in
toch
ió een
Ik
CSE3BE®
Maar Deze
f onze jeuqó-p&qin&s
„Denk aan Kippetje Kloek
2
ZONDAGSBLAD 8 MEI 1954
trap beklom-
-K öuBBel kiespijn-veRhê,d,L v&n jan viLöêr *-
ZIJ die mij het liefst is, voegt me van
tijd tot tijd toe: „En toch is een
man kleinzeriger dan een vrouw." Dan
volgt er een lange stilte, want het is
altijd het einde van een gesprekje tus-
En het is niet moeilijk om te raden
wat er van mijn kant aan haar stereo
type slottirade vooraf ging. Een scham
pere opmerking over vrouwenweekblaad
jes, een spotpleidooi voor de emanci
patie van de man, uitingen van quasi-
medelljden met de lijdstcrs aan de mo
de-ziekte, of een pseudo-wetenschappe-
lijk vertoog over de verderfelijke wer
king van de doosjes poeder en potjes-
mct-vet, die een paar linke jongens aan
de vrouw brengen onder het motto:
„Help de natuur een handje."
Het zijn maar kleine gesprekjes,
hooguit een paar minuten lang. en ze
komen nou niet bepaald dagelijks voor,
maar als ik zie hoe mijn lieve gemalin
aan een nijpend argumenten-munitie
tekort gaat lijden, weet ik het al: nu
komt het: „En toch is een man klein
zeriger dan een vrouw."
Met een steeds wisselende intonatie,
vinnig soma, zo van hou-nou-maar-eens-
op; medelijdend soms, zo van je-kunt-
het-ook-niet-helpen; lief soms, zo van
Ja-ja-je-bcnt-een-grotc-jongen-hoor, maar
steeds woordelijk eender klinkt het slot
van ons woordenduelletje.
EN ik heb het nooit tegengesproken.
Zelfs niet in gevallen, dat mijn
mannenhart ineenkromp bij het waarne-
siemen van grove gevallen van vrouwen
logica, want haar woorden slaan soms
op de voorgaande van mij als een tang
op Tante Betje, zoals men dat wel eens
noemt.
Gelukkig voor haar. ze heeft nooit in
mijn tegenwoordigheid de instemming
van ten of andere vriendin uitgelokt.
Ze !s wel wijzer. Misschien was er'dan
wél een antwoord gekomen. Maar ik
heb naar dit winstpunt nog steeds laten
behouden
Zelfs zelfs toen zij op zekere dag
een mannelijke medestander had ge
vonden en triomfantelijk voor mij ten
tonele voerde in de gedaante vanon
ze landarts
Ik had de goede man al meer dan
drie laar aan zijn lot en financiële zor
gen overgelaten en ik begon daarvan de
eerste pijnlijke gevolgen te ondervinden,
Ïjisi op het moment, dat mijn gade aan-
ondigde 's middags voor de halfjaar
lijkse controle van haar lieve gebit
„boorwaarts" te zullen gaan.
Daarom verzweeg ik mijn pijn en ik
wenste haar sterkte.
Na een uurtje kwam zij zingende de
trap weer op. Ik moet toegeven: zo ben
ik nog nooit van een tandarts thuisge
komen, als ik me goed herinner.
Maar toen gebeurde het. De kamer
deur zwaaide open, en zonder een groet
vooraf klonk het plots: „Een man is
kleinzeriger dan een vrouw!!" Met twee
uitroeptekens. En met haar rug naar
me toegekeerd begon ze haar hoed en
zie zo gaarne
daarmee haar kapsel te demonstreren,
maar halverwege draaide ze zich met
een ruk om. Stellig in de verwachting
mij met open mond en wenkbrauwen
als vraagiekentjes voor zich te zien zit-
Maar een man leest op gezette tijden
een krant en mijn gelaatsuitdrukking
bleef haar geheim.
Tot nu toe had ik haar bewering steeds
onbeantwoord gelaten, en ieder zal met
mij eens zijn, dat dat niet anders dan
verstandig was. Maar in dit geval ging
zij openlijk tot de aanval over en was
ik haar een antwoord schuldig.
Ik zei: „Dag lieveling, je bent al
gauw terug Hoe was het?"
En zij zei: „De tandarts heeft het
zelf gezegd. En hij is tenslotte een man
van ervaring. „Als ik eerlijk moet
zijnzei hij."
