoog, en gingen op de rand van de teil zitten. Maar jawel, inplaats van melk zagen ze inkt. Pik zwarte, Oostindische inkt. „Dat is jammer", zei Haantje Fraai. „Het is geen melk. Het is inkt". „Nee, melk", zei Kippetje Kloek. Daar begreep Haantje Kraai niets van. „Hoe kun je dat nu zeggen?" zei hij. ,Je snapt toch wel, dat dit geen melk is. Melk is immers wit!" ,En toch is het melk!" hield Kippetje „uuu: nep naanije ivraai ariing. En toen had je het lieve leven aan de gang Haantje Kraai en Kippetje KlocHc vergaten helemaal, dat ze op de rand van een teil zaten, en dan nog wel een teil, die boordevol pikzwarte inkt was. Ze werden hoe langer hoe bozer, en riepen steeds hetzelfde: „Inkt!" „Melk!" „Inkt!" „Melk!" En ze maak ten een ruzie... een ruzie... ja. nog er ger, dan sommige kindertjes wel eens doen, als de één eigenwijs is, en de an der driftig! En toen ineens ploemp! lagen ze allebei ln de teil te spartelen en gingen kopje onder in de zwarte inkt. Haantje Kraai was er het eerst weer uit. Hij krabbelde met veel moeite naar de kant. en toen had hij er nog een hele toor aan, om Kippetje Kloek er ook nog uit te trekken. Maar eindelijk gelukte dat toch, en toen ze eindelijk, nat en druipend, naast de teil stonden, waren ze niet wit meer, maar pik-pik- zwart! En dat is er ook nooit meer afgegaan. Die inkt kon nooit meer uitgevlakt wor- cLtij vergeet ook nxij niet Bloempjes bloeien, plantjes groeien, 't paardje huppelt in de wet, schaapjes blaten, haasjes stoeien, 't blijde vinkje fluit er by. God zal geen van hen vergeten, zelfs geen musje, nog zo klein. Zou Hij dan van my nief toefen en voor my niet vriend'lyk zijn? Ja, de Heer zal mij bewaren alle dagen, altijd weer; bij myn spelen, in gevaren, in de drukte van 't verkeer. Altijd ziet mij God de Here, op myn fiets of autoped, als ik speel of zit te leren, y als ik slapen ga in bed. Als de dieren God dan eren met hun spelen, met hun lied, ja, dan dank ik ook de Here, Die in liefde op my ziet. 'k Voel mij veilig alle dagen, als ik God tot Vader heb. Vrolyk speel ik met myn wagen, met mijn tol of met myn step. KO HAAK. Waf een ingewikkelde geschiedenis is dit hè? Je ziet hier tal van zaken afgebeeld en als je goed kijkt, zul je zien, dal steeds twee plaatjes eenzelfde naam hebben. De fietsbel hoort by de andere bel, de pomp byen zo ga je maar door. Zoek dus de letter en het cijfer op, die by elkaar horen en dan is ook deze puzzle weer opgelost.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 10