„Je moet tegenover jou altijd eer
lijk zijn", zei ik.
Maar daarmee verliep de schermut
seling, want ik werd weer geplaagd door
hevige kiespijn, en dan ben je kort van
stof.
DAGEN gingen voorbij. Regelmatig
kwam mijn Dulcinea zingende of
neuriënde van de tandarts thuis, en re
gelmatig had ik slapeloze nachten en
slikte ik pijnstillende poedertjes, die ik
heimelijk uit onze hulsapotheek nam.
Mijn vrouw wist van mijn lijden niet.
Tot me op een nacht te binnenschoot,
dat ik mijn vrouw op deze wijze gelijk
begon te geven. En de volgende dag
vermande ik me, zoals dat zo treffend
genoemd wordt, en ik haastte me naar
een tandarts. De dichtstbijzijnde, want
als je kiespijn hebt ben je kortademig.
Het bleek een vrouwelijke tandarts te
zijn, o ironie, en hoofdschuddend boog
ze zich met haar lieftallige assistente
over mijn zieke mond, die na onderzoek
vijftien gaten en gaatjes bleek te heb
ben aan tanden en kiezen. Het zou een
karwei worden van een paar maanden.
Ik zat me, als ik het zo zeggen mag,
als een snotjongen te schamen. Hoe
moest ik dat tegenover vrouwlief ver
bergen, afgezien nog van de rekening?
uitsprekelijk pijn deed, en dat ik maar
het liefst nooit meer terug had.
Is er iemand die niet met me mee
voelt? Zal er ooit iemand zijn, die ver
geefs om een woordje van medelijden
vraagt als hij me vertelt over zijn tand
arts-avonturen?
Het werk vorderde gestadig. Fluiste
rend verrichtten beide genoemde dames
de ingewikkeldste handelingen in net
diepst van mijn mond. Ik klaagde niet,
maar ik wende me snel te vergeten,
wanneer ik anderhalf of twee uur aan
een stuk met opengesperde mond, zwij
gend zat te lijden. Ik had alles tenslot
te aan mezelf te danken, wees eerlijk.
En na verloop van tijd werd ik op
genomen in het fluisterende verbond.dat
de strijd had aangebonden tegen mijn
slechte gebit. Met gedempte stem sprak
ik een woordje mee van tijd tot tijd, en
ik werd onmiddellijk begrepen. Ik had
geen angst meer. Ik zat mijn tijd op
de stoel uit, niet sidderend maar moe
dig, het hoofd omhoog. Wie durft zeg
gen, dat hij op de stoel van een tand
arts niet het gevoel heeft van aan de
vijand overgeleverd te zijn? Ik had het
zo ver gebracht!
Zie hier een grote overwinning, gro
ter dan
telkens de- nietwaar?'
monstratief zingend
men had.
Mijn Galathea heeft toen ontdekt waar
aan ik de laatste tijd mijn vrije uren
besteedde. Ze heeft in stilte, maar ken
nelijk in grote spanning, mijn beleve
nissen trachten te volgen. Nauwlettend
speurde ze mijn gezicht soms af naar
pijnlijke-trekken-om-mijn-mondhoeken en
zo. Maar we hebben tot het laatste toe
over mijn plotselinge kuur gezwegen.
Het enige wat ik haar heb toevertrouwd
is: „Het is een vrouwelijke."
Klaarblijkelijk heeft ze toen verwacht,
dat dat een soort tegenaanval was op
haar verbond met haar tandarts, want
vanaf die tijd heb ik haar niet meer
horen zeggen: „En toch is een man..."
Ze heeft de kat uit de boom gekeken.
En die kat komt er nu uit.
Mijn mond is zoals dat heet, gesa
neerd. Heden. Ik heb het gevoel of de
burgemeester himself straks een lint
komt doorknippen, dat gespannen is van
mijn linkerboven- naar mijn rechteron-
derhoektand. Vanaf heden heeft al het
voedsel weer vrij toegang. Heet of koud,
zuur of zoet, alles. Dat moet gevierd
worden.
Eerst natuurlijk de rekening voldaan.
Prompt. Ik ben een soliede relatie.
Maar nu ga ik naar een pracht van
een bloemenzaak. Daar koop ik een reus
van een ruiker. En die gaat naar het
eerdergenoemde damestweetal. Alsof
het geen geld gekost heeft dat mondje.
Een huldeblijk. Een betuiging van trouw
aan het driemanschap, dat het toch
maar geklaard heeft.
En de rekening van de bloemist leg
ik op mijn bureau. Die vindt mijn vrouw
daar wel. Dan zal ze stellig navraag
En als ze dan nog eens zegt: „En
toch is een man kleinzeriger dan een
vrouw", zal ik er niet het zwijgen toe
Dan zal ik zeggen: „Zeker vrouwlief,
zeker. Enne....zegt het met bloemen
EN
ru
zijn die maanden achter de
rug. Week aan week, soms twee
maal, bracht ik een bezoek aan het
vrouwelijke tweetal en na elke zitting
was ik weer een stapje de bevrijding
Ik behoef nauwelijks te zeggen, dat ik
in die lange tijd heel wat heb moeten
doorstaan. Hoe vaak heb ik daar niet
gezeten?: handen stijf om de leuningen
geperst, de rug schrap, met opgekrul-
Hebr. 10 12
VVANNEER u deze meditatie onder
ogen krijgt, leeft de Kerk tussen
Paas- en Pinksterfeest. Feest der op
standing uit de doden, na het vrese
lijk lijden, naar lichaam en ziel, door
onze Zaligmaker: Paasfeest.
Feest der vervulling wan de be
lofte, dat H\j zal zijn met allen, die
in Hem geloven: Pinksterfeest.
Nog zien we terug naar de tafe
relen van Olijfberg en Gethsémanc,
nog horen we van het verraad en de
verloochening. En niet denkbeeldig
is het gevaar, dat wij temidden van
dit alles de Enige uit het oog ver
liezen: het Lam Gods, de Man van
Smarten. Jezus Christus, die zich
offerde tot een losprijs van der men
sen zonden. Op deze Heiland vestige
zich onze blik; tot Hem richte zich
de dankbare aanbidding. In deze tijd
van het kerkelijk jaar worden op bij-
Ik zie zo gaarne, hoe de avond
rich aan het stille veld voltrekt,
wanneer een populier z'n schaduw
naar 't einde van een weiland strekt.
Ik zie zo gaarne over 't water
de vlugge voet der winden gaan,
of langs de onbewogen sloten
de roereloze rieten staan.
Ik merk zo gaarne, dat ons Holland
z\jn mede-landen evenaart
in schoonheid als de zonne-glimlach
zich spiegelt in kanaal en vaart;
waar rusteloos de witte branding
de eindeloze stranden zoomt;
waar in de suizelende berken
de hei haar mooiste dromen droomt;
wanneer een molen in de verte
een landlijk dorpje benedyt:
tvaar, ruio en ruige burchtruïne
verhaalt van lang-verleden tijd....
Ik merk zo gaarne, dat een ander
mét my dezelfde schoonheid mint
en in de schatten van ons Holland
een eendre, diepe vreugde vindt.
P. DE VRIES
SCHATTEN VAN HOLLAND
zondere wijze onze gedachten be
paald bij onze Borg en Middelaar.
Steeds zal het mogen zijn: Maar
DezeBij het volgen van de. lijdens
weg dreigt gevaar. Daar is zo name
loos veel pijn Hem aangedaan, zoveel
onrecht heeft Hij moeten lijden. En
wij zouden Hem gaan zien als de
schoonste der mensenkinderen, die
toch zoveel schande en spot over zich
zag uitgestort. Ons gemoed moest wel
vol worden van diep medelijden met
deze Ongelukkige. Wij gingen Hem
beklagen, zoals wij zovelcn beklagen,
die, als martelaren voor hun zaak,
hun overtuiging, hun geloof, hebben
geleden en hun leven hebben ge
geven.
Maar hiermede miskennen wij de
Heiland en Zijn lijden geheel en al.
Want de Here Jezus is niet een
martelaar, zoals er zovelen voor en
na Hem geweest zijn. Zij waren in
de macht van hun vijanden, aan wie
zij zich niet konden onttrekken, ook
al wilden zij het.
De Heiland der wereld echter
bracht zichzelf ten offer, om de zon
den van de Zijnen. En daarom is
het iets bijzonders, wanneer Paulus
voor Hem de aandacht moet vragen
met dat woord: „Maar Deze".
Want wanneer Hij sterft laat Hij
ons de vertroosting na: de zonden
zim vergeven, zoals het gezangvers
zegt.
Dat is mogelijk door Hem, op Wie
de tekst uit de Hebreënbrief duidt.
Maar Deze.... is in eeuwigheid ge
zeten aan Gods rechterhand. Het
offer dat Hij bracht is het enige
offer dat aan God behaagt. Het is
het enige offer, dat de zonde der
wereld wegneemt. Welk een rijkdom
wordt hier getoond aan een arme
zondaar, welk een zaligheid aange
boden aan een verslagene van hart.
Hij ontnam de hel en het graf hun
macht. Hij liet de Zijnen niet alleen,
hoewel Hij hen deed omhoog staren
naar de hemel, toen Hij heenvoer tot
de Vader op de Hemelvaartsdag.
Maar deze....~ is gezeten aan de
rechterhand Gods.' De opperste re
geermacht over hemel en aarde en
alle dingen heeft Hij verkregen en
behouden. En welk een furie ook
de wereld in vuur en vlam zet, wel
ke nood er ook dreigt, zelfs in de
naaste toekomst, welk een angst ook
u en my beklemt: de Koning is nabij!
Zijn wederkomst is naby.'
Wij behoeven niet te vrezen; wy
mogen bidden om een moedig, ge
lovig hart. Het geloof leert ons luis
teren naar de woorden van de Hei-
Maar Dezehoe ook de wereld
woedtDeze gaf ons Zijn Heilige
Geest tot een trooster in alle nood.
Maar Deze.' Zo leven wij, kinderen
drs Vaders, gelovigen van Christus*
Kerk, als echte kinderen der Refor
matie, in het geloof aan Hem
aan niemand naast Hem of in Zyn
plaats.
Tussen Paas- en Pinksterfeest
leren wy alles en allen voorbijzien.
In dankbare aanbidding stemmen wij
in met al Gods verlosten, wanneer
zij het oog richten op de Enige en
juichend, dankend roemen„Maar
Deze!"
ZONDAGSBLAD 8 MEI 1954
7
den, en toen die witte veren eenmaal
zwart waren, werden ze nooit meer wit.
En zo gingen Kippetje Kloek en Haantje
Kraai druipstaartend maar weer terug,
want zo nat en zwart konden ze toch
niet naar de stad gaan.
Toen ze weer bij het kippenhok kwa
men, kenden de andere kippen hen niet
meer. Maar toen Haantje Kraai hun
avonturen vertelde, geloofden ze hem
toch eindelijk, en ze hadden medelijden
met hem, want Kippetje Kloek had door
haar eigenwijsheid toch de grootste
schuld. Maar denk je. dat ze dat gelo
ven wou? Weet je, wat ze zei, toen
Haantje Kraai uitgesproken was? Ze
zei: „En tóch was het melk!"
Nu, aan zo'n eigenwijsheid is niets
meer te doen, dat begrijp je wel. De
andere kippen zwegen dan ook maar, dat
was het beste. Maar Kippetje Kloek en
Haantje Kraai zijn uitgeschilderd, en op
een beker gezet, en die beker staat nu
hier op tafel.
Broer en Zus moesten nu allebpl de
beker eens in handen hebben, f-n ze ke
ken Kippetje Kloek en Haantje Kraai
eens goed aan. Zus was helemaal ver
geten, dat ze eerst de beker van Broer
de mooiste had gevonden. Ze is nu maar
wat blij met haar eigen beker, en als
Broer en zij nu soms «ens ruzie maken,
dan hoeft moeder maar te zeggen:
„Denk aan Kippetje Kloek!" en dan
houden ze gauw met kibbelen op. Want
aan die zwarte kippen zien ze nu iedere
dag. wat er van komen kan, als kippen
of kinderen ruzie maken, omdat de één
eigenwijs is, en de andere driftig!
E S.
onze BRievenBus
Aan mijn nichten en neven,
H Kinderen, wat
hebben jullie my
vreselijk verwend.
Ik kreeg er bijna
een kleur van, toen
ik al die verjaar
dagskaarten en nog
veel meer andere
dingen op mijn bu
reau vond. Hoe heb
ben jullie dat toch
onthouden? Ik be
grijp het werkelijk
niet. maar het was
verbazend leuk. Heel
hartelijk dank alle
maal! Zo en nu
moet me eerst wat
van het hart. Ik heb het al verschil
lende keren gezegd, maar het wordt
nog al eens vergeten. Ik uiil jullie
namelijk vragen om de brieven niet
later dan Maandag op de post te
doen. Ik krijg de laatste tijd steeds
brieven, die te laat binnenkomen
Zou het kunnen? En zeg, vergeet
niet je naam en adres ook op de
brief te zetten? Vandaag heb ik na
melijk tien brieven zo maar in de
prullcbak moeten gooien, omdat er
geen afzender (ster) op stond. Jammer
hè? En nu: de prijzen. Deze week
krijgt Wim Sluyter de hoofdprijs,
terwijl Jannie Oostcrom, Anneke Toet
en A. Cornet ieder een troostprijs
krijgen. Nu was er in de puzzle een
foutje geslopen. Nummer zes was niet
vermeld, maar dat heeft geloof ik
niet veel moeilijkheden opgeleverd.
Ook kon men op nummer 1 verschil
lende woorden invullen, zoals apenoot,
walnoot of muskaat. De andere woor
den waren zolder, radio, raam, pap.
kleine nichtje heeft ze ook Dat was
een compliment voor jullie zangkunst,
Ina van der Staay. Dus jouw moeder
is tenslotte op die noot gekomen, Gert
van Elderen, tja, het was een beetje
moeilijk hè Had jij een mooie lampio.i,
terwijl je in de optocht meeliep. Ilannie
van den Berg? Jij hebt dus een nieuwe
onderwijzer gekregen, Marrle Hakke-
steegt. en Maartj* schreef me dat de
handwerkonderwijzeres ook al vertrok
ken is. Dat zijn heel wat veranderin
gen zeg. Ik heb om jouw jubileum wat
moeten lachen, Jannie, je hebt het goed
onthouden. Ja, als de klok zo laat wijst,
als jij tekende, „Zwarte Ka", dan
wordt het tijd om naar bed te gaan
Jullie kaart, Tonny en Piet lakker, heb
ik ook ontvangen, het was een echte
mooie. Jullie zullen wel gelachen heb
ben, Joke Jurjaanz, toen je die poes zo
verschrikt naar binnen zag rennen. Jij
was dus baby-sit, Annie van Vianrn,
of ken je dat woord niet? 't Was zeker
jammer, Anneke den Outer, dat er een
foutje in de puzzle stond. Ga jij je
zusje wel eens naar school brengen.
Debora Devellng? Ach wat is dat nu
sneu van die bal, Jan Rakker. Zeker te
hard tegen getrapt. Hennie en Maggie
Visschcr maakten een leuk versje op
Assepoester. Hebben jullie elk een vers
je ervan verzonnen? Dat was een ge
zellige Koninginnedag voor jou. Nellrke
van der Bijl. Arme Plet Broekhorst,
niets gewonnen met die spelletjes? Mis
schien volgend jaar beter. joh. Nee
maar. Rlka Kok. wat een drukte was dat
tijdens de verloving van jouw broer.
Wat heb jij een grappig postpapier.
Wim Bari.s, het gebeurt niet veel, dat
je een politic-agent in zo'n houding ziet
zitten Ik heb het Deense Koningspaar
ook gezien, Tineke van 't Hof. Het wa
ren mooie opnamen. Inderdaad. Gonnle
Ippcl, morgen is het moederdag. Wat
geef Jij aan moeder? Truusje Veerman
vraagt om een kleurplaat. Nog even
geduld. Truusje. Sarie Oudijk is bruids
meisje geweest. Wat enig zeg. hoe
was Je Jurk? Dat is een goed idee van
jullie, Greetje Jansen, ik zal het maar
niet verklappen, want anders is het
geen verrassing meer. Was jouw naam
verkeerd gesenreven, /tunc de lieukel?
Nu is het goed, geloof ik. Jij hebt
een gezellige dag gehad in de Dier
gaarde. Marina Zoetewey, leuk is
het daar altijd hé'' Dat was zeker een
tijd geleden, Nelly Visser, ik dacht eer
lijk gezegd, dat jij mij had vergeten.
Nee maar, Corry Oudshoorn, wat heb
iij veel gewonnen Jij bent zeker een
ei in touwtje trekken. Wat een mooie
blocmenvaas tekende jij voor mij. Aria
van Belle, netjes gedaan hoor Arme
Ida Boer. kom jij steeds niet in de brie
venbus te staan? Tja kind. er komen
vaak zoveel brieven, dat er wel eens
een paar moeten blijven liggen Je bent
toch niet al te boos op me? Regen is
niet prettig, hé Anneke van Klaveren,
maar als het nodig is voor de tuin. wel
dan zetten wij onze parapluic maar op.
Ook Bcppic Telleman zond een versje
in. Natuurlijk wil ik Jou eveneens be
danken. Corrle Bokhorst, het was énig.
in één woord. Het prijkt op mijn bu
reau Heb jij dat zelf gemaakt? Zo ja.
dan vind ik dat reuze knap. Mijn har
telijke dank. mciske. nogmaals, het was
bijzonder aardig. Van harte hoop ik,
Anneke Anceau*. dat Je zult slagen. Nog
maar stevig doorwerken, drze paar
weekjes. Ja. dat heb ik gelezen, Jannie
Kraak, moeder vond het zeker wel leuk.
Ik zou graag eens komen. Aartje de
Kuypcr, maar het zal wel niet gaan
denk ik. Jouw zusje heeft veel gekre
gen op haar verjaardag, Lenle Stander.
Al bon ik wat laat: nog nujn gelukwen
sen. Nu ik toch aan het feliciteren ben:
jij ook van harte, Neellje Vermeer. Al
weer beter. Borland Tiggelman? 't Bes
te. joh. Dat is zeker toevallig. Rob van
Wetten. Jij had dus twee felicitatie
brieven te schrijven. Dank voor de goe
de wensen. Achttien kelken, dat is niet
mis. Gert Grootrndorst, ik noop, dat ze
allemaal zullen uitkomen. Jij hebt heel
wat sprookjes bij elkaar gezocht. Trl>-
nle Maasland, een aardig idee. Elsje
Alblas verwende mij ook sl met een
Sedichtje. Lief van jou. Elsje. Jij bent
us uitgeweest met de Paasvacantie,
llarrie I'ronk. Nu begrijp ik, waarom
ik niets van jou hoorde. Leuk is een
goochelaar, hé Cor van den llooven, ik
kan me best Indenken, dat Jullie veel
plezier hebben gehad. Ik ben er uit ge
komen. hoor Nelly Freeke. Het ging er
om. dat ik lang zal leven, goed gedaan*
Wat sta jij aardig op de foto, Elly van
Poppei, ik heb nu al heel wat kiekjes
van mijn nichten en neven, Dat was me
een hele uitdelerij, Marieke Spijker.
Hebben Jullie mooi gezongen'' Ja hoor.
Nelly Maan, alle kinderen hebben vrij
gehad en ik heb heel wat gezellige ver
halen over Koninginnedag gekregen.
Meisjes en jongens, jullie weten zeker
al, wat ik zeggen wil. Dat de brieven
bus weer wordt besloten met de nieuwe
lingen. Hier komen ze: Jannie Groen,
Suus van de Herik, Wim van Dokkum,
Ada van de Wetering en Anneke Storm.
Ten slotte wil ik jullie allemaal een
goed week-end wensen, dag hoor.
(Slof.)
Haantje Kraai kwam weer een beetje
tot bedaren, en toen Kippetje Kloek nu
duidelijk de huizen van de stad kon zien,
deed ze eindelijk haar snaveltje dicht.
Ze begreep wel, dat ze het straks he
lemaal bij het verkeerde eind had ge
had. En ze verheugde zich nu ook wel
er op. om de stad binnen te gaan
Maar voordat ze er waren, zagen ze
vlak bij een zijweg een heel groot ge
bouw. Wat voor een gebouw zou dat
zijn? Kippetje Kloek en Haantje Kraai
wilden dat graag weten, dus gingen ze
het zijpaadje op. Ze gingen door een
grote, hoge poort, waarop met dikke let
ters: „Streng Verboden Toegang" stond.
Maar omdat Kippetje Kloek en Haantje
Kraai niet lezen konden, wisten ze dat
natuurlijk niet, en zo liepen ze maar
voort en stonden eindelijk vlak voor het
grote, hoge huis.
Dat was geen boerderij en ook geen
pakhuis en ook geen school,... neen, het
was een fabriek. Een fabriek waar ze
inkt maakten, emmers vol zwarte en
rode inkt. Als die inkt klaar was, werd
ze in grote en kleine flessen gedaan.
Die werden dan naar de scholen ge
stuurd, en dan konden de kinderen weer
hun schriften volschrijven, en de juf
frouw had dan weer rode inkt, om stre
pen te zetten onder alle fouten.
Kippetje Kloek en Haantje Kraai wis
ten daar niets van af. en toen ze dan
ook opzij van de fabriek een grote was-
teil vol inkt zagen staan, zeiden ze te
gen elkaar: „Kijk nu toch eens! Wat
zou daar wel inzitten?"
„Melk!" zei Kippetje Kloek beslist.
„Laten we maar wat drinken. Ik heb
van die lange wandeling dorst gekre
gen".
Haantje Kraal had ook erge dorst, en
hij dacht, hoe heerlijk het zijn zou, om
eens lekkere melk te drinken. Ze flad
derden dus omhoog, en gingen op de
rand van de teil zitten. Maar jawel,
inplaats van melk zagen ze inkt. Pik
zwarte, Oostindische inkt.
„Dat is jammer", zei Haantje Fraai.
„Het is geen melk. Het is inkt".
„Nee, melk", zei Kippetje Kloek.
Daar begreep Haantje Kraai niets van.
„Hoe kun je dat nu zeggen?" zei hij.
,Je snapt toch wel, dat dit geen melk
is. Melk is immers wit!"
,En toch is het melk!" hield Kippetje
„uuu: nep naanije ivraai ariing.
En toen had je het lieve leven aan
de gang Haantje Kraai en Kippetje
KlocHc vergaten helemaal, dat ze op de
rand van een teil zaten, en dan nog wel
een teil, die boordevol pikzwarte inkt
was. Ze werden hoe langer hoe bozer,
en riepen steeds hetzelfde: „Inkt!"
„Melk!" „Inkt!" „Melk!" En ze maak
ten een ruzie... een ruzie... ja. nog er
ger, dan sommige kindertjes wel eens
doen, als de één eigenwijs is, en de an
der driftig! En toen ineens ploemp!
lagen ze allebei ln de teil te spartelen
en gingen kopje onder in de zwarte inkt.
Haantje Kraai was er het eerst weer
uit. Hij krabbelde met veel moeite naar
de kant. en toen had hij er nog een
hele toor aan, om Kippetje Kloek er
ook nog uit te trekken. Maar eindelijk
gelukte dat toch, en toen ze eindelijk,
nat en druipend, naast de teil stonden,
waren ze niet wit meer, maar pik-pik-
zwart!
En dat is er ook nooit meer afgegaan.
Die inkt kon nooit meer uitgevlakt wor-
cLtij vergeet ook nxij niet
Bloempjes bloeien, plantjes groeien,
't paardje huppelt in de wet,
schaapjes blaten, haasjes stoeien,
't blijde vinkje fluit er by.
God zal geen van hen vergeten,
zelfs geen musje, nog zo klein.
Zou Hij dan van my nief toefen
en voor my niet vriend'lyk zijn?
Ja, de Heer zal mij bewaren
alle dagen, altijd weer;
bij myn spelen, in gevaren,
in de drukte van 't verkeer.
Altijd ziet mij God de Here,
op myn fiets of autoped,
als ik speel of zit te leren, y
als ik slapen ga in bed.
Als de dieren God dan eren
met hun spelen, met hun lied,
ja, dan dank ik ook de Here,
Die in liefde op my ziet.
'k Voel mij veilig alle dagen,
als ik God tot Vader heb.
Vrolyk speel ik met myn wagen,
met mijn tol of met myn step.
KO HAAK.
Waf een ingewikkelde geschiedenis
is dit hè? Je ziet hier tal van zaken
afgebeeld en als je goed kijkt, zul
je zien, dal steeds twee plaatjes
eenzelfde naam hebben. De fietsbel
hoort by de andere bel, de pomp
byen zo ga je maar door. Zoek
dus de letter en het cijfer op, die
by elkaar horen en dan is ook deze
puzzle weer opgelost.